GESCHIEDENIS VAN ARBEIDSINZET
TIJDENS DE BEZETTINGSJAREN
Half miljoen Nederlanders
werd gedwongen in
Duitsland te werken
Mensenroof
maakte 8500
slachtoffers
RITMEESTER
J
P
m
:5®|.
Liever Russen dan
Nederlanders
SPRINGT ER VÈR BOVEN UIT!
DONDERDAG 5 MEI 1966
Een half miljoen Nederlanders zijn tijdens de tweede wereld
oorlog als arbeidsslaven naar Duitsland gevoerd. Uit de aan
vankelijk „administratieve bemiddeling" ontwikkelde zich ten
slotte een directe mensenroof. „De oorlogvoering bepaalde de
jacht op de arbeidskrachten, maar ook h^t verzet der opgejaag
den. Daarom is de geschiedenis van de „Arbeitseinsatz" de ge
schiedenis van dwang op mensen en van de strijd van mensen
tegen dwang". Dit schrijft de heer B. A. Sijes, wetenschappelijk
ambtenaar van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in
het ruim 700 pagina's tellende boekwerk „De Arbeidsinzet
de gedwongen arbeid van Nederlanders in Duitsland 1940-1945",
dat als elfde in de serie monografieën van dit rijksinstituut is
verschenen bij uitgeverij Martinus Nijhoff. Het boek is het
resultaat van acht jaren studie en onderzoek. Maar het is meer
dan een geschiedschrijving in engere zin geworden: het geeft
ook een indrukwekkend beeld van de groei van een belangrijke
vorm van volksverzet tegen de overweldiger.
Duits voorbeeld
ooh op wm
WWsmAN&M 'M
DAT ftrr fïRAS MASLVm
s ÖETBR 19 ÖAM «sm!
HET Burt PNlAND
BI€PT u
ALU K 1T:n:
V rijwillig
Verplicht werk
ml
■PM
Wfim
WêêSÊM
Nieuwe acties
Vrees voor de
weerbare mannen
Niet voor niets
de meest verkochte sigaar
in zijn klasse...
geurig
licht
vol aroma
Riant:
de sigaar voor kenners
lil üsawèêêm m
Drijfjacht op mensen
Zuivering
Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen
ons land binnen. Een maand later ver
trok het eerste contingent arbeiders naar
Duitsland. Ten dele waren het vrijwilli
gers, ten dele werkloze arbeiders, die op
straffe van inhouding van werklozensteun
gedwongen werden het hun door de ar
beidsbureaus (toen nog arbeidsbeurzen)
aangeboden werk in Duitsland te aan
vaarden. Men kan zich afvragen of de
betrokken autoriteiten zo Duits-gezind
waren of dat er wellicht ook andere fac
toren een rol speelden. In het hoek wordt
dit onderzocht, waarbij als uitgangspunt
de economische crisis uit de vooroorlogse
jaren is genomen. In 1936 waren er
415.000 werklozen. De Nederlandse rege
ring verwachtte een natuurlijk herstel
van het bedrijfsleven, maar die verwach
ting bleef uit. Een actieve bestrijding
van de werkloosheid bleef ook uit en ter
wijl in andere landen een opleving was
te zien, bevond ons land zich nog in een
impasse.
Een man, die uit hoofde van zijn be
roep dagelijks met de problemen van de
werkloosheid werd geconfronteerd, was
Een illegaal aanplakbiljet uit de
winter 1944-1945.
Een van de affiches waarmee in de
eerste maanden van de bezetting
werd getracht arbeiders „op vrijwil
lige basis" in Duitsland te laten
werken.
ir. R. A. Verwey, directeur van dè Rijks
dienst der Werkloosheidsverzekering en
Arbeidsbemiddeling. Hij en een aantal
andere hoofdambtenaren hielden vurige
pleidooien voor plannen, die tot bestrij
ding van de werkloosheid konden bijdra
gen. Met name was ir. Verwey een
enthousiast beijveraar voor een centrale
arbeidsbemiddeling, zoals die in Duits
land sinds 1927 bestond en die na de
komst van Hitier veel heeft bijgedragen
tot een spoedige opheffing van de werk
loosheid in Duitsland. In 1936 was daar al
een tekort aan vakarbeiders. Ir. Verwey
was geen nationaal-socialist, maar wat in
Duitsland op dit gebied gebeurde had zijn
bewondering. Datzelfde gold voor andere
vooraanstaande hoofdambtenaren. Deze
omstandigheid zou het contact na de
Duitse inval van mei 1940 tussen Neder
landse en Duitse autoriteiten op het ge
bied van de tewerkstelling van arbeiders
in Duitsland ten zeerste vergemakkelij
ken.
Ir. Verwey is in de bezettingsjaren be
noemd tot secretaris-generaal van Socia
le Zaken. De heer Sijes komt in zijn boek
op tegen de zo vaak geuite beschuldi
ging, dat de secretarissen-generaal (voor
zover zij niet lid waren van de NSB of
met de nazi's sympathiseerden) willoze
werktuigen waren van de Duitsers. Hun
aanblijven was er in het algemeen op ge
richt om „erger" te voorkomen.
Over ir. Verwey spreekt hij geen oor
deel uit. Wel meent hij, dat de activitei
ten van ir. Verwey mede een gevolg wa
ren van diens verwachting, langgekoester
de wensen op het gebied van de sociale
wetgeving in vervulling te kunnen zien
gaan.
Eind mei 1940 waren er in Nederland
325.000 geregistreerde werklozen plus
70.000 gedemobiliseerde soldaten, alsme
de een groot aantal niet-werkende, niet
bij arbeidsbureaus ingeschreven personen.
De totale werkloosheid werd op 500.000
personen geschat. Niet alleen de Neder
landse, maar ook de Duitse autoriteiten
hadden groot belang bij het veranderen
van deze situatie niet het minst om
dat zoveel werklozen een bron van onrust
betekenden. Een verbod tot ontslag van
werknemers en het creëren van werkver
schaffingsobjecten betekenden geen verbe
tering. De eerste stap tot daling van het
aantal werklozen werd gedaan door werk
zoekenden te plaatsen op Duitse vliegvel
den in Nederland. De opvatting, dat dit
werk strijdig was met het Landoorlog
reglement, vond niet voldoende verdedi
gers onder de Nederlandse autoriteiten.
In augustus 1940 werkten er 50.000 man
op deze vliegvelden. Voorts werd door of
ficiële Nederlandse instanties het werken
aan Duitse kustversterkingen in Frankrijk
en België gestimuleerd.
Los hiervan drong het „Reichsarbeits-
ministerium" in Berlijn erop aan zoveel
mogelijk arbeiders uit Nederland naar
Duitsland te zenden. Daarbij diende ech
ter „de grootste vrijwilligheid" in acht
genomen te worden. De Duitsers be
doelden hiermee, dat de werklozen bij
weigering niet naar een concentratie
kamp moesten worden gebracht. Inhou
ding van steun werd niet als dwang be
schouwd, maar als één der normale mid
delen om een georganiseerde tewerkstel
ling mogelijk te maken.
De arbeidsbemiddeling in Nederland
werd gecentraliseerd en daarmee ging
een oude wens van ir. Verwey c.s. in ver
vulling. Er kwam een rijksarbeidsbureau
(de vroegere rijksdienst), dat zijn vertak
kingen kreeg in 37 gewestelijke arbeids
bureaus. Op bevel van de Duitsers moes
ten van deze 37 bureaus er negen door
een nationaal-socialistische directeur
worden geleid. Ir. Verwey stond dat toe
om een volledige nazificatie van het door
hemzelf zo begeerde instituut te voorko
men.
Tot maart 1942 werden werkende arbei
ders niet gedwongen naar Duitsland te
gaan. De werklozen konden worden „ge
stuurd", maar hun bereidheid was niet
groot. Er werden er ook velen afgekeurd,
mede met de hulp van politiek-betrouwba-
re artsen. Van de 235.817 werklozen, die
in september-oktober 1940 werden ge
keurd, bleken er maar 103.504 geschikt.
Bovendien keerden zeer velen uit Duits
land terug vóór hun contract was geëin
digd.
In februari 1941 bepaalde de rijkscom
missaris voor het bezette Nederlandse
gebied, Seyss-Inquart, dat de weigeraars
onder de voor Duitsland aangewezenen
en ook de contractbrekers door het ar-
beidsbureau konden woeden verplicht
De Duitsers waren in de oorlogsjaren
zeer slecht te spreken over de arbeids
prestatie en wat zy noemden de „Ar-
beitsmoral" van de Nederlanders. Of
schoon volgens nazi-opvatting de Rus
sische arbeider tot een minderwaardig
ras behoorde, was men op hem, althans
wat zijn arbeidsprestatie betrof, veel
meer gesteld. Een Duitse bedrijfsleider
zei eens, dat hij 1100 Nederlandse vak
arbeiders zou willen afstaan als men
hem daarvoor 400 Russische ter be
schikking stelde. Ook over de Fransen
werd een gunstiger oordeel gegeven dan
over de Nederlanders.
Naar Duitse maatstaven waren de Ne
derlanders brutaal en maakten zij zich
schuldig aan sabotage en arbeidsver
zuim. Ziektemeldingen om de onbelang
rijkste redenen waren aan de orde van
de dag. In het bestuursgebied Miinster
kwamen maandelijks 250-300 meldingen
van contractbreuk voor. Op zaterdag
ontbrak 60 percent van de Nederlanders.
De arbeiders, aldus een Duits rapport,
luisterden tijdens hun verlof in Neder
land naar de Engelse zender en zaaiden
vervolgens onrust onder andere buiten
landse of Duitse arbeiders. In Neder
land maakten zij de uitwerkingen van
de geallieerde bombardementen bekend.
In zijn boek over de arbeidsinzet stelt
de heer B. A. Sijes, dat uit de aard der
gedragingen van de Nederlanders in
Duitsland niet zonder meer een hoog
politiek bewustzijn mag worden afge
leid. In het ter beschikking staande ma
teriaal wordt slechts zeer zelden mel
ding gemaakt van serieuze, illegale, po
litieke activiteit.
werk te doen in Nederland, in een of an
der strafkamp. Deze kampen stonder on
der Nederlands beheer en waren niet zo
slecht als de Duitsers moeten hebben ge
hoopt. Eind 1941 werd een nieuwe stap
gedaan: de „Sicherheitspolizei" arres
teerde 140 contractbrekers en bracht die
in het concentratiekamp Amersfoort.
Tot einde maart waren er 227.000 ar
beiders, grotendeels werklozen, in Duits
land tewerkgesteld. In de werkverrui
ming in Nederland werkten 60.000 man en
in Frankrijk werkten 29.000 mannen vrij
willig.
Na 23 maart 1942 konden ook werkende
arbeiders verplicht worden om naar
Duitsland te gaan. Deze maatregel werd
genomen na de grote militaire tegensla
gen van de Duitse troepen in de Sovjet-
Unie. Het oproepen van steeds meer
Duitse mannen in militaire dienst had on
danks het importeren van 1.600.000 buiten
landse arbeiders en het tewerkstellen
van 1.181.000 krijgsgevangenen het ar-
beidsreservoir in enkele jaren tijds met
bijna 3,5 miljoen mensen doen dalen.
De mededeling, dat er een dienstver
plichting aan werkenden kon worden op
gelegd bracht onrust onder de directeuren
van de arbeidsbureaus. Zij weigerden
zelfs en twintig namen er ontslag. Er
werd een compromis gevonden door de
aanwijzing van de werkkrachten te laten
verrichten door de „Fachberater", een
door de „Hauptabteilung Soziale Verwal-
tung" aan de bureaus toegevoegde Duitse
ambtenaar.
Zo werd in de loop van 1942 een begin
gemaakt met het uitkammen van de be
drijven, waarbij door zeven Duitse com
missies arbeiders voor verplichte arbeid
in Duitsland werden aangewezen. Men
bleek echter niet aan de eisen van Ber
lijn te kunnen voldoen. Tot maart 1943
werden 254.000 arbeiders verlangd, maar
er werden er 163.600 op transport gesteld.
Dit is met name een gevolg geweest van
de wrijvingen tussen de verschillende
Duitse instanties. De Duitse instantie, die
verantwoordelijk was voor de produktie
van de Nederlandse bedrijven die voor de
Nadat alle administratieve pogingen
om arbeiders voor werk in Duits
land te werven beneden de verwach
tingen waren gebleven, namen de
nazi's hun toevlucht tot het laatste
middel, de mensenroof. In tal van
steden werden razzia's gehouden,
waarbij het niet zachtzinnig toeging.
bewapening werkten, de „Rüstungsinspek-
tion", legde beperkingen op. De leider
van de „Soziale Verwaltung" beklaagde
zich dan ook in Berlijn. Hij liet tevens
weten, dat 60 tot 80 percent van de ar
beiders door artsen werd afgekeurd eri
dat nauwelijks 50 percent van degenen,
die waren aangewezen, op de stations
verschenen. De Duitse politie was niet in
staat die onderduikers te pakken.
Een massaal verzet van de arbeiders
bleef echter uit. Geschiedschrijver Sijes
vertelt waarom. Onderduiken leverde
grote problemen op. De grote illegale ver
zorgingsorganisaties, die geld en distri
butiepapieren verstrekten, begonnen pas
eind 1943 op grote schaal te werken.
Ieder probeerde zich zo goed mogelijk te
redden. Wie geen kans zag onder te dui
ken probeerde werk te krijgen bij een
door de „Rüstungsinspektion" beschermd
bedrijf of hoopte tenslotte in Duitsland zo
goed mogelijk terecht te komen.
Hitier kondigde op 13 januari 1943 de
„totale Krieg" af en dat vond enige
maanden later zijn weerslag in Neder
land. Zonder toestemming van de ar
beidsinspectie werd de werkweek ver
hoogd tot 54 uur en kwamen er bepalin
gen voor het stilleggen van bedrijven, om
de vrijkomende arbeiders naar Duitsland
te brengen.
Op 6 mei 1943 werd bepaald, dat alle
mannen tussen 18 en 35 jaar zich aan de
arbeidsbureaus moesten melden. Iedere
jaarklasse zou 10.000 man moeten opleve
ren, totaal dus 170.000 man. Dit aantal
zou in een periode van een half naar
naar Duitsland worden gevoerd. Maar na
een half jaar bleek men er maar 54.000
te hebben. Hierbij speelde ook de vertra
gende invloed van de „goede" ambtena
ren op de arbeidsbureaus een rol. Zij wer
den steeds bedrevener in het in de war
brengen van de administratie.
Een andere poging van de Duitsers was
om 10 tot 20 percent van de Nederlandse
ambtenaren naar Duitsland te sturen.
Uit deze actie werden 25.000 man ver
wacht. Het werden er 3600.
Een plan om de vrouwen te verplichten,
de opengevallen plaatsen van de wegge
voerde mannen in te nemen, kwam nau
welijks van de grond, omdat Seyss-In
quart hiervan politieke onrust verwacht
te. De dienstverplichting voor ongehuwde
vrouwen bleef dan ook beperkt tot de
grensstreken.
Pogingen om tot een betrouwbare re
gistratie van arbeidskrachten te komen
en een samenwerking tussen arbeids- en
distributiebureaus tot stand te brengen
om werkweigeraars van levensmiddelen
bonnen te beroven, mislukten.
In 1943 werd het probleem voor de Duit
sers nog vergroot door de noodzaak de
verdediging van de kust te verbeteren.
De Duitse weermacht beschikte over
48.000 arbeiders, maar dit aantal was bij
lange na niet genoeg om de uitgebreide
plannen uit te voeren. Ook de weermacht
probeerde toen arbeiders uit de bedrij
ven te halen. Dit stuitte uiteraard op ver
zet van de „Rüstungsinspektion" en van
de „Soziale Verwaltung", die de uitzen
ding naar Duitsland op gang moest hou
den.
Maar de bezetter was vindingrijk. Als
laatste mogelijkheid bestond nog de „Ge-
meide-Einsatz", het vorderen van arbei
ders bij de burgemeester voor het uitvoe
ren van versterkingen in of in de omge
ving van de gemeente. De heer Sijes con
stateert, dat hoewel de belangrijkste Ne
derlandse gezagsdragers ervan op de hoog-
té waren dat het niet geoorloofd was mee
Advertentie
RIANT
IN DE GROENE DOOS
De auteur B. A. Sijes, wetenschappe
lijk medewerker aan het Rijksinsti
tuut voor Oorlogsdocumentatie.
te werken aan de bouw van Duitse stel
ling, er vóór de nadering van de geal
lieerde troepen in september 1944 van een
verzet op uitgebreide schaal vrijwel geen
sprake was. Er waren burgemeesters,
die bang waren voor represailles. In 30
percent van de gemeenten was er trou
wens een NSB-burgemeester. In augustus
1944 kreeg het Duitse leger trouwens vol
macht zelf mensen te vorderen.
In de tweede helft van 1944 was de mi
litaire situatie voor de Duitsers zo nij
pend geworden, dat zij tot razzia's over
gingen. Urgent was daarbij de wenselijk
heid de weerbare mannen uit het bezette
gebied weg te halen om te voorkomen dat
dezen de oprukkende geallieerde legers
met ondergrondse activiteiten zouden
steunen. Tezelfdertijd was Goebbels als
„Reichsbevollmachtigte für den totalen
Kriegseinsatz" druk doende zoveel moge
lijk arbeidskrachten voor Duitsland te
krijgen, o.a. voor het ruimen van puin na
bombardementen en het bouwen van ver
dedigingsstellingen. Voor dit doel stuurde
hij een afgezant naar Nederland, een ze
kere Liese.
De eerste grote stad die van haar weer
bare mannen werd beroofd was Rotter
dam. Op 10 en 11 november 1944 werden
er 50.000 man weggehaald en in treinen
en rijnaken weggevoerd. Naar schatting
hebben de drijfjachten in de verschillen
de steden van het land eind 1944 120.000
mannen opgeleverd.
Hoevelen van de in die tijd weggevoer
de mannen om het leven kwamen staat
niet nauwkeurig vast. Van de 50.000 Rot
terdammers waren het er 410. Zij stier
ven bij bombardementen, door granaat-
vuur, aan uitputting of aan ziekte.
Goebbels' afgezant Liese zou ongetwij
feld meer grote razzia's hebben gehou
den als hij niet op tegenstand van de
weermacht was gestuit. De weermacht
vreesde in de eerste plaats, dat door
Lieses activiteiten de oorlogsindustrie in
Nederland gedeeltelijk zou worden lam
gelegd. Ook waren er niet voldoende sol
daten beschikbaar om de grote razzia's te
ondersteunen. Dus moest Liese zich be
perken tot acties van kleinere omvang.
Eind december liet Liese bekendmakin
gen aanplakken, waarin alle mannen van
16 tot en met 40 jaar werden opgeroepen
zich te melden. Er werd bij vermeld, dat
er voor een aantal beroepen vrijstellingen
zouden worden verleend. Er werden
650.000 aanmeldingen verwacht. Er kwa
men 50.000 mannen, van wie velen alleen
maar een vrijstelling kwamen halen. Het
gevolg was, dat er opnieuw razzia's wer
den gehouden.
Exacte cijfers over de „Arbeitseinsatz"
ontbreken. Naar schatting hebben 8500
Nederlandse arbeiders in Duitsland het
leven gelaten. Velen hebben in strafkam
pen gezeten, de „Arbeitserziehungsla-
ger". Van oktober 1942 tot maart 1945
werden 13.243 uit Duitsland weggelopen
arbeiders naar het concentratiekamp
Amersfoort gestuurd.
Het beleid van het departement van
Sociale Zaken ten aanzien van de arbeids
inzet is na de oorlog door een zuiverings
commissie onder de loep genomen. Ir.
Verwey werd uit zijn functie ontzet zon
der het predicaat eervol. Volgens de com
missie vertoonde hij „het droeve beeld
van een hooggezeten Nederlandse ambte
naar, geen lid van de NSB, die niettemin
zich leende tot het uitvoeren der ergerlijk
ste Duitse bevelen en totaal vergeten
scheen te hebben, dat ons land in een
strijd op leven en dood gewikkeld was
met Duitsland".
Niet alleen aan de top werd gezuiverd.
Ook uit de arbeidsbureaus werden de on
gewenste elementen verwijderd. Bij een
gemiddelde personeelsbezetting van onge
veer 3000 man werd ongeveer 18 percent
ontslagen (554 man) en 3,5 percent (105
man) disciplinair gestraft. Tegen 351 man
(ongeveer 12 percent), die voor de zuive
ringscommissies moesten verschijnen,
werden geen maatregelen genomen.
Het is, aldus de heer Sijes, niet moge
lijk na te gaan hoeveel personen uit de
verzetsbeweging hun leven in de strijd
tegen de arbeidsinzet hebben gelaten. Men
vervalste immers niet alleen distributie
scheiden, „Ausweise" en persoonsbewij
zen voor de onderduikers van de arbeids
inzet en beroofde niet alleen voor hen de
distributiebureaus. Maar men mag aanne
men, dat van de duizenden, die door hun
deelneming aan het georganiseerde ver
zet om het leven kwamen, zeer velen ge
sneuveld zijn in het kader van de hulp
aan onderduikers, bij wie ook velen wa
ren die zich aan de arbeidsinzet onttrok
ken. Meer is bekend van de ambtenaren,
die zelf bij de arbeidsinzet waren inge
schakeld en deze van binnen uit probeer
den te saboteren. Met inbegrip van de
400 ambtenaren die onderdoken werd
ruim 22 percent van het personeel der
arbeidsbureaus op een of andere wijze
slachtoffer van Duitse druk en terreur.
Van de 274 ambtenaren die werden ge
arresteerd, werden 15 gefusilleerd. Van de
131 die naar een concentratiekamp of
tuchthuis werden overgebracht, bezweken
24 in gevangenschap en vijf na terugkeer
uit het nazi-rijk.