kinder- pel BRUNO VAN PIGALLE, artistiek tatoeur haar journaal PANDA EN DE GRUBBEL POLLE, PELLI EN PINGO KRAMMETJE FOK door Garcia de Leon l 9 Ons vervolgverhaal HAT.F MAANTJE Niet ombetaallbaiar Co Hoving heeft een nieuwe boutique Zonnige badpakken- collectie van Tweka E WOENSDAG 16 FEBRUARI 1966 DOOR AGATHA CHRISTIE Als we denken aan tatoeëren zien we automatisch het blauwe anker op de arm van een zeeman. Het lijkt ons ook een bewerking die bijna exclusief verbonden is aan het beroep van zwervers over de zeven wereldzeeën. Gelukkig was ik nog juist verstandig genoeg niet van die opvatting te laten blijken bij een bezoek aan Brunode jonge Fransman, die zijn schouders ophaalt over het etsen van maritieme symbolen op ledematen en borstkas sen. Van Bruno is me alleen maar be kend dat hij „ergens bij de Place Pigalle'' resideert. Het kost me een uur om via vragen in kroegen en kap salons, aan politieagenten en conciër ges, te weten te komen dat hij op nummer zes aan de Rue Germain Pilon woont. Een uithangbord in schreeuwende kleuren vermeldt: Bruno Tattooing Club Tattouage Electrique en ik zie dat zijn werkdag 's middags om vijf uur begint en om twee uur 's nachts wordt beëindigd. Verder ontdek ik nog een minuuscuul bordje aan het pand met „gaz a tous les étages", een omschrijving van luxe uit een wel zeer voorbije tijd. Henny Schoute ja, voor zijn neve zizi 'minzee6ooive, vemisseiDeziv het ju- weet voor namaak! Sam Leff WWWWWIIWWIAW li „Prachtig" zei hij vol enthousias me. „Dat is schitterend gedaan. U besefte blijkbaar wat een onwetend heid hier nog onder de bevolking heerst. Natuurlijk, van mijn stand punt bezien is dat precies wat ik heb ben moet. Oude gewoonten oude wijvenpraat sporen van het oude ritueel zoals Hier volgde bijna woordelijk een werk dat Luke voor deze gelegen heid had bestudeerd. „Met sterfgevallen heb je nog de meeste kans", besloot hij. „Het be grafenisritueel en daarop betrekking hebbende gewoontes leven langer voort dan alle andere gebruiken. Bo vendien, om de een of andere reden zijn dorpsbewoners er altijd dol op over sterfgevallen te praten". „Zij genieten van een begrafenis", stemde Bridget toe vanaf het raam. „Ik vind dat ik dat maar tot mijn uitgangspunt moest maken", vervolg de Luke. „Als ik een lijstje zou kun nen krijgen van de recente sterfge vallen in de parochie, de bloedver wanten opsporen en met hen een ge sprek aanknopen dan twijfel ik er niet aan of ik zal gauw iets van mijn gading vinden. Van wie zou ik die gegevens het best kunnen lostkrij- krijgen de dominee?" Luke kreeg even een onbehaaglijk gevoel, en hoopte maar dat de domi nee niet zo goed op de hoogte was van oudheden dat hij zijn pretenties meteen zou doorzien. Hardop zei hij enthousiast: „Mooi zo. Je weet zeker geen mensen die voor mijn doel in aanmerking ko men en die in het afgelopen jaar gestorven zijn?" Bridget zei zacht: „Laat eens kij ken. Carter, natuurlijk. Hij was kas telein van de „Zeven Sterren" dat nare kroegje aan de rivier". „Een dronken schoft" zei Lord Whitfield. „Een van die socialistische grove kerels. Konden wij missen als kiespijn". „En mevrouw Rose, van de wasse rij" vervolgde Bridget. „En die klei ne Tommy Pierce was me dat even een akelig jongetje. O ja, na tuurlijk, en dan ook nog dat meisje Amy hoe-heet-ze-ook-alweer". Haar stem klonk enigszins anders toen zij die laatste naam uitsprak. „Amy?" zei Luke. „Amy Gibbs. Zij is hier dienst meisje geweest, en zij is toen naar juffrouw Wayflete gegaan. Bij haar is de gerechtelijke lijkschouwer er nog aan te pas gekomen. „Waarom?" „Die stomme meid nam in het don ker de verkeerde fles" zei Lord Whit field. „Zij nam in wat naar zij dacht een hoestdrankje was, maar het was hoe- deverf" legde Briget uit. Luke trok zijn wenkbrauwen op. „Dat is nogal tragisch". Bridget zei: „Er werd beweerd dat ze het met opzet had gedaan. Ze had ruzie gehad met haar verloofde". Zij zei dit langzaam bijna met tegenzin. Even was het stil. Luke voelde in stinctief dat de een of andere onuit gesproken gedachte de sfeer drukte. Hij dacht: Amy Gibbs? Ja, dat was een van de namen die de oude juf frouw Pinkerton genoemd heeft. Zij heeft ook een kleine jongen ge noemd Tommy Dinges van wie zij blijkbaar geen hoge dunk had (deze mening werd kennelijk ge deeld door Bridget). En ja hij was er bijna zeker van de naam Car ter had zij ook genoemd. Hij stond op en zei op luchtige toon: „Dit soort gesprekken geeft mij al tijd een gevoel alsof ik op lijken aas alsof ik alleen in kerkhoven ge ïnteresseerd ben. Huwelijksgewoon ten zijn ook interessant maar het is een beetje moeilijker terloops het gesprek daarop te brengen". „Dat lijkt mij wel waarschijnlijk" zei Bridget, terwijl haar lippen even trilden. „Kwade wensen, of het boze oog, dat is ook nog een interessant onder werp" vervolgde Luke met voorge wend enthousiasme. „Dat heb je vaak in die ouderwetse plaatsjes. Weet u soms ook of daarover hier wel eens wordt gepraat?" Lord Whitfield schudde langzaam het hoofd. Bridget Conway zei: Van zulke dingen zullen wij niet zo gauw horen." Bijna nog voor zij geheel uitgespro ken was, ging Luke hierop in. „Ik zal mij ongetwijfeld in lagere kringen moeten bewegen om te we ten te komen wat ik wil. Ik zal eerst eens naar de pastorie gaan, en zien of ik daar wat wijzer kan worden. En dan misschien een bezoek bren gen aan de „Zeven Sterren". Zo heette die herberg toch? En hoe staat het met dat jongetje met die onhebbelijke gewoontes? Heeft dat ook nog treurende bloedverwanten achtergelaten?" „Mevrouw Pierce heeft een winkel tje waar je rookgerei en kranten kunt kopen, in de Hoofdstraat". „Dat", zei Luke, „is niets minder dan een beschikking van de Voorzie nigheid. Nou, dan ga ik maar." Met een bevallige beweging wend de Bridget zich van het venster af. „Ik vind," zei ze, „dat ik maar met je mee moest gaan, als je er niets op tegen hebt." „Natuurlijk niet". Hij zei dit zo enthousiast mogelijk, maar hij vroeg zich af of zij be merkt had dat hij toch even was ge schrokken van haar voornemen. Het zou hem gemakkelijker zijn gevallen met een enigszins bejaarde en in oudheidkunde geïnteresseerde dominee om te springen als hij niet op de vingers werd gekeken door een scherpzinnige jongedame. Ik zal, dacht hij mijn best moeten doen om overtuigend te praten. Bridget zei: „Wacht je even, Luke dan ga ik een ander paar schoenen aantrekken. Luke zijn voornaam, zo gemak kelijk uitgesproken, gaf hem een eigenaardig warm gevoel. Daar zij had toegestemd in Jimmy's plan om te doen alsof hij haar neef was, kon zij hem moeilijk meneer Fitzwilliam noemen. Plotseling niet meer op zijn gemak, dacht hijHoe vindtzij die hele geschiedenis? Hoe vindt zij die, in godsnaam? (Wordt vervolgd) WWWWWVWWI/WWftflAAWftAAAAAAAWIWtWftAAAAAWAWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWW Bruno is nog slechts negenentwintig jaar van zijn geboorte verwijderd, maar zijn roem is al zo wereldomvattend dat mijn komst hem niets doet. Nou ja, ik mag dan wel even toekijken terwijl hij zijn pigmenten mengt. „De Amerikanen ge bruiken zeven kleuren," zegt hij laatdun kend, „ik werk met dertien". En om te bewijzen dat Amerikaanse cliënten van naam zich liever door hem dan door eigen tattouëerders laten versieren geeft hij voor publiciteit vrij: „Verleden jaar april is Barry Goldwater nog bij me geweest. Hij is ere-opperhoofd van een Indianen stam in Arizona en moest een half maan tje op zijn linkerhand hebben als ken teken." Het is een aardige notitie, daar niet van, maar het komt er allemaal wat vlak en ongeïnteresseerd uit. We hebben nog geen contact. Hij gaat rustig voort met zijn mengwerk en zijn ogen lichten pas op als ik, wanhopig tastend naar aankno pingspunten, de filmtitel Paris Secret laat vallen. Het blijken magische woorden te zijn, want hoewel hij gewend is aan optreden voor de televisie, beschouwt hij zijn scène voor de filmcamera als iets zeer uitzonderlijks. Ik vertel hem Paris Secret in Londen te hebben gezien (het is een aaneenschakeling van grappige, merk waardige en macabere flitsen uit het da gelijks leven van de Franse hoofdstad) en hij haakt onmiddellijk op mijn mede deling in. „Ja, die film gaat de hele wereld door, een goeie propaganda voor me, als ik die tenminste nog nodig had," zegt hij be scheiden. „U denkt toch zeker niet dat mijn aandeel erin op fantasie berust?" „Natuurlijk niet," verzeker ik hem. Bruno behandelt voor de camera een stu dente die in geldnood zit. Ze laat een enor me tateage op het omvangrijkste ge deelte van haar linkerbovenbeen aanbren gen. Zeg dat die behandeling haar vier honderd franc kost. Daarna volgt de lens haar naar de operatietafel van een „arts", die de tatoeage met vel en al deskundig verwijdert. Je krijgt een nare smaak in je mond als de film je ver volgens duidelijk maakt, dat er excentrie ke verzamelaars bestaan die voor een dergelijke lap vel met tekening driedui zend franc over hebben. „Wat zijn zo de prijzen die u rekent?" „Die zijn niet zo onbetaalbaar als men wel denkt. Laten we met het minste be ginnen: een kleine paardehoef met bloe- menranken, nou is tien franc u te duur?" „Ik moet er geen", weer ik ijlings af, maar hij stelt me gerust. ,,'t Is maar bij wijze van spreken. Een klein Eiffeltorentje lever ik voor de zelfde prijs. Maar wilt u uw hele rug ge daan hebben, bijvoorbeeld met een oer woudtafereel en een tijger half achter een struik, dan moet ik zevenhonderd franc vragen. In dertien kleuren, let wel". Ik toon me diep geïmponeerd. Bruno groeit in zijn succes en zijn woorden stroom is nu niet te stuiten. „Nou zegt u zo even: ik niet. Waarom? Beschouwt u het als iets minderwaar digs een tatoëering te dragen? Dan zou ik u hele rijen namen van vooraan staande personen kunnen noemen die dat absoluut niet met u eens zijn. Laat ik nu eens beginnen met figuren die ik niet onder handen heb gehad: Winston Chur chill, Stalin, koning Paul van Griekenland, koning George VI van Engeland, koning Frederik van Denemarken, wat zegt u dan? Er is zelfs een tijd geweest dat de adel het aan zijn stand verplicht achtte de een of andere tatoeage te hemmen, meestal het familiewapen. Ik heb u al Goldwater genoemd, een publieke figuur van wie u het wel mag weten. Verder wil ik liever niet gaan, ik heb ook mijn beroepsgeheimen, begrijpt u? Geen namen dus. Verleden jaar kreeg ik een telefoontje uit Washington, een ho ge regeringsfunctionaris die me zei op weg naar Turkije even bij me langs te komen. Mijn eerste klant, toen ik me pas in Parijs had gevestigd, was een Black Muslim uit Amerika. Ik heb hem het symbool van zijn sekte, een zwart sterre tje, op zijn rechterwang getatoeëerd." Ik onderbreek hem snel: „U zegt, toen u zich in Parijs vestigde. Wanneer was dat?" „Drie jaar geleden. Maar ik ben al op mijn twintigste begonnen. Ik ben tussen twee haakjes geboren Parijzenaar. Eerst wilde ik het vak helemaal onder de knie hebben en bovendien iets nieuws brengen. Dat doe ik dan ook. Bij mij zijn geen twee tatoeages gelijk, het zijn afzonderlij- ke creaties. In Amerika" zijn toon wordt wat geringschattend „gebruiken ze stencils om het figuur op te brengen. Ik nooit. Dat betekent dat ik geen fouten mag maken, want die kunnen niet worden hersteld, tenzij chirurgisch." De tatoeëerkunst moet zo'n zesduizend jaar oud zijn en is vermoedelijk ontstaan op Tahiti, waar het woord „tatau" bete kent „een kenteken geven". Vroeger was de procedure nogal pijnlijk, „maar vol gens mijn methode merk je het nauwe lijks," beweert Bruno. Zes elektrisch ge dreven naalden op een kluitje enten de verfstof met een snelheid van vijfduizend prikken per minuut minder dan een halve millimeter diep in de huid. Na elke behan deling worden de naalden zorgvuldig ge steriliseerd, wat een logische maatregel van hygiëne lijkt, maar dat niet altijd is: „In 1963 brak er in New York een epide mie van hepatitis uit, die zijn ontstaan vond in tatoeëerzaken op Coney Island, waar ze te nonchalant met de naalden omsprongen," zegt Bruno. Hepatitis is een ontsteking van de lever, veroorzaakt door een virus. De meeste mensen komen op Bruno af met min of meer duidelijke ideeën om trent de aard van de versiering die ze willen zien aangebracht. „Je kunt uit de wens van de man of vrouw bijna de na tionaliteit vaststellen," doceert de artist. „Italianen en Spanjaarden vragen mees tal een religieus motief, Amerikaanse sol daten" hij heeft er op een jarenlange tournee door Duitsland duizenden behan deld „zijn gek op adelaars, panters en draken. Bij heel veel Fransen moet de tatoeëering op de liefde betrekking hebben, soms portretten van de beminde of kreten waaruit de verknochtheid aan de geliefde moet blijken." Het schijnt dat sommige lieden door het bezit van een blijvend merk op enig deel van hun huid een groter gevoel van ei genwaarde krijgen. Ik kijk een beetje sceptisch als Bruno me dat wil wijsmaken maar hij blijft doodernstig en zet zijn ar gument kracht bij door me ironisch toe te voegen: „Ik hoef u toch niet te vertellen dat er meer abnormale dan normale men sen op de wereld rondlopen?" Hij geeft die wijsheid nauwelijks tijd om te bezinken. „Dan is er nog iets. In sommige gevallen heeft een tatoeëring wel degelijk nut en niet op het psycho logisch vlak. Een tijdje geleden had ik hier een vader van een pasgeboren twee ling, jongetjes. Hij kon ze onmogelijk uit elkaar houden. Ik heb onder de voetzool van een van de knaapjes een heel klein blauw stipje getatoeëerd en nu kan hij zich nooit meer vergissen!" Tegelijk met de opening van zijn boutique aan de Keizersgracht 490 in Amsterdam heeft de hoedenontwerper Co Hoving zijn voorjaar- en zomercol lectie 1966 getoond. Een collectie van merendeels evenvoudige modellen, bij 't pretentieloze af. Het waren de smaak volle kleurtjes en de kleurcombinaties die de hoed moesten maken. Er waren vlotte, gehaakte baretten van glans garen, handgebreide mutsen, pothoeden van bandstro, bretons en niet te verge ten de handbeschilderde hoedjes. Het in exotische tinten geschilderde hoedje was wel een van de fraaiste exempla ren. Van een vorige collectie van Co Hoving herinner ik me, dat hij met wat meer fantasie te werk was gegaan. Dat element miste ik nu waardoor er weinig meer nieuws overbleef dan het feit dat Hoving nu een verrukkelijk-kleine1 boutique heeft. Een oranje breton met afsteken de band. BUITEN- DE SNEEUW en een som ber wolkendek en binnen schijnwer pers op het plankier, die voor een beetje „zon" zorgden ter illustratie van de badpakken-show van Tweka. Zo was gisteren de situatie in het Amsterdam se Hilton-hotel. Wie beslist niet te be nijden waren, waren de vier manne quins waarvan er een met een rood neusje van verkoudheid liep. Het is nu eenmaal de tijd van voorjaars- en zo- mershows. En dat geldt ook voor bad pakken. We hebben er ongeveer zes tig gezien. Zestig charmante kleding stukken voor het strand, de zee, het zwembad, al dan niet met bijpassende accessoires als een poncho, een bloese of jack. De Tweka-collectie dit jaar „de gouden collectie" vanwege het gouden jubileum omvat 250 modellen. Ieder model in tenminste vijf maten, in gemiddeld twee dessins en in ten minste vijf kleuren of kleurstellingen. Over de dessins: een deel aangepast Model Merana wordt gebracht in twee vrolijk getinte drukdessins, waarvan een klein fantasie bloempje op zacht getint fond en een grote klassieke bloem op helder getint fond. aan wat het heden wil en dat is dan de geometrie en op-art, respectieve lijk parket motieven en drie-, vier- of meerhoekige vormen. Naast de effen badpakken zijn er die met bloemmotie ven, strepen, noppen om maar enkele voorbeelden te noemen. De modellen zijn bij Tweka niet zo verschrikkelijk veranderd dit gezien in het licht van de totale badpakken- mode. De halsuitsnijdingen zijn nog breed, zo ook de ruguitsnijdingen. De schouderbandjes meestal smal. Als nieuwe tendens geeft de firma de Lo- comotion-look, wat neer komt op een (optische) beweging in het dessin van het badpak. COP. MANTFW toow* AueooNoeRs! MAXIM IS BiOROHU III KYK Hoe HU AfSlA DbERT. Her is eeu slechte imitatie VAN be N0600RA-STER sexuK bie steen VOOR IK HEM NAAR DE POllTIE BREN6 1 VOORUIT, DAVY, VERTBl MAAR OPI AllftUlA» PI STAISLE MAIBEl 76. Wie denkt dat ministers al het geld dat ze belo ven zomaar uit de schatkist kunnen graaien vergist zich. Nee, het duurde wel even voordat minister Brokkeloos de tien miljoen gevonden had die hij Jo ris Goedbloed had beloofd! Maar eindelijk was de grote dag dan toch aangebroken en kon de gezagsdra ger zich naar het kantoor van de Stichting tot Be schaving van het Onderontwikkeld Umbuli en deszelfs Bevolking laten rijden om de staatsbijdrage te gaan brengen. „Ei, ei, zie eens aan; het is aardig!" sprak de Stichtingspresident, terwijl hij bij het binnentre den van de staatsman beschaafd oprees. „Daar is mijn heer de excellentie zélf! En ge hebt, naar ik zie, een klein presentje meegebracht, Attent, amice; heel at tent!" „Och ja, kijk eens," antwoordde de aangespro kene. „De belangrijke dingen doe ik altijd zelf. En het is me een voorrecht, mijnheer de president uw schitterend werk te kunnen steunen...." Terwijl de beide heren zo op ontwikkelde wijze een luchtig ge sprek voerden vermoedden zij weinig dat zij bespied werden door Panda, die een heel grote verrassing voor hen had. f IK HEB PIN60 AD HEED IAN6NIET I M£ER6ÉZIEn! WAAR ZOU HIJ ZIJN'? I NÉÉN, HIER IS FTN60 NIET - MISSCHIEN BIJ DE SCHOOLMEESTER? BE MEESTER WUDE HEM TOCH AF RAMMEIEN,OMDAT HIJ 6EIE6D HAD: 2 EN 2. IS OM? IN (AjEEN, 8ESUST NIET MISSCHIEN BIJ 26ER08- DAT HET 1 COPENHAGEN fLOlQ-A. 455. TERWIJL DE CACTUSSEN roer loos toekeken sloeg de baron lodderig de ogen op. „Wie is daar?" vroeg hij zachtjes. Niemand gaf antwoord. „Ik hoorde toch praten", zei de baron slaperig en toen zei één der indringers aarzelend: „Dat was ik." „En wie ben jij dan?" „Ik ben een cactus." „Had dat dan meteen gezegd," zei de baron en hij dutte weer in, erg tevreden over zijn eigen waakzaamheid. Pas de volgende morgen had hij reden om zich met minder genoegen dit nachte lijke gesprek te herinneren. Dat was, toen een kreet van Brammetje Fok hem uit zijn aangename dromen wekte: „Weg... weg... alles weg!" Het was maar al te waar. De cactussen waren weg. De vrachtdieren waren weg. En het goud was weg. Bram had het niet beter kunnen uit drukken: alles was weg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 9