en
I
NONNE-
KENS-
WERK
HOE HOORT HET EIGENLIJK? (Duitse visie)
3
POLLE, PELLI EN PINGO
BRAMMETJE FOK
I
MAJESTEIT
PANDA EN DE MEEST ER-GELDZAMELAAR
J
E -
1
15
Ons vervolgverhaal
MAANDAG 6 JUNI 1966
Floris Flaneur
moetenwe moedig zijn'
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
28)
De jacht was in het eerst voor haar
een kwelling geweest. Zij had met
grote inspanning haar vader verbor
gen, hoe ziek van weerzin en ellende
zij zich voelde, als zij de bloedende
dode hazen of patrijzen of fazanten
zag, want haar vader had haar ver
teld, hoe opgetogen hij was geweest
als kleine jongen, toen hij voor het
eerst mocht meegaan met de jacht
opziener en zij speelde daarom ook
voor een opgetogen jongen. Maar
gaandeweg begon zij te genieten van
die dagen, waarop zij vroeg in de
morgen wegtrokken en urenlang
ronddwaalden. Haar geprikkelde ze
nuwen kwamen tot rust door de ge-
zonde vermoeidheid van die lange
tochten en de spanning van de jacht.
Tasso mocht nu meegaan en werd
gaandeweg een even goede jachthond
als Bruno. Op zulke dagen vergat
zij het heimwee, dat haar telkens
weer besloop, om alle dromen, die
voorgoed voorbij waren, over het
jongemeisje, dat naar bals en par
tijen zou gaan, gekleed in een mooie
japon. Zij droomde zich vroeger dik
wijls zó gekleed als haar moeder op
een van haar meisjes-portretten: in
een witte japon met een sleepje en
bloemen aan de laaguitgesneden cor
sage, een waaier aan een koordje
om het middel. Nooit zou zij zo'n
japon dragen. Nooit zou zij dansen
met jonge mannen, die haar bewon
derden en nooit zou de man komen,
die zij lief kreeg en met wie zij
trouwde, nooit zou zij in haar bou
doir zitten en borduren, als haar kin
deren les kregen, soms naar buiten
ziende, of de geliefde man nog niet
kwam, die haar teder lachend zou
omhelzen, zoals haar vader dat zijn
vrouw deed als hij thuis kwam. Al
die toekomstdromen waren nu ver
dwenen, en er was niets anders voor
in de plaats gekomen. Zij kon niet
dromen meer van de toekomst, want
die was nu verborgen in ondoordrin-
bare mist.
Op ogenblikken, dat de onrust haar
te zeer beklemde, zocht zij een toe
vlucht bij de oude baron. Hij alleen
had nooit een opmerking gemaakt
over de verandering in haar uiter
lijk, zelfs nooit iets gevraagd. Soms
dacht zij, dat hij misschien geloofde,
dat de kleine Charlotte was verdron
ken en Charles nu bij hem zat. Als
altijd sprak hij met haar, alsof zij
geen kind meer was en zij begon nu
beter te begrijpen wat hij haar ver
telde over zijn reizen en zijn verza
meling, over kunstwerken en antiqui
teiten. Hij gaf haar soms boeken. In
een der torenkamers waren de mu
ren er mee bedekt. Zij vond er afbeel
dingen in van beroemde schilderijen
en beelden van dingen, gevonden bii
opgravingen of uit rivieren opge
haald. Dat allee boeide haar veel
meer dan de lessen van Mademoi
selle, die haar jaartallen liet leren,
namen van rivieren en landen, die
zij zonder inspanning onthield en af
raffelde, zonder dat zij iets voor
haar betekenden.
Maar een hele wereld begon voor
Charles
Charlotte
haar op te leven uit alles wat zij
zag en hoorde bij de baron. Achter
de oude bijbels, de munten en wa
pens, de horloges en loddereindozen,
de glazen en bokalen, het Chinese
porselein, de Japanse prenten, be
gonnen mensen te leven en dingen
te gebeuren. Zij zocht in de boeken
naar oude klederdrachten en vormde
zich uit de afbeeldingen van oude in
terieurs en van schilderijen een beeld
van hun bestaan, op boerenhoeven en
in kastelen, aan koningshoven, in
landhuizen en steden. China, Indië,
geen plekken meer op een landkaart,
zij raakte er thuis, zij wist van het
leven, dat daar geleefd werd, meer
dan Mademoiselle.
Een enkele maal kreeg de oude
man bezoek van een jonge vrouw,
voor wie zij aanvankelijk diep mede
lijden voelde. Esther Edel zag er zo
armelijk gekleed uit, was heel mager
en heel lelijk, wat kromgegroeid,
met een vaal gezicht en een grote
kromme neus en dikke lippen, maar
zij had zeer mooie fluweel-zwarte
ogen. Ook haar haren waren zwart,
maar ze zagen er altijd vettig uit en
slordig gekapt. Zij kwam op een oude
fiets, met een koffer bij zich, waarin
zij dingen had die zij de baron te
koop aanbood. Hij vertelde Charlotte
dat Esther in Amsterdam een zaak
in antiquiteiten had, samen met haar
vader. Maar eigenlijk leidde zij die
zaak alleen, sinds de dood van haar
moeder. De vader was niet veel
waard, deed niet anders dan klagen
over allerlei kwalen en liet zijn doch
ter zwoegen, zoals hij het tevoren
zijn vrouw had laten doen. Esther
reisde het land rond, snuffelde over
al, op zolders, in kloosters en haalde
zo van alles te voorschijn. De baron
zei, dat ze handig was en een neus
had om dingen te ontdekken, waar
de mensen dikwijls de waarde niet
van beseften. Soms hadden zij ze weg
gegooid en andere malen kreeg zij ze
voor een krabbel en verkocht ze met
een dikke winst.
Charlotte geloofde eerst niet erg in
die winst. Esther zou toch niet met
versleten kleren en schoenen lopen,
als zij veel geld verdiende? En zo
verslagen en wanhopig als zij kon
kijken, ieder maal als de baron be
gon af te dingen! Zij zwoer dan, dat
ze nog van honger zou omkomen met
haar vader, als het zo doorging en
sloeg zich op de ingevallen borst,
greep in haar zwarte haren, met
haar bruine klauwerige handen en
wiegde heen en weer. Soms kwam
het zover, dat zij haar koffertje weer
begon in te pakken. Dan zei de ba
ron: Nu, maak niet zo'n haast, en
het loven en bieden begon opnieuw.
De eerste maal, dat Esther tenslotte
iets afstond voor de helft van de prijs
die zij eerst had gevraagd, voelde
Charlotte zo'n ergernis over de gie
righeid van de baron en zo'n medelij
den met het arme schepsel, dat als
een beeld van ellende wegslofte, dat
zij haar schuwheid overwon, Esther
naliep en het koffertje van haar af
nam.
(Wordt vervolgd.)
Ufc i 1
Een grote speeltuin
in Rome wachtte
reeds lange tijd te
vergeefs op een
overdekt dagverblijf,
waarvoor de gelden
toegewezen, en het
materiaal aanwezig
waren. Daar de be
loofde timmerlieden,
niet kwamen op
dagen, besloten de
nonnen die hier toe
zicht houden op het
kinderspel, zelf de
handen aan zaag en
hamer te slaan. Hoe
de resultaten van dat
nonnekenswerlc ook
zullen uitvallen, in
ieder geval ontbreekt
het de zustertjes niet
aan ijver, gelijk uit
deze foto's blijkt.
IN KEULEN bestaat sedert tien jaar
een „Commissie van deskundigen op het
gebied van de omgangsvormen." De twin
tig „wijzen" van deze hoe hoort het eigen
lijk-commissie hebben zich tot taak ge
steld op iedere vraag van de hedendaag
se etiquette, voor zover daaromtrent geen
vaste regels bestaan, een eigentijds ant
woord te vinden. Nu veranderen allerlei
zeden en gebruiken vanzelf, zonder dat
daaraan een commissie van deskundigen
te pas komt. Vandaag de dag raakt nie
mand meer van de sokken, wanneer hij
ziet hoe in het openbaar een verliefde jon
geling over de haardos van zijn Dulcinea
strijkt. Hoogstens zijzelf, wanneer daar
door een kunstig getoupeerd kapsel in de
war dreigt te raken. Toch zijn er nog wel
degelijk moeilijke en onopgeloste vraag
stukken op het gebied van de etiquette.
TOEN DE koningin van Engeland vorig
jaar haar bezoek aan de Bondsrepubliek
bracht, had de commissie in Keulen meer
dan 700 verzoeken gekregen om beant
woording van bepaalde „hoe hoort het"
kwesties. Dat was een heel karwei, want
iedere vraag heeft recht op een nauwkeu
rig antwoord.
DE VRAAG, die het meest wordt ge
steld, is of een man de kinderwagen kan
duwen. Het schijnt dat een groot deel van
het Duitse „sterke geslacht" dit beneden
zijn waardigheid acht. De heren in Keu
len beslisten, dat in ieder geval de man
de vrouw behulpzaam moet zijn bij het
duwen van de wagen in steile straten e.d„
bij het in- en uitstappen met de kinder
wagen uit openbare vervoermiddelen en
bij het omhoogdragen van de kinderwa
gen naar de flatwoning.
DAARENTEGEN is de commissie on
verbiddelijk wat het in het openbaar be
lijden van tedere gevoelens betreft. Op dit
punt is men in Frankrijk veel soepeler.
De commissie in Keulen heeft bepaald
dat alleen echtgenoten of familieleden el
kaar bij het wegbrengen en afscheidne
men op station en vliegveld mogen kus
sen. Jonge minnenden daarentegen heb
ben dit op de openbare weg achterwege
te laten.
IN DE GROEP der twintig wijzen zijn
de meningen over de handkus verdeeld,
Het geven van de handkus, een gebruik
dat in Oostenrijk nooit is uitgestorven,
komt in Duitsland kennelijk weer meer
zwang. Alle zakelijkheid en nuchterheid,
waarmede de huidige jeugd zo graag ko
ketteert ten spijt, zijn het juist Duitse
jongeren, die dit hoofse gebruik huldi
gen. Een van de deskundigen in Keulen
zegt hierover: ,-,Wie principieel tegen de
handkus is, behoeft daarom nog geen on
Toen ik in de vroege vroegte de slaap
kamergordijnen opende, zat de man reeds
aan de overzij met zijn hengel op zijn
vouwstoeltje in de stilte, 't Was droog
en koud, en hij was dik ingepakt in ver
vaarlijke laarzen.
Nu ik deze aantekening in het levens-
journaal bijschrijf is het ruim vijf uur
later en hij zit er nog precies zo. Stil en
roerloos en verdiept in zijn dobber.
Hij heeft zijn rug, met zijn ziel en zalig
heid afgekeerd van het leven dat opge
wonden langs hem om gaat: de kinderen,
die dansen naar school, het brood-en-
melkvolk, de brievenbestellers, de kan
tonmensen, de kantoormannen, de piano
stemmers, de assurantieterriers. Alles
de stad, de wereld, het leven gaat ach
ter zijn brede rug langs. Hij heeft een
raar vormloos petje op, er staat een bun
netje naast hem. Hij zit maar te zitten.
Een boeiend tafereel.
Het boeiendst is, dat hij niets vangt.
Zijn hengel en zijn bunnetje zijn
voorwendsels. Ik denk dat hij niet eens
iets wil vangen en dat hij daar zit om
daar te zitten.
Misschien is in de gracht geen vis aan
wezig. Het zou kunnen zijn dat hij er juist
daarom zit te vissen.
Ik kon geen oog van hem afhouden. Ik
heb zelden zoiets boeiends en meesle
pends gezien als deze onverstoorbare on
beweeglijkheid; als deze majesteitelijke
lak aan het leven achter die rug: al deze
wijsheid een edel en abel spel tegen de
zenuwen van de tijd; een spel van onbe
wogenheid en onbeweeglijkheid, een spel
met het onbegrensde niets.
En wijs is dat.
Net doen of je vissies wilt vangen,
maar volslagen lak aan vissies hebben:
voorgeven dat je, een eeuwigheid lang,
op je dobber tuurt, maar je ziel en za
ligheid onbekommerd door eeuwigheid la
ten dobberen.
Dit is niet eens geduld. Want geduld
wacht tenslotte op iets. Dit is hoge, zwij
gende onverschilligheid voor alles wat da
anderen achter je rug uithalen.
Een keizerlijk spel met de tijd.
Onbekommerd.
Onberoerd.
Onbewogen.
Geen inzet.
Geen overwinning.
Geen nederlaag.
Een groot man onder een klein petje.
Ik zou hem' willen zijn.
beschoft mens te zijn. Maar men mag
niet alleen de vrouw van de baas met
een handkus begroeten. Wie eenmaal kust
moet altijd kussen de handen dan al
tijd."
TOT DE moeilijkste vraagstukken,
waarmede de commissie te maken krijgt,
behoren die, welke verband houden met
de damesmode. Zo kreeg men onlangs de
vraag te beantwoorden of een jonge da
me, die aan het strand ligt te zonnen in
een bikini, waarvan zij het bovenstuk
heeft losgeknoopt ter vermijding van
striemen op haar rug, moet opspringen om
een haar bekende oudere dame te begroe
ten. „Neen" is men dan al gauw ge
neigd te roepen, „men moet zich natuur
lijk altijd gedragen als in de gegeven si
tuatie past". Waarop een bij het gesprek
met de commissie aanwezige heer zucht
te, „ja, maar hoe weet een mens nu altijd
wat in een bepaalde situatie passend is?"
Hij vertelde ter verduidelijking zijn „hoe
hoort het"-dilemma. Bij een dans kreeg
hij te maken met een dame, wier avond
japon op de rug gedecolleteerd was tot
aan de heupen. Om haar te leiden kon
hij niet anders dan haar blote rug aan
raken. Mag dat? Het antwoord van de
commissie luidde: „Ja maar alleen
zacht met de handpalm, nooit met de vin
gers."
50-891
30. De metalen armen van de tank hieven Panda
op ter hoogte van het platform en zetten hem er voor
zichtig op neer. „Hoei!" riep de vreemdeling die zich
daar bevond, geschrokken uit. „W-Waar komt U van
daan? P-Pas op! N-niet w-wild lopen, want d-dan gaat
dit di-ding zwaaien en ik h-heb al zo'n ho-ho-hoogte-
vrees!" „Wees maar niet bang!" zei Panda. „En ik
kom U helpen! U kunt alleen maar naar beneden ko
men, als U muntjes in die gleuf stopt. Dat heeft me
neer Geldmaker zo uitgevonden! En omdat U geen geld
bij U hebt, zal ik nu mijn geld maar gebruiken!" Hij
stapte voorzichtig naar de geldautomaat toe, en wierp
er twee florijnen in. De muntstukken tinkelden zachtjes
in het mechanisme, er klonk een klik, en daarop vouw
den de harmonica-armen onder het platform zich met
grote snelheid samen zodat het hele geval met Panda
en de vreemdeling en al met een zware plof op de be
gane grond terecht kwam. „Prachtig! Prachtig!" riep
Simon Geldmaker. ,Wat een prachtige uitvinding
is dit toch van mij! Het is alleen jammer dat ik verge
len heb om mijn leerling te vertellen, dat men door in-
worp van vier muntstukjes zachtjes op de grond neer
komt! Hoe meer geld, hoe prettiger de bediening!"
BINNEN EN WEES
GAAN -IUI/UÊ KEVER NAAR.
DE TREKPAARD ES VOOR 06
SPUITWA6EN 1
WAT STAAT
t>AAR,P0UE?
NERGENS - IS PIT
GEEN ETENSKtOK?
WAAR
IS DC
BRANP?
P6 8RANPK10K tUlDT, NU
JA,16 HEBBEN
METEEN IETS
POEN
810
8RAND|KlOK
VU106N
at20-E.
EOPIHHAGEH
JA'. ONZE ÉK-COMMAN' X—
DANT VAM DÉ KIKVORS-
MANNÉN, DON WILKINSON,
neen er juist o vér opóé-
BELD. HIJ WH ONS SPRe-
KÉN
H£B je Her Nieuws
over Die vréémde
AANVARING ÓÉHOORD,
AMRCO?
HÉT LIJNSCHIP
KOERST MOEIZAAM
NAAR ÉEN HAVENi
EEN GAPEND BAT
IN ZIJN VOORSTE
VEN, TERWIJL Dé
VRACHTBOOT
"BR006AN'S"HULPE
LOOS RONDZWALKT,
IN AFWACHTING
VAN DÉ BERóéRS
SamLeff
IIIWLUMS
PI B
539. In de warme gezelligheid van de
kajuit luisterden Karo en Tutu vol aan
dacht naar het verhaal, dat Bram vertel
de.
„Zodra ik weer aan dek kwam" ging
Brammetje verder, „merkte ik dat ieder
een voor me terugdeinsde, alsof ze een
spookverschijning hadden gezien. Ik wil
de vragen, wat er aan de hand was, maar
ze renden voor me weg. Wel meende ik
nog iemand iets over de „Groene Koorts"
te horen mompelen, maar daar was ik
niet zeker van".
„Wat was er dan?" vroeg Karo adem
loos.
„Dat begreep ik pas later" zei Bram
metje somber
„Ik was in het donkere ruim tegen een
natte verfkwast opgelopen, die allemaal
groene spikkels in mijn gezicht had ge
tekend. Nu zag ik er precies zo uit als
iemand, die de Groene Koorts had.erg
besmettelijk en erg gevaarlijk. Geen
wonder dus, dat ze uit mijn buurt gingen.
En geen wonder, dat ze me probeerden
op te sluiten, toen tk iets uit een kast
moest halen.