Mechanisatie ontwikkelde zich
in vijftien jaar stormachtig
Ook meer
comfort
kite
Transport belangrijk bij het
snel en gemakkelijk werken
Aantal landarbeiders daalde
van 85.000 naar 27.500
Voor de moderne boer is
de ploeg niet voldoende
I
6
Menselijke arbeid
wordt te duur
De boerin en het
landbouwwerktuig
AMSTERDAM Voor de boer en voor iedereen, die
iets van doen heeft met het agrarische bedrijfsleven is
de week van maandag 17 tot en met zaterdag 22 januari
er een, die met belangstelling en zelfs vreugde tegemoet
wordt gezien. In deze week wordt namelijk in het R.A.I.-
gebouw te Amsterdam de tentoonstelling „het land
bouwwerktuig 1966" gehouden. Het is een van de meest
geslaagde vaktentoonstellingen, die in de R.A.I. te zien
zijn. „Het landbouwwerktuig" biedt degene, die in land
bouwmachines is geïnteresseerd de grootste keus, die
maar denkbaar is. Nergens ter wereld zal men een zo
grote verscheidenheid aan fabrikaten bijeen kunnen zien.
Sinds vijftien jaar maakt de mechanisatie in de Ne
derlandse landbouw en veeteelt een stormachtige ont
wikkeling door. Zo was kort na de oorlog nog niet te
voorzien, dat er in 1965 112.000 landbouwtractoren zou
den rijden en dat er op 70.000 bedrijven melkmachines in
gebruik zouden zijn. Niet minder dan 200 miljoen gulden
per jaar investeren de Nederlandse" boeren in machines.
Tallozen staan dit jaar voor de aanschaf van een kost
baar werktuig. Anderen willen op de hoogte blijven met
de snelle technische ontwikkeling in de landbouwwerk
tuigen. Zij kunnen in het RA-I.-complex dat door de
fabrikanten en importeurs tot en met de laatste vierkante
meter is gereserveerd, hun hart ophalen.
t[1.
f'
m
Steeds grotere machines
Ouder karakter
Spanningen
In de RAI staan robots klaar om de boer bij zijn
Deze panter-diepploeg is een typisch
voorbeeld van een degelijk produkt
van de Nederlandse landbouwwerk
tuigenindustrie.
arbeid te helpen
(Van onze correspondent)
Het heeft jaren geduurd eer de
fabrikanten van trekkers ontdekten,
dat de boer niet alleen hoge eisen
stelt aan het technische apparaat,
maar dat hij als bestuurder ook wel
eens wat comfort wil hebben. Deze
Massey-Ferguson-trekker geeft de
bestuurder volledige beschutting.
'IP
v -
I m - asmtV
- O Ï.^V- «g- i
v. x;.-»
Het motto van de nieuwe tentoonstelling is „goed transport minder kosten". Dit
is ondermeer gekozen, omdat eik land- en tuinbouwbedrijf met transport heeft te
maken. Het doel van de mechanisatie is niet alleen het werk sneller te doen, maar
het ook te vergemakkelijken en juist bij het transport is er wat dat betreft nog veel
te doen. De exposanten van „het landbouwwerktuig 1966" hebben bij dit motto aan
gehaakt: niet minder dan 76 percent van de tentoongestelde werktuigen en appara
tuur heeft betrekking op transport.
De trekkers nemen daarbij een belangrijke plaats in. Er is een tendens naar meer
paardekrachten, tussen 1950 en 1955 liepen er in ons land niet meer dan 100 trekkers
met een capaciteit van meer dan 60 pk, maar op de tentoonstelling in de R.A.I. zjjn
thans twaalf verschillende typen trekker van meer dan 60 pk. te zien.
De grotere capaciteit van de trekker is
nodig geworden doordat de werktuigen
groter worden en steeds meer worden ge
mechaniseerd. Het aantal versnellingen
is groter dan voorheen. Enkele modellen
hebben een hydraulische overbrenging op
de aangekoppelde werktuigen. Bij alle
technische vooruitgang van de trekker
bleef de bestuurder altijd maar zitten op
ling constateren, dat de aardappelrooiers
steeds meer in zelfrijdende typen worden
gemaakt en dat ook hier de capaciteit
groter is geworden. Bij de grondbewer-
kingsapparatuur ziet men de ploeg en de
eg, zoals die al eeuwenlang in gebruik
zijn, maar ook een grote verscheidenheid
aan bewegende grondapparatuur. Dit
laatste is mogelijk geworden door de
technische vooruitgang van de trekker,
die o.a. achterasaandrijving heeft gekre
gen.
Naast de steeds grotere behoefte- aan
mechanisering, die leidt tot het aanschaf
fen van werktuigen, wordt de boer ge-
een ijzeren zadel, dat menigeen een be
roepsziekte heeft gebracht. Maar einde
lijk wordt er nu meer aandacht besteed
aan de bestuurder. Zijn zitplaats is com«
fortabeler en vael trekkers bieden een
goede beschutting van de bestuurder.
Een tendens naar grotere capaciteiten
is ook te zien bij de oogstmachines, waar
van sommige maaidorsers snijtafels heb
ben gekregen van bijna vijf meter breed
te. Voorts kan men op deze tentoonstel-
De machine heeft een niet meer weg te denken plaats ingenomen in liet leven
van de Nederlandse boer. De mechanisatie van de agrarische bedrijven heeft sinds
het begin der vijftiger jaren een stormachtige ontwikkeling meegemaakt, die nog
steeds voortduurt. Het is een ontwikkeling onder druk van de omstandigheden: er
zijn weinig arbeiders beschikbaar en arbeid is bovendien duur.
In 1947 telde Nederland 85.000 landarbeiders. Eind 1965 waren er nog maar 27.500
en het is te verwachten, dat dit aantal tot omstreeks 20.000 zal teruglopen. Het
werken in de veehouderij of in de akkerbouw is financieel weinig aantrekkelijk.
In 1965 bleven de landarbeiders 25 percent in hun beloning achter bij de betaling
vergelijkbare beroepen.
Als de boer zijn arbeiders meer gaat betalen wordt de arbeid te duur. Blijft hij
dezelfde lonen betalen als in het verleden dan lopen zijn werknemers weg. Een
vergaande mechanisatie blijkt in vele gevallen de enige oplossing.
Dit laatste blijkt ook wel uit de ontwik
keling in de afgelopen jaren. Als uit
gangspunt nemen wij 1950, omdat toen na
de oorlog langzamerhand weer normale
verhoudingen ten aanzien van de voorzie
ning met machines waren aangebroken.
Sinds dat jaar wordt door de Nederlandse
boeren gemiddeld voor 200 miljoen gulden
per jaar in machines geïnvesteerd.
Het aantal trekkers in 1950 bedroeg om
streeks 24.500. In 1965 reden er in ons
land 112.000 trekkers, waarvan 87 percent
op de individuele landbouwbedrijven voor
komen en de overige in handen zijn van
combinaties, van loonwerkers en van
werktuigencoöperaties. Opvallend is, dat
er de laatste jaren een toenemende be
langstelling is voor de zwaardere trek
kers.
De werktuigen in de landbouw worden
groter en steeds meer gemechaniseerd.
Dit eist een grote capaciteit van de trek
ker. Voorts valt op, dat er een verschui
ving naar de dieseltrekkers heeft plaats
gehad. In 1955 liep 30 percent van de
trekkers op dieselolie, thans is dit bij 95
percent het geval. Dit had grote conse
quenties voor de service- en reparatiebe
drijven, die zich op deze veranderde toe
stand hebben moeten instellen.
Aan maaidorsers had Nederland er in
1955 ruim 1900. In 1965 werd het aantal
geschat op 6500. Een maaidorser kost tus
sen 12.000 en 42.000. Het eerste bedrag
heeft betrekking op een getrokken maai
dorser, het tweede op een zelfrijdende met
een maaibreedte van 18 voet.
De betekenis van de mechanisatie wordt
vooral duidelijk bij de graanoogst.
Toen de zelfbinder in gebruik kwam eis
te het oogsten van één hectare graan en
stro, plus het ophokken, het inschuren en
het dorsen 72 manuren en thans 6 tot 7
manuren.
De melkmachines zijn volledig gemeen
goed geworden. In 1950 waren in ons land
3800 melkmachines in gebruik (1 op 375
koeien), in 1965 ruim 75.000 (1 op 20 koei
en). Aardappelrooiers: 7700 in 1950, 22.000
in 1965. Bietenrooiers: 270 in 1950, 4500 in
1965. In 1950 waren er in het weide-be-
drijf 3100 trekkermaaibalken in gebruik,
welk aantal in 1965 steeg tot ca. 40.000.
Aan kunstmestrooiers waren er in 1950 on
geveer 19.000, thans zijn er ca. 60.000.
De investeringen in de tuinbouvy heb
ben een ander karakter dan die in de ak
ker- en weidebouw en in de veehouderij.
In de tuinbouw wordt vooral veel geld ge
stoken in de aanschaf van opstanden,
waarbij naast de bouw van kassen vooral
het aanleggen van verwarming van groot
belang is. Het vraagt investeringen, die
voor onverwarmd glas neerkomen op
200.000 per ha. Voor verwarmd glas is
tenminste een bedrag van 375.000 per ha.
nodig.
Uitgaande van de glasuitbreiding, zoals
die zich in het laatste jaar heeft voorge
daan, heeft de glastuinbouw voor deze in
vesteringen een bedrag besteed van ruim
150 miljoen. Daarbij is dan nog geen re
kening gehouden met de sterk toenemen
de mechanisatie ten aanzien van de kli
maatbeheersing. Meer en meer maakt
men in de kassen gebruik van automati
sche apparatuur voor beregening, bemes
ting en ventilatie. Ook de toepassing van
koolzuurgasdosering wordt zeer algemeen
waarbij o.m. veel ventilatoren nodig jjn.
Werktuigen voor grondbewerking, ziekte
bestrijding en in toenemende mate mo
derne sorteermachines en transportban
den completeren de investering in de glas
tuinbouw.
Naar de huidige maatstaven moet op
een modern ingericht verwarmd glasbe-
drijf per arbeidskracht een bedrag van
75.000 tot 100.000 worden geïnvesteerd.
Daardoor staat deze tak van bodemindus
trie, op één lijn met tal van industrieën.
De kassenbouwindustrie, verwarmings
installateurs en leveranciers van appara
tuur voor klimaatbeheersing leveren een
groot deel van de produktie naar het bui
tenland. In diverse landen, o.m. Frank
rijk, geven de Nederlandse kassenbou-
wers en verwarmingsinstallateurs de toon
aan. Geschat wordt, dat de exportwaarde
in deze sector het bedrag benadert, dat
voor de Nederlandse investering is ge
noemd.
De tentoonstelling „Het landbouwwerk
tuig 1966" is er niet alleen voor de man
nen. Bij vorige exposities is wel geble
ken, dat de boerin veelal een flink
woordje meespreekt als er een nieuwe
machine voor het bedrijf wordt aange
schaft.
Om de aantrekkelijkheid van het dagje
uit naar de R.A.I. te vergroten, hebben
de organisatoren van de tentoonstelling de
grote zaal van het Congresgebouw ge
huurd in de vrouwelijke bezoekers te ont
vangen. De dames vinden hier om 11 uur
's morgens en om 3 uur 's middags als
gastvrouwe mevr. Mela van Hemert-Soes-
man, die haar met een passend woord
in de sfeer zal brengen van het ont
spanningsprogramma „een uurtje voor
u mevrouw". Dit programma wordt daarna
geopend met de film „Holland in vogel
vlucht" en het optreden van de zanggroep
„The Shepperds."
Vervolgens zal een quiz worden gehou
den, die is gebaseerd op de uitkomsten
van het wetenschappelijk onderzoek in de
landbouw. Hierbij zal in hoofdzaak de
landbouwhuishoudkunde worden betrok
ken, een terrein, waarvan mag worden
aangenomen, dat de vrouwen er zich het
beste thuisvoelen.
De vragen in dit quizprogramma wor
den ingeleid door de mimespeler Rob
van Rijn, die een aantal handelingen in
het huishouden za" uitbeelden. Rob van
Rijn en „The Shepherds" brengen ten
slotte aan het eind van het samenzijn
nog enkele nummers.
confronteerd met de technische vooruit
gang, waardoor betgéne dat tien jaar'ge
leden nieuw en modern was nu als ver
ouderd wordt beschouwd. Dit brengt pro
blemen ten aanzien van financiering en
afschrijving met zich mee.
De financiering is de laatste jaren wat
gemakkelijker geworden. Het borgstel
lingsfonds gaf hiertoe goede mogelijkhe
den, maar ook de Boerenleenbanken zijn
in dit opzicht soepeler geworden.
Het is noodzakelijk geworden, dat de
landbouwer bij zijn opleiding wordt toe
gerust met technische kennis. In het
landbouwonderwijs wordt dan ook steeds
meer aandacht gewijd aan de mechani
satie. Er zijn reeds tal van landbouwscho
len, middelbare zowel als hogere, die
over ruimten beschikken waar wordt
gesleuteld en waar de toekomstige boe
ren geheel vertrouwd worden gemaakt
met de moderne machines. Voor de stads
mens zal het machinepark van de boer
straks een vreemde wereld zijn., op de
tentoonstelling zal menige niet agrariër
beslist niet weten wat te doen met een
zwadmaaier, een hooikanon, een hopper
rups, een verkruimelaar, een ijsbankvor-
mer, een maaikneuzer of een aardappel
loofklapper. De boer weet het gelukkig
wel. Zelfs het arbeidersbestand in de
landbouw van jaar tot jaar zakt. De ro
botten staan gereed om de mensen te ver
vangen.
De dichtregel „En de boer, hij ploegde voort" zou in deze tijd anders geschreven
zijn en misschien wel worden „En de boer, hij hield op met ploegen". Dit zei ons
drs. R. Zijlstra, voorzitter van de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuinders-
bond. Hij bedoelde ermee aan te geven, dat de boer van het jaar 1966 een totaal
andere plaats inneemt dan diens grootvader. De moderne boer is ondernemer ge
worden. Hij staat aan het hoofd van een bedrijf, dat op moderne wijze moet worden
bestuurd wil het zich met enig succes kunnen handhaven.
Na de tweede wereldoorlog heeft het Nederlandse agrarische bedrijfsleven een
snellere ontwikkeling meegemaakt dan vroeger in een tijdperk van enige genera
ties gebeurde. In twintig jaar tijds liep de agrarische beroepsbevolking met 40 per
cent terug. Niettemin steeg de bruto-produktie sinds 1950 met 100 percent, namelijk
van 3,4 miljard naar 6,8 miljard gulden. De export steeg in dezelfde periode van
2,4 miljard tot 5,8 miljard gulden.
'NëaëVSè VéïiTÏéerdering van de land-
bouwproduktie valt ook een verschuiving
te zien in de richting van de veredelings-
landbouw. De produktiewaarde van ak-
kerbouwprodukten steeg van 1954 tot 1962
met 12 pet, die van de veehouderij met
42 pet en die van de tuinbouw met
133 pet.
Sinds 1954 is het steeds moeilijker ge
worden, met name voor de akkerbouw-
en veehouderijprodukten, om de gestegen
produktie tegen een lonende prijs af te
zetten, temeer waar het niet mogelijk
bleek de sterk gestegen kosten volledig
op te vangen. In 10 jaar, nl. van 1953-
1963, stegen de kosten met 60 pet, ter
wijl de prijzen inclusief de subsidies,
slechts met 20 pet stegen.
De land- en tuinbouw is bezig aan een
Ook dit is een landbouwtrekker.
Ford maakte een verkleind model,
de droomtrekker, waarmee onze
kleinzoons wellicht eens zullen
werken. De krachtbron is een tur
binemotor. Elk van de vier wielen
kan afzonderlijk worden aange
dreven. De bestuurder heeft een
radio-telefoon om met de boerderij
te spreken. In de cabine is een keu
kentje met verwarmingsplaat, een
koffiezetinstallatie, een koelkast en
een spoelbakje. Natuurlijk is air
conditioning niet vergeten.
enorme krachttoer, die hierin bestaat,
dat vrijwel het gehele productieapparaat
gemoderniseerd wordt, waarbij intensive
ring en specialisering met name in de
veredelingslandbouw naar voren komen,
terwijl bij de aan de grond gebonden pro
duktie de vergroting van de bedrijven op
valt. Deze aanpassing gaat gepaard met een
belangrijke verschuiving van arbeidsinten
sieve naar kapitaal-intensieve bedrijven.
Deze ontwikkelingen voltrekken zich
enerzijds als gevolg van de spontane be
slissingen van de ondernemer en ander
zijds krijgen zij een stimulans door de ge
voerde landbouwpolitiek. Deze politiek
legt het hoofdaccent op de structuur. De
belangrijkste instrumenten hiervoor zijn
het onderzoek, zoals dat in Wageningen is
geconcentreerd, het onderwijs en de voor
lichting. Voorts wordt een omvangrijk pro
gramma van cultuurtechnische werken uit
gevoerd en tenslotte bevordert het ont-
wikkelings- en saneringsfonds de opheffing
van bedrijven die niet levensvatbaar zijn.
Binnen deze ontwikkelingen en deze po
litiek opereren de boer en de tuinder. De
ontwikkelingen zijn het gevolg van tallo
ze beslissingen van de boeren zelf, die
hebben nagedacht, gerekend en voor
speld. die beslissingen namen met alle
risico's, die eraan verbonden waren. Zij
sloegen de spijker vaak op de kop en heb
ben de plank ook wel volledig misgesla
gen. Kortom, de boer heeft gedaan en
doet nog wat iedere ondernemer moet
doen, in een andere entourage, met een
andere kleur, met andersoortige risico's,
vaak meer traditioneel bepaald, maar toch
als ondernemer.
Het is logisch, dat niet alle boeren de
moderne ontwikkeling hebben kunnen bij
houden. De grenzen, die hun wereldje
van beslotenheid, tradities en behouden
heid omgaven, zijn weggevallen en daar
buiten lijkt alles en iedereen vijandig.
Er is dan ook een groep, die vijanden
ziet in het landbouwschap, de vakbonden
en de standsorganisaties en die geen raad
weet met de onbegrijpelijke, hoogdraven
de terminologie als structuur, vertical#
integratie, interventie, restitutie, contin-
genteringen en forfaitaire bedragen. Er
wordt dan wel eens gedacht, dat dit alle»
één doel heeft: de nijvere agrarisch#
stand de nek omdraaien.
In dit spanningsveld moet de landbouw
politiek worden bedreven en moeten de
individuele boeren en tuinders als onder
nemers beslissingen nemen over investe
ringen, produktierichtingen en afzet.
Op „het landbouwwerktuig 1966' worden
zij geconfronteerd met de moderne appa
ratuur. De boer zal bij zijn aankopen kos
ten en opbrengsten moeten afwegen en
als zijn beslissing daarna tot gevolg heeft,
dat de rentabiliteit van zijn bedrijf gun
stig is beïnvloed, bewijst hij over het on
dernemersinzicht te beschikkken, dat zijn
toekomstige positie in de landbouw zal be
palen.
Het zal verstandig zijn de boer, vooral
reeds bij zijn opleiding, economisch, com
mercieel en in zekere zin ook juridisch
te scholen. Financieringsvraagstukken,
kennis van afzetsverhoudingen, markt-
inzicht, contractuele verbindingen enz.
in het algemeen dus een juist bedrijfs
economisch inzicht, dat de keus van alter
natieve mogelijkheden moet vergemak
kelijken, zijn de onderwerpen, waarmee
de boer in toenemende mate te maken
krijgt en die de steeds meer zakelijk in
gestelde ondernemer in land- en tuinbouw
zal moeten kunnen overzien om de strijd
in de toekomst vol te kunnen houden.