de geschiedenis va Rondom de Franse tijd en daarna ESKIMO-PLASTIEKEN «•- BB kim a y [%c i>Apn rs ^1 \M Sm mm 1^1 I# <9 I# \M 1% WÊÊÊm G ZATERDAG 5 MAART 1966 Erbij 15 f" EMPIRE FRANCAIS. Primitieve kunst van Het Heemskerk van nu. I de commercie P. Kloos Geboorteaankondiging van de Koning van Rome. De vreugde was zo groot, dat deze missieve waardig bevonden werd in het „Hollands" geredigeerd te wor den. >vc-v y - I EXTRAIT m. KEGISTRES r»l>ieTcr< du Zotl Dl VI 8 t 0 W. Le Maïtre <les Requétes, Comtk de l'Emïire, Chevalier, de Ia Legion d'Hosneür, de I.'ORDRE IMPÉRIAL de la RÉÜNION, PrÉFET DU Département du Zuiderzee. Hoofd van een brief van de maïtre des requêtes" van het Departement der Zui derzee aan de Maire de Heemskerk". De schoolmeester zorgde voor de vertaling in het Nederlands. HET PLATTELAND schijnt in de geschiedenis van Holland dikwijls het kind van de rekening te zijn geweest. Nadat het zich, toen de rust na de revolte tegen de Spanjaarden was weerge keerd, langzaam uit de narigheid had opgewerkt en met ups en downs de economie een beetje liep, kwamen er in de loop der achttien de eeuw weer donkere wolken op zetten. Het wanbeheer der regen ten en de lakse houding der Oran jes wekten bij de „derde stand", de burgerij weerstanden, die zich ten slotte samenbalden in een politieke beweging, die der patriotten. Vond deze beweging vooral in de steden de meeste aanhang, ook de platte landers werden er door beïnvloed. DE PATRIOTTEN hadden vrijheid en gelijkheid in hun vaan geschreven en het spreekt bijna vanzelf dat bij voorbeeld de grotendeels katholieke be volking van Heemskerk en omliggende gemeenten al vrijheid van godsdienst in het verschiet zag en neem het hun eens kwalijk! ook de kans pos ten te bezetten en baantjes te krijgen, die tot nu toe voor hen taboe waren. Doch lang niet iedereen vertrouwde de nieuwlichters. De leus „God en Oran je" zat menigeen in de ziel gebakken. Inmiddels waren de Staten van Hol land en West-Friesland in het begin der tachtiger jaren „om", dat wil zeg gen in meerderheid patriottisch en jaar in jaar uit verschenen oekazen, waar in alle „tumultueuze dus Oranjege zinde en oproerige gesprekken" werden verboden. In 1786 werd zelfs het dragen van een oranj estrik en het roepen van „hoezee, Oranjehoven" als misdrijf strafbaar gesteld. Maar het jaar daarop hing de Oranjevlag weer uit de kerktoren (aanschafkosten 8 gulden). De koning van Pruizen was hier orde op zaken komen stellen. Erg welkom waren 's konings huzaren en dragonders echter niet, want de ge meente had er heel wat geld voor over om van inkwartiering verschoond te blijven. En 's nachts liepen vele weerbare mannen langs wegen en pa den om te waken tegen ondanks alle afspraken ongewenst Pruisisch bezoek. EEN LANG leven was het op de kracht van bajonetten steunende Oran jeregime niet gegund .Al in 1792 deed een door naar Parijs gevluchte patriot ten geschreven pamflet de ronde. Wat er over Willem V in werd verteld loog er niet om. „De kluysters", zo stond in dit ma nifest „Aan het Volk van Nederland", „de kluysters welke wij meenden te verbreeken, rinkelen tot op dit oogen- blik nog om de halzen van U en Uw kinderen, en zijn.zelfs nog vaster toegesmeed; ja, Gijlieden gaat meer dan ooit gebukt onder den ijzeren scep ter van allerlei overheersching; terwijl het herdenken alleen van de bittere vervolgingen, om eener Willem den Ven en zijne snoode echtgenoote, door hunne godlooze aanhangers, aan zoo veelen Uwer Naest-bestaanden, Broe ders Vrienden aangedaan, Uwe bedruk te harten met wee en droefheid door groeven maar ook met een billijken toorn tegen alle die geweldenaars ver vullen moet.enz. enz. enz. alle maal van het dikste hout gezaagde planken. Het bombastische geschrijf sloeg blijkbaar in, de patriotten kregen hoe langer hoe meer aanhang en in 1795 was het zo ver, dat de Fransen in ons land werden binnengehaald. Die van Heemskerk en omgeving hebben er van geweten! TERWIJL in de steden rond de vrij heidsboom gedanst werd, moest het platteland veelal letterlijk het ge lag betalen. Bij hun doortocht van Haarlem en Alkmaar moesten onder andere de herbergen in de pleister plaats Heemskerks Noorddorp voor spijs en drank zorgen. Roven en plun deren deden de „France Troupes" niet de eerste tijd althans niet en ze lieten alles wat ze verteerden netjes opschrijven. Maar de rekening werd nooit betaald. De herbergiers moesten maar zien of de Hollandse overheid er wat voor voelde hen schadeloos te stel len. Als ze ooit betaald zijn, gebeurde dat zeker veel later, want nog jaren daarna, zo lezen we, werden ze met hun rekeningen van het kastje naar de muur gestuurd. Een slimme tapper. Jan Kuil geheten, wist blijkbaar van wanten. Toen hij in de verte de „rood- broeken" zag aankomen, liet hij ijlings zijn uithangbord met een bijl van de muur hakken en hij verwijder de alles, wat zijn huis op een herberg deed lijken. De Fransen, die alleen het Nederlandse woord „drink" kenden, liepen argeloos voorbij. Met het leveren van paarden ging het de landelijke bevolking niet veel beter Het beest werd op rekening ge kocht. De rekening werd nooit betaald en de voormalige eigenaar vond maan den daarna zijn paard tientallen kilo meters verder in de wei staan van een ander, die het gekocht had van Jantje, Pietje of Klaasje in ieder geval van de man op het kerkhof. TOEN IN 1799 de Engelsen op de ree van Texel verschenen en het voor de Fransen menens werd, gooiden ze alle discipline overboord en roof den en stalen ze, wat ze vinden kon den. Een gebruikelijk verschijnsel als bezettende heren nerveus worden. Wij kunnen ons uit niet al te ver verle den ook zo iets herinneren. Er is een heel verschil „bevrijders" van dergelijk allooi van uit de verte te idealiseren, ze in te halen en met vuurwerk en dansen om een boom te begroeten, of er op de duur mee sa men te leven. OOK IN HEEMSKERK bleven con flicten niet uit. Koos men een zekere Muis in de municipaliteit, zoals het gemeentebestuur toen naar de eise des tijds genoemd werd, dan kwam van het „Comité ter voorlichting en be stieren der Remotiën en Regeerings- aanstellingen in de Steden en ten Plat- tenlande van Holland" een oekase, dat de man onaanvaardbaar was als zijn de een „bekende aanhanger niet alleen van het vorig geweldadig bestuur, maar zelfs een man, die zich nog na deze omwenteling in onbehoorlijke termen heeft uitgelaten" kortom een Oranjeklant. „Heil en Broederschap": w.g. J. Nuhout van der Veen en van der A. Muis moest worden vervangen door een zekere Van den Steenhoven, die wel zuiver op de graat was, maar niet gewenst werd door de in Heems kerk machtige heren van Marquette en Assendelft. MAAR WAT konden de dorpelingen doen? Tenslotte werd v. d. Steenhoven toch lid van de municipaliteit, zelfs thesaurier, een baantje dat hij er slecht afbracht. Toen hij na enige ja ren gedwongen werd eindelijk eens re kening en verantwoording af te leggen bleek het „Dorpsboek" nergens te vin den. Eindeloos geharrewar over gul dens en stuivers was het gevolg van zijn wanbeheer, totdat de zaak de doof pot inging omdat het inmiddels Napo leon Bonaparte behaagd had van Heemskerk een deel van het grote Kei zerrijk te maken. (Departement van de Zuyderzee.) Er kwam natuurlijk een Maire. De keizer had zijn oog laten vallen op bakker De Wildt, die welis waar geen woord Frans verstond of sprak, (de verplichte taal der afficiële stukken), maar die erg verguld was met 'n stempeltje, dat hem in 'n doosje werd toegestuurd en waarop de keizer lijke adelaar was afgebeeld met rond om de woorden: Maire de Heemskerk. Geleerde koppen, waaronder de school meester, verleenden hem taalkundige bijstand en zo kon hij zijn brieven te kenen: J'ai l'honneur d'etre monsieur votre trés humble serviteur: Le Maire sus-dit C. de Wildt." LANG duurde zijn glorie niet. Napo leon werd verslagen en Maire de Wildt riep in goed Nederlands ijlings zijn municipaliteit bij elkaar. Er werd met een eenparigheid van stemmen een missive opgesteld, waarin zijne Ko ninklijke Hoogheid de heere Prince van Oranje gehuldigd en erkend werd als souverein vorst van Nederland en de door de Fransen aangestelde raadsleden zich uitputten in aanhanke lijkheidsbetuigingen. Ze waren in hun hart natuurlijk altijd oranjegezind ge weest enz. enz. We kennen dat. Alleen, IEDER VOLK, ook het meest-onbeschaafde, heeft zijn eigen kunstvor men. Primitieve kunst is vrijwel altijd naturalistisch; aan abstracties is men nog niet toe. Bij de volken die van de jacht leven, woorden vooral dieren uitgebeeld als magische symbolen van het dagelijks brood het to be or not to be van een primitieve gemeenschap. Vaak zijn die dierplastieken of -tekeningen meer curieus dan mooi, maar bijna altijd geven zij blijk van een wonderlijk expressief vermogen. EEN VAN de volken die op dat gebied tot grote prestaties kwamen, zijn de Canadese Eskimo's. Bij deze eskimo's zijn geen kun stenaars in de betekenis die wij aan dat begrip hechten, zij kunnen geen mensen die voor en van de kunstbe oefening leven. Elke man is allereerst jager, en elke vrouw allereerst huis vrouw. De mannen maken de dier- sculpturen, de vrouwen versieren kle ding. Natuurlijk is de een begaafder dan de ander. Het zijn maar kleine plastiekjes die zij vervaardigen, tien tot vijftien cm hoog, maar meestal kleiner. De Eski mo's hebben veelal geen vaste woon plaatsen en grote voorwerpen zouden hen in hun bewegingsvrijheid sterk be lemmeren. De materialen die gebruikt worden zijn drijfhout, ivoor en been. maar vooral steen. Het zachte materiaal waarin veel dieren worden uitgebeeld heet zeepsteen, een vettigaanvoelende steensoort die gemakkelijk te bewer ken is. De kleur varieert van zwart tot groen en bruin, er lopen aderen door en witte strepen. Ook slag tanden van walrussen, hoorns van de muskusos en geweien van rendieren en de cariboe worden gebruikt voor plastieken. De werktuigen waarmee men oorspronkelijk werkte waren eveneens van steen, met name van vuursteen, een zeer harde steensoort, waaruit door splijten en andere be werkingen zeer bruikbare gereed schappen te maken zijn. De beeldjes werden met grove steen als graniet, en met olie en zand gepolijst. Tegen woordig heeft men ook metalen werk tuigen, hetzij zelf uit schroot vervaar digd. hetzij kant en klaar gekocht of gekregen, zoals vijlen, zagen, beitels en messen. Met die eenvoudige grond stoffen en hulpmiddelen maakt de Es kimo ijsberen, walrussen, walvisen. caribou, ganzen, vissen, uilen, zee honden en ook mensen. De dieren worden niet tot in alle details nage maakt, in vrijwel alle gevallen is het een gestileerde simpele vorm, die het betrokken dier in rust of in actie tref fend karakteriseert: het bolle, vette lijf van een walrus of zeehond, de lan ge nek en het gestroomlijnde gespier de lichaam van een ijsbeer, de slang achtige vorm van een ezel. DEZE KUNSTVORMEN nebben pas laat de aandacht van de moderne we reld getrokken, en wel na de tweede wereldoorlog. De Canadeese schilder James Houston had in de oorlog dit gebied (de Baffinsbaai) bezocht en ging na afloop terug om beelden uit het Eskimoleven te schilderen. Op een goed moment wilde een van de Eski mo's een tekening van hem hebben en bood als ruil een klein plastiekje aan. Houston realiseerde zich de waarde van deze volkskunst en verzamelde meer. Als ruilobjecten die voor de Es kimo van waarde waren gebruikte hij thee en patronen. Een aantal kunst voorwerpen uit zijn collectie werd in 1948 door het Canadian Handicraft Guild (een vereniging ter bevordering van het artistieke ambacht) tentoonge steld. De tentoongestelde werken wer den vlot verkocht. Houston ging terug om meer voorwerpen. Nu deed zich een omstandigheid voor waardoor de kunstwerken voor de Eskimo's plotseling van grote econo mische betekenis werden, namelijk de achteruitgang van de zilvervosbonthan- del, die hun einige bron van geldelijke inkomsten vormde. De plastieken van dieren bleken zeer gewilde objecten te zijn en konden in de geldbehoefte van de Eskimo's voorzien. DEZE PLASTIEKEN zijn vooral in trek om hun expressieve kwaliteiten ervan de trefzekere uitbeelding van dieren. Zal deze nieuwe ontwikkeling, het maken van beeldjes om het ge win, de kwaliteit van de kunstwerken onaangetast laten? Of zal de Eskimo kunst degeneren, zoals zoveel primi tieve kunst, die in de ban van de han del raakte? Daarvoor dient men meer te eten over de betekenis van deze kunstuitingen. Waarom maakt de Eskimo deze dieren na? De levensomstandigheden van de Eskimo's zijn moeilijk en sober. Het grootste deel van dit volk woont bin nen de Poolcirkel en ziet 's winters we kenlang geen zon, of slechts een zwak schijnsel aan de horizon. Hun wereld bestaat uit sneeuw en ijs. Plantenleven is bijna onbekend, het bepaalt zich 's zomers tot mossen en kruiden die een kort leven leiden op de spaarza me plaatsen waar voor enkele maan den de sneeuw wegdooit. Planten die als voedsel gebruikt kunnen worden, zijn geheel onbekend. De Eskimo leeft van vlees van de cariboe, de walrus, de zeehond en andere dieren. Maar ook die zijn in dit barre klimaat niet talrijk. De zeedieren hebben de ganse zee als woongebied, de landdieren een onherbergzaam en wijds land. Er zijn weinig Eskimo's en hun jachttochten zijn zwaar, gevaarlijk en vaak weinig succesvol. Honger is een plaag die bij na jaarlijks voorkomt en een enkele maal stijgt de nood zo hoog dat men tot kannibalisme overgaat een wan hoopsdaad die men zelf immoreel acht en zich later ongaarne herinnert. IN DE WINTER tracht men walrus sen te vangen door hen te harpoeneren op de ijsvrije plekken zee waar zij lucht komen happen (het zijn immers zoogdieren, die met longen ademen). Een kudde walrussen heeft echter niet één luchtgat maar vele. De jager moet zich bij één gat opstellen, omdat heen en weer geloop de dieren zou verja gen. Heeft hij zich eenmaal opgesteld, dan begint het lange wachten op een vangst die leven of dood voor een kleine Eskimo-gemeenschap kan bete kenen. Tijdens dit lange wachten be gonnen de mannen soms met het snij den van een walrusplastiek. Is het een soort wens-fetisj, het vurige verlangen naar een grote vangst die hen ertoe drijft, de walrus uit te beelden? Is in hun gedachtenwereld het succes van de jachttocht afhankelijk van de weer gave van de prooi? Wie zal de ge- Walrus, door Oolayook. Dit is al geen oorspronkelijk produkt meer. Het is gemaakt door een jongen, verblijvend in een zie kenhuis voor Eskimopatiënten met tbc. Het plastiekje is 5 cm hoog. dachten peilen van de Eskimo, wiens energie zich tenvolle richt op dat ene, dat al het andere doet vervagen ik heb honger, er zwemmen hier walrus sen, reusachtig groot en vet, voedsel voor weken, na weken van honger waarbij we zelfs het leer van onze overtollige kleding aten, en tenslotte de zwakken uit onze gemeenschap als voedsel gingen zien! Geheel doorvoelen kunnen we deze situatie niet, maar naar alle waar schijnlijkheid is het toch deze intense wensdroom die de moeder van de sculpturen is de magie van het beeld, die macht over het afgebeelde schenkt. Voor de Eskimo heeft (of had) het beeldje na te maken geen grote waarde meer. Hij bewaarde het, liet het aan vrienden zien en was er ook wel trots op. Een kopie van een een maal gesneden beeld maakt men nooit, ook niet als het uitzonderlijk geslaagd is men heeft geen behoefte aan een tweede beeldje: het wezenlijke bij het maken was niet het resultaat, maar het maken zelf. HET IS de vraag of deze magische geladen kleinkunst de stap naar de commercie zal kunnen overleven. Ze ker, er zullen goede kopieën gemaakt worden, misschien wat slordiger om dat men voor twee beeldjes meer geld beurt dan voor één. Maar zal de dy namische kracht die schuilt in de oor spronkelijke plastieken bewaard kun nen blijven? Zal de Eskimo die felle begeerte, die bittere noodzaak en dal intense verlangen naar jachtsucces nog in steen kunnen snijden als hij geen jager meer is? Het moet helaas ern stig betwijfeld worden. Het Heemskerk van de Franse tijd: Het idyllische buitengoed Bij - en - Lust. HO 0 R Ndtfi 32. Maart t i8n. CIRCUL AIRE MIS SI FE Aan de Heere n MA t RE S van iet ARRONDISSEMENT HOORN. MIJNHEER 3>E MAIRE! Ik bH* mg ter uwer fefimfsfe te. brernn fat Hark MAJUSVfcï» de K EIZ E RIN op den ao. dezer gelukkig wtloit Ia vin een P RIN S. Ik verzoek U deze soo trasename nieuwstijding ter kennufe van uwe under-' fcoorigen te brengen. ft tak 4t «9 si fflrt achting (e noema» de CHder TREFEKT- voorn. CARBASIUS, Vz. 'ftingmnde Oneer Frejtkt de heren kwamen er toen gemakkelij ker af dan hun soortgenoten in 1945. Velen van hen bleven belangrijke functies behouden en ze stonden tus sen de anderen met vreugdetranen in de ogen vaderlandse liederen te zingen toen kort daarna op het pleintje voor het Raadhuis een jonge eik als vrij heidsboom werd geplant. De boom heeft er tot 1929 gestaan. Toen stierf hij een natuurlijke dood. NA DE BEVRIJDING van het Fran se juk begon een nieuwe tijd; tenminst ze werd aangekondigd en iedereen hoopte er op: behalve de mensen die het nu voor het zeggen kregen. En dat waren nu juist de regenten, dezelfde of de nakomelingen van die van vóór de Bataafse Republiek en het Keizer rijk. Het duurde tot ver in de tweede helft van de negentiende eeuw voor de burgerij zelf iets in de melk te brokke len kreeg. Thorbecke was het, die voor al ook door de stichting van de hogere burgerscholen, de burgerij, midden- en boerenstand, in staat stelde zich zover te ontwikkelen, dat ze in de regering van land en gemeente met kennis van zaken een woordje konden meespre ken. De nieuwe door hem ontworpen gemeentewet gaf aan raad en burge meester bevoegdheid eigen zaken te re gelen en zo kon de in 1868 nieuw be noemde burgemeester Zaalberg met een schone lei beginnen. Zaalberg is voor Heemskerk, en door zijn voor beeld ook voor de plattelandsgemeenten rondom dit dorp, een man van grote betekenis geweest. Hij trof een gemeen schap aan van „eigenzinnige onverzet telijke, stijve en baatzuchtige dorpelin gen", zo schreef hij al kort na zijn be noeming. Hun devies was: „Wij zijn het altijd zo gewend geweest." Toch begon hij de allernoodzakelijkste ver beteringen aan te brengen: voetpaden waarop men niet tot aan zijn enkels in de modder zakte en wegen, die niet uit sluitend uit kuilen bestonden. Maar het regende van de eerste dag af al klach ten bij de gouverneur van de provin cie, vooral toen er onder Zaalbergs lei ding langzamerhand verordeningen tot stand kwamen, die knabbelden aan de voorrechten van de zeer enkelen. Daar bij moest Zaalberg vaak tegen kinder achtige botte tegenwerking optornen Om een voorbeeld te noemen. In 1878, dus tien jaar na zijn benoeming werd een post van 60,voor straat verlichting van de begroting afgevoerd. Heemskerk lag nu een jaar lang hele maal in het donker. In 1879 kwam de raad hierop terug. Burgemeester mocht 30,besteden om lichtbakens aan te brengen voor de late bezoekers van de dertien kroegen, die Heemskerk met zijn 1200 zielen rijk was. HET LEVEN in het dorp werd hem zo zuur gemaakt, dat hij toestemming kreeg ergens anders (in Beverwijk) te gaan wonen. Tegen domheid strijden zelfs de goden tevergeefs, zegt een Vervolg zie pagina 23

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 15