1
Jonge uitgeverij beheert erfgoed
van de oude kaartenmakers
Nederlandse jazzclub in Parijs
discours
THEATRUM ORBIS TERRARUM LTD.
Hollander importeert dixieland in eigen club
Ronnie Tober
naar Knokke
17
ZATERDAG 7 MEI 1966
Erbij
De eerste volledige wereldatlas
PARIJS Parijs zal binnenkort een Nederlandse jazzclub bergen. In
de schaduw van de Place Pigalle, dat vooral voor de buitenlandse toeris
ten op zoek naar nachtelijk vertier nog altijd een ietwat troebele
reputatie heeft, zal deze maand door de Nederlandse jazzmusicus Ted
Easton, die in de vaderlandse burgerlijke stand als Theo van Est staat
ingeschreven, een Dixielandclub worden geopend. Van de feestelijke
opening van deze eerste Nederlandse jazzclub in de Franse hoofdstad, zal
het thuisfront trouwens getuige worden gemaakt door middel van het
televisie-magazine „Rendez-vous a Paris", dat zaterdagavond 14 mei ober
het tweede net wordt uitgezonden.
Sas Bunge
DE OPKOMST van de commer
ciële expansie van de Nederlanden
viel samen met de afsluiting van
de grote ontdekkingsreizen: de we
reld kon omvaren, gekend, met meer
of minder nobele hand onderwor-
Europa. De praktische zin van on-
pen en bestuurd worden vanuit
ze voorvaderen en de bloei die de
boekdrukkunst genomen had, leid
de tot een belangrijke Nederlandse
inbreng op het terrein van de kar-
tografie. Hiermee zijn de namen
verbonden van kaartenmakers uit
het eind van de zestiende eeuw
en de gehele zeventiende eeuw:
Lucas Jansz. Waghenaer, Peter
Plancius, Jodocus Hondius, Johan
Janssonnus, Willem Jansz, Blaeu,
Frederik de Witt. Dikwijls ging
het bedrijf van kaartenmaker over
van vader op zoon, of vertakte
zich in de familierelatie van schoon
zoons of neven zoals bij mede-fir
manten en opvolgers van Janssonius
en van Blaeu. - In het hart van
Amsterdam is thans een moderne
uitgeverij gevestigd, de N.V. Thea-
trum Orbis Terrarum Ltd., die zich
toelegt op de heruitgave in facsi
mile van oude kaartenboeken en
atlassen die door de zeer hoog op
gelopen antiquarische prijzen dik
wijls onbereikbaar geworden zijn
voor geleerden en belangstellenden.
Daarnaast brengt deze firma
historische reisbeschrijvingen en
stedenboeken uit, waarvan er één
de „Civitates Orbis Terrarum" on
langs van de pers gekomen is.
Aangekondigd wordt thans de
twaalfdelige editie van Johan
Blaeu's „Le Grand Atlas ou Cos-
mographie Blaviane", waarvan de
eerste uitgave werd gepubliceerd
te Amsterdam in 1662.
was het werk van een Antwerps kartograaf,
Abraham Ortelius. Zijn „Theatrum Orbis Ter-
rarnm", schouwtoneel der aarde, gaf in 70 kaarten
op 53 bladen een letterlijk handzaam overzicht van
de stand der geografie in de tweede helft van de
16de eeuw. Ortelius maakte voor zijn kaarten ge
bruik van de door zijn vriend Mercator ontwikkelde
projectiemethode. Aan de eerste publikatie in 1570
was tien jaar onderzoek voorafgegaan, uitgebreide
correspondentie en gesprekken met zeekapiteins,
kooplieden en geleerden uit alle windstreken. Het
Theatrum was het resultaat van een nauwkeurig
verzamelen, sorteren, vergelijken en schiften van de
kennis van vele specialisten en de publikatie een
mijlpaal in de historie van ons huidige wereldbeeld.
De combinatie van betrouwbaarheid en praktisch
idealisme bracht de uitgever een groot succes. Al in
het jaar van verschijnen werd de hele oplaag uitver
kocht en een tweede verbeterde druk uitgebracht.
In de volgende décennia werd de atlas steeds uit
gebreid en vervolmaakt.
HET „THEATRUM Orbis Terra
rum" is als facsimile-uitgave her
drukt door een te Amsterdam ge
vestigde uitgeversmaatschappij die
dezelfde naam draagt. De T.O.T.
zoals de afkorting luidt is voortge
komen uit de samenwerking van
twee antiquaren, de heren N. Israel
en C. Broekema. Zij namen het ini
tiatief tot een serie moderne her
drukken van historische kaarten
boeken op ware grootte, die de
uiterst kostbare en zeldzame oor
spronkelijke edities zo goed mo
gelijk konden vervangen.
Uiteraard richtte zich deze onderne
ming in de eerste plaats op bibliothe
ken en in het bijzonder op vaklieden
wier studie zich beweegt op het grens
vlak van geschiedenis, geografie, bi
bliografie en kunstgeschiedenis (de ar
tistieke en druktechnische verzorging
van de oude atlassen is zoals bekend
dikwijls aanzienlijk, waarbij de Neder-
Cwmiw IL,* 7
A'nt vr m'Wütu
&•»*•••-•>* ar-'*'**
I'Pi s.:iWit»*. ;k ZffZt «WW"»"
i rt 1
Joris Hoefnagel, gravure van H.
Hondius (Museum Plantijn-More-
tus, Antiierpen). Hoefnagel reisde
tussen 1561 en 1600 door Europa om
steden in beeld te brengen voor de
„Civitates Orbis Terrarum".
landers in de gouden eeuw een voor
aanstaande plaats innamen). Men heeft
daarbij welbewust de voorkeur gege
ven aan reproduktie in zwart-wit bo
ven die in kleurendruk. Weliswaar
ging hierbij het dikwijls bekoorlijke
effect van de oorspronkelijk handge
kleurde edities verloren, maar hierte
genover stond een winst aan leesbaar
heid voor het beoogde wetenschappe
lijke doel, terwijl tevens de prijs afge
stemd kon worden op het budget van
een universitaire bibliotheek. De lief
hebber die zich zo'n facsimile-atlas wil
aanschaffen zal nog over een goede
bankrekening moeten beschikken,
want de prijzen variëren van 60,
tot 275,Deze bedragen zinken
echter in het niet als men bedenkt dat
de zogenaamde Ulm-editie van de Cos-
mographia van Ptolemaeus, uit 1482,
op de antiquarische markt al meer dan
90.000 gulden „doet", maar in de mo
derne offsetdruk voor één vijfhonderd
ste van dit bedrag, namelijk 180 gul
den verkrijgbaar is. Alle heruitgaven
die worden uitgebracht door Theatrum
Orbis Terrarum Ltd. bevatten een in
leiding van specialisten op het gebied
van de oude kartografie, onder wie R.
A. Skelton, hoofdconservator van de
kaartenafdeling van het British Mu
seum.
EEN NIEUWE mijlpaal in het bestaan
van deze jonge uitgeverij (ze werd in
1963 opgericht) is de editie in drie ban
den van het- oudste systematisch opge-
(Van onze correspondent)
TED EASTON is al een oude rot in
het vak, ofschoon hij als rijpe dertiger
nog jong van jaren is. Al heel jong be
zette hij de plaats van drummer in
de vermaarde Dixieland Pipers waar
mee hij toen ook al heel wat van de
wereld heeft gezien. En, zoals zovele
jeugdige kunstenaars-avonturiers, is
Ted toen ook in Parijs blijven hangen.
Hij kwam via allerlei wegen met Ame
rikanen in contact die zijn Dixieland-
stijl waardeerden en uit die waarde
ring vloeiden zijn eerste vaste con
tracten voort met officieren die voor
het amusement op de Amerikaanse mi
litaire bases in Frankrijk verantwoor
delijk waren.
Die contacten vermeerderen en zo
brak dan ook het moment aan, dat de
Nederlander het werk met zijn eigen
orkest niet meer af kon. Hij engageer
de voor de Amerikanen ook andere
ensembles en zo was hij ongemerkt
bovendien nog impresario of manager
geworden. Vandaag heeft Ted Easton
zo wat de hele voorziening met jazz
orkesten van alle NAVO-bases in
Frankrijk in handen en een hele volks
stam van Engelse, Nederlandse en Duit
se musici bevindt zich nu in zijn dienst.
EEN ZAKENMAN MOET echter ver
in de toekomst kunnen zien. Ted Eas
ton heeft dan ook al gauw begrepen,
dat de almachtige generaal De Gaulle
bezig was de bodem nu ook onder zijn
bestaansbasis weg te peuteren. Over
een jaar zal men in Frankrijk immers
geen Amerikaanse uniformen en Uni
on Jacks meer kunnen aanschouwen
en dan is derhalve ook Ted Easton's
boterham verdwenen. Amerikaanse
toeristen zullen tot nader order Parijs
echter nog wél mogen blijven bezoe
ken en zij zijn 't dan ook die Ted Eas
ton als zijn toekomstige publiek in zijn
jazzclub in bet bijzonder voor ogen
staan.
„Er wordt in Parijs en rond Pigalle
natuurlijk heel wat slechte en ook wel
goede jazz .beoefend", zegt hij oordeel
kundig, maar met dixieland is 't hier
nogal droef gesteld. Ik geloof dus wel,
dat mijn club aan een behoefte zal
kunnen voldoen, want de belangstelling
voor goede jazzmuziek in het algemeen
gaat nog steeds in snel-stijgende lijn"
ALHOEWEL PIGALLE nu niet di
rect een brandpunt van highbrow-cul
tuur genoemd mag worden, is Ted toch
geenszins van plan zijn club een tent
voor 't minder oirbare divertissement
te maken. „Ze hoeven bij mij niet te
komen verklaart hij bijna puri
teins om onder eventuele animier-
madel vriendinnetjes op te doen. Maar
ik ga natuurlijk toch weer niet zo ver,
dat mijn mannelijke gasten niet door
een dame begeleid zouden mogen wor
den. Want ik heb ook een dansvloer
in mijn club, en jazz noodt tenslotte
tot actieve deelname".
Ted Easton begint nog deze maand
met een orkest van zeven man, alle
maal Nederlanders, plus een neger-
klarinettist die hij onlangs in New
York heeft ontdekt. Bovendien is er
nog een, eveneens Nederlandse zange
res aan het orkest verbonden.
Ook zijn activiteiten als manager zet
hij voorlopig nog op de oude voet voort
en boven de club is Ted Easton's bu
reau gelegen (waar een portret van
John Kennedy als enige wandversie
ring dient) dat met alle Amerikaanse
NAVO-bases in Frankrijk telefonisch
is verbonden.
Als „entertainer"-clubhoofd-tapkast-
bediener heeft hij zijn oude vriend Jack
Kelling geëngageerd, broer van Tom
en zoon van Coba, die op een respec
tabele staat van dienst als acteur mag
bogen. Kort na de oorlog is Jack Kel
ling met Hans Kaart plus een kraai in
eén jeep aan een wereldreis begonnen,
waarbij hij in Zuid-Afrika strandde,
waar hij toen een zeven jaar geble
ven is. Bij zijn terugkeer in het vader
land waren de grenzen hem wat nauw
geworden en zo kruiste in Parijs zijn
pad dan de weg van Theo van Est. Het
tweetal ziet de toekomst met veel ver
wachting tegemoet en Ted Easton heeft
al plannen het hele pand (58 Rue No
tre Dame de Lorette) dat hem toe
behoort van kelder tot zolder bij zijn
club te betrekken.
zette stedenboek, tussen 1572 en 1618
verschenen te Keulen onder de titel
„Civitates Orbis Terrarum".
DE „CIVITATES" geeft in de vorm
van kaarten en panorama's een over
zicht van alle grote steden in de eeuw
van renaissance en reformatie. Het is
ook een vroeg voorbeeld van een uit-
gavé die door teamwork tot stand
kwam. Uit de titel blijkt al dat de uit
gever, Georg Braun, met zijn verzame
ling stadsgezichten een pendant wilde
scheppen van de hierbovengenoemde
atlas van Ortelius. Zijn naaste mede
werker voor het graveren van het me
rendeel der 362 afbeeldingen en kaar
ten was Frans Hogenberg, die ook als
graveur voor Ortelius was opgetreden.
De meeste stedekaarten van Holland
en Vlaanderen waren het werk van
Jacob van Deventer die als kartograaf
in dienst stond van de Spaanse bezet
tingstroepen. Ze geven een bijzonder
betrouwbaar beeld van de stedelijke
ontwikkeling van ons land in de perio
de van onze nationale geboorte. De be
langrijkste bijdragen kwamen echter
van Joris Hoefnagel die in dienst van
Braun en Hogenberg enorme reizen
ondernam om ter plaatse de atlas
bestrijkt een gebied van Amsterdam
tot Tunis, van Goa tot Mexico de
stedebouwkundige situatie op het pa
pier vast te leggen. Hoefnagel volstond
niet met visuele weergaven gelijkvoers.
van een heuveltop af of in vogelvlucht,
maar zijn platen geven tevens uitvoe
rige informatie over de middelen van
DE ENIGE MAN uit de Knokke-
ploeg van dit jaar, Ronnie Tober, zal
met vier Nederlandse meisjes in Bel
gië de Nederlandse reputatie in het
songfestival verdedigen. Deze 21-jarige
zanger begon in Amerika als glaszui-
ver jongenssopraantje. Hij heeft ge
werkt met de groten der lichte muze,
zoals Perry Como. Ronnie Tober gaat
eind augustus voor de AVRO naar een
Pools internationaal festival. Drie
liedjes gaat Ronnie Tober daar zingen:
een Nederlands, een Pools (maar in
het Nederlands vertaald) en één van
eigen keuze. Die vrije keuze wordt
„The Old Time Potpourri" een men
geling van hoog en laag, van lang
zaam en snel. „Daarin kun je laten
horen wat je allemaal met je stem.
kunt doen". Dan ligt er vermoedelijk
nog in het verschiet een optreden tij
dens een licht muziekfestival op Ma
jorca en nu al is de agenda van Ron
nie volgeboekt tot en met april van
volgend jaar.
WAT DAT BETREFT heeft hij geen
klagen echter wel wat de onsmake
lijke en onware verhalen rond zijn
privéleven betreft, temeer daar hierbij
ook Willeke Alberti en haar echtge
noot Joop Oonk betrokken worden,
zijn benedenburen en goede vrienden.
„Het lijkt wel of de mensen Willeke en
Joop hun geluk misgunnen", zegt Ron
nie. „Als er ergens in een klein hoekje
nu nog een grond van waarheid te be
speuren zou zijn, dan zou je kunnen
zeggen: we hebben het aan ons zelf te
wijten. Maar dat is het hem juist:
alles is pure onwaarheid. Dat durf ik
te zweren. Door wie die ellendige ge
ruchten de wereld zijn ingestuurd,
weet ik niet. We hebben zelf geen
flauw idee in welke richting we het
moeten zoeken. We weten ook» niet
waarom het gedaan is: moet er een
van ons drieën kapot en zo ja, wie dan
en waarom?"
„Ik weet het ook niet meer", aldus
Ronnie. „Het enige wat ik wil doen is
goed blijven zingen, mijn uiterste best
doen in Knokke en Polen en zo door
hard werken en succes behalend voor
Nederland, de mensgn al die vreselijke
dingen laten vergeten".
bestaan, het omringende landschap, de
verkeersmiddelen, de lokale gebruiken,
de folklore en de heraldiek. Daardoor
zijn ze documenten van unieke bete
kenis vooral voor diegenen die de so
ciale geschiedenis van Europa en de
voor Europeanen toenmaals bekende
wereld bestuderen. Het doel van Braun
en Hogenberg was de publikatie van
„een populair werk, dat ook de ogen
van de ongeletterde zal verrukken".
Ook de moderne liefhebber zal veel
wetenswaardigs kunnen aflezen uit de
gedetailleerde afbeeldingen in de Civi
tates, - als hij tenminste over de 695,-
beschikt om zich deze grootformaat
Plattegrond van Haarlem, uit de
„Civitates". De positie op het papier
stemt niet overeen met de latere
gebruiken. Het noorden is onder, het
westen dus rechts enzovoort. Links
het Haarlemmermeer waarin „Tspa-
ren" uitmondt. De Grote Markt
heeft nog de oude naam: 't Sant.
Men herkent straatnamen: Sijl-
straet, S. Iansstraet, Groote Ilout-
straet, Oude Gracht.
delen aan te schaffen. Want het blijft
in twee opzichten een kapitale uitgave.
Sas Bung*
itiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiif
DE PLAAT WAAROVER IK het dit
keer wil hebben is er niet een
uit de stroom van recensie-exempla
ren waarmee platenfirma's hun publi
citeit plegen te onderhouden, maar
één die ik voor mijn eigen genoegen
heb gekocht, een genoegen waarin
ik graag wil laten delen. Het gaat
om een opname op het Franse merk
Erato van twee symfonieën van Al-
bert Roussel, de derde en de vierde,
door het Orchestre Lamoureux on
der leiding van Charles Münch. De
plaat is onderscheiden met de „Prix
du Président de la République" wat
wel een soort Edison zal zijn (men
krijgt soms de indruk dat de Fransen
niet alleen op politiek gebied stug aan
hun eigen instellingen vasthouden).
Waarom is de muziek van Roussel
in ons land toch zo weinig bekend, zó
weinig dat zijn naam de concertbe
zoeker zelfs minder zegt dan die
(naar mijn mening minder belangrij
ke) van bijvoorbeeld Poulenc of Mil.
haud, om twee gedeeltelijk-tijdgeno
ten te noemen? Het lijkt soms of er
bepaalde componisten zijn wier werk
minder geschikt voor de export is.
Deze laatste uitdrukking is niet van
mij, maar van de Engelse criticus
Rollo H. Myers die zich dezelfde
vraag stelt met het oog op de geringe
interesse van zijn landgenoten voor
Roussel wiens positie hij vergelijkt
met die van Fauré en, in omgekeerde
richting, van Edward Elgar, een com
ponist die voor continentale oren weer
wat moeilijk ligt. Men zegt wel eens
dat muziek een cosmopolitische taal
is, maar afgezien van het feit dat
ze geen taal is, is het adjectief ook
nog maar heel betrekkelijk te nemen.
MAAR WAARSCHIJNLIJK BE
HOEFT men niet zulke in de kunst
altijd wat vage noties als „nationale
kenmerken" er bij te halen. Wat in
Nederland onder orkest-repertoire
verstaan wordt is, voor een deel al
thans, bepaald door de uitstraling
van het Concertgebouworkest dat nu
eenmaal een representatieve en veel
al voorbeeldig geachte plaats in
neemt. Deze plaats dankt het aan ver
tolkingen van (onder meer) Bruck
ner, Mahler, Brahms, Tsjaïkofsky
met natuurlijk een heleboel er om
heen, maar dan toch met een belich
ting, een speelstijl, een techniek ook
die zich voor de goede verstaander
ongeveer door deze namen laat om
schrijven. Met deze orkestcultuur ver
draagt zich veel muziek die uit een
totaal ander klimaat stamt, Debussy,
Ravel of Bartók bijvoorbeeld, en dan
hangt er nog van af welke dirigent
er toevallig voorstaat, want orkest
leiders als Giulini of Benzi kunnen
er ook een vlammende De Falla mee
maken, en in het algemeen meer zui
delijkheid, meer sprankeling aan het
musiceren geven. Blijft het feit dat
het Concertgebouw een van de
Ter meerdere propaganda voor het werk
van Albert Roussel (18691937) is dit Dis
cours geheel gewtjd aan een recente op
name van zijn Derde en Vierde Symfonie,
een opname onder leiding van Charles
Münch, uitgebracht op Erato LDE 3556.
traagst reagerende orkesten ter we
reld is, d.w.z. dat tussen het mo
ment waarop de dirigent een teken
geeft en het moment dat de klank
gerealiseerd wordt, een naar verhou
ding langere tijdsduur verloopt dan
bij de meeste andere ensembles van
deze klasse. Een buitenlands musicus
die enige maanden in Amsterdam
meespeelde zei mij eens dat hij aan
vankelijk moeite had om bij het in
zetten niet steeds te vroeg te komen.
Een dergelijke bedachtzaamheid, al
leen in seconden te meten, ontstaat
in wisselwerking met een bepaalde
muziek die zich met dit tempo een
kwestie van temperament o.a. ver
draagt. Een muziek die andere eisen
stelt, waarin het om de snelle, alerte
beantwoording van de directe-sigva-
len gaat, zal bij ons hoofdstedelijk
orkest (en bij de andere orkesten
voor zover het Amsterdamse toon
aangevend is) een minder stevige
plaats op het repertoire innemen.
Met het gevolg dat ook de concert
bezoekers minder vertrouwd worden
met muziek in déze categorie. In
Frankrijk en België is Roussel één
van de grote figuren van de 20-ste-
eeuwse muziek, en speciaal zijn Der
de Symfonie een van de toppen van
het moderne orkestrepertoire.
DE MUZIEK VAN ROUSSEL on
derscheidt zich inderdaad door een
bijzondere vivaciteit (het gallicisme
is hier misschien wel geoorloofd). Het
contrapunt, de vervlechting der stem
men waarin hij een meester was, ge
vormd in de strenge school van Vin
cent d'Indy, is lenig, puntig, van een
beheerste spraakzaamheid die uit
mondt in briljante toonspélingen.
(Musici zijn dikwijls goed in woord
spelingen). Alles voltrekt zich op het
scherp van de snede, de vorm is even
wichtig, concies, maar de inventie, de
ritmische verve zo groot dat streng
heid ieder ogenblik in speelsheid kan
verkeren. Denk niet dat de langza
me delen tussen zoveel bewogen be
weeglijkheid geduldproeven zijn, zoals
vaak bij mindere goden die de mu
ziek hoofdzakelijk als een circuit
voor motorische evenementen zien.
Het Adagio in de derde, en het Lento
moltcT in de vierde symfonie zijn
meesterstukken van melodie-struc
tuur, met een heel eigen intensiteit
in het lyrische vlak. Afijn, ik laat
het hierbij, vrezende dat ik toch al
niet de bondigheid in acht genomen
heb die naar de geest van Roussel'»
muziek is.
(Alleen wil ik nog vermelden dat
men mij in het nogal exclusieve
winkeltje waar ik deze plaat kocht,
verzekerde in twee maanden tijds
twaalf exemplaren ervan te hebben
omgezet. Wat mij betreft mogen ze
er nog een paar dozijn slijten).
4