en
Ogen naar maat
klaar terwijl u wacht
m
POLLE, PELLI EN PINGO
BRAMMETJE FOK
OP DE KOFFIE
„Kunstauge^^Müller,,
weer in Nederland
DE MEESTER
D
y
Y
j
E
DINSDAG 10 MEI 1966
11
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
Remco Campert
DE VAKANTIE VOOR AUTO EN MOTOR
IN EEN KAMER zitten drie witge-
jaste mannen achter gasbranders. In
hun handen hebben zij bolle ogen op
steeltjes. Afwisselend houden zij de
ogen in de gasvlam en blazen zij op
de steeltjes, waardoor de oogbollen
van vorm veranderen. In een hoek van
het vertrek haalt een vrouw haar
linkeroog uit de kas, laat het zien aan
twee andere vrouwen, zet het oog
weer in haar hoofd. De twee andere
vrouwen knikken goedkeurend, als
naar een vriendin die een nieuw hoed
je laat zien.
Even passen
V ader-op-zoon
Adertjes
Tol der auto
's Nachts eruit
ËfggBI
■PI BH
mmwmiwmmmiuwwgü
7)
Alex drinkt een borrel en rookt on
afgebroken. Hij is goed gestemd en
dan ziet zijn scherp, donker gezicht
er jonger uit. Hij heeft het zwarte
haar en de zwarte ogen van zijn In
dische moeder geërfd, de forse gestal
te van zijn Hollandse vader. Anna,
de dagdienstbode van Charlotte, heeft
de tafel gedekt voor drie personen.
Verwonderd vraagt zij:
„Waar is de juffrouw?"
„Naar huis".
„Naar huis?" Anna drukt op beide
woorden, in diepe verbazing. „Blijft
ze niet eten?"
„Zoals je ziet. Dek maar voor
twee".
Ze staart hem aan, met beschuldi
gende ogen. Natuurlijk heeft hij het
oude mens zó gesard, dat ze is weg
gelopen. Zoiets is nog niet voorgeko
men. Die oude is veel te dol op lek
ker eten, ze snuift al begerig met
haar spitse neus als ze boven komt
en vraagt altijd lievig: „Wat is er
vandaag, Anna?" Eigenlijk kan Anna
haar ook niet goed uitstaan, maar als
het er om gaat, partij te kiezen tus
sen haar en die vent, staat zij aan de
kant van het oude mens. Het is god
geklaagd, dat mevrouw zich heeft la
ten inpalmen door hem. Het ligt er
dik bovenop, waar het hem om te
doen is. Bij zo'n verschil in leeftijd
Anna neemt boos het derde bord
weg en gaat terug naar de keuken
om er met pannen te smijten. Ze zal
het mevrouw vertellen, niet dat het
veel zal helpen, hoewel er een kans
bestaat, dat ze zich nu zal ergeren.
Ze is altijd goed voor die oude juf
frouw. En als ze boos wordt, is het
niet mis.
Die hoop stemt haar beter.
Alex glimlacht in de rook van zijn
sigaret, de ogen wat dichtgeknepen.
Anna, Mademoiselle en ik, denkt hij.
De drie mensen, die Charles het
meest om zich heen heeft, haten el
kaar als de pest. Misschien haat zij
ons ook, in haar hart. Maar we zit
ten aan elkaar gekleefd, God mag
weten hoe en waarom. Het lijkt wel
een stuk van Sartre.
Hij kijkt naar de klok, neemt uit
zijn jaszak een brief en draait die
rond tussen zijn lange, lenige vin
gers. „Bij haar bord leggen? Zodra
ze binnen komt, zal ze naar de post
kijken, in de voorkamer op het bu
reau. Dat doet ze altijd. Daarna gaan
we aan tafel. Ze zal zeggen:
„Hé, wat is dat voor een brief?
Aan mij geadresseerd.En open.
wie heeft die hier gelegd?"
Ik".
"En heb jij hem open gemaakt? Er
staat privé op. Dat heb je zeker niet
gezien?" Heel vriendelijk, maar met
die beroemde blik van haar.
„Neen, liefste, die heeft je goede
oude Mademoiselle opengestoomd bo
ven je elektrisch theeketeltje in de
voorkamer. Ik heb allang vermoed,
dat zij rondsnuffelde als ze hier al
leen was en vandaag heb ik haar er
in laten lopen. Ik ben ostentatief
weggegaan en als een muis zo stil
Charles
Charlotte
teruggekeerd et voila. En nu lees en
trakteer op champagne".
Hij trekt een grimas, staat op,
neemt de brief terug en steekt die in
zijn zak. „Neen, na het eten. Laat ze
maar even wachten. Hij zal haar
nieuwsgierig maken. Misschien is het
ook goed, haar wat vóór te bereiden.
Het zal een schok zijn. Maar ze is
geen vrouw, die flauw valt".
Annie komt weer binnen en zegt
nors, dat ze gaat opdienen. Mevrouw
komt niet meer eten, als ze er om
zes uur nog niet is, en zij wil naar
huis.
„Ja, haast je" zegt hij, „doe voor
al niets extra's!"
Ze werpt hem een woedende blik
toe en gaat weg, mompelend in zich
zelf.
Hij eet alleen en zijn goede stem
ming begint langzaam over te gaan
in ergernis. Ze had wel even kunnen
opbellen. Dan had hij gezegd: „Ik
zou me maar haasten, er is hier een
grote verrassing voor je". Maar ze
belt niet op. Natuurlijk niet. Hij is
niet iemand, met wie ze zaken moet
doen. Dan zou ze er wel zijn! Natuur
lijk heeft ze weer een of ander in
Brussel ontdekt. Geld, geld.zaken,
zaken.
Het regent. Geen aanlokkelijk
weer om nog uit te gaan, maar de
stilte, als Annie is vertrokken, drukt
hem. Hij gaat naar de zolder, die is
omgebouwd tot een kleine, comforta
bele flat: een zitkamer, een slaapka
mer, een badkamer. Hij trekt zijn re
genjas aan en verlaat het huis. „Nou
ga ik verdomme uit", denkt hij, „en
ze kan wachten op het nieuws, als ze
thuis komt".
Zijn ergernis neemt toe, omdat
hij eigenlijk geen lust heeft uit te
gaan, geen lust om in een café te zit
ten, vrienden op te zoeken, of een
film te gaan zien. Maar één van die
dingen moet hij toch kiezen. Dus gaat
hij een film zien, die hem verveelt
en zit daarna in een café, ontmoet
er een kennis, die hem meetroont
naar een cabaret, luistert verveeld
naar liedjes, waar iedereen om lacht
en kijkt nors naar de vrouwen, die
moeite doen, zijn aandacht te trekken
verliest zijn kennis aan een juffrouw
met wie hij verdwijnt en loopt ten
slotte naar buiten. „Nu zal ze wel
thuis zijn. Laat ze doodvallen. Ik ben
een idioot", denkt hij, „doodgewoon
een idioot. Als ik niets zeg.wat
kan me de hele zaak schelen? Mor
gen zouden we naar de notaris gaan.
Natuurlijk is dat afgelopen, als ze het
weet. Wat zou er gebeuren, als ik
niets zei, als ik die brief niet gaf?
Ze zal een andere brief krijgen. Of
niet Het is eigenlijk een opwindend
kansspel. Als er geen andere brief
komt.Hij heeft hoofdpijn van de
bedompte, rokerige sfeer in de bios
coop en in het cabaret, hij loopt door
de regen, om die hoofdpijn kwijt te
raken en ook om tot een besluit te
komen.
(Wordt vervolgd.)
(Van onze correspondent)
GRONINGEN. Een man in de oogheelkundige kliniek van het Acade
misch Ziekenhuis in Groningen spert zqn ogen wijd open en vraagt triom
fantelijk aan de andere wachtende patiënten: „Nou, welke?" Als het ant
woord uithlijft, zet hij zijn bril af en tikt met de poot van de bril tegen
een van zijn opengesperde ogen. Vier harde, droge tikken. „Deze zegt hij
trots, „deze is van glas".
„Waarom sloop u tijdens de uitvoering
van „Carmen" naar de koffiekamer op
zondag 16 januari?", luidt de intrigerende
vraag die een advertentie ons onlangs
stelde. De advertentie meende het te we
ten en beantwoordde zijn eigen vraag
prompt: „Wij weten het. Om een.op
te steken". (Een bepaald merk sigaret.)
Tja, ik weet niet waarom u naar de
koffiekamer sloop die zondag (ja, ik heb
u wel zien staan, in dat duistere hoekje),
maar in mijn geval slaat het antwoord
van de copywriter de plank danig mis.
Ten eerste, sinds de jaren van het In
diaantje-spelen definitief achter me lig
gen sluip ik niet meer. Mijn tred is fier
en zelfbewust, zo sterk zelfs dat juist an
dere mensen iets wegsluipends krijgen
als ik er aan kom stappen. Misschien
vindt u dit blufferig klinken, maar de
waarheid dient gezegd. Trouwens, mis
schien denken de wegsluipers wel: daar
heb je die vervelende zeur weer, gauw
maken dat we wegkomen.
Ten tweede, ik was inderdaad op weg
naar de koffiekamer, maar het is me
een raadsel hoe de advertentie dat kon
weten, want ik heb de koffiekamer nooit
bereikt. Waarom bereikte ik tijdens de
uitvoering van „Carmen" op zondag 16
januari de koffiekamer niet? Heel een
voudig, omdat ik hem niet kon vinden. Ik
kan de koffiekamer nooit vinden. Ik ben
altijd een trap te hoog of een trap te
laag. Blindelings weet ik de weg naar de
gaanderijen en de stalles, de garderobe
en de orkestbak (waar ik dan ook vaak
wordt uitgejaagd), maar de koffiekamer
heeft zich tot nu toe schuil weten te hou
den. In de verte hoor ik gerinkel van
kopjesgeroezemoes van stemmen, ik ga
op die geluiden af, maar vlakbij geko
men hoor ik al dat stemmige gedruis op
eens van een heel andere plek vandaan
komen, achter me, hoog boven me, of,
erger nog, hoor ik helemaal niets meer,
behalve mijn gejaagde ademhaling. En
fin, ik krijg het er een beetje benauwd
van; snel over naar punt drie.
Ten derde, ik ging niet naar de koffie
kamer om er een sigaret op te steken
van welk merk dan ook. Ik ging na ar de
koffiekamer om koffie te drinken. Daar
is die kamer voor. Om te roken begeve
men zich naar de z.g. rookkamer, derde
deur links, drie trappen op, lange witbe
pleisterde gang volgen, met uw handen
van die brandspuit afblijven, ijzeren deur
rechts aan het einde forceren en u staat
op het dak wat een prachtig uitzicht
hè?
Ten vierde was het helemaal de „Car
men" niet, maar „Lucia di Lammer
moor".
In de Kumaon-bergen in India groeit
de z.g. shilling-boom, die een merk
waardige aantrekkingskracht op spin
nen heeft. Dit exemplaar, ontdekt bij
het dorp Chandag op 200 meter hoog
te, is letterlijk overdekt met een dik
ke mantel van spinrag, die de groei
van de boom echter niet schijnt te
belemmeren. Men neemt aan dat de
zoete geur van de zilverkleurige bast
de spinnen, en de insékten die zij ho
pen te verstrikken, aanlokt. Overi
gens viel er in de hele boom geen
spin meer te bekennen toen deze foto
gemaakt werd. Blijkbaar hadden de
spinnen zich een andere shillingboom
gekozen.
De noodzakelijke reisdokumenlen voor
.«ie auto,motor, scooter en caravan
België en Luxemb
Denemarken
W.-Du i Island
Engeland
Finland
Frankrijk
Griekenland
er land
I ha lie
Joegoslavië
Moorwegen
Oostenrijk
Portugal
Spanje
Tsjechoslow.
Zweden
Zwitserland
Êen zwart vakje geeft aan welke
dokumenten nodig zijn.
iNtooralle landenqeldtr een voertuig
I moet de NL-plaat voeren.
0= tijdelijk toegangsbewijs voor de
caravan.,
£3=Vborde caravan een inventarislijst.
X=Caravan bijschrijven op lijdelijk
toegangsbewijs.
„U MOET even wachten", zegt een van
de witgejaste glasblazers tegen een klant
die na twee jaar zijn kunstoog laat ver
vangen. „Het oog moet even afkoelen".
Als het oog koud is, mag hij passen. Het
is te groot. Het draait te stroef in de
oogkas. „We moeten het nog een beet
je kleiner maken", zegt de man in de
witte jas.
Een andere klant, een dame, is beter
af. Het oog past voortreffelijk, vindt de
glasblazer. Ze krijgt een spiegel voorge
houden. Met haar echte oog kijkt ze naar
haar namaakoog en knikt tevreden: geen
verschil te zien!
De man in de witte jas is Herr Hans
Miiller Uri uit Wiesbaden. De twee an
dere mannen die met glazen ogen in
gasvlammen manipuleren, zijn een assi
stent en een 28-jarige zoon van Herr Miil
ler. „De vierde generatie in het vak",
zegt papa Müller trots.
OVERGROOTVADER Müller, glasblazer
uit Thüringen begon in 1854 met het ma
ken van glazen ogen voor mensen. Groot
vader Müller ging er mee door en nu
heeft vader Müller in Wiesbaden een
bedrijf met dertien werknemers onder
wie twee zoons. Bij de Müllers kwam
de kunst van het maken van menselijke
ogen voort uit het ambacht van de ver
vaardiging van ogen voor opgezette bees
ten. Een ambacht bleef het. „Het is al
lemaal handwerk", verklaart Müller se
nior. Hij legt uit dat je voor het (na)-
maken van een oog talent moet hebben.
De iris wordt met de hand ingekleurd in
de witte bol, waarvan later alleen het
voorste deel wordt gebruikt als kunstoog.
Kunstogen zijn geen bollen maar schotel
tjes, die zo in de oogholte worden ge
legd, dat ze reageren op de bewegingen
van de oogspieren, wat de 9chijn van
echtheid nog vergroot.
Elk half jaar trekt Herr Müller met
enkele van zijn mede-oogblazers naar
zijn toenemende klantenkring „patiën
ten", zegt hij in Nederland. Dezer da
gen was hij in Groningen. Daarvoor in
Maastricht, Den Bosch en Arnhem. Straks
Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. In
september komt hij terug. Herr Müller
komt al meer dan dertig jaar naar ons
land. In de voetstappen van zijn vader,
die zo'n dikke zestig jaar geleden in Ne
derland zaken begon te doen.
De heren Müller senior en junior en de
assistent hebben behalve hun glasblazers
attributen een aantal dozen bij zich. Zij
lijken op reusachtige platte bonbondozen
en zijn gevuld met duizend tot tweedui
zend oogbollen, die allemaal verschillend
zijn. Geen oog zo groen, grijs, blauw of
bruin of de firma Müller heeft er wel een
die er precies op lijkt. En mocht dat bij
wijze van uitzondering toch niet het ge
val zijn dan wordt er nog even ter plaat
se een gemaakt.
VOOR DE MENSEN die in Groningen
hun twee jaar oude oog kwamen laten
vervangen (omdat het vocht uit de traan
klieren het glas langzaam aantast) of voor
het eerst van hun leven een glazen oog
kwamen halen hoefde Herr Müller alleen
maar een keus te doen uit zijn voorraad,
in Wiesbaden klaargemaakt, het oog op
maat te maken, eventueel nog een paar
bloedadertjes in het wit aan te brengen
en het voorste deel van de bol met het
blaaspijpje te scheiden.
Veertig mensen kwamen er op een Gro
ninger zittingsdag. De drie oogmakers
werkten van acht tot half vijf, zonder
middagpauze. Er zijn mensen die een oog
verliezen door een ongeluk en er zijn er
die door een ziekte een oog moeten mis
sen. De verhouding is ongeveer een op
een, vertelt Herr Müller. „En in elke
stad waar ik kom zijn er steeds weer
twee of drie nieuwe patiënten, die door
een auto-ongeluk een oog kwijtraakten,"
zegt hij ook.
De man die met zijn bril een tikkend
geluid aan zijn oog ontlokte om aan te
tonen dat het eigenlijk geen oog is, zegt,
wijzend in de richting van de heer
Müller: „Hij doet het fantastisch". Hij
draagt zijn glazen oog al tien jaar, ver
telt hij. En hij is er zo tevreden mee als
men maar kan zijn met een oog waar
mee niets wordt gezien."
IN ZIJN hotelkamer heeft Herr Müller
behalve een fles witte Moezel wijn ook
een doosje met curiosa geopend. Er zit
onder meer een emaille oog uit de zes
tiende eeuw in. Maar dat is niet wat hij
zoekt. „Vervelend", zegt hij, grabbelend
in de historische voorwerpjes, „een ge
woon glazen oog is er niet bij". Zijn vin
gers en zijn van twee dubbelgeslepen bril-
leglazen voorziene ogen vinden er tenslot
te toch een. Hij houdt het oog tussen duim
en wijsvinger. „De grootste ogendoders
zijn wastafels", doceert hij. „Maar wie
een beetje verstandig met zijn oog om
gaat en hem niet uit zijn vingers laat val
len houdt hem wel heel". Dan gooit hij
het oog met kracht op de vloer. Het oog
springt op, komt weer neer, rolt even
door. Onbeschadigd.
DE MAN die zijn glazen oog al tien
jaar draagt vertelt, dat hij na een feest
je, bij het uitnemen van het oog voor het
slapen gaan, het sierlijke ding eens in
de wasbak heeft laten vallen. Dat was
te veel voor het oog (prijs: f 60, waar
van het ziekenfonds 90 percent betaalt).
De eenogige feestganger hoefde niet naar
Wiesbaden te gaan voor een nieuw gla
zen oog. Wie de gruzelementen opstuurt
krijgt een paar dagen later een nieuwe,
getrouwe kopie van zijn oog terug. Op
kleur en naar maat.
9. „Wel, wel, welt" sprak Simon S. Geldmaker ter
wijl hij de schade aan de vrachtauto opnam. „Wat is
hier gebeurd? Brokken gemaakt? Hoe treurig! Maar
als mede-weggebruiker weet ik mijn plaats! Hier
moet geholpen worden! Koste wat het kost!" „Da's
mooi van je, baas!" zei de truck-rijder opgelucht.
„Maar hoe„Koste wat het kostherhaal
de de ander. „Laat eens zien.Aan het eind van deze
weg is een garage, met de naam..eh..ach, ja! Met
de naam S.O.S.-ofwel: Simon's Oto Service! Jammer,
dat ik daar toevallig niet langs kom!" Bedankt voor
de tip!" mompelde de chauffeur teleurgesteld. „Het
eind van deze weg is twee dagen lopen- en ik heb
niet eens een lunchpakketje met hammetjes bij me!"
„Het is een probleem!" beaamde de heer Geldmaker
nadenkend. „Wat nu? Aha! Wacht even! Ik herinner
me plotseling dat ik een telefoon bij me heb! U kunt
ze bellen. Het i« alleen jammer dat dit toestel werkt
op tien-florijn geldstukken!"
HÉ, tOOP N16T We<i>, 46 H06FT TOCH NI6T
8AN6T6tl4N, IKB6N 4AK08!
IK H6B AU66N 6EN AUT08RIU OP - 1>AT M06T
NAM6U4K AIS 46 AUTO R14PT
OH, DAAR KAM 46 PRACHTlö DOORH66N KHK6M
- NU KAN IK.OOR AUTORI4D6N - H6T IS NI6TZ0
M06IU4K
HU, NU WORDT
I6D6R66M
V00R40U
2087-E
en, MARCO,IAAT PSST...
eeuiAHHeu itcnee
iuaar eezió-
HOUPtN
AURIÓHT, U£fiJÉ. DAMS IAAT HAAR MÉT
w maarteumat! v rust!
pus ju etm een showoirp,
SCHATje veRMAAKOMSI
Hé. DAT IS
FRACHTUb IK
KRUb VARIÉTÉ
BU MUM
DIN6R
frWUMU
518. „Mijn kind", schreeuwde de boei-
enkoning, maar hij was weer wat gerust
gesteld, toen hij zag hoe de baby heerlijk
lag te slapen. Woede nam toen de plaats
van zijn angst in.
„Hoe heb je dat kunnen doen?" tierde
hij tegen zijn vrouw. „Hoe heb je onze
woonwagen weg kunnen rijden, terwijl
dat zieke kind in de openlucht moet
blijven?"
uMaar de wagen is weggehaald door de
fakir van het circus", zei de vrouw. „Hij
zei, dat jij geld van hem had geleend en
dat hij niet langer op zijn rijksdaalder
wilde wachten. En toen heeft hij de woon
wagen meegenomen."
„De schurk", riep de boelenkoning uit.
„Heb je hem niet gezegd, dat de baby
ziek was?"
„Natuurlijk zei ik dat, maar de fakir
zei, dat hij misschien zelf ziek zou wor
den, als hij niet gauw een woonwagen
kreeg om in te wonen. Volgens de wet
mocht hij die woonwagen meenemen, zei
hij."
„En waar is hij nu naar toe?", bulder
de boeienkoning.
„Dat weet ik niet", zei de vrouw be
droefd.
Bram wilde een bevel geven, maar Tutu
had het al begrepen. Hij vloog op om
door luchtverkenning de woonwagen op
te sporen.