en
Deze man
kan
een potje
breken
Amsterdam al eeuwen
3-DAAGS
RANDSTAD
HOLLAND
POLLE, PELLI EN PINGO
DAVY JONES
KRAMMETJE FOK
m
ABONNEMENT
7
DE MEESTER
o
Ons vervolgverhaal
M
Opstanden in
vroeger tijd
DINSDAG 21 JUNI 1966
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
IffiS
&m!Zs
41)
„Arme grootpapa, zei Beate, arme,
arme oude grootpapa O, Charlie,
je moet weer bidden en naar de kerk
gaan. Toe, doe het voor mij, omdat
het me zo'n verdriet zou doen als je
niet wou. Je moet bidden. Onze Lie
ve Heer houdt van je, als een vader
en tegen je vader zou je toch ook
niet ondankbaar willen zijn? Beloof
het me.
„Als ik het deed, zou God weten
dat het alleen voor jou was."
„Dat hindert niet. Hij zou ook we
ten, dat je het deed om mij verdriet
te besparen en dat is goed. Als je
maar bidt, zul je weer gaan geloven.
Bidden brengt ons dichter bij God, en
dan gaan we ook Zijn nabijheid voe
len.
Zij sprak nog lange tijd, dringend
en smekend, met een vuur en een ze
kerheid. die Charlotte overbluffen. Zij
zag opeens een geheel andere Beate
voor zich. Niet meer het kinderlijke
meisje, dat bewonderend naar haar
luisterde en schuchter erkende: „Jij
weet zoveel meer dan ik; het meisje,
dat zij moest beschermen, dat zo
zacht was, zo toegevend, zo grif be
reid om aan te nemen, dat een an
der het altijd wel beter zou weten.
Nu zei ze niet: „Ik bei. dom, je weet
het zeker beter."
Zij sprak met verwonderlijke zeker
heid, hartstochtelijk, hardnekkig.
Charlotte ging de volgende zondag
met haar mee naar de kerk en daar
na iedere week. Zij mocht dan ont
bijten bij de barones. Omdat Beate
haar de belofte had afgeperst deed zij
ook weer haar morgen- en avondge
beden en trachtte Beates vermanin
gen te gehoorzamen en vriendelijk en
goed te zijn voor alle mensen, zelfs
voor Henri. Als je zelf houdt van de
mensen, zullen zij ook van jou gaan
houden.
Charlotte betwijfelde het.
„Ik kan niet van iedereen houden."
„Je moet het toch proberen."
„Kun jij het?"
„Ja," zei Beate. Charlotte keek
haar uitvorsend aan. „Kun je houden
van iemand als Sjang?" „O ja," zei
Beate, „juist van hem, die arme jon
gen." „Dat begrijp ik niet."
Zij begreep het niet, maar zij voel
de dat het waar was. Ze wist ook op
eens, waarom zij geen ogenblik bang
was geweest voor Beate, alsof die
heimelijke vrees voor vreemde men
sen was weggevaagd, zodra zij haar
zag. Zij had gevoeld, dat Beate van
haar hield, had het gelezen in haar
blik, begrepen uit haar glimlach. Er
was even iets van teleurstelling in
haar. Zij wenste, dat Beate alleen van
haar zou houden, niet van iedereen.
Maar zij wist ook, dat het dan Beate
niet meer zou zijn.
Eens spraken zij over het kindje,
dat werd verwacht. Charlotte had hei
melijk gadegeslagen, hoe haar moe
der steeds dikker werd. Het was dus
wel zoals zij gedacht had: een kind
kwam uit de moeder. Zij begreep niet
waarom daarover zo geheimzinnig
werd gedaan, alsof het iets betrof, dat
onbehoorlijk en vies was. Zij beken-
Charles
Charlotte
de Beate, hoe boos en ongelukkig zij
was geweest, toen zij had gehoord,
dat haar moeder een kind zou krij
gen.
„Waarom?" vroeg Beate verwon
derd, „het is toch aardig, zo'n ba
by!"
„Ik denk dat ik jaloers was. Ik
dacht dat vader wel weer meer van
hem zou houden, als het een jongen
was. Nu kan het me niet zoveel meer
schelen".
„Je zult zeker houden van het kind
je," zei Beate. En als je er eerst niet
van houdt, moet je er juist erg lief
voor zijn."
Charlotte zuchtte.
„Je bent echt een kleine heilige,"
zei ze ditmaal zonder spot.
Beate kleurde en zei verschrikt:
„Zeg toch niet zulke dingen!"
„Maar ik meen het. Je bent zoals
die kinderen in je vrome boeken, al
leen niet zo onuitstaanbaar. Ik ben
blij, dat je graag snoept en geen din
gen ziet, die anderen niet zien.
Beate zei na een ogenblik:
„Ik zal je iets vertellen. Ik zou wel
graag in een klooster gaan."
Charlotte kreeg een schok.
„Dat meen je niet! Dan zien we el
kaar nooit meer. Zou je dat niets kun
nen schelen?"
„Ik zou veel voor je bidden."
„Dat kun je nu ook wel doen."
„Dan zou het meer betekenen.
Maar mama zegt dat het onzin is,
de zusters op school me in het hoofd
hebben gepraat."
Charlotte herademde.
„Wat zou jij graag doen later?"
vroeg Beate.
„Ik weet het niet."
Ja, ik weet het wel, dacht zij. Ik
zou willen weggaan met jou ergens
heen, waar we altijd samen konden
zijn en ik zou willen dat je dan al
leen nog van mij hield, even veel als
ik van jou. Maar zij zweeg.
Beate zei na een ogenblik: Mama
wil, dat ik zal trouwen.
„En dat zou jij niet willen?"
„Misschien wel.als iemand mij
erg nodig had."
Charlotte boog het hoofd. Zij besef
te opeens, dat zij vroeg of laat Beate
zou verliezen. Eens zou Beate trou
wen of in een klooster gaan. Nooit
zouden zij samen wegvluchten en hun
hele leven bij elkaar blijven. Dat
waren kinderachtige dromen.
Die gedachte bleven schaduwen
over haar vreugde om hun vriend
schap. Zij dacht soms als het maar
altijd zo zou kunnen zijn als nu, als
het ouder werden.
Tegen Kersttijd voegde zich nog een
bittere teleurstelling bij haar heime
lijke weemoed en angst: de barones
ging met Henri en Beate het Kerst
feest vieren bij bekenden in Den
Haag.
„Nu krijgen we een tijdje rust",
zei Annemarie op een dag aan tafel.
Je hebt er geen idee van wat een
last ze mij bezorgt. Ze neemt het
personeel uren in beslag.
„Ze heeft toch zelf personeel?"
Annemarie lachte spottend.
(Wordt vervolgd.)
WIE GOED kwaad is, echt wit
heet dus, krijgt gooi- en smijtnei-
gingen. Een primitieve aandrift, ja
wel. Maar ook heel gezond volgens
de psychologen. Woede moet men
afreageren, zeggen zij, want op
kroppen leidt tot neurosen. Zo ge
zien, zijn er in ons land, meer spe
ciaal in Amsterdam, heel wat kern
gezonde mensen.
Afreageren dus. Thuis of op kan
toor kan dat via het servies, de
ordners, de lijmpotten. Bij collec
tieve woede-uitbarstingen op straat
moeten winkelruiten, auto's en
heel modern parkeermeters het
ontgelden.
HELAAS kan niet iedereen zijn woe
de onbeperkt koelen. Openbare ver
nielzucht is strafbaar en kost geld. De
man op onze foto heeft het wat dat
betreft gemakkelijker. Hij sloopt de
hele dag aardewerk en wordt er nog
voor betaald ook. Zijn werkgever is de
Wedgwood Pottery in Stoke-on-Trent,
Engeland. Daar bakt men het ver
maarde serviesgoed met de barokke
krulletjes dat tegenwoordig weer zo
„in" is. Zo „in" zelfs dat de fabriek
de vraag maar nauwelijks kan bijbe
nen. En als in iedere fabriek is er een
percentage uitschot; men zou in dit ge
val „misbaksels" kunnen zeggen, die
op de een of andere plaats in het pro
ductieproces mislukt zijn. Wedgwood
wil, zijn eeuwenlange reputatie ge
trouw, slechts perfecte voortbrengsels
afleveren en dus wordt ieder stuk
waaraan ook maar iets mankeert, on
herroepelijk „uitgeschoten". Dan komt
het soms bij karrevrachten tegelijk
terecht bij de hier afgebeelde heer
Capewell, wiens officiële functie die
van „chief smasher", alias hoofdbre
ker is. Zonder veel hoofdbrekens gaat
hij dag-in dag-uit alle afgekeurde bor
den en dienschalen, de siervazen en
bonbonschaaltjes en soepterrines met
een hamer te lijf, om ze stuk voor
stuk in gruzelementen te timmeren.
En dat wel zo dat niemand daarna de
scherven nog zou kunnen lijmen of op
andere wijze repareren. Een verant
woordelijke taak.
CAPEWELL vervult die baan nu al
tien jaar en heeft daar nog geen dag
spijt van gehad. „Het is natuurlijk ne
gatief werk", zegt hij diepzinnig, maar
ik put er toch een zekere voldoening
uit. Ik help tenslotte de kwaliteit van
het Wedgwood-product op peil hou
den."
OOK ZIJN BAZEN zijn tevreden.
„Capewell is een bekwame breker",
onthult een voorman. „Hij kan bij ge
volg een potje breken bij de directie.
Denk u in: hij is nog nooit één dag
ziek geweest in als die jaren.
De psychologen krijgen dus gelijk.
Er moet meer en meer gebroken wor
den, voor de volksgezondheid. In
Amsterdam zijn ze daar al mee be
gonnen.
AMSTERDAM In dezelfde Pijlsteeg, waar vorige week een brandend
teervat de oproerige gebeurtenissen illumineerde, werden 431 jaar geleden
vier vrouwen in de deuren van hun huizen opgehangen. Zij waren volge
lingen van de bisschop der Wederdopers, Jakob van Kampen, die korf te
voren door de stadsbeul van Amsterdam op een even wrede als omslachtige
wijze om het leven was gebracht: „De beul plaatste hem een blikken mijter
op het hoofd, stelde hem in die stand te pronk, rukte hem toen de tong uit
den hals, hieuw hem daarna eerste den rechterarm en vervolgens het hoofd
af en verbrandde eindelijk de romp waarvan hij de asch naar de vier wind
streken verstrooide''.
WIE NAAR historische voorgangers van
de oproerige Amsterdammers anno 1966
op zoek is hoeft niet lang te speuren. Ze
zijn er bij bosjes meer en vreemder dan
in alle andere steden van ons vaderland
De Wederdopers zijn de eerste die in
deze twijfelachtige annalen thuishoren. In
het sensationele jaar 1535 toen de be
ruchte Jan van Leiden in Munster het
nieuwe „Godsrijk" (en de veelwijve
rij) inwijdde probeerden zijn Amsterdam
se aanhangers Amsterdam tot een twee
de Munster te maken. In de nacht van
10 op 11 mei slopen zij uit de Pijlsteeg
naar het stadhuis op de Dam en over
rompelden er de burgerwacht. Hun over
val was niet moeilijk: de schutters vier
den het jaarfeest van het kruisbroeders-
gilde en hadden meer belangstelling voor
de brandende pektonnen waarmee het feest
werd gevierd dan voor de subversieve
elementen. Toch mislukte de machtsgreep
en wel doordat het klokketouw van het
stadhuis onvindbaar was. Een dronken ge
rechtsdienaar zou in zijn angst naar de
toren gevlucht zijn en ongezien het touw
aan de luiklok hebben meegenomen zo
dat het afgesproken klokgelui uitbleef en
de andere revolutionairen „den toeleg voor
gemist hielden."
De volgende dag werden de Wederdo
pers uit het stadhuis weggeschoten nadat
de toegangen tot de Dam met scheepszei-
len waren behangen en met kooptvaren
waren versperd. Bij de gevechten met de
revolutionairen verloor een van de ste
delijke magistraten het leven. Het was
Pieter Colijn drager van een naam
die misschien toen al een goede anti-re
volutionaire klank had.
Meer dan twee eeuwen later belanden
wij bij de beruchte pachteroproeren van
1748. De Amsterdammers beleefden een
miserabele tijd door een economische
depressie en richtten hun woede op de
belastingpachters. Op 25 juni begon het op
roer. Een kleine Amsterdamse jongen -
voorlopertje van het Lieverdje tergde
de politie. „Toen", aldus een kroniekschrij-
Advertentie
f35.- Ie klasse.
Kinderen 4 t/m 9 jaar half geld.
3 Dagen onbeperkt rondreizen
binnen de kring Den Helder -
Kakhuizen - Amsterdam - Hil
versum - Utrecht - Rotterdam -
Iioek van Holland - Den Helder.
Bovendien onbeperkt gratis ver
voer in trams, bossen en veren
in Amsterdam, Den Haag en
Rotterdam. Het abonnement is
verkrijgbaar aan alle stations
en reisbureaus. Pasfoto mee
brengen.
O O O O O
55™
OOP
ver, „kwam een diender en sloeg de jon
gen met zijn stokVoor het pachteri-
huisje stonden ook wat heethoofden di«
hierop gewacht hebben.
Van het een kwam het ander. Het hand
gemeen leidde tot een oproer en tot plun
dering die twee dagen duurden en waar
bij talloze inboedels in de grachten ver
dwenen. De kroniekschrijver vertelt dat
een vrouw een kapitein van de schutters
provoceerde door haar rokken op te slaan,
haar achterwerk te laten zien en daarbij
de gemeenste scheldwoorden uit te slaan.
„Toen heeft men haar met grove hagel
in dat achterwerk geschoten" aldus de
verslaggever anno 1748.
Men bleef die hele zomer rumoerig. Het
waren de dagen van de „bijltjes" scheeps
timmerlui van Kattenburg die het stads
beeld beheersten en onze taal aan het
beruchte woord „bijltjesdag" hielpen.
OP 25 JULI 1886 kwam het „Paling
oproer", begonnen als een ordinaire straat-
rel, geëindigd als 'n massaal straatgevecht
met 26 doden en ruim 100 gewonden. Het
politieke gevolg was de verkiezing van
de eerste socialist in de Tweede Kamer
Domela Nieuwenhuis.
Net als in 1886 was de oorzaak van het
Jordaanoproer anno 1934 te vinden in de
economische situatie. Net als in 1886 moet
ook nu weer het leger de politie te hulp
komen. Als op 10 juli 1934 de opstand is
neergeslagen zijn er acht doden en meer
dan tweehonderd gewonden. De communis
tische „Tribune" geeft de schuld aan mi
nister-president Colijn en wordt verboden.
En nu in 1966, is een opstand geweest
over vakantiebonnen
De enige overeenkomst tussen vroeger
en nu is het jaargetijde. Amsterdam»
opstanden vielen altijd tussen begin mei
en half juli en misschien was het bij
vorige gelegenheden net zo lang warm ge
weest als nu. Revoluties, opstanden, op
stootjes en straatgevechten gedijen in d*
zonneschijn. Als het regent wil iedereen
naar huis. Misschien is burgemeester Van
Hall het allermeest gebaat bij een Hol
landse moesson.
Amsterdam is een lastige stad....
43. De heer Geldmaker drukte op een knop onder
het televisietoestel in zijn werkkamer en meteen licht
te het scherm op. „Daar is de primitieveling!" grom
de hij, toen de dansende gestalte van Hyacinth zicht
baar werd. „Bah! Wat een smakeloze figuur.' Mijn
geld rondslingeren, zodat er krassen op de munten ko
men! Hoe eerder we een eind maken aan die grove
vertoning, hoe beter!" Hij wendde zich tot een hef
boom en haalde die grimmig over. Meteen klapte een
luik open op de binnenplaats en daaruit verscheen een
vreemdsoortig apparaat. Er zat een sterke, stalen
hand aan, die de rondhuppelende Hyacinth in het
kraagje vatte en hem een eindje optilde. „Laat me
los!" kreet de ongelukkige spartelend. „Ik had juist
een idee voor een vers! Zet me neer! Voorzichtig
zodat m'n gedachten niet door elkaar rammelen!"
Maar daar stoorde de robot zich natuurlijk niet aan.
P0IA6, AIA IK. zoveel, B0OD5C.HAPPEM HEB,
ER 6EEN PIAATS VOOR MUM KIEIMT-I6
46 BENT EEN GENIE, POttE
HARTEtUK DANK
MOEDER KANROE MOET MET DE
MODE MEEGAAN EN EEN KINPER
WA6EN NEMENj
BOf.MT
'2IJNMAAR Y JA, DAT Kt EN
-Amatbu^maar f GoeaeoeFeutiV6
v VOOR ONS
Auee/vdenk. brom.. Au.es
WATJULOte VINOtN BSHOORJAAN
ons, ikeeooet...oNiemaat
schappij
<vT
Akkoord! .war me ons J
evM oe tijd om Dt I 4UMe "MR KNt
tanks tb vemsset&i
552. Mooi zo, mooi zo, riep Karo opge
wonden, en toen kon je die wildeman na
tuurlijk verhoren."
„Natuurlijk" beaamde Bram. „Het
mooiste was, dat hij helemaal niet be
greep dat Tutu hem eigenlijk had over
wonnen, Hij dacht, dat ik hem zo'n harde
klap had gegeven.en hij was meteen
mak als een lammetje".
En waarom liep de man nu op «en
blote voet en een ijzeren schoenvroeg
Karo over Brams schouder naar de foto
kijkend, die Bram aan het vertellen had
gebracht.
Wel er bleek een zeer sterke mag
neet op het eiland te zijn", legde Bram
uit „en als een van de wildemannen
allemaal schipbreukelingen van vroeger
vergane schepen ver weg liep trok hij
één ijzeren schoen atm„ zodat hij ncoit kon
verdwalen en altijd in de richting van
de magneet werd getrokken."
„Maar waarom veranderde dat spoor
eensklaps in dat van twee blote voeten?",
vroeg Karo.
„Omdat de man last kreeg van zijn
eksteroog. Hij trok de ijzeren schoen uit.
en deze vloog door de kracht van de
magneet uit zijn handen. Zo raakte hij
de kluts kwijt.en dat had ik in de
sporen duidelijk gezien".