De mens en de massa-media
KARL BARTH TACHTIG JAAR
Na Schweitzers dood
Wlm WÊÊÊÊÊÊÊgm
Uiteenlopende meningen over
berichtgeving in de krant
Commentaar
Conferenties
Enkele citaten
ZATERDAG
MEI
1966
;V^ X - v;\H
-
Selectie
Spanningen
Massale eredienst
T wee strijd
(Door prof. dr. A. A. van Ruler)
Op 10 mei 1886 werd Karl Barth geboren, zoon van een hoogleraar in
het nieuwe testament. Hij is in het spoor van zijn vader gebleven en is
theoloog geworden. In zijn jonge jaren heeft hij ook er over nagedacht in
de politiek te gaan. Hij was (en is) socialist maar hij is toch aan zijn oor
spronkelijke vak blijven hangen. En dat met z'n hele hart. Als hij politicus
was geworden zou hij zijn werk evenzeer met zijn gehele hart gedaan
hebben. Dat duidt op een eerste trek in deze thans tachtigjarige figuur:
zijn ongelooflijke begaafdheid. Hij heeft zijn leven lang een werkkracht
getoond, waarvan men diep onder de indruk komt.
Profetische schreeuw
Oppositie
Vraag
De massamedia vertonen een sterk gereduceerd
mensbeeld in hun berichtgeving. Voor driekwart van
het nieuws laat de pers de mens zien zoals hij fungeert
als wolf, niet als medemens. Ik geloof niet dat de ver
houding goed-slecht in het gedragspatroon van de mens
zo ongunstig ligt als de
Deze beschuldigingen aan het adres van de pers heeft
de Haarlemse arts dr. M. J. Heering in Utrecht gelan
ceerd tijdens een voordracht op de contactdag van het
nationaal protestants centrum voor de geestelijke volks
gezondheid over „geestelijke hygiëne",
pers ons lijkt te suggereren.
Dr. Heering, die pleitte voor een
volwassener voorlichting, gelooft dat
het door de pers gecreëerde mensbeeld
weinig relatie meer heeft met de gees
telijke gezonde mens, die bouwt aan
zijn leven op grond van een keus, een
volwassen mens die geen behoefte
meer heeft aan bevoogding, die zelf de
elementen verkiest waarmee hij wil
leven.
In de krant komt de mens naar vo
ren als een soort onder-creatuur, dat
kennelijk niet in staat is sentimenten
van argumenten te onderscheiden en
dat met het grootste gemak in staat is
om de naaste als een soort gebruiksar
tikel te beschouwen.
Volgens dr. Heering zijn het de exis
tentiële angsten voor dood, zinloosheid
en imagoverlies die de mens uiterst
gevoelig maken voor de bedreiging
die het nieuws uit de pers hem ople
vert.
In plaats van nu de angst analyseer
baar te maken door de feiten te bie
den, waaruit de mens kan kiezen,
houdt de pers in een poging de gunst
van de lezer niet te verliezen en hem
Naast het uitstekende pleidooi van
mr. Rooij tegen de beschuldigingen
van dr. Heering past hierbij toch nog
een bescheiden commentaar.
In de eerste plaats maakt dr. Hee
ring helaas dezelfde fout, die dag in
dag uit door beoordelaars ten opzichte
van kranten wordt gemaakt: hij spreekt
in de generaliserende vorm van „de
pers". Hoe volkomen onjuist dit uit
gangspunt is, en hoe vals daardoor de
beoordelingsnorm wordt, zou kunnen
worden geïllustreerd door een voor
beeld dat dr. Heering wellicht aan
spreekt.
Wij kennen een dokter die een paar
maal een ernstige fout heeft begaan,
doordat hij te weinig doordacht tewerk
ging. Bovendien stelde hij een zodanig
belang in de grootte van zijn inko
men, dat hij zich een te grote prak
tijk op de hals haalde; ook dienten
gevolge faalde hij in enkele gevallen
ernstig. Mogen wij, dit geval hekelend,
nu stellen dat „de medische stand te
kort schiet in aandacht voor zijn pa
tiënten en geld boven plicht stelt"?
Een tweede fout in de argumenta
tie van dr. Heering is, dat hij te wei
nig weet van de wijze waarop re
dacties van kranten het nieuws selec
teren, doch niettemin die manier ver
oordeelt. Het is namelijk ook voor
outsiders weetbaar dat de scheiding
tussen de redactionele en de commer
ciële leiding van een krant tegenwoor
dig in veel gevallen zeer streng is, zo
dat de invloed van adverteer der sbélan-
gen op het redactionele gedeelte van
de krant is uitgesloten. Ook vveet-
baar is het feit, dat veel kranten „de
doofpot" verafschuwen en geen nieuws
achterhouden, ongeacht de gevoelige
schenen of tenen van hun lezers. La
ten zij nieuws weg, dan is het omdat
het te onbelangrijk wordt geacht in
relatie tot het nieuws dat wèl gedrukt
wordt.
Een merkwaardig punt in de argu
mentatie van dr. Heering is, dat hij
het als een gerechtvaardigd verwijt
meent te mogen zien wanneer een
krant zijn best doet bij zijn lezers po
pulair te blijven. Nog eens een spre
kend voorbeeld ter vergelijking: wij
kennen een dokter die zijn uiterste
best doet de levens van zijn patiën
ten te rekken, hun lijden te verlichten
en in het algemeen bij te dragen tot
hun levensgeluk. Deze dokter is bij
zijn patiënten zeer populair. Zij zou
den geen andere willen. Wat moet
men deze arts verwijten?
Tenslotte: toegegeven dat de krant
ten in het algemeen nog al wat „naar"
nieuws moeten geven. Er gebeuren
dan ook veel nare dingen in de wereld.
Het is echter gezond, het goede als van
zelfsprekend te aanvaarden en het
slechte als iets afwijkends en bizon-
ders. Daardoor blijft het slechte een
brandmerk van ongewoonheid dragen.
Ongewoonheid betekent: nieuws.
Tot zover ons commentaar waarbij
wij dr. Heering dankbaar zijn voor de
aanleiding om ons hart eens te luch
ten.
Op 28, 29 en 30 mei zal er een
oecumenische pinksterontmoeting wor
den gehouden in het vormingscentrum
„Den Alerdinck" te Heino bij Zwolle.
Het thema is „Tussen kultus en kui
tuur". De ontmoeting is georganiseerd
door „Den Alderdinck", de Sjaloom-
groep en het oecumenisch georiënteer
de katholieke centrum Pro Mundi Vi
ta. Inlichtingen: Administratie Den
Alderdinck, post Laag-Zuthem (Ov.),
tel. 05202-284.
te beschermen tegen onzeker makende
feiten bepaalde feiten weg. Met deze
eenzijdige en onvoldoende informatie
onderschat de pers mijn kritisch ver
mogen, zo oordeelde dr. Heering.
De selectie van nieuws komt volgens
dr. Heering tot stand op basis van een
reeks overwegingen, zoals: wat is be
langrijk voor dit volk en ons lezerspu
bliek, welk nieuws is in staat de belan
gen te schaden van onze geregelde ad
verteerders, van de groepen die ons
concern steunen, welke berichten zou
den wel eens te hard kunnen schoppen
tegen de schenen van onze lezers, wel
ke gevoelens (al of niet heilige huisjes)
dient onze krant te ontzien, wil hij
blijven bestaan of liefst groeien in po
pulariteit?
De rooms-katholieke theoloog Frie-
drich Heer zei eens dat het een zeer
menselijke eigenschap is om berich
ten die de glamour van onze image af
breken naast ons neer te leggen.
„Maar", zo voegde dr. Heering daaraan
toe, „onze capaciteit om critische op
merkingen te verwerken hangt nauw
samen met de mogelijkheid om volwas
sen te worden".
De „nare" berichten, die de kranten
dan wel geven, dienen er volgens spre
ker slechts toe te laten merken hoe
slecht, bruut en onmenselijk de ande
ren zijn. Hij vroeg zich af of de mens
werkelijk steeds verlangt naar de sen
satie van het mensonterende of mag
hij liefst eenmaal per dag geconfron
teerd worden met het grote van een
goed mens?
Prof. Rooij, die sprak over de twee
strijd van de massamedia, stelde onder
meer, dat de media weliswaar een
eigen zelfstandige verantwoordelijk
heid hebben, maar anderzijds moeten
blijven bestaan om communicatie te
kunnen bedrijven. Zij kunnen slechts
blijven bestaan als zij de gunst van
het publiek niet verspelen. Slechts bin
nen deze grens is hun prestatie voor
verbetering vatbaar. In vaktechnisch
opzicht is een dergelijke verbetering
zeker mogelijk, maar het is volgens
prof. Rooij irreëel een ideaal beeld van
de massamedia te scheppen, dat toch
niet is te verwezenlijken.
Prof. Rooij beklemtoonde de regi
strerende functie van de massamedia.
De Duitse geleerde Walther Hagemann
citerend zei hij, dat de publicist een
produkt is van zijn tijd. Hij kan niet
zijn geestelijke grenzen opblazen
waarin zijn cultuurperiode leeft, want
het volk heeft de massamedia die het
verdient.
Deze functie veroorzaakt steeds be
paalde innerlijke spanningen. De me
dia hebben dikwijls het verwijt te ho
ren gekregen, dat zij in hun zucht naar
>vwwinri»wwwwwwwvwwwvwwvwiWMiwiiwiwww>
publiciteit de normen van het toelaat
bare uit het oog hebben verloren. Over
het fungeren van de normen publiciteit
en toelaatbaarheid in zo'n spanning zei
prof. Rooij dat de mate waarin be-
roepsethische en vaktechnische nor
men worden nageleefd vooral afhanke
lijk is van de professionele geest bin
nen het medium, die door het journa
listieke team levend wordt gehouden.
In de grotere maatschappelijke open
heid zullen de massamedia zich moe
ten aanpassen, hoofdzakelijk echter
handelend naar eigen inzicht en ver
antwoordelijkheid. De fundamentele
taken van de massamedia blijven bij
alle grotere openheid ongewijzigd: zo
eerlijk mogelijke nieuwsinformatie ge-
Ven, voorts interpretatie en een verkla
ring van de feiten en tenslotte de com
mentaren, die dan subjectief mogen
zijn.
Prof. Rooij keerde zich tegen een
vermenging van feiten en commentaar.
Het maakt groot verschil of de journa
list de vaste opzet heeft volgens een
verkeerd begrip „waarheid"te reali
seren, dan wel voor alles zijn persoon
lijke mening over een zaak tot uit
drukking wil brengen.
Deze tendens bespeurde prof. Rooij
vooral in de actualiteitenrubrieken
van de televisie. Deze rubrieken heb
ben een interpretatieve strekking,
maar soms blijkt de presentator wel
sterk uit te gaan van zijn eigen sub
jectieve mening. Waar het volgens
prof. Rooij op aankomt is de wijze van
benadering. Juist in de huidige situatie
acht spreker het uit een oogpunt van
geestelijke volksgezondheid van funda
mentele betekenis, dat het zelfstandig
oordeelsvermogen wordt ontwikkeld.
Hij gelooft, in strijd met hetgeen wordt
gemeend, dat deze critische zin bij gro
te groepen aanwezig is.
Buiten de basiliek van Jasna Gora aanbidding van de „Zwarte Ma-
in Czestochowa (Polen) was een donna". Duizenden mensen woonden
groot altaar opgericht gedurende de de gehele nacht de plechtigheid bij.
k/wwwwwwwwwwin#%fw»
Prof. mr. dr. M. Rooij, directeur van
het instituut voor perswetenschap in
Amsterdam, was het slechts op zekere
hoogte met dr. Heering eens. Bepaalde
verschijnselen worden inderdaad soms
met al te sensationele nadruk gebracht
en geven daardoor een vertekend
beeld van de werkelijkheid. De reme
die zou bijvoorbeeld hierin moeten lig
gen, dat met name de kranten, telkens
wanneer het verschijnsel in het nieuws
op de voorgrond treedt, door interpre
tatieve artikelen proberen het scheef
getrokken beeld wat recht te trekken.
Het geheim daarvan lag voor een
groot deel zeker in zijn onvoorwaarde
lijke toewijding aan de taak, die hem
werd opgedragen. Hij leefde volgens
een strenge indeling van de dag. Dat
zelfde vindt men in zijn boeken, in de
wijze waarop hij schrijft, terug. Daar
zit iets ambachtelijks in: geen woord
te veel, geen woord te weinig, elk
woord precies op zijn plaats.
Naast deze werkkracht stel ik z'n
Vijfendertig jaar geleden reeds heeft
Dr. Albert Schweitzer een orgaan ge
sticht, dat onder andere ten doel had
hem te vervangen in de leiding van
het hospitaal in Lambarene, als hij er
zelf niet meer toe in staat zou zijn.
Dit lichaam, dat de naam draagt „Ver
eniging voor het hospitaal van dokter
A. Schweitzer in Lambarene" en dat
rechtspersoonlijkheid bezit, heeft zijn
zetel in Straatsburg. Bij het leven van
Dr. Schweitzer werd deze vereniging
reeds eigenares van het ziekenhuis en
na zijn overlijden op 4 december 1965
nam de vereniging de verantwoorde
lijkheid van de leiding ervan voor
haar rekening.
Hiernaast bestaan talrijke hulporga
nisaties in alle delen van de wereld.
Zeven hiervan, die in hun land officieel
Er komt een nieuwe dimensie naar
voren in het streven van de kerken
naar wereldvrede. In de verschillende
landen móéten we tegenwoordig naar
elkaar luisteren willen we weten wat
God ons te zeggen heeft (Dr. J. C.
Smith U.S.A.).
Als de oecumenische beweging
verdere voortgang wil maken dan is
het noodzakelijk om duidelijk te maken
wat men met de nagestreefde eenheid
beoogt (Aartsbisschop Vitaly Boro-
voy Rusland).
Velen zijn de kerkelijke en oecu
menische activiteiten moe en vormen
kleine studiegroepen, waarin geen re
kening wordt gehouden met kerkelijke
grenzen. Het is noodzakelijk om deze
„groeiende naamloze oecumenische be
weging" op te vangen en te sturen in
de richting, welke de Wereldraad na
streeft (Prof. dr. H. Berkhof Ne
derland).
Ten aanzien van de eenheid der
kerken zijn er tegenwoordig tal van
goede kansen. Nooit is er zoveel be
langstelling voor geweest als thans.
Daartegenover is het opvallend, dat er
toch sedert 1947 slechts drie gevallen
van kerkvereniging zijn gerealiseerd.
Daarom moet er met kracht worden
doorgewerkt (Rev. Patrick Rodger
Engeland),
erkend zijn, worden in het bestuur van
de vereniging vertegenwoordigd. Het
betreft hier de hulporganisaties uit
Duitsland, Engeland, België, de Ver
enigde Staten, Zweden, Zwitserland en
Nederland.
In 1960 hebben de vertegenwoordi
gers elkaar voor het eerst in Bazel
ontmoet om overleg te plegen over
de taak, die op hen zou komen te rus
ten. Precies veertien dagen na de dood
van Albert Schweitzer vond de eerste
algemenevergadering van de vereni
ging in Straatsburg plaats, waarbij een
bestuurscommissie van elf leden werd
gekozen, vier Fransen en zeven leden
uit andere landen. Volgens de wens
van Dr. Schweitzer zelf is de admini
stratieve leiding van het ziekenhuis in
Lambarene toevertrouwd aan zijn
dochter mevrouw Shena Eckert-
Schweitzer, terwijl de medische leiding
in handen is van de Zwitserse arts
Walter Munz.
Het ziekenhuis omvat op het ogen
blik 75 gebouwen op een oppervlakte
van tachtig hectare. Er vinden onge
veer duizend mensen onderdak (per
soneel en patiënten met hun familie
leden). Thans wordt het ziekenhuis
gemoderniseerd. De elektrische instal
latie zal worden uitgebreid, de inrich
ting van een aparte tbc-afdeling is
voorzien, terwijl voor een verder ver
wijderde toekomst er nog plannen zijn
voor noodzakelijke uitbreiding van het
hospitaal, bouw van verdere dienstge
bouwen (operatiezaal, apotheek) enzo
voorts. In overleg met de Gezondheids
dienst van de staat Gabon werd beslo
ten een afdeling voor preventieve ge
neeskunde te stichten, die belast zal
worden met vaccinaties en voorlichting
voor hygiëne en kinderverzorging.
Bovendien zal het inheemse personeel
zowel kwantitatief als kwalitatief uit
gebreid worden. Verschillende van deze
plannen zijn reeds in uitvoering.
Een speciale commissie is belast in
nauwe samenwerking met mevrouw
Eckert de geestelijke nalatenschap van
dokter Schweitzer te inventariseren en
veilig te stellen, eventueel ook postu
me werken te publiceren en verder
ook voor de informatie voor de hele
wereld zorg te dragen over wat er in
Lambarene gebeurt. Zo zullen de ge
dachten van dokter Schweitzer in de
wereld kunnen blijven leven, de lei
dende gedachte van „eerbied voor het
leven", die hij in praktijk heeft ge
bracht ten aanzien van hen die lijden,
in het bijzonder in het zwarte wereld
deel.
Ds. D. ter Steege.
denkkracht. Hij pakt alles 'aan wat
nem voor de voeten komt, uit de Bij
bel, uit de traditie, uit het heden. Maar
dan zet hij er zijn eigen hersens en
hart op. Hij boort er dwars doorheen.
Ik voeg een derde woord toe. Er zijn
niet alleen zijn werkkracht en originele
denkkracht. Er is ook zijn diepgang.
Hij is systematisch theoloog, dogmati
cus. Dat wil zeggen: hij is zijn leven
lang bezig geweest met de waarheids-
vraag. Wat is de waarheid? Wat is de
christelijke waarheid? Daarbij heeft hij
zich nooit opgesloten in het christelijk
huisje. Hij is onbevangen alle denkers
van vroeger en later tijd tegemoet ge
treden. Hij heeft voor alles nagedacht.
En dat niet alleen met z'n hersens, zui
ver verstandelijk maar met z'n hele
wezen.
Daarom heeft de muziek ook zo'n
grote rol in zijn leven gespeeld. In dat
verband gaf hij bij voorbeeld aan Mo
zart verre de voorkeur boven Bach.
Mijn vierde woord is het woord
moed. Die bleek al in de jaren twin
tig. Zelf was hij als mens en theo
loog uiteraard opgegroeid en volwas
sen geworden in de jaren voor de
eerste wereldoorlog. De toonaange
vende theologie van die dagen was
geheel gericht op de mens, zijn gods
dienst, zijn cultuur. Zoals mensen uit
Kampen de maan wilden scheppen
uit de IJssel, zo wilden de theologen
toen God scheppen uit de religieuze
gemoedservaringen van de mensen.
In de oorlogsjaren kwam Barth als
dominee tot de ontdekking dat dat een
vreemde manier van doen was. Het ge
tuigenis van de profeten en de aposte
len van de Bijbel kwam recht op hem
af. Niet wat de mensen over God den
ken is de hoofdzaak, maar wat God
over de mensen zegt. We moeten een
theoligie van het Woord (van het woord
van God) hebben. Daarvoor is Barth
toen met ongelooflijke moed en vast-
houdenheid in de arena getreden. Aan
alle kanten vielen de leeuwen op hem
aan. Maar hij heeft geen ogenblik ge
aarzeld en steeds fris en vrolijk de
strijd aangebonden en stand gehouden.
Daardoor heeft hij een radicale wen
ding in het theologische en kerkelijke
denken van de christenheid gebracht.
Intussen is deze omwenteling vreemd
in zijn werk gegaan. Barth is begon
nen met een boek over de brief van
Paulus aan de Romeinen. Een com
mentaar kan men dat nauwelijks noe
men. Het was meer een profetische
schreeuw. Zo bedoelde hij zijn werk
oorspronkelijk ook: als profetische kri
tiek op de gangbare denkwijze.
Maar de profeet is op den duur sys
tematicus geworden. Zijn eigenlijke le
venswerk is neergelegd in een zeer om
vangrijk, zij het onvoltooid, werk: de
kerkelijke dogmatiek. Daarin brandt nog
ten volle het profetische vuur. Maar het
is niet meer of minder dan een echte,
systematische dogmatiek, waarin de
leer stelselmatig ontvouwd wordt.
Eerst heette het boek christelijke dog
matiek. Maar toen is Barth opnieuw
begonnen en heette het kerkelijke dog
matiek. Zowel die overgang van het
profetische naar het systematische als
die van het christelijke naar het ker
kelijke is kenmerkend voor de enorme
me soepelheid en spankracht van zijn
geest.
Die moed bleek ook nog op een heel
ander terrein. In de jaren dertig kwam
Adolf Hitler op het toneel. In zijn eco
nomische en geestelijke wanhoop
greep het grote, ook cultureel en gees
telijk grote Duitse volk, naar het hei
dendom en het nationaal-socialisme.
Dat was voor alle christenen en ook
voor de kerk in Duitsland niet zozeer
een beproeving, maar vooral een kolos
sale verzoeking. Van het begin af aan
is Barth daar vierkant tegenover gaan
staan. En hij heeft geen blad voor de
mond genomen. Het had zijn verban
ning uit Duitsland tot gevolg. Maar hij
is steeds de ziel van de belijdende kerk
in Duitsland geweest. En voor tallozen
in Europa en daarbuiten was hij een
geestelijk centrum van verzet tegen de
nationaal-socialistische overheersing.
Tegenover het Russische communis
me en zijn welbewust atheïsme neemt
hij een heel andere houding aan. Hij
houdt het er glimlachend voor, dat
Christus daar gemakkelijk tegen opge
wassen is. Persoonlijk moet ik erken
nen, dat dit verschil in houding tegen
over Hitler en Stalin mij in het le
vensbeeld van Karl Barth nooit duide
lijk is geweest.
in ieder geval blijft zijn grote verdien
ste bestaan, dat hij de christenheid
weer bij haar zaak heeft bepaald.
In de tweede plaats: zijn theologie
heeft een enorme uitgebreide invloed ge
kregen. Het is in Europa begonnen.
Daar was een geweldig taaie weer
stand. Maar hij heeft gezegevierd. In
Nederland bij voorbeeld is door zijn in
vloed het hele stelsel van richtingen en
kerken radicaal in de war geraakt. La
ter is zijn invloed ook het Kanaal en
de oceanen overgegaan. Zelfs in Enge
land is men zich ernstig gaan bezig
houden met deze typische vastelands»
manier van theologiseren. Tegenwoor
dig bespeurt men de invloed van
Barths theologie diepgaand over de he
le wereld tot in Amerika en Japan.
Kortom: zijn levenswerk is geen Duit
se aangelegenheid gebleven, het heeft
wereldbetekenis gekregen. En als zo'n
stukje gist eenmaal in het deeg zit, dan
haalt men het er niet meer zo gemak
kelijk uit, het blijft werken.
Kan men Karl Barth de kerkva
der van de twintigste eeuw noemen,
zoals men kan zeggen, dat Schleier-
macher de kerkvader van de negen
tiende eeuw is geweest? Op zo'n
vraag kan men natuurlijk alleen ach
teraf antwoord geven. Daarvoor is
het nu te vroeg. Maar men kan wel
alvast enige overwegingen ten aan
zien van deze vraag naar voren
brengen.
In de eerste plaats: Karl Barth heeft
in ieder geval de theologie, de kerk en
de christenheid weer op eigen benen
gezet. Hij heeft haar ook terug geleid
naar de openbaring. Hij heeft haar
ook weer aansluiting gegeven aan de
traditie van de eeuwen. Hij zelf is
met gespitste oren gaan luisteren naar
die vreemde boodschap van de Bijbel.
En tallozen zijn door hem in dit op
zicht aangeraakt en gevormd. Sommi
gen vinden zelfs, dat hij daarin veel te
ver is gegaan, dat hij de theologie in
een ghetto tegenover de filosofie heeft
gestopt, dat hij van de openbaring een
onaantastbaar betonnen bolwerk heeft
gemaakt, dat hij de kerk, althans de
prediking van de kerk, tot een bijkans
mythische grootheid heeft laten ver
starren.
Wat er van deze kritiek ook waar zij
In de derde plaats: er is natuurlijk
een „Los - van - Barth - beweging"
losgebroken. Die is al jaren aan de
gang. In de oppositie met Barth zoekt
men het in talloze richtingen. Er zijn
er, die de kant van Rome uitgaan. An
deren laten de kerk schieten en willen
puur met het evangelie de wereld in.
De laatste tijd zijn de problemen van
de existentie, de taal en het „verstaan"
over Barths theologie heengevallen.
Enkelingen richten hun aandacht op
het vraagstuk van de geschiedenis of
van de verwachting van de toekomst.
Wie zich zelf tegenwoordig respecteert
en helemaal met moderne veren wil
pronken als theoloog, oordeelt over
de theologie van Barth als een vol
maakt achterhaalde zaak.
Het moet mij van het hart: in veel
van deze moderne vloedgolven is onge
looflijk veel oppervlakkigs. Men kan er
in zijn ziel over huilen, dat er tegen
woordig zo verschrikkelijk dom over
die dingen gepraat wordt. Ik denk bij
voorbeeld aan de beroering, die een
paar jaar geleden rondom het boekje
van Robinson „Eerlijk voor God" over
al ter wereld ontstond.
Is Barth werkelijk verleden tijd? Ik
zou zeggen: laat me niet lachen.
Iemand, die zo fundamenteel over de
dingen gedacht heeft en zo kernachtig
er over heeft geschreven, zou nu al
verleden tijd zijn? Is wat daarna geko
men is niet veelszins schuim, dat zo
weer opgelost is? En keert Barth niet
terug? Men weet het natuurlijk niet. De
wereld, de christenheid kan ook met
verblinding geslagen worden. Maar op
de zaak ziende, moet men zeggen: met
Barth zijn we nog lang niet klaar.
Daarom in de vierde plaats: Barth
alleen maar napraten en doen alsof hij
het laatste woord heeft gezegd, gaat
natuurlijk ook niet aan. We moeten
met zijn antwoorden bezig blijven.
Want hij is met de zaak bezig. Daar
toe heeft hij ons terug geroepen. Maar
het zou kunnen zijn, dat er nog een
en ander valt op te merken. Zelfs is
het denkbaar, dat de hele structuur,
het bestek van het gebouw totaal ver
anderd moet worden. Jaren geleden
heeft Barth dat zelf eens in een toe
spraak aan een diner in Bazel gezegd.
Heeft hij in zijn theologie de beteke
nis van de persoon en het werk van
Christus niet mateloos eenzijdig over
dreven? Komt het werk van de Heilige
Geest in zijn denkwijze niet op een
reusachtige manier te kort? Of beter:
moeten we, in de opbouw van ons
christelijk denken, niet terug naar de
leer van de drie-eenheid, de uitverkie
zing en het rijk? Dat zijn slechts vra
gen. Het zijn kritische vragen aan het
adres van de theologie van Barth.
Maar zo zijn en blijven we bezig met
zijn levenswerk en stappen we niet zon
der meer over hem heen en van hem
af.