en
I
POLLE, PELLI EN PINGO
KRAMMETJE FOK
PROGRESSIEF
ïwm
Gras is overal
het kost niets
en is, in brood
omgezet, lekker
en voedzaam
PANDA EN DE MEEST ER-GELDZAMELAAR
D
A
O
N
E
S
DINSDAG 17 MEI 1966
11
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsarl
(DK) KEULEN De onderzoekingen van de Duitse biochemicus Schlu-
bach inzake het winnen van voedingsstoffen uit simpel gras beginnen aan
dacht te trekken. Professor Schlubach verricht zijn experimenten aan het
Max Planck-lnstituut voor biochemie in München, al tien jaar lang. Maar
intussen heeft hij zijn onderzoek min of meer af kunnen ronden. Op het
ogenblik houdt hij zich vooral bezig met een aantal zeer gespecialiseerde
scheikundige problemen van de „grassuikers". Hij werkt ook aan de ont
wikkeling van een bruikbare industriële produktie-methode van zijn nieu
we voedingsstof. Verschillende aanvragen uit Canada en andere landen
hebben aangetoond, dat regeringen en industriële ondernemingen veel van
zijn nieuwe voedingsbron verwachten.
Supergras gevraagd
Polyfructan osen
Vers verwerken
Moleculenzeef
Sporry
Universiteit van Leuven
zal niet worden gesplitst
AiHrenutr mus!
mat t>ie rwee Her
u/Tt/ecHreN'
mnnnnnnnmwvr
19\
Ze had met geld
gesmeten, gaf feesten, waarover nog
gesproken werd en reisde als een
vorstin met een hofhouding. Haar
zoons waren al even verkwistend
geweest als zij. De baron had zijn
landgoed in Gelderland moeten ver
kopen en later ook grond en bos
sen in Limburg. Tenslotte had hij
zich boos teruggetrokken in de oude
toren, die hij liet restaureren en
inrichten met strenge soberheid. Een
deel van het jaar was hij weg, nie
mand wist waarheen. Verder leef
de hij in de toren, bemoeide zich
nooit meer met zijn vrouw en haar
gasten en zelden met zijn zoons. Hij
had daar een knecht, even vreemd
nors en somber als hij, die voor hem
zorgde. Na de dood van zijn vrouw
en van zijn oudste zoon, toen de
tweede zoon met hevige ruzie was
weggegaan en nooit teruggekeerd,
kwam hij in zoverre weer uit zijn
vrijwillig isolement, dat hij zich ging
wijden, aan de zorgen voor zijn res
terende bezittingen, waarbij hij met
zijn rentmeester gewoonlijk over
hoop lag, daar hij zeer wantrouwend
was geworden. Maar sinds Chris-
tiaan, die hij van kind af aan ge
protegeerd had, bij hem rentmeester
was geworden liet hij gaandeweg
alles aan hem over, reisde veel en
leefde als hij thuis was tussen zijn
verzameling van antiquiteiten en ra
riteiten. Hij verscheen dan alleen
's morgens vroeg om paard te gaan
rijden. In de omtrek werd hij be
schouwd als een beetje gek en het
ïeit, dat hij voor een vrijdenker gold,
nooit in de kerk kwam en na de
dood van de oude pastoor, met wie
hem een soort vijandige vriend
schap verbonden had, de nieuwe
niet op het kasteel wilde ontvangen,
had tussen hem en allen rondom
Cronenborg een diepe kloof gescha
pen. Waarom hij Christiaan zo ge
protegeerd had, kwam Mademoisel
le niet meer te weten, omdat Do-
miens vrouw, de keukenmeid Maria,
een einde maakte aan hun lange ge
sprekken. Zij kon Mademoiselle niet
uitstaan en daar Domien niets bij
haar te vertellen had, sloot hij
voortaan stijf zijn lippen, als Made
moiselle weer probeerde hem uit te
horen, de dienstboden giechelden al
leen en ,ESrechte zweeg op elke vraag
met vijandige ogen. Zo moest Made
moiselle wel nieuwsgierigheid op
kroppen en het ergerde haar, dat zij
ook uit de kinderen niet wijs kon
worden.
„Ze noemden de baron .,oom Ber
nard" en waren dikwijls bij hem, als
hij in de toren zat als een oude uil.
maar zij weigerden te zeggen, wat
ze daar alles zagen en bespraken
met hem. Mademoiselle drong eens
in de toren door, voorgevende dat zij
het uitzicht wilde bewonderen op de
trans, maar hopende, een blik te kun
nen slaan in de kamers van de ba
ron. Dat gelukte haar niet en zij
was toen wel verplicht met de kin
deren alle trappen op te klimmen,
ook de bovenste, die smal was en
Charles
Charlotte
zonder leuning. Doodsbang, stoffig
en duizelig, stond zij boven op de
trans en was blij, toen ze weer
heelhuis beneden kwam. Zij merkte
zeer goed, dat de kinderen met el
kaar giechelden en vermoedden dat
zij haar list hadden doorzien. Als zij
nadien met de oude knecht van de
baron naar boven gingen om te
kijken, hoe Barbara werd opgewon
den, vroegen zij altijd of ze niet wil
de meegaan, en hun koele lichte ogen,
waren dan vol spot. Na alle plagerij
en en kwellingen die zij van kinde
ren had ondervonden, waren deze
twee eigenlijk zeer gemakkelijk en
enige tijd lang hoopte zij zelfs hun
genegenheid te kunnen winnen, maar
zij weerden elke toenadering af en
er waren ogenblikken, waarop zij hun
koele, spottende houding tegenover
haar vleierijen en glimlachjes, méér
haatte, dan de brutaliteit en wreed
heid van andere kinderen. Nooit ver
gat zij de koude vijandigheid van
hun blik, toen zij er eens een toe
speling op maakte, dat men de ba
ron „een beetje gek" noemde in het
dorp. Gek zijn betekende voor hen:
zo zijn als Sjang, en zij voelden
haar opmerking als een belediging
van hun oude vriend. Wel was hf]
tegen hen gewoonlijk even nors als
tegen iedereen en kon hen ruw
snauwen, als hij slecht gestemd
was, maar dat aanvaardden zij stil
zwijgend. Er waren ook andere
uren, waarop hij hen liet kijken,
naar zijn verzameling en zelfs ver
telde van al die wonderlijke oude
dingen. Zij waren, nooit bang voor
hem.
Twee malen in het jaar, ging An-
nemarie Renierse op reis. Dan
deed zij inkopen in Aken of Brussel
en bracht stoffen mee, die de huis-
naaster Katrien te verwerken kreeg.
Mademoiselle ging in die dagen elk
vrij ogenblik naar Katrien, maar
schoot er weinig mee op. Katrien
sprak een voor'haar vrijwel onver
staanbaar dialect. De kinderen wa
ren ook graag bij de oude naaister
en zij babbelden uit den treure in
het dialect van de streek met de
kleine, magere vrouw, die hun ver
telde over alle huizen, waar zij ging
werken, over de mensen, voor wie
zij naaide, over andere kinderen.
Zij maakten van overgeschoten lap
jes poppejurken voor Charlottes pop
pen en beestjes voor Charles. Deze
zomer bleef Katrien langer dan an
ders en zij had weinig tijd om te
babbelen met de kinderen.
Zij moest verschillende nieuwe ja
ponnen maken voor mevrouw Renier
se, want er zouden logés komen. De
kinderen waren opgetogen over het
nieuws en bestormden hun ouders
met vragen, maar hun moeder zei
ongeduldig dat ze geen tijd had en
hun vader, was zwijgzamer dan an
ders. Alles wat zij te weten kwamen
was, dat er een jeugdviend van hun
vader werd verwacht met zijn
vrouw, uit Sumatra.
(Wordt vervolgd.)
Brood uit gras voor de
hongerende miljoenen
ff
OOK HET FEIT, dat het Max-Planck-in-
stituut voor plantkunde in Keulen-Vogel-
sang serieus begonnen is met het kweken
van planten met een hoog gehalte aan
koolhydraten, laat niets aan duidelijkheid
te wensen over. Men is bezig met de ver
wezenlijking van Schlubach's theorieën.
Hetgeen vooral belangwekkend is, als
men bedenkt dat in India bijvoorbeeld
mensen gras eten om niet om te komen
van honger. Gras is overal. Het wordt in
derdaad tijd, dat meh er rationeel en sys
tematisch mee gaat werken.
BIJ SUIKERRIET is men er in ge
slaagd om door middel van kweekpro-
cessen het suikergehalte te verdrievoudi
gen. Bij gras moet dit net zo goed moge
lijk zijn. Voordat men echter over zal
kunnen gaan tot het daadwerkelijk en
uitgebreid toepassen van Schlubach's
vondsten, zal men eerst een aantal jaren
bijzondere grassoorten moeten kweken.
De industrie kan dus voorlopig alleen
profijt trekken van enkele soorten, die
in het wild of op een aantal gecultiveerde
weilanden groeien. Het gewone weide-
gras is tot dusver nog bijna uitsluitend
bestemd voor consumptie door het vee-
Daarbij gaat bijna tweederde van de ca
lorie-waarde verloren.
Op „Interhospital", de vakbew-s
voor ziekenhuisbehoeften die in
Stuttgart gehouden wordt, is deze
invalidestoel te zien die, uitgerust
met drie elektromotoren en rupsban
den, zijn gebruiker in staat stelt,
moeiteloos trappen te bestijgen en af
te dalen. De „klimrolstoel" gaat on
geveer 3000 gulden kosten.
ALS MEN echter hogere grassoorten
algemeen weet in te voeren, zal dit niet
alleen de veestapel en haar productie ten
goede komen, maar kan een deel van de
grassuiker ook onmiddellijk en dus veel
rationeler worden gebruikt. Daar komt
nog bij, dat tweederde van de in de agra
rische sector gebruikte landerijen uit
weilanden bestaat. Om nog maar te zwij
gen over de enorme wilde grasvlaktes,
die de wereld rijk is. Het door Schlu
bach gestelde probleem is dus van on
schatbare betekenis.
HET GEHALTE koolhydraten van wild
of gecultiveerd gras loopt sterk uiteen.
Het is geheel afhankelijk van de kwali
teit van de grond, van kweekmethode en
andere omstandigheden. Droog gras kan
3 percent, maar ook 33 percent koolhy
draten bevatten. Schlubach zelf behaalde
bijvoorbeeld in Hamburg hogere koolhy
draat-gehalten dan in Starnberg bij Mün
chen. Daar kweekte hij talloze grassoor
ten op zijn eigen landgoed. Een aantal
grassoorten, die in het wild groeien vindt
hij echter zonder meer geschikt voor het
winnen van voedingsstoffen. De verschil
lende soorten lolium-gras bijvoorbeeld, of
anders kikuyugras, dat veel in Afrika
voortkomt. Voor gebieden met een chro
nische hongersnood is dit inzicht uiterst
belangrijk. Gras kost niets. Je hoeft het
alleen te oogsten.
BOVENDIEN is het zaad van het gras
volstrekt onbelangrijk. De plant bevat
namelijk suiker in zijn bladeren. Maar
grassuiker is wel iets heel anders dan
gewone suiker. Gras bevat nauwelijks de
suikersoorten die gewonnen worden uit
de druiven (glucose) of andere vruchten
(fructose). De koolhydraten van gras be
staan voornamelijk uit „polyfructosanen",
een bijzonder soort stoffen, die door
Schlubach werden ontdekt. Wat hun con
centratie betreft lijken deze stoffen op de
koolhydraten van graan en aardappelen:
zij zijn eveneens opgebouwd uit verschil
lende, aan elkaar geklonken eenvoudige
suikermoleculen. Meer dan 50 fructose-
moleculen kunnen onmogelijk een bin
ding met elkaar aangaan. Het aantal
bouwstenen in de verschillende soorten
van polyfructosanen verschilt vrij sterk.
Wel zijn ze stuk voor stuk geschikt vooi*
menselijke consumptie.
LOLIUM-GRAS komt overal ter wereld
voor. Het bevat 93 percent van de koolhy
draten der door Schlubach vastgestelde
polyfructosanen. De polyfructosanen lij
ken naar uiterlijk en smaak meer op meel
dan op witte suiker. Het is dan ook de
bedoeling om er meel voor het bakken
van brood van te maken. De polyfruc
tosanen bezitten slechts een zwakke, nau
welijks zoete smaak. Ze lossen evenals
witte suiker, heel goed op in water. Dat is
van eminente betekenis. De procedure,
die men toepast is op vele punten dezelf
de als het winnen van suiker uit bieten
en riet. Want, evenals bij suikerriet moet
het gras in zo vers mogelijke toestand
verwerkt worden. Gras bevat vele zouten.
Deze moeten om de smaak, maar even
eens omdat zij veel kalium en heel wei
nig natrium bevatten uit het suikerwater
worden verwijderd. Het menselijk li
chaam heeft namelijk precies aan het om
gekeerde behoefte: veel natrium en heel
weinig kalium.
OM HET ZOUT uit het gras te ver
wijderen, maakt men tegenwoordig ge
bruik van zogenaamde ionenwisselaars,
dat zijn zuilen die met korrels kunsthars
zijn gevuld. Zij hebben echter één be
zwaar: ook de waardevolle eiwitten, die
het grasextract bevat zuigen zij op. Gras
eiwitten zijn in biologisch opzicht even
waardevol als de door kippen geprodu
ceerde eiwitten, en bevatten zelfs 50 per
cent meer eiwitten dan bijvoorbeeld graan.
Professor Schlubach heeft dan ook
vooral gezocht naar een methode om uit
sluitend de onbruikbare zouten uit de
grassuikeroplossing te verwijderen; Een
andere methode, de „geelfiltrering" vol
deed tenslotte aan zijn bedoelingen. Hij
gebruikt op het ogenblik „Sephadex", dat
uit Zweden afkomstig is, en waarmee men
intussen over de hele wereld goede re
sultaten heeft geboekt.
DIT MATERIAAL is een soort omge
keerde moleculen-zeef: het filtert grote
moleculen onmiddellijk, terwijl het kleine
moleculen vasthoudt. De kleinste deeltjes
van de „grassuiker" worden gevormd
door het onbruikbare zout. De suikerex
tractie uit gras kan uitsluitend plaats vin
den bij een temperatuur van 40 graden
Celsius. Dan blijft het eiwit vloeibaar. De
onopgeloste deeltjes van de structuur wor
den uit het gras geperst. Daarna worden
de aldus verkregen oplossingen door de
Sephadex-zuilen gefilterd. Deze gefilter
de oplossing wordt op haar beurt omgezet
in droog poeder, dat voor drie kwart be
staat uit koolhydraten. De rest is eiwit.
Het gras moet nog jong worden geoogst.
Anders verdwijnen de polyfructosanen en
neemt cellulose hun plaats in. Cellulose
is volstrekt ongeschikt voor menselijke
consumptie. Professor Schlubach heeft
brood laten bakken, dat voor 20 procent
polyfructosanen bevatte. Het smaakte
uitstekend.
"I J-
7
WE VERKEERDEN nog maar heel
kort geleden in een land dat overvloei van
olie, goud en Cadillacs, maar dat nog vele
vjnkementen vertoont aan wat wij een
moderne mentaliteit noemen. Er heersten
de vreemdste toestanden op rechtskundig
gebied, als daar zijn het afhakken van de
rechterhand bij diefstal of inbraak, ge
volgd door de linkerhand bij recidive.
Waar het „romances" betrof wij we
ten natuurlijk al lang dat het in zo'n ge
val een aantal overwonnen taboes betreft
daar kent men geen genade voor wat
men zo belanchelijk „oneerbare vrou
wen" noemt. Koppie eraf en geen ge
klets!
Voorts heersen er zeer, zéér vreemde
toestanden op het gebied der hygiëne,
maar wat wilt u? Hoe moet men in vre
desnaam douchebakken, baden en meer
van dergelijk sanitair uit elkaar houden?
Dat in zo'n land een lixaflex een onbekend
voorwerp is valt in te denken. Men moet
er zich dan ook niet over verbazen als zo'n
verzameling koorden en latjes in een
overmatig luxueuze hotelkamer er uit
ziet alsof hij in de apenkooi in Artis heeft
gehangen. Waarschijnlijk is hij als wand
rek gebruikt door een stel Yemenieten.
Ook de aan een draadje bungelende kris
tallen kroon doet begrijpen, dat daar een
simpel mens de reuzenzwaai aan heeft ge
maakt. Dat men op een parketvloer een
kampvuur stookt om er een schaap bo
ven te braden is een normaal verschijn
sel, evenals een bankstel waarvan de arm
leuningen zijn gekraakt om ruimte te ma
ken voor de benen bij de kleermakerszit.
En niemand vertrekt een spier als de lift
weer eens met een donderende klap om
laag komt, omdat de zwaar bewapende
lijfwacht twaalf man sterk van een
of andere oliepotentaat meende, dat ze
best getwaalven in tweepersoons konden.
In zo'n land dus, op de grens van oud
en nieuw, vindt men schade aan huis en
meubilair een normaal verschijnsel. Men
verwacht niet anders, want men weet
(nog) niet beter. Het hoort bij die samen
leving. Het zal ook wel allemaal in orde
komen op de duur.
Maar dan lees je over twaalfduizend
Nederlandse jongeren, of kinderen als u
van gewone taal houdt, die zich gaan ver
maken in een grote ruimte, berekend op
stoer, maar overigens volkomen normaal
gebruik. Die kinderen horen daar muziek.
Ze winden zich dus op tot een toestand,
waar een huilende derwisj een beginne
ling bij is (en ik kan u verzekeren dat
zo'n derwisj te keer gaat!). Ze gillen, krij
sen, slaan er op los, springen en duwen,
scheuren en rukken, en binnen een kwar
tier hebben ze een schade aangericht waar
zelfs een Yemeniet van zou blozen. Er
vallen flauwen en gewonden. De EHBO
weert zich als een klein baasje en orde
bewaarders rukken zich de (lange) haren
uit. Kort gezegd, het is een pan, een
troep, een bende. En het einde zal de
lasten wel weer dragen.
Die mensen uit dat olieland noemen wij
primitief en totaal onbekend met het
moderne leven. Maar die kinderen, p'rdon
die jongeren, die achten wij progres
sief en we verwachten er heel wat van.
Ik vind het maar raar en ik prefereer
dan ook eerlijk dat kampvuur op het par
ket boven deze afbraak door een stel
engerïkken.
BRUSSEL Zeven Belgische bisschop
pen hebben een verklaring gepubliceerd
over de toekomst van de tweetalige ka
tholieke universiteit van Leuven. Zij wei
geren de universiteit te splitsen in een
Frans-talige en een Nederlands-talige.
Van Vlaamse extremistische zijde wordt
dat al enige jaren geëist, om „de Waalse
invloed" tegen te gaan.
De universiteit worden uitgebreid. Er
zullen voor de Frans-talige faculteiten
nieuwe gebouwen worden geopend te Wa
ver en, eventueel, bij Brussel, voor zover
het de geneeskundige faculteiten in de
Franse taal betreft. De eenheid van de
Leuvense universiteit zal echter gehand
haafd blijven. Met andere woorden: split
sing wordt verworpen.
-r
15. De heer Geldmaker stak zijn neus in de wind,
teneinde de geur van geld niet te verliezen maar
daarbij lette hij niet langer op de weg waarop zijn
auto reed. „Pas opt" gilde Panda. „U rijdt op een
ravijn af!!" En met die woorden duwde hij zijn leer
meester opzij en wierp nog net op tijd het stuurwiel
om. „Tjonge - we waren er bijna geweest!" zei hij
verwijtend, terwijl hij remde. „We hadden wel kunnen
vallen!" Stoor me niet met kleinigheden" sprak Si
mon Geldmaker uitstapppend. „Je ziet toch dat ik
geld ruik?" „Maar ik zie helemaal geen geld!" riep
Panda. „Natuurlijk niet!" zei de ander zijn schakel-
doosje tevoorschijn halend. „Het geld is nog niet aan
het daglicht gekomen! Dat zal nu gebeuren! Let op!
Dit is leerzaam!" Hij draaide aan enkele knopjes en
verzette een wijzertje. Dat bracht de robot met zijn
voertuig in beweging. Er kwamen enkele metalen ar
men uit de bepantsering, ergens klapte een luik open,
en daarop werd met grote snelheid een brug over de
kloof geslagen. „Tjonge, wat knap!" riep Panda be
wonderend. „Dit is nog niets!" verklaarde de heer
Geldmaker. „Het belangrijkste moet nog gebeuren!"
EM ZOJUIST REED <16OVER DB
STAART VAN DB SCHOOLMEESTER
H66N
16 RUDT ONDER PETER 61RAPP6 DOOR
IK DACHT DAT HET
EEN 8RU6 WAS
WAAROM STAAT IEDE
REEN DAN OOK ZO SLOR
DIG IAN6S DE W66
WETEN TOCH DAT IK NIET
KAN A0T0RUD6M
*?©P1B
COPENHAjjJ
2093-K.
6RNPD6M-,
OIR. MARCO1
SamLefp
AWlUum}
PI B
m
KIJKUIT,
Hett>'
v J.h&Si
524. Brommend en broedend liep Bram
door het kleine circus. Tutu en Karo hoor
den hem mompelen:
„En toch zal ik die fakir wél leren. Hij
zal die woonwagen teruggeven.maar
hoe kan ik hem dwingen? Dat kan alleen
als ik nog een tijdje in de buurt blijf.
En ik kan in de buurt blijven door hier
te werken.
Binnen korte tijd stond Bram bij de di
recteur, die wel een stalknecht gebruiken
kon. Vooral toen Bram zei, dat hij geen
geld hoefde te hebben maar al tevreden
was met een kom soep en een korst droog
brood.
„Dat is nog eens een knecht van de
oude stempel" zei de directeur aange
daan. „Hard werken, weinig eten en te
vreden wezen.zo mag ik het horen.
Je bent aangenomen".
Glunderend stak Bram zich in een geel
ketelpak en zijn matrozenmuts werd ver
vangen door een wollen muts, waarin de
motten drcusje speelden.
„Hier is de bezem en meteen aan je
werk" zei de directeur. „Je moet niet
denken, dat je die soep en dat brood
met lummelen kunt verdienen. En voor
dat ik het vergeet, je moet ook tijdens
de voorstelling helpen".
Bram wilde niets liever.