V Koude Von Falkenhayn en warmbloedige Pétain EEN HALVE EEUW geleden 21 februari 1916 openden meer dan twaalfhonderd Duitse kanonnen hun mensen en materiaal verslindend vuur op de zwak bezette Franse -stellingen en vrijwel ontmantelde forten rond Verdun. De bloe digste veldslag in de geschiedenis van de mens heid was begonnen. In tien maanden stierven in de bossen en op de heuvels aan de rechter oever van de Maas 420.000 jonge mannen. Toen het bittere gevecht geleverd was, waren ruim 800.000 soldaten gewond of vergast, getekend voor het leven. Twee legers waren tenondergegaan. De kans op een Duitse overwinning was voorgoed verkeken. De verschrikkingen van Verdun ston den voor tientallen jaren gegrift in de Franse èn de Duitse ziel. De afschuwelijke Verdun-mytne was geboren. Ze liep als het ware vooruit op de Franse debacle van 1940. Mannen die een rol speelden in de slag stonden bijna een kwart eeuw later opnieuw tegenover elkaar. De herinnering aan het bloedbad, waarvan zij eens actieve ge tuigen waren, speelde toen een rol in de beslis singen die zij namen: Charles de Gaulle, Philippe Pétain, Erich von Manstein, om er maar de promi- nentsten van te noemen. DOOR JACQUES LEVIJ Gevoelloze junker Faam Ironie Schimmen i - De Franse opperbevelhebber, Jo zef Joffre, (boven met kijker) had strategisch en organisatorisch niet het flauwste idee van de wijze, waarop hij de Duitse aanval op Verdun moest beantwoorden. Links van hem generaal De Castelnau. Hij droeg Pétain op de Duitse opmars te stuiten. Onder aan de pagina een foto van de Kaiser in zijn hoofdkwartier te Stenay met de kroonprins en de pluimstrijkers van de staf. Generaal Erich von Falkenhayn leidde het Duitse leger toen zijn plan voor de slijtageslag door de Kaiser werd aanvaard (rechts boven). Zijn tegenspeler werd generaal Philippe Pétain (rechts be neden) aan het front van Verdun. in tiet? maanden stortte een wereld in elkaar... EEN NIEUWE, verschrikkelijke, oorlogstechniek deed voor en boven Verdun haar intrede. De betekenis van machtig, sterk-geconcentreerd artillerievuur prent te zich in de geest van de strategen, de plannenmakers van de oorlog van de toekomst. Voor het eerst werd voor die dagen massaal gebruik gemaakt van het luchtwapen. Oswald Bölcke, de zoon van een Saskische dominee-schoolmeester, ontwikkelde de luchtstrategie van de jaehtmeute, die in de tweede wereldoorlog werd geperfectioneerd. Het luchtbombardement deed zijn intrede. Op primitieve manier ondersteunden de jacht- de artillerie. Maar bovenal de psychologische gevolgen van de slag om Verdun waren onuitwisbaar. VLAMMENWERPERS werden voor het eerst aan het front van Verdun gebruikt. Uitgebreide ca mouflagemaatregelen moesten ge schut en troepenbewegingen zoveel mogelijk onttrekken aan de waar neming van de vijand. Vooral de onmacht van opruk kende infanterie tegen goed geleid vuur van machinegeweren en ge- isoleerde haarden van tegenstand in heuvelachtig terrein maakte die pe, onvergetelijke indruk. Men zou kunnen stellen dat na Verdun het militaire denken rijp was voor de tank, de snelle doorstoot van zwaar gepantserde voertuigen die zich niets behoefden aan te trekken van het dodelijke „front." De Duitsers vonden voor Verdun de trieste in spiratie voor hun Blitzkrieg in de Tweede wereldoorlog. De Fransen beten zich vast in de gedachte dat een „onneembare" fortenlinie voor goed de toekomstige vijand Duitsland kon afweren. OVER DAT mensonterende bloed bad heeft de Britse auteur Alistair Horne een fascinerende studie ge schreven, „The Price of Glory". De zer dagen verscheen zij onder de titel Slag zonder einde, Verdun 1916 bij J. A. Boom en Zoon.* In korte lijnen, meesterlijk en indringend, tekent Hor ne welke machten in 1914 in Frank rijk tegenover elkaar stonden. Het Duitse leger, een dodelijke machine, op alles voorbereid, beschikkend over een ontstellende overmacht aan ge schut en mitrailleurs, perfect georga niseerd. Een volksleger, waarbij re servisten de kern vormden van de frontdivisies. Het was geheel getraind om een „moderne" oorlog te voeren. Een leger waarin het Feldgrau over heerste. Maar ook een leger dat ge leid werd door kaste-bewuste, middel matige bevelhebbers en een Opperste Krijgsheer die volkomen ongeschikt was, die zich niet kon omringen met kundige mannen, de Kaiser, die leef de in een droomwereld. Zijn entourage had niet de moed hem de waarheid te vertellen. HET FRANSE leger leefde nog ge heel in het verleden. Het was door trokken van de revanche-gedachte. 1870-'71 moest en zou gewroken wor den. Het strategische axioma van kolo nel De Grandmaison beheerste de le gerleiding. „Aanval tot het uiterste" was er de hoogste wijsheid van. De Franse strategie was gericht op het offensief. De forten waren ontruimd, slechts de zware vaste kanonnen wa ren in die forten blijven staan. Fort Douaumont, vlak ten noorden van Ver dun, werd door een Duitse sergeant „genomen". Nog slechts zestig Fransen vormden de bezetting! Artillerie was een wapen voor de ver dediging! De Fransen hadden dus veel minder kanonnen dan de Duitsers. Ze moesten strijden met verouderde ge weren, de poilus, ze hadden te weinig mitrailleurs en vrijwel geen voertui gen. De regimenten rukten op terwijl de mannen gekleed waren in hun fraaie, kleurrijke uniformen en de of ficieren in hun gemakkelijk herkenba re Napoleontische gardekledij. En ze vielen als halmen voor Verdun, in het Bois, des Coures, bij Haumont, in het Bois des Fosses, op en rond heuvel 304 en in Le Mort Homme. Tiendui zenden en tienduizenden. Zinloos geof ferd aan de verblindheid van een le gerleiding die van geen verdedigende terugtocht wilde horen. De „glorie van Frankrijk" verzette zich daarte gen. Geen meter Franse grond mocht langer dan strikt noodzakelijk leek in handen van de vijand blijven. JOZEF JOFFRE, de Franse opper bevelhebber, was een man van uiterst beperkte intellectuele vermogens, be krompen en een veelvraat. Een para de-generaal die niets begreep van de ziel van de poilu, de gewone Franse soldaat. Zijn stafchef, De Castelnau, was uit ander hout gesneden. Hij kreeg echter, als gelovig katholiek, in het anti-clericale Frankrijk, geen kans. Zijn grote verdienste is waarschijnlijk gewfeest dat hij op een uiterst kritiek moment van de slag om Verdun, toen alles verloren leek, doorzette dat Pé tain werd belast met de organisatie van de „verdediging van Verdun". Een beperkte en vreselijke opdracht, die het de nieuwe bevelhebber aan het front onmogelijk maakte terug te trek ken. Winston Churchill schreef daarover in die tijd: Een artillerieaanval tegenhouden is als het opvangen van een cricketbal. De schok wordt minder als men de handen terugtrekt. Een beetje „mee geven", een beetje soepelheid, en de hevigheid van de schok wordt voor een groot deel gereduceerd." Maar Pétain kon niet terugtrekken. Het Franse leger moest aanvallen en aanvallen en aanvallen. Het moest bloed offeren van generaties Fransen, omdat dat nu eenmaal het strategi sche axioma was van de Franse staf. Horne schrijft erover: „Hoe gemakkelijk is het, een halve eeuw later, het besluit te bekritiseren dat door een generaal genomen werd midden in een vertwijfelde slag. Waar om heeft hij niet dat gedaan? Waar om had hij niet kunnen voorzien wat wij nu zien? Na de tweede wereldoor log zijn er critici opgestaan om Mont gomery met alle denkbare scherpte te gispen, omdat hij niet met voldoen de elan de achtervolging van het in Alamein verslagen Afrikakorps heeft uitgebuit. Misschien hebben ze gelijk. De spanningen en de druk van het ogenblik, deze zo uiterst belangrijke morele factoren, hebben de neiging door de tijd uitgevlakt te worden. Zo is het ook met Verdun. In het licht van wat wij thans in onze alwetend heid begrijpen van Von Falkenhayns bedoelingen en van het gruwelijke treurspel dat in Verdun volgen zou, kunnen wij nu zeggen dat Frankrijk niet had moeten besluiten de stad tot elke prijs te houden". VON MOLTKE, de Duitse opperbe velhebber in 1914 een zeer middel matig generaal en een slecht strateeg was door de Kaiser na de slag aan de Marne vervangen door de gunste ling Erich von Falkenhayn. De 53-ja- rige man, een gevoelloze koude Jun ker, had briljante inzichten, doch was niet in staat ze consequent uit te voe ren. Hij aarzelde steeds. Mensen had den voor hem geen betekenis. Hij was, zo beschrijft een tijdgenoot hem, „koud als een vis." In zijn brein rijpte de gedachte om voor Verdun Frank rijk te laten leegbloeden. Een duivels plan. Hij won de keizer voor de ge dachte van een aanval op een smal front dat de Franse legerleiding ertoe moest brengen de bloem van het leger „in de gehaktmolen" te stoppen. De doorslag gaf, dat Von Falkenhayn als sector het gebied van Verdun uitkoos. Het leger dat daar lag werd immers aangevoerd door de kroonprins! Wat een roem zou die verwerven! Maar wat de nieuwe opperbevelheb ber niemand zei was dat hij er niet aan dacht met kracht op te rukken. Hij wilde alleen de Fransen ertoe brengen in een slijtageslag steeds meer mensen en materiaal te offeren. Hij hield de re serves achter het front in eigen hand. Toen die nodig waren om de gemaak te bres in het dun-bezette Franse front uit te buiten nimmer zijn de Duit sers dichter bij een volledige overwin ning geweest in het Westen in de eer ste wereldoorlog na hun mislukte op mars hield hij ze vast. Niet de Duit se doorbraak was zijn doel, doch het afslachten vap^qveel mogelijk Fraq- sen. Eind juni werd Von Falkenhayn afgezet. Het keerpunt in de Grote Oor log was toen echter al gepasseerd. Duitsland was reddeloos verloren. De „gehaktmolen" had naar twee kanten gewerkt. Niet alleen de bloem van Frankrijks jeugd was erin fijngema len, doch ook de bloem van de Duit se jeugd, Ludendorf kon de definitie ve nederlaag nog twee jaar verschui ven. Het spel was echter gespeeld. PÉTAINS organisatorisch talent, de faam die hij genoot bij de poilus, zijn improvisatie-vermogen en zijn menselijkheid hadden de Duitse op mars tot staan weten te brengen. Pé tain zou nooit meer vergeten, hoeveel Fransen hij de dood in heeft moeten sturen om dat te bereiken. Toen een van zijn raadgevers hem in Vichy hij was toen een grijsaard verweet dat hij met de nazi's samenwerkte, omdat „u de Fransen meer lief hebt dan Frankrijk" had hij geen verweer. Waarschijnlijk is de bloedige herinne ring aan de slachting van Verdun daar aan niet vreemd geweest. HORNE GEEFT ons indringende ka rakter-beschrijvingen van de voor naamste hoofdrolspelers in het treur spel van Verdun. Hij plaatst zich boven de partijen, doch niet zonder gevoel. Hij oordeelt, doch veroordeelt alleen wan neer dat in het licht van de kenbare feiten op zijn plaats is. Zijn verhaal is op vele bladzijden nauwelijks min der dan adembenemend. Nimmer ver liest hij de mens uit het oog, die op zulk 'n ontstellende wijze tot dierlijk heid werd gebracht op de volslagen kapotgebombardeerde velden van Ver dun, in met modder en drek en bloed gevulde trechters. Als hij vertelt over heldenmoed is dat niet om de oorlog te verheerlijken, maar om zijn lezers deelgenoot te maken van de waarheid, dat echte menselijkheid angst en ver twijfeling kent en dat soms de mens boven zichzelf kan stijgen als het le ven verloren schijnt. Verdun was een slag die geen einde had. De gevolgen ervan, de ervaringen drukten him stempel op de toekomst. „De gevolgen van de slag om Ver dun eindigden niet in 1918. Het is een eigenaardige ironie van de geschie denis dat, hoewel Von Falkenhayn Frankrijk niet op de knieën gekregen heeft, het toch Verdun is, meer dan welke andere op zichzelf staande ge beurtenis in de eerste wereldoorlog ook die tot zijn nederlaag in 1940 heeft ge leid," aldus Horne. En verder schrijft hij: „Toen de poi lus in 1939 hun posten betrokken, diep in de ingewanden van de Maginot-linie, waren de populaire kreten: „lis ne pas- seront pas" en „On les aura!" Maar het Franse militaire denken was blijven steken in de „onneembare linies van Verdun." Het liep achter. De Duitsers hadden een systeem be dacht om die linies te doorbreken. Dat systeem hadden ze in 1916 niet gehad. Een Franse luitenant schreef in 1916 vanuit Verdun: „Deze oorlog heeft ons voor generaties getekend. Hij heeft een litteken op onze ziel achtergelaten. Al die brandende nachten van Verdun zullen we op een dag terugzien in de ogen van onze kinderen." FRANKRIJK zit nog steeds gevan gen in de geest van Verdun. Daarover laat Horne geen twijfel bestaan. Hij vertelt, bijvoorbeeld, dat toen de twee de wereldoorlog was afgelopen de ho gere krijgsschool in Frankrijk op een studie-bijeenkomst over de lessen van die oorlog veel meer tijd besteedde aan de „overwinningen in de vorige oorlog, en in het bijzonder in Verdun" dan van de lessen van 1939-1945. Hij merkt o.a. op „in de jaren dat Groot-Brittannië voor het onvermijdelijke boog, heeft men zwakke Franse regeringen, geprik keld door een leger dat vertwijfeld om roem riep en met alle geweld een oor log wilde winnen het deed er niet toe welke oorlog zich onherroepelijk zien compromitteren door militaire „op lossingen" in hun overzeese gebie den," in Syrië, Marokko, Indo-China en Algerije. De geest van Verdun leid de tot 't bloedige drama van Dien Bien Phoe. In Algerije was een van de ge liefde slogans van de OAS, het gehei me leger, „De Gaulle ne passera pas". „De schimmen mogen niet sterven", aldus Horne. „Elke officier, zowel in de hogere als in de lagere klassen van de hogere krijgsschool, wordt nog naar Verdun gezonden om een voordracht over de slag te horen, hoewel de in structeurs eerlijk erkennen, dat die to taal niets meer te maken heeft met mo derne oorlogvoering. Hetzelfde geldt voor de artillerieschool in Chalons-sür- Marne. Nog altijd gaan de fakkelop tochten naar de Ossuaire voort. De gelederen van „ceux de Verdun" worden nu wel wat dun, maar ze wor den versterkt door de „anciens combat- tants" van een andere oorlog die liever naar Verdun kijken als toetssteen voor trouw dan naar Bir Hakim of Straats burg. En een nog nieuwere generatie wordt in dezelfde traditie grootge bracht. Tijdens de pelgrimstochten naar Verdun wordt men getroffen door de lange zwijgende rijen kinderen die samendrommen in het kapelletje bij de Ossuaire om deel te nemen aan spe ciale herdenkingsdiensten; en zelfs in de kleinste dorpen in Frankrijk wordt de gedenkdag van 21 februari 1961 dikwijls gevierd door schoolkinderen die dan in processie naar het oorlogs gedenkteken in het dorp gevoerd wor den." HET STUK FRANKRIJK waarop honderdduizenden jonge mannen dood bloedden, in flarden geschoten, uiteen gereten, is na vijftig jaar nog steeds een zwaar gehavende pelk. „De hellingen van de Mort Homme zijn bedekt met een woud van jonge dennen, die men in de jaren dertig ge plant heeft, nadat alle andere bebos singspogingen gefaald hadden. De wind fluit door de bomen en de vogels zin gen in de takken, en dat is alles. Er is in heel Europa niets dat een woes tijn meer nabij komt. Niemand schijnt het ooit te bezoeken. Zelfs minnende paartjes schuwen de door niets ver stoorde intimiteit van zijn open bos- plekjes. Hier zijn schimmen te over; het is een van de luguberste pelkjes in de wereld. Zelfs een volwassen man spreekt niet graag meer over zijn ervaring als hij verdwaald is ge raakt in dit labyrint van vuurgangen die kriskras door de verlaten aanplan tingen lopen. Overal in de spookachti ge wildernis liggen nog de pathetische relieken, de onsterfelijke overblijfselen van de slag: helmen, verroeste wa terflessen, gebroken geweren, reusach tige granaatscherven en, nog altijd, beenderen. De wilde zwijnen van de Maas zijn er bijzonder dol op. En elke dag loopt 'n Franse legerkapelaan van de Ossuaire het slagveld af, op zoek naar sporen die verraden waar deze dieren aan het wroeten zijn geweest. Er gaat geen week voorbij, of er wordt weer een „onbekende soldaat" ont dekt; men kan dan maar al te gemak kelijk het drama reconstrueren waar van hij deel moet hebben uitgemaakt: misschien half verborgen in een gra naattrechter als een van de drie ske letten, van twee brancarddragers en van de gewonde die ze droegen: allen gedood door dezelfde granaat." HORNE VERTELT dat de gewone toerist van dit alles niets ziet. Hij wordt, aan de hand van een gids, langs de gebruikelijke plaatsen ge voerd. En dan plotseling dringt er iets van de tragedie tot hem door, als hij, op een afbrokkelende muur van Vaux de bescheiden gedenkplaat leest, ge plaatst door een naamloze moeder: „Aan mijn zoon. Sedert jouw ogen gesloten zijn, hebben de mijne nooit meer opgehouden te schreien." HORNE heeft een knap boek ge schreven over een episode in de wereldgeschiedenis die een mythe in het leven geroepen heeft, waar van de diepere betekenis nog stecdg staat gegrift in de zielen van vele Fransen en Duitsers. Boom gaf dit werk royaal uit, voorzien van vele goede illustraties en met twee dui delijke kaarten. De vertaling is niet vlekkeloos. De betekenis van ver schillende Engelse woorden en uit drukkingen zijn de vertaalster helaas ontgaan. Dat werkt wat irri terend. „Slag zonder einde, Verdun 1916" door Alistair Horne. Uitg. J. A. Boom en Zoon. Vele ill., 403 pag. Prijs 16,90.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 13