kinder-
pel
Schilderijen
als
betaalmiddel
PANDA EN DE GRUBBEL
POLLE, PELLI EN PINGO
B1AMMETJE FOK
Ons vervolgverhaal
DIEFSTAL
Muntstand" nu 750
in Serooskerke
J
E In
m
m
DINSDAG 22 FEBRUARI 1966
11
DOOR AGATHA CHRISTIE
iü
46 O
ftAAAn#WWWWV%#Wl/W
16
Zij deed Luke denken aan die
vlugge zwarte geiten die men in Grie
kenland veel ziet. Haar ogen hadden
precies dezelfde uitdrukking van
zachtzinnige vragende verrassing.
„Goedemorgen, juffrouw Wayn-
flete", zei Bridget. „Dit is meneer
Fitzwilliam." Luke maakte een lich
te buiging. „Hij schrijft een boek
over sterfgevallen dorpszeden en al
lerlei griezeligheid."
„O, lieve help," zei juffrouw Wayn
flete. „Wat verschrikkelijk interes
sant."
En zij glimlachte hem bemoedigend
toe.
Hij moest even denken aan juf
frouw Pinkerton.
„Ik dacht," zei Bridget en op
nieuw viel die eigenaaardige doffe
toon in haar stem hem op „dat
u hem misschien iets zou kunnen ver
tellen over Amy."
„O," zei juffrouw Waynflete. „Over
Amy? O ja, over Amy Gibbs."
Hij was zich bewust van iets nieuws
in haar gelaatsuitdrukking. Al pein
zende scheen zij zich een oordeel over
hem te vormen.
Toen scheen zij een besluit te ne
men en ging terug de vestibule in.
„Komt u toch binnen," zei ze. „Ik
kan later wel uitgaan. Nee, nee," in
anwoord op een protest van Luke.
„Ik had echt niets dringends te doen.
Alleen maar een paar onbelangrijke
huishoudelijke boodschappen."
De kleine salon zag er keurig uit,
en er hing een zwak geurtje van
verbrande lavendel. Er stonden een
paar herders en herderinnetjes van
Saksisch porselein lief te glimlachen
op de schoorsteenmantel. Aan de
muur hingen een paar ingelijste aqua
rellen, twee borduurlappen, en drie in
boorduurwerk uitgevoerde taferelen.
Er waren enkele foto's van waar
schijnlijk neefjes en nichtjes en er
stonden een paar goede meubelstuk
ken een Chippendale schrijfbureau
een paar satijnhouten tafeljes een
afzichtelijke, vrij ongemakkelijke
Victoriaanse divan.
Juffrouw Waynflete bood haar gas
ten een stoel aan en zei toen veront
schuldigend:
„Zelf rook ik niet, en ik heb tot
mijn spijt dus geen sigaretten in huis,
maar gaat u gerust uw gang als u
roken wilt."
Luke zag hier van af, maar Brid
get stak meteen een sigaret op.
Terwijl zij kaarsrecht in een met
snijwerk versierde armsoel zat, nam
juffrouw Waynflete haar gast gedu
rende enige ogenblikken eens goed op
sloeg toen haar ogen neer, alsof zij
haar nieuwsgierigheid bevredigd had,
en zei:
„U wilt iets horen over dat arme
meisje Amy? Het was een treurige
geschiedenis, die mij zeer bedroefd
heeft. Zo'n tragische vergissing."
„Is er geen sprake geweest van
zelfmoord?" vroeg Luke.
Juffrouw Waynflete schudde het
hoofd.
„Nee, nee, dat kan ik geen ogen
blik aannemen. Daar was Amy he
lemaal geen type voor".
„Wat voor type was zij dan
wel?" vroeg Luke botweg. „Ik zou
graag eens van u horen hoe u dan
over haar dacht".
Juffrouw Waynflete zei: „Nou, zij
was helemaal geen goed dienst
meisje. Maar tegenwoordig ben je
echt al dankbaar, als je maar
iemand krijgen kunt. Zij was erg
slordig in haar werk en wilde
steeds maar uit nou, zij was
jong, natuurlijk, en zo zijn de meis
jes nu eenmaal tegenwoordig. Zij
schijnen niet te begrijpen dat hun
tijd aan hun werkgeefster toebe
hoort."
Luke keek alsof hij behoorlijk met
haar mee voelde en juffrouw Wayn
flete ging verder door op haar onder
werp.
„Zij was niet het soort meisje dat
mij aanstaat nogal een brutaal
type hoewel ik er natuurlijk liever
niet te veel over zeg nu zij dood is.
Je voelt je zo onchristelijk hoewel
ik echt niet geloof dat dit een re
den is om de waarheid te verbloe
men".
Luke knikte. Hij besefte dat juf
frouw Waynflete in zoverre verschil
de van juffrouw Pinkerton dat zij een
logischer geest had en een betere ge-
dachtengang.
„Zij had erg graag dat men haar
bewonderde", vervolgde juffrouw
Waynflete, „en zij had een behoor
lijk gevoel van eigendunk. Meneer
Ellsworthy hij heef die nieuwe
antiekwinkel liefhebbert een beet
je in aquarellen en hij had een paar
schetsen gemaakt van het hoofd van
het meisje en ik geloof, weet u,
dat hij haar een beetje verwaand
maakte. Zij had de neiging ruzie te
maken met de jongeman met wie
zij verloofd was Jim Harvey. Hij
is monteur bij de garage, en hield
erg veel van haar".
Juffrouw Waynflete zweeg even en
ging toen weer verder.
„Ik zal die vreselijke nacht nooit
vergeten. Amy was niet al te goed ge
weest zij had een lelijke hoest,
enzovoort (met die rare, goedkope zij
den kousen, die ze nu eenmaal willen
dragen, en die schoenen met zolen
die niet veel beter zijn dan papier -
vatte zij natuurlijk kou) en zij was
die middag naar de dokter geweest".
Luke vroeg vlug: „Dokter Hum-
bleby of dokter Thomas?"
„Dokter Thomas. En hij heeft haar
toen een fles met hoestdrank gege
ven. Iets heel onschuldigs dat zij al
tijd geven, geloof ik. Zij is vroeg
naar bed gegaan en het moet onge
veer één uur 's nachts zijn geweest
toen dat lawaai begon een ver
schrikkelijke, gesmoord klinkende
schreeuw. Ik stond op en liep naar
haar deur, maar die zat aan de bin
nenkant op slot. Ik riep haar, maar
kreeg geen antwoord. De keuken
meid was bij mij, en wij waren alle
bei vreselijk geschrokken. We gingen
naar de voordeur en gelukkig kwam
Reed (onze veldwachter) net voorbij
op zijn ronde. Hem hebben wij toen
geroepen. Hij is naar de achterkant
van het huis gegaan en wist op het
dak van het schuurtje te klimmen.
Daar haar raam openstond, kon hij
op die manier heel gemakkelijk bin
nenkomen, en toen heeft hij de deur
opengedaan. Dat arme meisje, het
was verschrikkelijk. Er was niets
meer aan te doen, en een paar uur
later is zij in het ziekenhuis gestor-
(Wordt vervolgd)
tfyMVWWWWWWWWWIWWIWWWftftW/WWAAIWWIAA/WWWWIWIWWWWWWWWIWIWWWWWWWWWWWWWVWWWWWW
PARIJS herbergt volgens de bevolkingsstatistieken
rond veertigduizend echte of vermeende kunst
schilders. Dat zijn dus alleen diegenen, die van
hun kunst proberen te leven en niet de zondags-
en liefhebberijschilders. Slechts een minderheid van
die veertigduizend verkoopt zo af en toe een
doekje. Enkele tientallen die „in" zijn, baden zich
in weelde. Bernard Buffet bijvoorbeeld, die in zijn
kasteeltje aan de rand van Parijs leeft als grand
seigneur. De rest van het heirleger leidt een zorgelijk
bestaan. Want wel zijn er nog altijd duizenden kijkers
op de openbare kunstmarkten langs de hoorden van de
Seine, maar verkocht wordt er weinig meer, nu het
leven ook voor de brave burgers (die hier hun kunst-
honger plachten te stillen) steeds duurder wordt.
DAAROM moeten zelfs kunstschilders
van onmiskenbaar talent in steeds
groter getale bijbaantjes zoeken. Nede
rige jobs meestal zoals bordenwassen
in een der vele restaurants, het schoon
maken van trappenhuizen, het rondgid-
sen van toeristen. Waarbij zij dan
nog gehandicapt worden door een leger
van werkstudenten, die op dezelfde
klusjes azen.
Anderen stortten zich in de „snel-
schilderij", het vervaardigen van cli
ché-landschapjes en stillevens aan de
lopende band. Daarvoor is in de
provincie nog altijd een willige
markt. Maar de opkopers van dit soort
kitsch krijgen aanbod genoeg en ook
daar is voor de gefrusteerde kunstbroe
ders dan ook nauwelijks meer dan droog
brood te verdienen.
Een andere methode is het ruilen
van schilderijen. Hier en daar in de
lichtstad houdt men van tijd tot tijd
ruilbeurzen, waar de adspirant-kunst-
kopers zich a raison van een paar
kippen, een dozijn flessen „rouge" of an
dere artikelen-in-natura van een aqua
rel, een olieverf-schilderij of een goua
che kunnen voorzien. Het aanbod be
staat echter voornamelijk uit de pro-
dukten van' kladschilders.
LOUIS CATTIAUX, een kunstschil
der die ergens in de buurt van de Rue
Napoléon in Saint-German-des-Prés
een oud winkelpand bewoont, doet het
anders. Hij is zijn eigen ruilhandelaar.
Sinds enkele jaren betaalt hij al zijn
rekeningen met eigen werk: lichte,
vrolijke schilderstukjes van Par ij se
straatjes en interieurs, gezellige stille
vens en andere naturalistische voorstel
lingen met een „impressionistische in
slag", zoals hijzelf zegt. Het zijn vlot
te, maar knap geschilderde doeken die
het qua onderwerp en coloriet nog al
tijd „doen", vooral bij de doorsnee
burger en de neringdoende middenstan
der, Cattiaux dineert met zijn vrouw
elke dag buitenshuis, in een der klei
nere eethuisjes in de buurt. Van tijd
tot tijd neemt hij onder zijn arm een
schilderij mee voor de waard, die het
echtpaar dan weer voor enkele weken
voedt en laaft. Ook in de spreekka
mer van de huisarts hangt een stille-
De maaltijden in het restaurant, het
nieuwe toiletje voor mevrouw en
zelfs de doktersrekening worden
vereffend met schilderijen.
ven van Cattiaux, ter vereffening van
de doktersrekening. Ook de koelkast in
de keuken, achter het winkel-atelier,
is door ruil verkegen, evenals de bont
mantel van mevrouw Cattiaux, die het
etiket van een dure zaak draagt.
WAT KOOPT men nog meer voor
een schilderij? Nylon overhemden,
een nieuwe bril, drie of vier paar
schoenen. De groenteman, de melk-
winkel en de kruidenier ruilen ook
gaarne hun waren voor een mooi doek
van hun vriend Cattiaux. Alleen de sla
ger is koppig en blijkbaar gespeend
van kunstzin- hij weigert hardnekkig
zijn vlees voor schilderstukken te rui
len.
NOG EEN ANDERE pijl heeft de
ze zakelijke kunstenaar op zijn boog:
hij verkoopt ook doeken in huurkoop.
Diefstal is iets heel vervelends, voor
al als het jezelf gebeurt. Het gaat niet
eens zozeer om de grootte van wat je ont
stolen wordt, maar meer om het idee. Ik
bedoel het kan vier gulden zijn of vier
honderdduizend gulden het holle gevoel
is er niet veel minder om. Je voelt je als
iemand die bedrogen uitkomt, en dat ben
je dan ook wel.
In een welbekend hotel in Amsterdam
werd onlangs een dame voor zo'n kleine
vierhonderdduizend gulden aan juwelen
bestolen. Dat is verschrikkelijk vervelend
voor die dame en de krant meldt dan ook
dat zij ontroostbaar is. Dat heeft haar
echtgenoot aan de verslaggever toever
trouwd, terwijl hij daarbij vermeldde dat
zijn vrouw de sieraden bijna niet droeg,
maar dat het haar meer ging om het ver
zamelen. Zij had haar verzameling in een
kistje gestopt en dat kistje had ze in de
kast van haar hotelkamer gezet. En toen
was het opeens weg.
Nu zou je zo denken dat je een kistje
met vierhonderdduizend gulden aan juwe
len niet bij je schoenen en je jurken de
poneert, maar wel in de safe die welbe
kende hotels voor zelfs wel minder waar
devolle zaken aan hun gasten beschik
baar stellen. Je zou ook denken dat ie
mand die dat niet doet of een bijzonder
ndief persoon is of er even niet bij was
met zijn hoofd (twee zaken die wel onge
veer op hetzelfde neerkomen).
Maar nee, de meneer van de bestolen
mevrouw heeft verklaard (waarschijnlijk
vanuit het holle gevoel dat ik hierboven
al noemde) dat hij het gevoel heeft, onder
de gordel geschopt te zijn. En waarom?
Omdat hem dit nu juist in „het eerlijke
Holland" moest overkomen! Meneer en
mevrouw dachten dat het in ons land niet
nodig was om vierhonderdduizend gulden
aan sieraden in een brandkast op te ber
gen. Zij dachten: die Hollanders zijn zo
eerlijk, we zetten dat kistje gewoon tus
sen de potjes nachtcrème en de tubes
tandpasta.
Ik maak mij een beetje boos over me
neer, al wil ik het hem niet moeilijker
maken dan hij het nu al met zijn vrouw
heeft. Dat neemt niet weg dat ik het een
beetje flauw van meneer vind om ons
land de schuld te geven van zijn naieve-
teit inplaats van zichzelf. Meneer pro
beert eigenlijk een soort collectief schuld
gevoel bij ons op te wekken: wij vallen
meneer lelijk tegen. Wij hadden met on
ze vingers van dat kistje af moeten blij
ven.
Nu, dat hadden we misschien ook wel.
Maar meneer en mevrouw hadden dat
kistje beter moeten opbergen, want Hol
land is een land als elk ander het heeft
ook zijn dieven.
Remco Campert
In Serooskerke zijn gisteren na enkele
uren spitten weer elf gouden munten op
gedolven waardoor de totaalstand nu ge
komen is op zevenhonderd vijf tig exempla
ren. Bij de elf stuks die werden opge
graven was een munt die nog niet in de
verzameling aanwezig was. Naar het leek
waren in deze munt Hebreeuswe letterte
kens geslagen.
Een incassobureau verzorgt de inning
der termijnbetalingen, die variëren
van 5 tot 10 per maand, naar ge
lang van de kwaliteit en de afmetin
gen van het geleverde doek. Speciale
opdrachten als portretten e.d. levert
Cattiaux echter alleen a contant, om
dat die bij eventuele aanbetaling veel
al onverkoopbaar, c.d. onverruilbaar
blijken te zijn.
EEN STELREGEL heeft deze ruil-
schilder: „nooit eigen werk kopiëren.
Ieder doek is exclusief, want voor
goedkoop en makkelijk massawerk
voelt hij niet. „Alleen op die manier
behoud je je zelfrespect als kunstenaar
en dat is voor mij het belangrijk
ste
COP. PPWtTfN TOONDER
81. Geregelde lezers zullen zich herinneren, dat Jo
ris Goedbloeds tegenwoordige tijdelijke verblijfplaats
een oude bus op een autokerkhof was. Hierheen was
het nu, dat hij zich in zijn nood begaf. Zijn huisheer,
de bekende Slork de Sloper, keek er niet weinig van
op toen hij zijn huurder met een merkwaardig gevolg
het terrein op zag draven. „Die Goedbloed schijnt het
nogal druk te hebben!" mompelde hij. „En hij heeft
een hele troep van die kleine kereltjes bij zich jaja,
daar zou ik er wel wat van kunnen gebruiken; prima
natuurtalentjes voor het slopersvak!" Uit deze ge-
dachtengang blijkt, dat hij nog geen helder inzicht in
de situatie had. Het zag er voor Joris akelig uit en
men kan zich niet voorstellen dat hij en de tien mil
joen nog langer aan de joelende Grubbels konden ont
komen. „Laat af! Laat af, gij woeste onverlaten!" riep
hij in wanhoop uit; en waarschijnlijk betreurde hij nu
voor de eerste keer dat hij niet een klein beetje geld
aan de opvoeding der Grubbels had besteed... Hoe
snel hij gelopen had blijkt wel uit het feit, dat eerst
nu Panda en Minister Brokkéloos per ministeriële
dienstwagen het autokerkhof bereikten. Panda had in
derdaad goed geraden dat Joris hierheen zou gaan,
maar zag dat hij toch bijna nog te laat was gekomen.
„Vlug, vlug, minister," riep hij; „anders eten de Grub
bels uw tien miljoen nog op!"
NU KUNNEN WE PINGO ALLEEN
NOG IN DE APPELBOOM VINDEN
HM 66EFT 6EEN ANTWOORD,KLIM
ER EENS IN, MISSCHIEN KAN HU
NIET NAAR
VREEMD, EN HU LOST N06 WEUZO
GRAAG APPELEN
'misschien
VINDEN WE HEM
INDE PROVISIE-
KAMER',
HM WAS HELEMAAL. NIET BOVEN
PIB
COPENHAGEN
ï©SS'sOv-
2023-F.
VLU6! IK Wil. HEM MAUW
KeuAte BEKIJKEN
EEN WOMÖER! JUCLte
HÉS BEU I NDEROAAD MUM
KOSTBARE CO UI EK 6 EREb1
DAT KAM Nier. ZIJ KUN- 7 JIJ DOMM66ANS
MEN OE ECHTE STEEN JE GootPE DE
NIET 6EI/0M0EN HEBBEN, ECHTE OVER-
AtANJK BOORh I
WE HEBBEN UW
STEK VAN NOGOORA,
MENEER MAS/M
PIB-f
460. Tevergeefs probeerden de vrienden
Bram van zijn plan af te brengen. Zelfs
de baron raadde het hem af, hoezeer hij
er ook naar verlangde om geld voor de
achtervolging van Gorgel en Galgenaas te
verdienen.
„Waarde zeeman", zei hij plechtig. „Ik
mag niet toestaan, dat u om mijnentwil
die dolle stier gaat berijden. U hebt geen
ervaring, u zou u licht kunnen bezeren".
„Maar er is geld mee te verdienen, en
dat hebben we nu nodig", riep Bram. En
hoe de anderen ook praatten, zij konden
hem niet tot andere gedachten brengen.
Toch ging ook Bram zélf twijfelen, toen
hij eens de stal ging inspecteren, waar de
zwarte stier was ondergebracht. Juist
toen Bram binnenkwam, heerste er grote
opwinding onder de bewakers, die naar
alle kanten vluchtten.
„Pardon, kunt u mij ook zeggen, wat er
aan de hand is?", vroeg Bram. Het was
niet nodig, dat de ander antwoord gaf.
Want de woeste stier dreunde met een
geweldige trap van de hoeven door een
vuistdik houten schot, dat aan splinters
vloog.
De dolle stier was losgebroken