Schoorstenen bouwen: balanceren op een paar planken, 80 meter boven de begane grond „IK GELOOF NIET DAT IK HET ALS COUREUR AL TE SLECHT DEED" (II) m ZATERDAG 21 MEI 1966 Erbij 15 ÜOK ALS ER GEEN PASSIESPELEN worden opgevoerd, zijn er inwoners van Tegelen die zich ver boven het aardse gewoel verheffen, letterlijk dan: de schoorsteenbouwers. Van de weinige beoefenaars van dit „hoge'' ambacht, die ons land nog telt, hebben er acht hun domicilie in het Limburgse Tegelen, waar men hen overigens maar zelden zal aantreffen. Zij zwerven door heel Nederland en het buitenland - Duitsland en België vooral - om zich al metselend op te werken tot hoogten van veertig, zestig en tachtig meter. Hoogtevrees is hun vreemd. Als een schoorsteen is voltooid, beginnen zij ergens anders met evenveel plezier van on der af aan. Mee naar boven Verende specie Mi wm EEN LAND ZONDER SCHOORSTENEN stikt in zijn rook. Dienden zij vroeger, toen Nederland nog spaarzaam was geïndustrialiseerd, vooral om een goede trek in de ovens te krijgen, tegenwoordig worden ze zo hoog opgetrokken om de luchtver ontreiniging tegen te gaan. Hoe hoger hoe liever, vindt de gemeenschap. De heel grote schoorstenen (tachtig meter en hoger) worden vandaag de dag meestal van beton gemaakt, in continu-bouw, met behulp van glij bekisting, torens en liften. De be tonnen pijpen zijn dunner en hebben een kleinere „valling" dan de stenen. Elke dag wordt er een ring snel verhardend cement gestort en wordt de glijbekisting verder omhoog getrokken door middel van een bouwtoren. In de toren is een lift, waarmee het materiaal naar boven wordt getransporteerd. De gewenste „valling" verkrijgt men door de glij bekisting bij elke volgende ring iets in diameter te verminderen. Overigens zullen de traditionele schoorsteenbou wers altijd nodig blijven, al is het alleen maar om in de betonnen pijpen de vuurvaste schutwanden te metselen, wat meermalen nodig is. MANNENWERK OP HOOG NIVEAU DE ACHT schoorsteenbouwers vijf metselaars en drie opperlieden zijn in dienst van de firma Tegula, die al vele tientallen jaren met dit trof- feitje werkt. Hoewel de schoorsteen- bouw maar een bescheiden onderdeel is van het produktie-programma van dit bedrijf, dat gespecialiseerd is in vervaardiging van vuurvaste stenen en vormstukken, torent hij als blik vanger boven alle andere activiteiten uit. Evenals de passiespelen is de schoorsteenbouw een ouda traditie die men in Tegelen niet graag verloren zou zien gaan. NA EEN generale repetitie op het fabrieksterrein dertig meter om hoog via klimijzers die verankerd zijn in het beton van een watertoren gaan we enkele uren later in het nabij gelegen Kessel een schoorsteen in aan bouw binnen (tot het moment waarop een „pijp" in gebruik wordt geno men, bedient iedereen zich van de klimijzers aan de binnenkant, daarna mak van. Hij gaat op de enkele deci meters smalle rand zitten en rolt een sigaret. Het is echt geen stoer doen van hem. We wisten het immers al: dit wordt een simpel schoorsteentje, 25 meter, een karweitje dat twee man in acht weken klaren en we zitten nu „pas" op vijftien meter. Ververgaardt is gewend op vier- of vijfmaal grotere hoogte te werken. Een riskant bestaan? Hij grijnst toegeeflijk. „Als je een jon gen aan de lier hebt staan op wie je kunt vertrouwen, is het geen gevaar lijk werk." Maar als de opperman of handlanger („landhanger" zeggen zijn collega's in de schoorsteen, omdat hij beneden blijft) die aan de lier staat, niet oplet en de last te ver optrekt, be staat het gevaar dat in plaats van de boom het verse stuk schoorsteen af breekt en dan gaan de buizen van de steiger onherroepelijk mee de diepte in, evenals de man die er op staat. Nu zit Ververgaardt even ontspan nen op de vijftien meter hoge schoor steen als een ander op zijn stoel. „Een jaar geleden ben ik in Amster dam geweest, tjonge, wat was het daar druk! Je kunt beter hier zitten dan op de fiets in Amsterdam." De Neder landse assuradeurs denken er anders over. De Tegelse schoorsteenbouwers zijn in Engeland verzekerd, in eigen land lukte dat niet HARRY VERVERGAARDT is een van de zes schoorsteenbouwers, die 't vak van hun vader hebben geleerd. „Ik was zestien jaar toen ik voor het eerst mee naar boven ging. In het begin vond ik het wel een beetje griezelig, ik moest er even aan wennen. Maar in tussen heb ik op misschien wel hon derd pijpen gewerkt". De man aan de lier is Gerard Janssen (27), die het op andere projecten meestal hogerop zoekt in plaats van op het land te blij ven hangen. Hij weet, dat je in dit vak oud kunt worden. Zijn vader, Hein, die de pensioengerechtigde leeftijd net is gepasseerd, behoort nog steeds tot dat kleine korps „alpinisten in de lage landen". Zijn grootvader, de negentig jarige Graad Janssen, heeft tot zijn ze ventigste „pijpen" gebouwd. Deze heeft in zijn lange loopbaan een keer een collega zien verongeluk ken: het slachtoffer werd, toen hij bo venop een schoorsteen aan het werk was, door de bliksem getroffen en viel dood, naar beneden. „Zelf heb ik nooit ongelukken gehad," vertelt de oude man, „alleen een keer een schietlood van een kilogram op m'n hoofd gekre gen, toen ik naar boven wilde klim men. Ik was vijf minuten bewuste loos." VAN ONWEER moeten de schoor steenbouwers niet veel hebben. Als het regent of te koud is, gaan zij evenmin naar boven. Wind deert hun niet zo gauw, ook al voelen zij de schoorsteen bewegen. Pas als de lierdraad begint te slingeren, stoppen zij met het werk. Overigens hoor je maar zelden van ernstige ongevallen in de traditionele schoorsteenbouw, al zit in de lonen wel een risico-premie verdisconteerd: een schoorsteenbouwer verdient ruim anderhalf keer zoveel als een gewone metselaar. „Maar ook lang niet iedere metselaar krijgt het onder de knie, het is een vak apart", vertelt de heer Siepgens, „en het is zo uitgekiend, dat in de werkwijze al 25 jaar niets is veranderd." TOCH IS een schoorsteen een ge compliceerde constructie. Meer nog dan vroeger, toen hij nog vierkant of achthoekig was. De uitvinding van de „strang-pers", welke radiale stenen (taps toelopende stenen met afgeron de koppen) produceert, heeft de bouw van ronde schoorstenen mogelijk ge maakt. Men gebruikt niet alleen bij zondere stenen, maar ook een speciaal soort specie, dat de schoorsteen vol doende veerkracht moet geven tegen de druk van de wind (hij zou andera bij VWWWWWWWWWWVyVWWVWWWWVWWiWWMtWinWHWIWWWVWMWIlWWWWWWVWWVWWWWW een flinke storm kunnen afknappen). Wie een schoorsteen wil laten bou wen, kan er desnoods mee volstaan de gewenste hoogte en bovenbinnenwerk- se diameter op te geven en tempera tuur van de afvoerstoffen. De rest re kenen en tekenen ze in Tegelen dan wel uit. De meeste mensen weten niet dat vrijwel elke schoorsteen uit twee pij pen bestaat. De schacht waar je van tfVWVWVWWWWWWVVWVVWWWtfVWW Met een lier worden de stenen naar het kleine steigertje getakeld. branden ze weg). Het is er schemerig. Hoog boven ons zien we een rondje hemel en dichtbij die hemel, naar ons gevoel althans, een man die op een paar plankjes met een troffel, stenen en specie balanceert. Gerard Siebgens, chef van de afde ling schoorsteenbouw, gaat voor. Wij volgen, met enige schroom. Anders dan tijdens de generale repetitie geven de ijzers mee, als wij ze beetpakken en er op gaan staan. „Daar moet u niet van schrikken", is ons van te vo ren gezegd. „Ze blijven heus wel vast zitten". Daarop was een kleine toelich ting ter geruststelling gevolgd: de uit einden van de klimijzers, die een hoek van negentig graden maken, zitten achter een stevige laag stenen gemet seld. Het doet niettemin wat onplezie rig aan steeds de steunpunten onder je voeten te voelen doorbuigen, misschien nog niet eens een centimeter, maar het lijkt wel of je ze zo kunt lostrappen. Bovenaan komt het moeilijkste: je tussen een paar buizen doorwringen, een houten balk beetpakken en jezelf op de steiger hijsen. Steiger is een groot woord voor de smalle planken, die in het rond op ijzeren buizen zijn gelegd. In het midden is een groot gat vrijgelaten, waardoor het materiaal wordt opgehesen. Wij grijpen ons vast aan het vers gemetselde stuk schoor steen, dat een halve meter boven de steiger uitsteekt, overtuigen ons eerst of we zonder al te grote risico's onze voeten enkele centimeters kunnen ver schuiven, kijken dan pas om ons heen: in de verte liggen Venlo en Tegelen, dichterbij stroomt de Maas, grazen koeien het lijkt een maquette met plastic beestjes. SCHOORSTEENBOUWER Harry Ververgaardt (47) neemt er zijn ge- IK GELOOF NIET dat ik het al te slecht deed als coureur. Ik begon in de eerste Parma-Berceto- race, waarbij ik als vierde in de 3-liter-klasse aankwam en nog net kon meegenieten van het laatste restje applaus voor de grote Anto nio Ascari, die met zijn 4y2 liter Fiat een duidelijke overwinning had behaald. Dat zelfde jaar legde ik de beslissende proef als coureur af in de Targia Florio. Sivocci en ik reden van Milaan naar Sicilië, waar deze race gehouden wordt, in een C.M.N.-wagen. In het Abruzzen-gebergte zaten wij op eens middenin een sneeuwstorm; bovendien werden wij opgejaagd door wolvenEnkele schoten met de revolver, die ik altijd onder het kussen van de zitting had liggen dreven hen echter op de vlucht. Wij kwamen nog net op tijd in Napels aan om onze wagen aan boord te krijgen van de boot die ons naar Sicilië zou brengen. Sivocci en ik en een groepje con currenten hebben die nacht een slopend gevecht geleverd tegen zeeziekte en tegen elk denkbaar soort insecfc De Targia Florio van 1919 - mijn eerste dus - werd gewonnen door de Fransman Boillot met Peugeot. Net toen hij door de finish kwam overreed de Franse coureur een roekeloze toeschouwer. Bij de eind streep had men provisorisch de baan afgezet met wat touwen. Het was de eerste keer dat de dood zich op de baan aan mij liet zien. IK HAD PECH tijdens de race. Al in de eerste ronde begon mijn benzine tank, die met riemen aan da wagen was gebonden, los te raken. Ik moest stoppen en de tank weer vastsjorren. Meer dan veertien minuten verloor ik met die grap. Ik viel terug tot een van de laatste plaatsen. Door wat risico te nemen kon ik iets van de verloren grond heroveren, maar tegen het einde van de race deed zich een incident voor waarom ik nu rustig kan lachen, maar op dat moment. Op de hielen gezeten door twee con currenten stond ik op het punt Campo- felice in te rijden, toen drie carabinie ri, wijdbeens midden op de weg staan de, ons lieten stoppen. Woedend, maar toch met het nodige respect met de carabinieri viel niet te spotten vroe gen wij opheldering. „Er is niets aan de hand, er is geen ongeluk gebeurd of zo", gaf een van hen ten antwoord, „maar jullie moeten even wachten tot de president klaar is met zijn toe spraak". Juist om de bocht van de weg zag het zwart van de mensen, die de presi dent van Italië, Orlando, wilden toe juichen. Op onze dringende smeekbe den mochten wij ons aansluiten bij de stoet van de president, zodat wij vele kilometers achter de enorme zwarte De Dion Bouton voortsukkelden en pas weer op race-snelheid konden komen, toen de wagen van de president een zij weg insloeg. WIJ KWAMEN ALS laatsten bij de finish aan. De tijdopnemers en de toe schouwers waren allemaal al met de laatste trein naar Palermo vertrokken. Een der carabinieri, gewapend met wekker, nam geduldig de tijden op van de laatst binnenkomenden. Het jaar daarop, 1920, werd ik tweede in de Targa Florio. Ik was toen officieel op genomen in het team van Alfa Romeo en reed in een 4Vz liter 4 cilinder wa gen. Ook Campari, een naam die we nog wel eens zullen tegenkomen, zat in dit team, maar hij moest opgeven. Het embleem van Alfa was de Visconti- adder en het karmijnrode kruis uit het Milanese stadswapen op de eerste let ters van de woorden Anonima Lombar- da Fabbrica Automobili. Een profes sor in de wiskunde, Nicola Romeo, die tijdens de oorlog bij de firma kwam en er enkele van de prachtigste auto's ontwierp die ooit gebouwd zijn, zorgde voor het tweede gedeelte van de fa- brieksnaam. Van de verschillende races waaraan ik in die tijd deelnam, herinner ik mij er vooral een uit 1924 in Pescara. Ik kwam als eerste aan met een Alfa Ro meo RL. Met diezelfde wagen had ik al de Circuite del Savio in Ravenna ge wonnen en de Circuite del Polesine in Rovigo. Met de overwinning in Pesca ra vestigde ik mijn naam als coureur. Ik versloeg er de geduchte Mercedes- équipe, die net de zege had behaald in de Targia Florio. VOOR DE RACE in Pescara was ik met mijn teamgenoot Campari overeen gekomen dat ik als ik vooraan lag vanaf het begin van de race in mijn achteruikijkspiegel zou loeren om, zo dra ik Campari achter mij zag, hem te laten passeren. Ik ging snel van start en tuurde ronde na ronde in mijn spiegeltje, maar Campari verscheen niet. Ik begon ongerust te worden. (Vervolg zie pag. 16 Schoorsteenbouwer Harry Verver gaardt: „Je kunt beter hier boven zitten dan op de fiets in Amster dam." buitenaf tegenaan kijkt, herbergt een vrijstaande, vuurvaste binnenmantel of schutwand, die normaal een derde van de hoogte heeft van de buiten mantel (hoe groter de hitte van de te verwerken gassen, des te hoger de schutwand). Terwijl de binnenmantel een rechte pijp is, heeft het buitenwerk de vorm van een afgeknotte kegel, de vorm die het sterkst is gebleken, de schoorsteen heeft dus aan de onder kant een veel grotere doorsnee dan bo venaan. Het buitenwaartse verloop, „valling" genoemd, wordt verkregen door de dikte van de wand te varië ren. Dat gebeurt als volgt. De hoogte van de wand wordt verdeeld in vakken of „trommels" van 5 tot 7 mdter (de statische berekeningen hiervoor wor den uitgevoerd door een ingenieursbu reau). Het bovenste vak heeft meestal een dikte van 16 of 21, soms ook wel 26 cm. In elk volgend vak is het met selwerk 5 tot 7 cm dikker gemaakt. Zo krijgt b.v. een schoorsteen van 70 meter hoogte en met een bovenbuiten- werkse diameter van 2,90 meter, aan de voet een doorsnee van 5,70 meter. OP HET bedrijfskantoor in Tegelen wordt de hele schoorsteen in tekening gebracht. Elke „trommel" wordt ge detailleerd, d.w.z. dat precies wordt aangegeven welke combinatie radiale stenen (er zijn zeven maten, variërend van 9 tot 26 cm) er in moet worden gebruikt om een bepaalde wanddikte krijgen. Meestal zijn meer combina ties mogelijk. En dan gebruikt men ook om de laag een andere. (Vervolg zie pag. 16 Ferrari in de Targia Florio van 1919 waarin hij door pech achtervolgd, als laatste finiste.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 15