en
I
KIKKER CROENJAS
POLLE, PELLI EN PINGO
De
kleine
held
KRAMMETJE FOK
Zweedse prinses
krijgt zoon
PANDA EN DE MEESTER.
ZATERDAG 11 JUNI 1966
7
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
11 1 1
I
1
liiiii!
IN EEN GROTE VIJVER
woonde kikker Groenjas. Hij was
een heel vervelende kikker. In het
voorjaar, als de kikkervisjes uit
hun eitjes kwamen, zat Groenjas
er altijd achter aan. En als de men
sen brood kwamen strooien voor
de eenden, pakte hij het brood al
tijd voor hun neus weg. Tja, wat
kun je er aan doen! De andere
dieren in de vijver vonden het
helemaal niet prettig. Maar ze
durfden er zelf niet naar toe gaan.
Daar waren ze veel te bang voor.
Ziek muisje
ELKA
DAVY JONES
komt maandag weer
KUMG
kwakkie,
het jonge eendje
GOUDEN
VERTELLINGEN
f([ m
33)
„Arm schepsel", zei ze tegen haar
man, „ze is volkomen overstuur dat
ze hier weg moet, ze heeft zich zo
aan me gehechtik heb gezegd,
als jij het goed vindt, dat ze nog mag
blijven. Ik zou het prettig vinden.
in deze omstandigheden.
„Zoals je wilt", zei hij onverschil
lig.
Na tafel ging Annemarie de schrei
ende vrouw vertellen, dat het goed
was, ze kon nog blijven. Mademoisel
le kuste haar de hand, die Anne
marie onthutst maar toch geroerd te
rugtrok.
Een tijdje zat ze nog bij de anderen,
liet thee brengen, praatte over het
kind, dat zou komen.
„Ik vraag me af, of we het Charles
moeten zeggen. Charlotte bedoel
ik. Ze glimlachte even. Ik moet dat
weer afwennen. Ik zal haar Charlie
noemen, dat is een middenweg. Wat
denkt u?"
„Och neen", zei Mademoiselle haas
tig, „neen, ik zou nog wachten, me
vrouw."
„Ja, er zou iets verkeerd kunnen
gaan. Mijn eerste bevalling was erg
zwaar en dokter Loovers zei destijds,
dat ik wel nooit meer 'n kind zou krij
gen. Als ze zich verheugt en dan
komt er later géén zusje of broertje
zal ze zo teleurgesteld zijn." „Ja",
zei Mademoiselle haastig, „het is veel
beter om nog niets te zeggen."
Die avond stond Charlotte in haar
kamer voor de spiegel, naakt. Ze be
keek zichzelf en dacht:
„Ik ben anders dan een jongen. Hóe
anders?" Zij herinnerde zich opeens
een boek van oom Bernard, waarin
zij had gebladerd en dat hij haar had
afgenomen. „Te veel naakte beelden,
had hij gezegd en gegrinnikt, je moe
der zou het besterven als ze zag dat
je daar naar keek." Hij had plezier
gehad, toen zij vroeg waarom som
mige van die beelden bladeren droe
gen.
Waarom deden ze zo geheimzinnig,
waarom vertelden ze je niet precies
wèt er zo anders was? Ze zou wel
graag nog eens dat boek opzoeken
en die beelden aandachtig bekijken,
maar hij zou het niet goed vinden.
Zij dacht aan de kostschool. Er was
maar één ding, van alles wat haar
wa« voorgespiegeld, waarop zij hoop
te: dat zij daar een vriendin zou
krijgen. Daarginds in de tuin had zij
twee meisjes zien wandelen, met de
handen om eikaars middel geslagen,
de hoofden dicht bijeen. Maar zou er
een meisje zijn, dat haar vriendin
wilde worden? Zouden ze niet naar
haar staren en haar uitlachen? Haar
haren konden zo snel niet aaangroei-
en, ze zouden misschien spotten met
die korte krullen en zij wist, dat ze
dan driftig zou worden. Zeker zouden
ze dan allen zeggen, dat ze een naar
kind was, gek en naar. De angst
kneep haar hart samen. Zij dacht
als ze me uitlachen, loop ik weg.
Maar weglopen. dat was ook tus
sen mensen gaan, die misschien ook
weer zouden staren en grijnzen en le
lijke dingen zeggen. In bed, half sla-
Charles
Charlotte
pend, droomde zij er van, in de wil
dernis te vluchten met Tasso en daar
te leven met hem alleen, tussen die
ren en nooit meer mensen te zien
Maar aan al die tegenstrijdige ge
voelens van hoop en vrees, verdriet
en toch vage nieuwsgierigheid naar al
dit nieuwe, kwam bruusk een einde.
Want de oorlog, waarover al zo
lang was gesproken, de oorlog, die
beslist nooit meer zou komen, had
dokter Loovers gezegd, de oorlog die
erger zou worden, dan alle oorlogen
die er geweest waren, had haar vader
gezegd, brak uit.
Het was van Mademoiselle, dat zij
het hoorde aan het ontbijt. Mademoi
selle, ontdaan, met verwilderde ogen,
die een verward verhaal deed over de
Duitsers, die België waren binnen ge
vallen en die de magere handen
wrong en ammerde: „Mijn arme
land! Mijn arme land!" Er was op
eens geen sprake meer van naar kost
school gaan in Brussel, en ook niet
van een andere kostschool, want haar
moeder had het druk en was erg ze
nuwachtig, en begon grote voorraden
in te slaan, want alles zou schaars
en duur worden, men zei, dat er dui
zenden vluchtelingen over de grenzen
kwamen, die moesten toch ook alle
maal eten. Haar vader, bleek en ont
daan, ging op de fiets naar de grens,
samen met de dokter.
Later zaten zij wijn te dringen en
vertelden Mademoiselle en Annema
rie, wat ze hadden gezien, terwijl
Charlotte, door allen vergeten, in een
hoekje zat met Tasso en luisterde en
probeerde het zich voor te stellen:
die wilde chaos, treinen volgeladen
met vluchtelingen die kampeerden op
de stations, anderen die in het koren
zaten, gevlucht over de Maas, mid
den uit hun arbeid voor de oogst op
gejaagd en de gewonden en de gru
welen, en de wegen, zwart van arme
mensen, die te voet vluchtten, slepen
de met wat bezittingen, oude mensen
en kleine kindertjes op handkarren of
honde karren, of strompelend, soms
bezwijkend onderweg. Die bekende
wegen, zij zag ze nu als in een angst
droom, met de brandende kaarsen in
de kapelletjes aan de kruispunten,
waar de mensen bang bij stonden te
bidden. Angst overal, angst van de
vluchtelingen, angst van de mensen
hier, dat de oorlog over de grens zou
komen, „als een lavastroom, die al
les vernietigt", zei de dokter.
Ze gingen weer weg, om te helpen
en Christiaan kwam alleen terug dit
maal. Dokter Loovers was bij het Ro
de Kruis gegaan.
Charlotte ontmoette haar vader op
het voorplein, toen hij terugkeerde.
Hij vertelde haar dat de stroom van
vluchtelingen voor het ogenblik ver
der was gestuwd, in overvolle trei
nen.
Charlotte zei:
„Ik wou juist op de toren klimmen.
Domien vertelt, dat je daar de Duit
sers kunt zien".
(Wordt vervolgd.)
V r
Op een dag zei een van de vissen:
„Toch moeten we er iets op verzin
nen. Maar wat!" Ze besloten er eens
over te praten. Er was er een die zei:
„We moeten een net maken." „Nee,"
zei een tweede, „we moeten een lasso
maken net als de cowboy." „Nee," zei
een derde, „we maken een hok. Een
van ons haalt een stok, we jagen hem
op met de stok naar het hok en hij
zit gevangen." Dat was een goed idee
vonden ze allemaal. Zo gezegd zo ge
daan.
Ze vroegen een visje of hij een stok
wou halen. Dat wou het beestje wel.
Hij zwom weg om een stok te zoeken.
De andere dieren wachten geduldig tot
hij terug kwam. Daar was hij al weer
met een mooie stok.
Maar hoe kwamen ze nu aan een hok
Maak je nu maar geen zorgen, want
er lag een hele berg met allemaal ijze
ren palen en grote stokken. Dat was
fijn, nu konden ze een hok maken. Ze
gingen gauw aan het werk. Na een
MUIZELOTJE is verkouden,
Muizelotje heeft de griep.
't Enige dat ze kan zeggen
is benauwd en schorrig: „Piep".
MUIZELOTJE krijgt een drankje
en nog poeders bovendien.
„Nou", zegt dokter Langneusstaartje,
,,'t Duurt een dag of twee, misschien".
MUIZELOTJE is weer beter,
eet weer kaas en snoept weer spek.
Muizenma zegt: „Jij bent beter,
'k zag nog nooit zo'n lekkerbek!!!"
STOCKHOLM (Reuter) Prinses Bri-
gitta van Zweden heeft gisteren het le
ven geschonken aan een zóón. De prin
ses, een kleindochter van koning Gus-
taaf Adolf, is in 1961 getrouwd met prins
Johann Georg von Hohenzollern. Het paar
had een zoon en een dochter. Het woont
in München.
l!
J5. Hyacinth was erg boos geworden, toen er zo
maar een raar wagentje over zijn mooie bloempje was
gereden. Hij sprong grommend op en greep het voer
tuigje bij een uitsteeksel. „Ik zal je leren!" riep hij,
terwijl hij het karretje driftig boven zijn hoofd begon
rond te draaien. „Dat is de laatste keer geweest, dat
je de natuur verwoest!" „Ho!" riep Panda, geschrokken
naderbij snellend. „Niet doen! Ik moet deze munten-
verzamelaar naar meneer Geldmaker brengen! Niet ka
potmaken!" Maar de ander luisterde niet. Met een hese
brul sloeg hij het apparaat tegen de grond, zodat de
inhoud in het rond spatte. „Daar!" schreeuwde hij. „Net
goed!" Maar toen betrok zijn gelaat. Hij liet zich op
de grond zakken en greep voorzichtig het gehavende
bloempje. „Arm, onschuldig groeiseltje!" prevelde hij
met trillende lippen. „Slachtoffertje van de zogenaamde
vooruitgang! Maar ik heb je gewroken, hoor!" „Wat??"
stamelde Panda. „Heb je dat wagentje kapotgemaakt
om die bloem? Alleen maar daarom?"
0, PIN60, zeü 6>AM, PAT WÉ
VANDAAG NIET MÉÉR
K.UNN6N BLOSSEN, WE
luw veel/te Moe!
WAT ÉÉM MAP VUURT-ie HÉBBEN WéééBI/UST!
TrL,
HÉT ZAP 60ED ZIJN NA DIE
BRAND UIT TE RUSTEN j
GROTE
JA, EN H£T SISTE ZO
TOEN ER WATER OP
KWAM
uurtje waren ze klaar. Ze zetten het
hok op een plekje neer, waar het niet
goed te zien was. Toen pakten ze de
stok en ze gingen op weg naar Kikker
Groenjas. Je had Groenjas moeten zien
lopen, toen ze hem achterna zaten. Hij
liep zo hard zijn benen hem maar dra
gen konden. Hij keek niet waar hij
liep enhij liep regelrecht het hok
in.
Wat hadden de dieren een plezier. Ze
schreeuwden en dansten door elkaar
heen op hun eigen manier natuurlijk.
Kikker Groenjas riep „Laat me er
uit, laat me er uit!" De dieren zeiden:
„We willen je er wel uit laten als je.
belooft ons niet meer te plagen". „Nee
nee," riep hij. uit, „ik zal het nooit
meer doen, als jullie me meteen losla
ten."
De dieren hebben hem meteen losge
laten.
Ze hebben hem nooit meer lelijk zien
doen. Hij was nu heel aardig tegen de
dieren en dat was maar gelukkig ook.
Vind je ook niet?
Elsje de Vaal (9 jaar)
Eksterstraat 139
Haarlem.
KWAKKIE WOONT IN EEN
heel groot hol. Moeder vindt dat
Kwakkie erg eigenwijs is. Maar
Kwak vindt zichzelf helemaal niet
eigenwijs. Hij zegt: „Mammie, ik
wil met een eendeprinses trou
wen; die Wammie heet". „Maar
beste Kwakkie, Wammie is geen
naam", zegt moeder Eend. Maar
Kwak blijft bij zijn besluit. Hij wil
met alle geweld met een eende
prinses trouwen die Wammie heet.
Zijn moeder zucht ervan. Maar
omdat haar zoontje zo graag met
een Wammie wilde trouwen, liet
zij alle eendeprinsessen komen.
Er zat geen Wammie bij. Ze had
den allemaal gewone namen.
Op een dag kwam een eendeprinses
vragen of zij ook mocht komen. „Ach,"
zei Kwakkie, „moeder had gelijk. De
naam die ik heb bedacht is geen naam,
snif snif! Hoe heet je eigenlijk?" vroeg
Kwakkie. „Ik heet Wammie," zei het
eendje. „O, wat fijn. Wammie is toch
een naam!"
Hij danste in het rond. Moeder was
hfel erg blij en vader ook. Kwakkie
zei: „Lieve Wammie wij gaan samen
trouwen." En zo deden ze. Het was de
mooiste eendenbruiloft die er ooit ge
weest was. En reken maar dat Kwak
kie blij was.
Het eerste meisjeseendje dat zij kre
gen noemden ze Wammie. Kwakkie
was verschrikkelijk blij, want dit was
het mooiste gedeelte van zijn leven.
Mieke Baart (12 jaar)
Genestetlaan 51
Driehuis
I IK VIND HET ERG NAAR
[VOOR OBDAT DE VOET
P'JN DOET, CONQUISTADOR
MAAR WE MOETEN VERDE*/
KEN 30NSEN, BABUTO, BN EEN KREUPEL
PAARD SUKKELEN IANSS EEN EEN
rAME wea naar een klein aaexicaans
DORP
HET WAS CHATO'S SCHULDRAT
DE OP DE OLYMPISCHE VOOR
WEDSTRIJDEN VERLOOR EN
HET WAS ZUN SCHULD, DAT
DE DE DOCHTER VAN DE
-ELrT
l/vvn IL-K vr-vi -w H-v-
GENERAAL CELITA
AFWIERP
MAAR DE GENERAAL
GEEFT DOU DE
"SCHULD EN I
ZEGT DAT DE AF
MAAKT MOET WORDEN'
IflN HET DORPDE BLUVEN PABLITO
CONQUISTADOR VOOR EEN VER
LICHTE DEUROPENING STILSTAAN
OH, KAPPER HEEFT U
ALSTUBLIEFT WAT ALCO-^j CA®!11
HOL OF IETS DERGELIJKS T
OM DE ZIEKE VOET VAN
M'JN PAARD MEE
^SCHOONI TE MAKBNi,
DAT IS OOK DE
REDEN WAAROM
IK MET DE.
VLUCHT
NU CHATO ZUN WEDDENSCHAP
OP 00U HEEFT VERLOREN ZAL
HU DB MET PLEZIER
DOODSCHIETEN
I opyrighl 1956
Wall Dimcv Production»
World Riqlv. H
DAT IS
LELUK
WOND
BRENG
HEM MAAR
BINNEN'
I '"CCv
ZOEK DAT PAARD
OP. CHATO, EN
WAT IK DE BEVO
LEN HE3
V
jt 'TSPUT MU, GENERAAL,
J. MAAR 'T PAARD IS VER.
.1 DWENEN DIE PABUTO
dA MOET HEM MEEGENO
MEN HEBBEN
IK ZAL ZE IK RU-
GENGENERAAL 1
U KUNT OP ME
REKENEN 1
ONTUSSEN OP HET
LANDGOED VAN
?AA
L TORRES
VERVOLST
544. „ZO GROOT WAS DE KRACHT,
i^aarmee aan de geldbeurs werd getrok
ken", zei Bram, „dat ik Op het laatst
hard moest lopen om hem bij te houden.
Ik was vastbesloten om de beurs vast te
blijven houden, wat er ook zou gebeuren.
Maar plotseling struikelde ik over een
verraderlijke boomstronk.en daar lag
ik languit in een peluwtje van wollig
mos".
„Deed je je pijn?", vroeg Karo mede
lijdend. „O, nee, dat niet. Maar mijn
beurs was ik kwijt. Die vloog door het
bos verder. En tussen de struiken hoorde
ik eensklaps, een paar meter verder een
uitroep van pijn en een duidelijke stem,
die riep.
Tutu kwam eensklaps naar voren en zei
met schelle stem:
lrAu bovenop mijn knikkerrrrr
„Hè, laat Bram nou vertellen", zei
Karo boos maar Brammetje Fok zei:
Toch hoorde je nu precies de stem, die
ik uit d struiken hoorde. En toch zei die
stem precies hetzelfde. Want degene, die
dat zei, was.
„Ikke", zei Tutu en Karo begreep nu,
waar Bram en de papegaai elkaar vroe
ger voor het eerst ontmoet hadden. Het
was een pijnlijke belevenis geweestl