■I I Wilde zwanen langs de IJsselmeerkust B. L. T. S. Werkenrode schept nieuwe kansen voor gehandicapte jongeren mm. WERKENRODE hoopvol keerpunt voor vele tientallen lichamelijk gehandicapte jonge mensen, enige plaats waar zij voor een technisch vak kunnen worden opgeleid. En waar zij kun nen tonen geen stakkers te zijn. De negentienjarige Ré de Weerd uit Deventer, vanuit zijn rolstoel vaardig een draaibank bedienend: „Zonder Werkenrode zou ik nooit een vak hebben kunnen leren. Dan zouden wij nooit kunnen bereiken wat wij nu bereiken kunnen". De zestienjarige Jos Hebben uit het Limburgse Heythuizen, in 1957 door polio aan de linkerarm ge troffen: „Als Werkenrode er niet was geweest, zou ik, mèt tegenzin, naar een kantoor zijn gegaan. Ik? ben nu machinebankwerker, maar ik wil graag elektromonteur wor den". De achttienjarige Jos uit Gro ningen, sinds zijn geboorte over beide benen gehandicapt: „Soms ben ik daar wel neerslachtig om, maar het feit dat ik nu een vak kan leren, helpt me daar wel overheen. Ik heb nu de kans te bewijzen dat ik zoiets ook aan kan". De zeventienjarige Joop Heer- kens uit Veghel, gehinderd door een hem minder-valide makende ziekte aan beide benen: „Dank zij Werkenrode kun je iets in de maatschappij bereiken. Ik word opgeleid voor metaalarbeider, maar daar ben ik niet tevreden mee. Na het eindexamen wil ik graag naar de u.t.s.". Bescheiden begin Geslaagd Ook voor meisjes Deze negentienjarige jongen vol tooit op het ogenblik zijn tech nische opleiding. Drie jaar lang heeft hij hard gezwoegd, maar deze zomer krijgt hij een goed betaalde baan als volwaardig machinebankwerker. Ander mens M4rtA,wwl/W4AAftrtwww/wwwwwlAA,w,,A,WAftAn,w^^ HILVERSUM In de herfst zijn ze gekomen. Nu is het april. Zij hebben bijna een half jaar in ons land verbleven: de kleine zwanen. In oktober streken ze bij honder den neer langs de zuidelijke IJssel meerkust. Dat was op woensdag 13 oktober, een zonnige najaarsdag. Een van die zeldzame dagen in ok tober, waarop elke vogel neiging tot „opvliegen" schijnt te krijgen. Bij honderden dus, of waren het duizenden, in groepjes van vijftig of meer. Dikwijls families, pa's en ma's met het zo door de natuurwet vastgestelde aantal van twee tot vijf jongen. Dick Dijs v wMfÊk i"rf WWW* Bankwerkers in rolstoelen Tussen Nijmegen en Groes- beek verrijst op een ne gen ha. groot, door dich te bossen omringd terrein een voor Nederland uniek onderwijs instituut. Twee jaar geleden is men met de bouw begonnen. Eind verleden jaar werden de eerste twee paviljoens in ge bruik genomen, half maart volg de het schoolcomplex, met een- sportzaal en een instructie zwembad. Daarna zal nog een vierde paviljoen worden ge bouwd. September 1967 moet alles klaar zijn. Dan wordt dit even unieke als waardevolle, nu al op volle toeren draaiend on derwijsinstituut, een soort Bij zondere Lagere Technische School, officieel geopend. De instituut-directeur is de 35-jarige heer A. A. M. Bergers. Hij zegt: „Wer kenrode wil door een goede vakoplei ding lichamelijk gehandicapte jonge mensen de mogelijkheid geven als vol waardige mensen in het bedrijfsleven te worden geaccepteerd. Als ons insti tuut niet bestond, zou het grootste ge deelte van deze jongens nergens aan bod kunnen komen". Schooldirecteur J. J. Verstegen: „Ook gehandicapte jongens hebben recht op een gedegen vakopleiding. Zij hebben het door hun gebrek toch al zo moeilijk. Moeten zij dan nog eens extra worden gehinderd door het ont breken van goed, speciaal op hen in gesteld onderwijs?" HET ANTWOORD ligt voor de hand. Maar tot oktober 1961 kende ons land geen technische school voor lichamelijk gehinderden. Zij konden zich o.a. op de Mytylscholen wel intellectueel ontwikkelen en o.a. type- en boek houdmachines leren bedienen. Maar de mogelijkheid voor het leren van een praktisch en technisch vak bestond nergens. De heer Bergers: „Op reünies van patiënten van de Nijmeegse Sint-Maar tenkliniek werd men telkens met de neus op deze leemte gedrukt. In deze orthopodische inrichting is zowel een revalidatiecentrus als een Mytylschool aanwezig. Tijdens de reünies bleek steeds weer dat een aantal gerevali- deerden door de maatschappij niet was geaccepteerd en dat zij, gedwongen door die omstandigheid, waren afge zakt tot de beschutte werkplaatsen". HET WAS duidelijk: met de revali datie in de kliniek alleen was men er niet. De patiënten hadden hun ledema ten weer leren gebruiken, maar in de maatschappij konden zij er niet mee werken. Want dat hadden zij niet ge leerd. Conclusie: de behandeling in het centrum zou moeten worden voltooid met een vakopleiding. De stichting „Sterke Helpende Han den", na de poliogolf van 1955 in het leven geroepen om patiënten van de Sint-Maartenkliniek ontspanning te bieden, besloot in 1960 deze taak op zich te nemen. Uitstapjes en gezellige bijeenkomsten werden naar de achter grond verdrongen door een nieuw doel: een gedegen vakopleiding geven aan gehandicapte jongens; zodat zij dezelf de kansen krijgen als hun niet gehan dicapte leeftijdgenoten. IN OKTOBER 1961 begon men in het Kerkdorp De Horst onder de gemeente Groesbeek in een gebouw dat eerst als klooster en later als fabriek dienst had gedaan de eerste cursus. Acht tien jongens werden aan het nieuwe instituut toevertrouwd. De ouders brachten hen er in een wat angstige spanning heen: zouden hun zorgenkin deren hier toch nog leren later in eigen onderhoud te kunnen voorzien? De jongens kwamen in hoopvolle spanning: zouden zij hier de zon zien opgaan boven hun tot dan duister in- geziene toekomst? De heer Bergers: „Ik kan veilig zeg gen dat tachtig percent van de leer lingen na drie jaar schoolgaan volle dig in het bedrijfsleven wordt geaccep teerd. Zij ondervinden er geen moei lijkheden meer. Zij hebben hier hard moeten werken en zijn al gewend ge raakt aan eisen en tempo van het be drijfsleven. Een enkeling valt terug op een beschutte werkplaats, soms ver oorzaakt door overbescherming in het ouderlijke gezin'k WERKENRODE telt nu 83 leerlin gen, van wie 78 intern. Toen men een maal de moed had opgebracht deze op leiding mogelijk te maken, bleek de behoefte er aan erg groot. Aan het be gin van het tweede cursusjaar hadden we dertig leerlingen. Herfst '63 waren het er al vijftig, het jaar daarop ruim zestig en nu dus ruim tachtig. Daar mee is men ongeveer op de helft van de toekomstige maximum-opname-ca paciteit. De heer Bergers: „Als de nieuwbouw helemaal klaar is, kunnen wij 150 leer lingen hebben, van wie 120 intern. De andere dertig komen uit de nabije om geving. Zij worden dan elke ochtend per pendeldienst van huis gehaald en 's avonds weer weggebracht". KOMT IEDERE gehandicapte voor opname in Werkenrode in aanmer king? De heer Verstegen: „Wij nemen al leen jongens op van wie wij overtuigd zijn dat zij na drie jaar schoolgaan werkelijk in het bedrijfsleven kunnen worden geplaatst. Als wij deze maat staf niet hanteerden, zouden wij èn bij de ouders èn bij de jongens valse ver wachtingen wekken, met alle funeste gevolgen van dien. Daarom wordt iede re toekomstige leerling drie dagen op proef genomen. In die tijd kunnen wij zijn mogelijkheden bestuderen". DE OPLEIDING op Werkenrode is tot nog toe wat eenzijdig: men richt zich alleen op de metaalbewerking. De belangstelling van de opleiding richt zich nu echter ook op de elektrotech niek. Men hoopt er binnen afzienbare tijd mee te beginnen. Verleden jaar oktober heeft men de mogelijkheden trouwens toch al uitge breid: na aan alle kanten daarvoor aanvragen te hebben ontvangen open de men in het inmiddels door de jon gens verlaten gebouw in De Horst een meisjesafdeling. „Ook voor hen ziet men goede mogelijkheden. Er iverd be gonnen met twee vakrichtingen: een voor metaalbewerking en een voor de confectie-industrie. De afdeling is nog erg pril, maar men heeft goede ver wachtingen. Er is met precies hetzelf de aantal meisjes begonnen als des tijds met de jongens - achttien." DE KLEINE KLASSEN maxi maal twaalf, maar in de praktijk tien leerlingen scheppen de mogelijk heid veel aandacht te besteden aan in dividueel onderwijs. In veel gevallen is dat noodzakelijk. Veel van de leerlin gen hebben op de lagere school lang durig moeten verzuimen. Er ontston den leemten in hun kennis die nu met speciale aandacht kunnen worden op gevuld. Jongens voor wie de theorie van hun opleiding te zwaar is, komen net als op elke technische school in aanmerking voor het individueel technisch onderwijs. Zij krijgen niet meer theorie dan zij individueel kun nen verwerken, maar moeten wel vol doen aan de normale praktij keisen. 99 Een half jaar in Nederland, of in Ierland en een stukje Engeland waar ze ook kunnen overwinteren, en dan weer op een „holletje" terug naar het broedgebied, naar Noord-Rusland, No va Zembla en Noord-Siberië. Het won derlijke is, je ziet ze bij vele honder den komen en het aantal steeds af nemen. De afgelopen weken leken de kleine zwanen zich weer te gaan her groeperen en de winterschade op te ne men. Ze brachten zich „op tempera tuur" om terug te keren naar het bar re noorden en daar te voldoen aan de kringloop van het leven. MISSCHIEN ZIJN ze in de afgelo pen maanden niet zo erg opgevallen. We zijn immers vertrouwd met het beeld van de knobbelzwaan, alias de stadszwaan met zijn gebogen hals, zijn fiere houding, zijn soms zwiepende zwemslag. In toenemende aantallen op onze plassen en rivieren, gewoon, om dat wij onze stadszwaan zijn gang heb ben laten gaan. In Denemarken vorm den ze zelfs enkele jaren geleden een plaag. De zwanen, de knobbelzwanen dus, waren er in aantal even sterk op het water, als de mus bij ons op straat. Een zwaan neemt echter wat meer ruimte in beslag. De Denen moes ten dus iets doen om het weer tot een verantwoorde compositie te brengen in het landschappelijk schilderij. Zo erg is het niet gesteld met de kleine zwaan, de derde zwanensoort. Want er bestaat ook nog 'n „wilde zwaan", een wilde „wilde zwaan", die eveneens op ons grootste binnenmeer overwintert, spe ciaal in de omgeving van de Friese kust. De kleine zwaan zoekt het wat zuidelijker, in schijnbaar toenemende aantallen. WAAROM plotseling in het najaar zo talrijk voor de Gelderse, Utrechtse en Noordhollandse IJsselmeerkust? dr. K. H. Voous uit Huizen, auteur van de „Atlas der Europese vogels" geeft er als verklaring voor, dat de groter wordende horde van knobbelzwanen (de stadszwanen dus) geen (wilde) klei ne zwanen in hun voedselgebied dulden Ze gedragen zich in gezelschap van hun wilde broeders en -zusters ook hier overwinterend ten opzichte van die uit Rusland overgekomen verre neven, bijzonder agressief. Ze verjagen ze en de kleine zwaan is genoodzaakt zijn fourageerterreinen steeds verder te zoeken. Ook de inpoldering van de IJssel- meergebieden kan een belangrijke fac tor zijn in het verderop zoeken van de dinertafel. De nieuwe dijken bren gen immers een verandering van de waterstand teweeg en dat beïnvloedt natuurlijk weer de groei van het fon teinkruid, de lekkernij der overwinte rende zwanen. De dieren voeden zich met de wortelstokken, welke zij met de poten loswerken en naar boven trappe len. Groepjes kleine zwanen zoeken hun voedsel ook op de weilanden langs de IJsselmeerkust, in de Eempolders, in de omgeving van Harderwijk en tussen Naarden en Muiden. ZE LIJKEN in de verte op de ge wone knobbelzwanen en je zou er naar toelopen om ze een korstje brood te geven. Maar dan gaan ze op de wie ken. Verblijven ze in groepen en zijn ze in hun hum, vooral bij zacht zonnig weer, dan klinkt onophoudelijk hun ge roep over het water. Soms vliegt er eentje rukkend vlak over je heen, een merkwaardig geluid uitstotend, dat we wat op een sirene lijkt, die telkens wordt onderbroken. Bij strenge vorst verlaten ze het IJs- selmeer en zoeken de open wateren op in Zeeland, Engeland of Ierland. Ge lukkig leiden onze zwanen in Europa een onbezorgd leven. Ze worden alom beschermd behalve dan die op som mige plaatsen wat al te royaal voor komende „knobbels" en ze gedra gen zich ernaar. Langs de IJsselmeer kust gaan ze hoogstens iets opzij voor de naderende mens die ze al een beet je als vriend zien. Ze verwijderen zich, zonder veel haast te maken. HOE GROOT hun aantallen zijn, leerden de tellingen, welke af en toe op het IJselmeer gedaan worden. In 1963 en 1964 werd in 58 Nederlandse gebieden een onderzoek ingesteld naar de kleine zwaan. Wel eens een pro bleem, omdat de kleine en de wilde zwaan veel op elkaar lijken. De wilde zwaan is wat groter en wat rechter van lijf en leden. Bovendien is er 'n verschil in de grootte van de gele plek op de neus. Op 17 november 1963 wer den 1500 kleine zwanen geteld. Het aantal liep in deze gebieden in januari terug tot 72. Op 15 maart 1964 bedroeg het totaal weer 1361. Na de aankomst verspreiden zij zich duidelijk om dus in het voorjaar weer samen te komen. Dan gaan ze tekeer als speelse kin deren. De jongen zijn witter geworden en niet zo familieziek meer. Deze maand gaan ze op de wieken voor de tweede periode van hun vogeljaar. Tot in oktober op het steeds kleiner wor dende IJsselmeer, De heer Bergers: „Het psychisch ef fect van een verblijf op Werkenrode is soms na een paar maanden al verras send. We kregen eens een leerling uit de Wieringermeer. Voor zijn komst had hij zich in het ouderlijk huis opgeslo ten. De buren zagen hem nooit. Na drie maanden Werkenrode ging hij met vakantie naar huis. Na een paar dagen belden zijn ouders ons op. „Wat hebben jullie toch met die jongen ge daan? Hij is bijna niet thuis te houden. Hij gaat bij de buren op bezoek, trekt het dorp in, praat met veel mensen het is voor ons gewoon een won der." „Op Werkenrode wordt hun aan dacht wat van hun eigen handicap af geleid. Zij zien andere jongens om zich heen, van wie zij aannemen dat die er erger aan toe zijn dan zij zelf. Zij le ren hier ook hun gebrek te aanvaarden. Als zij na drie jaar weggaan zeggen zij: „Goed ik heb een gebrek, maar ik ben er niet minder om dan een an der." BINNEN AFZIENBARE tijd zullen jaarlijks een dertig gehandicapte, maar vakbekwame jongemannen Werkenro de verlaten jongens die spastisch zijn, door polio getroffen, een hartaf wijking hebben, door een verkeers- of ander ongeluk een arm of been, of bei de benen verloren of niet meer nor maal kunnen beschikken over bepaal de spiergroepen. Werkenrode is voor hen een keerpunt geweest. Zij hebben moeilijke tijden doorgemaakt, de toekomst duister inge zien. Bij hun komst op dit unieke in stituut gloorde voor hen aan de hori zon een kleine lichtstreep. Na drie jaar hard werken en stug doorzetten is voor hen de zon opgegaan. Een twintigjarige metaaldraaier uit Bergschenhoek: „Ik had nooit gedacht dat het geleerde op Werkenrode zo goed was dat ik mij in het werk zo goed zou kunnen aanpassen." Een 21-jarige machinebankwerker uit de Wieringermeer: „Ik geloof dat ik evenveel werk aankan als de jon gens die van een gewone technische school komen."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 13