i EEN INTERVIEW MET DEENSE OMBUDSMAN PROFESSOR STEPHAN HURWITZ Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant en IJmuider Courant DE INWONER van het vrijheids lievende Westen heeft dikwijls het gevoel, overgeleverd te zijn aan een regeringsapparaat waarvan de beslissingen onherroepelijk schij nen te zijn. Vaak vergeet men dat in dergelijke gevallen het rege ringsapparaat doorgaans een door het parlement aangenomen wet op eerlijke en juiste wijze ten uitvoer heeft gebracht. Wat is er dan aan de hand? In de meeste gevallen is het antwoord dat er in het duel tussen burger en ambtenaar geen scheidsrechter schijnt te zijn en dat daarom de ambtenaar meestal het laatste woord heeft. Toch bestaat er zo'n scheidsrechter, die voor de beide partijen opkomt, terwijl bovendien de ambtenaar, die tot taak heeft de wet toe te passen en niet de regels aan te passen aan de individuele gevallen, ook een eerlijke behande ling verdient. Erbij N EEN DEMOCRATIE als de onze bestaat op papier geen ambtelijke willekeur. De wet garandeert de rechten van iedere burger en een leger van ambtenaren ziet toe, dat niemand onrecht geschiedt. Toch acht menigeen zich door de overheid tekortgedaan, onrechtvaardig behandeld of achter gesteld, terecht of ten onrechte. In zo'n geval kan men verhaal zoeken bij de hoogste chef van de betrokken ambtenaar of het Ambtenarengerecht. Maar ook die zijn „ergens" ambtenaren en dus voor ons „rechtsgevoel" moeilijk aanvaardbaar als ar biters hoe integer zij ook mogen zijn en oordelen. In het con flict burger-overheid is feitelijk slechts één figuur als scheids rechter denkbaar: de „Ombudsman" naar Scandinavisch model: een algemeen-geachte, onafhankelijke figuur, die boven en bui ten de partijen (óók de politieke) staat en wiens integriteit voor alle betrokkenen boven iedere twijfel verheven is. Ook in ons land is vaak gepleit voor het instituut van de ombudsman, er is zelfs een studiecommissie die alle pro's en contra's moet uit pluizen. Totnogtoe is het bij praten gebleven. Misscnien is er inspiratie te putten uit dit interview, ontleend aan het NAVO- maandblad, met de Deense Ombudsman, professor Stephan Hurwitz? SCHEIDSRECHTER TUSSEN AMBTENAAR EN BURGER Maar is het wel nodig de burgers te beschermen tegen de eventuele ondoel treffendheid of het machtsmisbruik van de regeringsinstanties? En moeten de ambtenaren, die uit hoofde van hun werk zich niet kunnen verdedigen, niet kunnen verdedigen, niet beschermd worden tegen onverantwoordelijke en vaak onrechtvaardige kritiek? Inder daad, wanneer men afgaat op de be langstelling die in een steeds groter aantal democratische landen bestaat voor een instelling van Scandinavische oorsprong die de naam „Ombudsman", of op zijn Deens „Ombudsmand", draagt en die juist deze bemiddelende taak heeft. WANNEER men ingelicht wenst te worden over het nut van deze instel ling en haar werkwijze kan men het best terecht bij de vriendelijke en zeer deskundige professor Stephan Hurwitz, de eerste „Ombudsmand" van Dene marken, die nu voor een derde ambts termijn eenstemmig door het Deense parlement in deze functie is herbe noemd. Prof. Hurwitz is een kleine grijzende man, die het natuurlijk soms zwaar te verduren heeft op een veel eisende post. Maar hij neemt de tijd om uit te leggen wat precies het werk is van hem en zijn staf. En dit was het verhaal dat prof. Hurwitz ons een paar maanden geleden vertelde in zijn so bere werkkamer in het oude paleis Christianborg naast het parlementsge bouw. „TOEN WIJ in de jaren vijftig hier in Denemarken op het punt stonden, een nieuwe grondwet op te stellen, dachten wij dat het nuttig zou kunnen zijn de andere Scandinavische landen te raadplegen om te zien of er geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van hun ervaring. Tijdens de bespre kingen kwamen wij in Zweden de „Ombudsman" tegen, wiens functie reeds in 1809 werd gecreëerd. En hoe wel de post die wij uiteindelijk in De- marken in het leven riepen, zeer ver schilt van de Zweedse versie, hebben wij er toch een voorbeeld aan geno men. Ik moet hierbij opmerken dat ik zelf geen deel heb gehad aan deze besprekingen en dat ik dus noch de eer noch de verantwoordelijkheid voor de introductie van dit novum heb. „Het idee is afkomstig van enige li berale politici die het nut inzagen van een deskundige die het regeringsappa raat kritisch zou moeten beoordelen. Zoals te verwachten was werd dit voorstel ongunstig ontvangen door be paalde overheidsdiensten en hoge func tionarissen, die van mening waren dat ons systeem goed was zoals het was en dat er geen reden bestond hier iets aan te veranderen. „DE POLITICI echter, die voor standers waren van dit idee, maakten gebruik van het feit dat de aanvaar ding van de nieuwe grondwet gecombi neerd was met de Kamerverkiezingen en namen het in him verkiezingspro gramma op. Toen deze nieuwe functie omschreven moest worden besloot men veel verder te gaan dan de Zweden. De Deense „Ombudsmand" moest zich niet alleen tot de regeringsinstanties beperken maar evenzeer de ministers als hoofd van deze instanties omvatten. Dit was iets geheel nieuws. Men ver wachtte natuurlijk niet dat de activi teiten van de ministers in het geding zouden komen en niemand was van me ning dat de ministers nu niet meer die ik zelf heb gedaan, omdat de wet oorspronkelijk de plaatselijke autori teiten uitsloot van het werkterrein van de „Ombudsman", hetgeen mij onjuist leek. Dit had tot gevolg dat ,op enige uitzonderingen na waarin het niet mo gelijk bleek de beslissingen van de plaatselijke autoriteiten onder mijn ju risdictie te plaatsen, de wet in 1962 ge wijzigd werd. „Vele door mijn bureau behandelde zaken kunnen misschien onbeduidend lijken, maar in feite is onrechtvaar digheid nooit onbelangrijk. Zo kan b.v. het recht van de gevangenen een kop koffie en een sigaret te krijgen ons weinig belangrijk lijken, maar in feite is het van essentieel belang voor de gevangenen. Ik krijg veel brieven van gevangenen deze brieven aan de uit te leggen en te doen begrijpen, dat zij niet onrechtvaardig zijn behandeld. „NATUURLIJK worden wij vaak aangeklampt door min of meer ge stoorde mensen. Maar het moet mij van het hart dat ik weinig verschil zie tussen mensen die een beetje geeste lijk gestoord zijn en zij die volkomen normaal zijn. Want de eerste catego rie loopt minstens evenveel risico on juist behandeld te worden als de laatste. Sommigen van hen komen mij hier opzoeken en ik luister naar ze en vaak kan ik niets voor hen doen, maar het simpele feit, aanhoord te worden is voor hen vaak al een troost. „IK HEB iemand die mij persoon lijk wilde zien nooit geweigerd te ont vangen, hoewel ik nog steeds niet weet of dit werkelijk de beste manier is om rechtstreeks verantwoording schuldig zouden zijn aan het parlement. Maar een zaak die het parlement aangaat wordt altijd een politieke zaak. En wij waren van mening dat het in bepaalde gevallen wenselijk zou kunnen zijn de met het onderzoek belaste dienst'poli tiek onafhankelijk te doen zijn. „Niettegenstaande dit alles vreesden velen dat, wanneer het voorstel aan vaard zou worden, de instelling er zich hoofdzakelijk toe zou beperken kritiek te leveren op jonge ambtenaren, zon der ooit de belangrijkste regerings diensten aan te vallen, laat staan de ministers. Tien jaar ervaring hebben echter aangetoond, dat het wel degelijk deze belangrijke diensten zijn die de aanleiding hebben gegeven tot de mees te klachten. „NATUURLIJK worden vele zaken zonder meer afgevoerd omdat zij niet onder onze verantwoordelijkheid val len. Dit is met name het geval met de klachten tegen de wetten van het land. De „Ombudsmand" heeft als dienaar van net parlement geen be voegdheid kritiek te leveren op de wet ten waarvoor alleen het parlement verantwoordelijk is. Ik heb als „Om budsmand" geen zeggenschap over het parlement. Maar het komt wel voor dat ik constateer dat een bepaalde wet niet duidelijk is en dus tot verwarring aanleiding kan geven en ik aarzel dan niet suggesties te doen voor een dui delijke formulering. „Een geval waarin mijn aanbeveling heeft geleid tot een verandering van de wet had betrekking op een recht van appèl, dat in bepaalde Deense in stellingen bestaat voor zieken en ouden van dagen. Ik constateerde n.l. dat het gewone hof en het hof van appèl door dezelfde persoon werden voorgezeten en ik was van mening dat dit onrecht vaardig was en niet beantwoordde aan de geest van de wet". „Mijn activiteiten strekken zich ook uit tot de wetten die mijn eigen werk omschrijven. Dit is een aanbeveling „Ombudsmand" vallen buiten de ge- vangeniscensuur maar meestal zijn hun klachten ongegrond. „Mijn functie is trouwens meer pre ventief dan curatief. Het feit dat er een Ombudsmand bestaat en dat steeds meer mensen dit weten, maakt dat onrechtvaardigheid minder vaak voor komt. Ik geloof dat iedere burger nu weet dat ik er ben en dat hij het recht heeft bij mij een klacht in te dienen en zijn geval te laten onderzoeken. Het is duidelijk dat mijn werk onmogelijk zou worden indien de burgers geen blijk zouden geven van voldoende bur gerzin. Naar mijn mening kan een „Ombudsmand" zijn werk slechts doel treffend doen in een land waarvan de bewoners zo zijn opgevoed dat zij er werkelijk gebruik van kunnen maken. Jonge landen waarin de maatschap pij nog niet die graad van ontwikke ling heeft bereikt waarbij een Ombuds mand doeltreffend zou kunnen werken, vragen mij vaak om raad. Mijn per soonlijke mening is dat deze functie alleen nuttig kan zijn in een land waarin 't bestuur slechts zelden fouten maakt. De basis van mijn werk is eer der overtuigen dan verplichten: ik kan het regeringsapparaat niet tot handelen dwingen. Ik ben geen rech ter, maar slechts iemand die gekozen is om een oogje in het zeil te houden. „WAT KAN ik in feite precies doen? Van de vele duizenden klachten die jaarlijks dit bureau bereiken, worden er twee- óf driehonderd diepgaand on derzocht. Een zestigtal leidt tot een be risping of een aanbeveling soms bei de aan het adres van de desbetref fende dienst. Men moet niet denken dat de bestudering van de meeste an dere gevallen, waarbij gebleken is dat de klacht ongegrond was, voor allen tijdverlies betekende. Allereerst is het niet wenselijk dat in een democratisch land de burgers wrok blijven koeste ren tegen het regeringsapparaat. Vaak is het zeer belangrijk hun de situatie mijn werk te doen. De bedoeling van het Deense parlement was aanvanke lijk, twee „Ombudsmannen" te benoe men en dit kan nog steeds gebeuren. Ik ben mij er natuurlijk van bewust dat in een groter land dan Denemar ken, dat slechts 5 miljoen inwoners telt, dit systeem van audiënties onmo gelijk zou worden. Maar ik geloof toch dat een „Ombudsmand" kan be staan in ieder land, hoe groot dan ook. „Mijn staf bestaat uit zes meren deels jonge advocaten die aan het be gin van hun loopbaan staan. Zij zijn allen uitermate deskundig. Aan het hoofd van dit groepje staat een chef die tevens mijn rechterhand is. Iedere dag om twee uur komen we bijeen om de lopende zaken door te nemen. Ik kan onmogelijk alle dossiers doorne men sommige zijn honderden blad zijden dik maar elke nieuwe zaak komt eerst op mijn bureau en ik be oordeel zelf of een onderzoek gerecht vaardigd is. Wanneer dit inderdaad het geval is, heb ik een onderhoud met de medewerker die zich met de zaak zal belasten, ten einde de grote lijn van het onderzoek uit te stippelen. Verder word ik op de hoogte gehouden van de loop van het onderzoek. „HIER is een voorbeeld van een zaak, waarbij een landgenoot met suc ces gebruik heeft gemaakt van de mo gelijkheid om zich tot de „Ombuds mand" te wenden. In 1958 beklaagde een zekere mevrouw A. zich erover dat de minister van justitie, zonder haar gehoord te hebben, een testamentaire beschikking van haar overleden vader bevestigde, waarbij zijn erfenis onder fideï-commissair verband werd ge plaatst. (De erfgenaam mag het erf goed dan niet verkopen of op andere wijze „vervreemden"). Een dergelijke bevestiging kan door de minister wor den gegeven wanneer twee rechtscha pen mensen en liefst naaste familiele den, verklaren dat de beschikking in het belang is van de erfgenaam. Me vrouw A. ontdekte bij toeval de identi teit van een van deze twee getuigen en verklaarde dat zijn getuigenis niet geldig was, allereerst omdat de ver standhouding met hem nooit goed was geweest en vervolgens omdat getuige haar slechts gekend had toen zij nog een kind was en haar sindsdien nog slechts enkele malen gezien had. Ik gaf dit door aan de minister, die mij meedeelde dat hij gewoonlijk in der gelijke gevallen niet de erfgenaam hoorde en dat, zelfs indien het onder zoek de erfgenaam voor wat betreft een van de getuigen in het gelijk stel de, dit nog geen voldoende reden zou zijn om zijn beslissing ongedaan te maken. Ik bracht mevrouw A. op de hoogte van de identiteit van de twee de getuige die, zo vertelde zij mij, ook verscheidene jaren geen contact met haar had gehad. Toen de minis ter dit hoorde dagvaardde hij de twee getuigen voor het gerecht en toen bleek dat mevrouw A. gelijk had. De minister liet deze bepaling van het testament toen nietig verklaren. Mijn advies in deze zaak was dat de minis ter voortaan allereerst een diepgaan der onderzoek naar de getuigen moet instellen en vervolgens (in dit geval na de verklaringen van mevrouw A. met betrekking tot de eerste getuige) nauwkeuriger informaties inwinnen, alvorens het testament te bevestigen ten slotte legde ik er de nadruk op, dat een bevestiging berustend op een enkele verklaring slechts in uitzon derlijke gevallen mogelijk moest zijn. „HET KOMT voor dat een „Om budsman" tot handelen overgaat zon der dat er bij hem een klacht is in gediend. Zo was er het geval van een handelsattaché aan de Deense ambas sade te Bonn, die in 1958 werd ver oordeeld voor spionage. Ik ontdekte dat de minister van Buitenlandse Za ken reeds verscheidene jaren wist dat de man in kwestie. Bjnar Blechingberg, financieel in moeilijkheden zat. Reeds in 1945 was overwogen hem gezien zijn financiële transacties uit zijn functie te ontheffen en tussen 1947 en 1952 was hij verscheidene malen bij de minis ter op het matje geroepen i.v.m. twij felachtige leningen en cheques. Het geduld van de minister ging in dit ge val zo ver, dat kritiek gerechtvaardigd was. Verder had een veiligheidsonder zoek in 1955 aan het licht gebracht dat Blechingberg toegang had tot vertrou welijke inlichtingen. Om de zaak nog moeilijker te maken bemerkte ik in de loop van mijn onderzoek, dat de mi nisters van Financiën tussen 1951 en 1956 verscheidene malen een groot deel van het salaris van Blechingberg hadden ingehouden om er achterstalli ge belastingen mee te voldoen, maar dat dit niet ter kennis van de minis ter van Buitenlandse Zaken was ge bracht. Blechingberg werd in 1956 naar Bonn overgeplaatst, nadat men tot de slotsom was gekomen dat hij niet in staat was zijn functie van as sistent van ee n afdelingsdirectie te vervullen. Verder was hij verscheide ne maanden ziek geweest. „Mijn conclusie in deze zaak was, dat er naar mijn mening niet genoeg elementen waren om critiek op de mi nister uit te oefenen voor het feit dat hij geen rekening had gehouden met het risico, Blechingberg op een bui tenlandse post te benoemen. Maar alle omstandigheden in aanmerking ne mend, leek het niet redelijk Bleching berg naar een beter betaalde post over te hevelen, zelfs indien hij hierdoor in positie achteruitging. De minister van Buitenlandse Zaken verklaarde dat hij in de toekomst strenger zou optreden in disciplinaire gevallen en dat de fi nanciële toestand van de functionaris sen bij veiligheidsonderzoeken in over weging zou worden genomen. De rol van de administratieve afdeling en van de inlichtingendienst in het veilig heidsonderzoek werden ten slotte dui delijker omschreven. „WORDEN MIJN aanbevelingen en Prof. Hurwitz voor de ingang van het paleis, onderdeel van het „Folketing" (parlements) -complex in Kopenhagen, waar hij als een moderne Salomo recht spreekt in geschillen tussen burgers en over heidsdienaren. kritieken altijd door het regeringsap paraat aanvaard? Mijn antwoord zou een paar maanden geleden nog „ja" zijn geweest zonder uitzondering. Sinds dien is het echter voorgekomen dat een dienst het niet met mijn conclusies eens was. Het betrof de weigering van de directeur-generaal van de posterijen om in een bepaalde zaak een vergoe ding te betalen. In dergelijke gevallen is de aangewezen procedure dat ik de zaak aan een speciale parlementaire commissie voorleg. Tot nu toe heeft die commissie al mijn aanbevelingen be vestigd. Indien de commissie mij niet zou steunen en ik toch mijn mening zou handhaven, zou de zaak door het parlement in behandeling genomen worden. Als dit zich ook tegen mij zou uitspreken, zou ik natuurlijk mijn functie ter beschikking stellen. Het is echter meer dan waarschijnlijk dat de „Ombudsmand" het laatste woord heeft. „Het gebeurt natuurlijk vaak, dat het simpele feit dat ik inzage vraag van de dossiers van een zaak de be trokken dienst ertoe brengt, deze nog maals door te nemen en een beslis sing te wijzigen, zonder dat ik er na der op hoef in te gaan. De overheids instanties weten dat de procedures in twee richtingen gaan en dat zij op hun beurt beschermd zullen worden indien zij onrechtvaardig beschuldigd zijn. Er zijn gevallen waarin het zeer belangrijk is te kunnen bewijzen dat bepaalde functionarissen geen enkele blaam treft. Ik zei zojuist, dat, toen de functie van „Ombudsmand" in het leven geroepen werd, er sterke weer stand bestond van de zijde van som mige functionarissen. En het is voor gekomen dat een van hen, die oor spronkelijk tegen deze instelling was, mij als „klant" is komen opzoeken en dat ik hem behulpzaam kon zijn. „De pers speelt een zeer belangrij ke rol bij het openbaar maken van be slissingen en ik ben zeer gelukkig met de goede betrekkingen die ik met de pers onderhoud. Over het algemeen hebben onze kranten blijk gegeven van een zeker gevoel voor discipline. Vaak wachten zij met de publikatie tot ik alle partijen gehoord heb. Een krant kan natuurlijk altijd een cam pagne voor een bepaalde zaak begin nen en dan volg ik altijd met belang stelling de reactie van die krant na de bekendmaking van een beslissing die strijdig is met haar campagne. Ik heb tienduizenden van dergelijke ge vallen behandeld en telkens als een krant zich in zo'n positie bevond, ver anderde zij van mening overeenkom stig mijn beslissing. „Dit probleem van de betrekkingen met de pers toont hoe belangrijk I et voor een „Ombudsmand" is aan geen enkele partij gebonden te zijn, omdat hij anders bepaalde kranten voor, en andere tegen zich zou hebben. Als de pers vanaf het begin tegen je is, is het onmogelijk dit werk met succes te volbrengen. Groter bekendheid geven aan mijn werk is belangrijk. Toen ik benoemd werd, heb ik honderden lezin gen gehouden. Dit was uiterst ver moeiend maar is zeer nuttig gebleken. Want telkens weer besteedde de plaat selijke pers veel aandacht aan het nieuwe begrip „Ombudsmand". „Ik ben ervan overtuigd dat de man die deze functie bekleedt nooit moet vergeten dat zijn welslagen in grote mate afhangt van het begrip en de steun van het publiek. Indien hij zich dit goed voor ogen houdt zal hij nooit het risico lopen, een demagoog te 'wor den". Anne Sing ton

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 13