en
VAKANTIEKINDERKRANT
JOSIENTJE EN PETER
Zoekplaatje
R
Vakantie
AVONTUREN VAN DONALD DUCK
DAVY JONES
POULE, PELLI EN PINGO
m
KRAMMETJE FOK
PANDA EN DE MEESTER-GELDZAMELAAR
Ons vervolgverhaal
1«1
WOENSDAG 6 JULI 196 6
10
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
Naar het strand
•J m
NAAR BOVEN
EN DENK ER
OVER NA
N
een gevaarlijke
ziekte gehad hessen'
SU.
©13
KVWWWWWWWWW
"WWUWWVAAAAIUVW
Charles
Charlotte
54) Die drie.hij
wist wel, dat het zwak en dwaas
was, je toch weer te hechten.
maar ze vulden de leegte, die hij
om zich had gevoeld in die uren
van doodsangst. Ze gaven hem een
illusie van léven. Waarom was hij
eigenlijk bang geweest te sterven?
Hij, die aan niets geloofde, die al
tijd had gedacht: als het maar uit
is, dan weet je niets meer, denk je
niet meer.
Maar het was opeens geweest, als
of hij zou worden geslingerd in een
grondeloos, zwart niets. Hij had zich
vastgeklampt aan Adèles aan
moedigend gebabbel, aan Beates
zorgen, aan het léven. Om dat leven,
met alle ellende en teleurstelling,
toch iets was.en daarna alleen
nog het volkomen Niets kwam, waar
hij naar had verlangd en dat hij nu
vreesde, God weet waarom.
Hij grinnikte even in zichzelf, dat
hij zoiets dacht, hij die niet geloof
de aan God. Maar soms dacht hij nu,
dat de mensen, die het wél deden, te
benijden waren. Die hoefden zich niet
zo armzalig te klampen aan het tries
te restje leven van een invalide oude
man en aan mensen-mensen die
je toch altijd weer in de steek lie
ten, Zoals Christiaan. Zoals Chris.
Twee maanden later had Christiaan
Iemand gevonden, die zijn plaats kon
innemen. Zelf was hij besloten, een
betrekking aan te nemen in Arnhem,
voor administratief werk.
„Niets voor jou" zei de baron. Hij
gromde en mopperde weer voortdu
rend. In zijn hart kon hij nog steeds
niet geloven dat Christiaan werkelijk
weg zou gaan en hij ergerde zich er
over, dat het hem zoveel verdriet
deed. Om dat te verbergen maakte
hij onaangename opmerkingen. Als
iemand zich verbeteren kon, moest
hij dat natuurlijk doen. Het was be
lachelijk, je door gevoel te laten lei
den, een man had trouwens niet veel
te vertellen bij zijn vrouw, wie wist
dat beter dan hij? Mensen uit het
volk, die nu en dan hun vrouw een
flink pak slaag gaven, waren ver
standig.
Christiaan zweeg op dat alles, zo
als hij altijd gedaan had, maar nu
ontroerde hem dat gemopper van de
oude man, want hij voelde, wat er
onder Verborgen was. De baron wist
ook heel goed, dat Christiaan met
zwaar hart wegging en hij tobde er
over, hoe anders alles had kunnen
zijn. Hij miste Charlie ook. Nooit
had hij veel gedëchten aan haar be
steed. Zelfs had hij verzuimd haar
te bedanken voor haar goede zorgen
tijdens zijn ziekte. Ze was voor hem
bijna als een deel van zijn verzame
ling geweest. Je was er aan gehecht,
maar dat zei je ook niet tegen die
dingen. Zoals alle oude mensen, begon
hij steeds meer te denken aan het
verleden. Soms, als hij wakker werd,
was hij verbaasd- Waarom was hij
niet in zijn slaapkamer in de toren?
Het gebeurde ook wel, dat hij sprak
over „kleine Charles" en de jongen
bedoelde, die op het kerkhof lag.
„Hij wordt kinds" zei Adèle tegen
haar dochter.
Beate was nog stiller dan anders.
Toen Christiaan bezig was te pakken
de laatste dag die hij op Cronenborg
doorbracht, kwam zij bij hem bin
nen en gaf hem een brief voor Char
lotte en een pakje.
„Wilt u me alstublieft uw adres
sturen?" vroeg zij. „Dit is een sou
venir voor Charlie". Haar lippen
beefden.
Die laatste dag, bij het afscheid,
gaf ook de baron iets mee.
„Ze hield altijd zo van dat beeldje"
zei hij. Het was Kwan-Yin. Chris
tiaan stamelde iets. Hij wist, hoe de
oude man gehecht was aan elk ding
van zijn verzameling. En laat ze
maar 'es schrijven. Als ik nog eens
iets voor je doen kan.en ik dacht,
je krijgt zoveel extra kosten.ik heb
hier een chèque voor je-
„U hebt al zoveel voor me gedaan".
„Nonsens.heb je alles terugbe
taald.ik krijg nooit meer iemand
zoals jij. Doet er ook niet toe. Ik
leef toch niet lang meer, gelukkig.
Nou, het beste er mee".
Het klonk bruusk en bijna onvrien
delijk.
Christiaan hield de dorre, knokeli-
ge hand in de zijne.
„Ik wou u iets zeggen.wat ik
nooit heb gezegd.omdat u het ver
keerd zou hebben begrepen U bent
als een vader voor me geweest".
Hij liet de hand los, slikte en ging
weg. De oude man zat voor zich uit
te staren. Als een vader.Neen.
Hij had het niet gewild. Hij had niets
willen voelen voor die kleine jongen.
Te veel ellende gehad van Frans en
Reinout. En nu was het te laat. Hij
zou alleen blijven, over korte tijd.
Beate zou trouwen. Daar zou Adèle
wel voor zorgen. Die zou ook wel her
trouwen. Geen vrouw om alleen te
blijven. Henri zou hem weer alleen
ergernis en verdriet bezorgen. Waar
om hechtte hij zo aan een leven,
dat hem niets te geven had dan een
zaamheid, ziekte, gebrekkigheid?
misschien omdat het zo zinloos leek,
te verdwijnen, helemaal te verdwijnen'
na ^Pes wat je had doorgemaakt.
Hij had Christiaan aangeboden,
hem te laten wegbrengen met het
rijtuig, maar Christiaan zei, dat hij
de nacht zou doorbrengen bij zijn oud
vriend Loovers.
Christiaan nam van allen afscheid.
Adèle was heel vriendelijk. Toen
stond hij een tijdje op het kerkhof,
bij het graf van Brechte en van de
kleine jongen. Het was een dag van
wind en zon. Polulieren ruisten. Hij
voelde zich opeens veel dichter bij
die twee doden dan bij alle levenden.
Hij dacht er met berouw aan, hoe
hij de oude Brechte had verwaar
loosd, om aan haar vermaningen te
ontkomen. Een mens zonder God, jon
gen, dat is toch niets, had ze gezegd
Ze had geijk gehad. Je stond in het
volle leven, maar in je hart was een
stilte als van de dood. Terwijl hij
daar stond, zonken bitterheid en op
standigheid in hem weg en gedach
ten gingen hem door het hoofd die
hij verwonderd beluisterde, als stem
men in de wind.
Wordt vervolgd.)
>VWW>A,WWWWWWWWA^WWWAftllAAftAAAAAAWAAWWAAAAAAAftA<WVAAAAAAAAAAAftAAAAAAAAAAAAAAA^
„Ga je mee, Peter Peeeeter
„Ik kom al". Vlug stopt Peter
het laatste stukje brood in zijn
mond en rent naar buiten.
„Vraag aan je moeder of je mee
mag. Naar het strand".
Peter rent naar binnen. Even la
ter komt hij terug. „Het mag van
mam. Maar niet in mijn zwem
broek. Het is nog veel te vroeg. En
te koud".
„Ik mag ook niet in m'n zwem
broek". Josien schudt boos met
haar hoofd. „Mamma zegt, dat het
pas half negen is".
„Kom". Peter rent vooruit. „Wie
het eerst er is".
Het strand is dichtbij. Twee stil
le straatjes door en dan rechtuit.
Josien rent het eerst het strand op.
En dan boms daar ligt ze.
Languitin het zand.
„Haha", lacht Peter. vNu ben ik
lekker eerst". En hij rent Josien
voorbij.
Josien gaat weer staan en loopt
achter Peter aan. „Kijk, er staat
een boom in de zee".
„Dat is geen boom, .sufferd",
bromt Peter. „Een strandpaal heet
dat. Na elke kilometer staat er zo'n
paal".
„Wat is een ki-lo-me-ter?" Josien
begrijpt er niks van.
„Nou eh dat is eh
honderd stappen lopen. En dan
staat er weer een. Honderd stap
pen lopen dan staat er wéér een
en verderop wéér een en ver
derop wéér een".
Nu begrijpt Josien het een klein
beetje „Een kilometer is een
hééeel stuk lopen, wel honderd
stappen. Hè Peter?"
Ja, knikt Peter.
„Je bent toch knap om het zo
goed te vertellen", vindt Josien.
(Wordt vervolgd)
'Ah.
f «K
Twaalf uur, de school gaat uit,
de kinderen rennen naar buiten en
zingen luid.
Geen wonder, ze hebben zes
weken geen school,
„Vakantie, vakantie!" juicht
Tineke van Rooi.
Piet en Jan die kijken als roet,
want hun rapporten waren niet
goed.
Nu krijgen ze voor straf geen ijsje
met room.
arme Piet Klaasen en Jan Boom!
Marietje gaat kamperen met haar
nieuwe tent.
Rudie vindt dat kramperen; hij is
geen flinke vent.
„Ga jij maar naar je hotel", zegt
Marie,
„Ik ga kamperen, leve de
vakantie!!"
Marianne Butte (12 jaar),
Iepenrodestraat 9,
Haarlem.
j .ni
Het olifantje Jumbo is heel ijverig vandaag. Hij is in zijn tuintje
de bloemen aan het begieten. Daarna moet hij de paden nog harken,
maar de hark is weg! Of is hij niet weg? Wie helpt Jumbo zoeken?
Je kunt deze plaat ook fijn kleuren!
•afjjnnqos jaq
uagaj oqump jajqoe jests qjeq aQ
.■V/A'. /rSt&r/, Z.'/
.Wel honderd stappen, hè
Peter
OOM DONAtm EEN GULDEN
MAG IK" EEN U WORDT TDD
GULDEN? YDAT DE 0E
WAARDE VAN
HET GELD
OOM DONALD,
MAG IK
V'JF
GULDEN?
Wilt Disn«r> Production»
W'orid Right» Reserved
Dlitrlbuted fay King Feiturei Syndicale.
VOf. MARTEN TOONDER
56. De zware boekhouding van Simon Geldmaker
kwam dreunend op het hoofd van de belasting-inspec
teur terecht, en kaatste om de getroffene heen op de
grond. „Hm!" sprak deze de werken een voor een snel
doorbladerend. „Ze kloppen met uw aangiftebiljet! Maar
daar is ook alles mee gezegd! Waar staat bijvoor
beeld die muur geboekt die U door een robot daarnet
liet maken? En deze bouten op Uw deur?" „Nergens"
antwoordde Geldmaker grimmig. „Want daar heeft de
belasting niets mee te maken!" „Aha! Daar heb ik
U!" riep de ambtenaar triomfantelijk. „U hebt zeker
nooit gehoord van de Belastingwet anno 1834! U dacht
zeker dat die niet meer van kracht was? Welnu
die werd nimmer geschrapt! Ik zal hem U voorlezen!"
Hij pakte een grote, gezegelde rol papier uit zijn tas
en begon; „Stenen bouwsels, anders dan gebouwen, op
stallen, neerkelder, heenmolens en weer-instituten.
De geldverzamelaar luisterde echter niet langer. Hij
bgreep dat er nu drastisch ingegrepen moest worden
en daarom pakte hij zijn bedieningspaneeltje en drukte
op een knop. Daardoor bracht hij twee stalen handen
in werking, die zich begerig uitstrekten naar de lezen
de inspecteur...
ER ZIT NU HELEMAAL SEEN HONIN6 IN, EN ZE
W/AS WEER TOT 80U6N AANTOE MET PANNE
i/r»ei/cM P,c\iiu.u I
IK DENK DAT VADERTJE
VOS DE PANNÉKOÊKEN
HEEFT 0P6E6ETEN!
WE ZULLEN HEM OP ZIJN KOP GEVEN - HA,
DAAR IS HIJ,.. MAAR WAAROM HUIL JE ZO
DÉNK JEIN, PO WE, ZO JUIST HOOR IKDATINT
ZIEKEN HUIS TWEE KIR
DAN MOETEN ZE WÉLV PEN GESTORVEN ZIJN
2/46-1.
poch om Heter ven hbr
STEIP VAM HET 6EVECHT - EN
HM V0l6THETrWEETALTER-
l/VME HU WAT PIEPER PUIKT
MARCO
HEEFT OE WAM
CtilJKE PUIKÉR
VAN PA\lYWE66t-
tOKT, MAAR IS
NU IFLFIN6E-
VAAR,..
MARCO KUKTOM BM
Zier HOE ZMN BECA6ER
KEEPS EEN HANP MAAR
HEM UITSTEEKT!
Sam LEFF
l-IIIv/lUIAIHS
©PIB
X» 11 1 JAILS.1,'
565. NIET LANGER liet Bram Fok zijn
scheepskat in het onzekere.
„Het was werkelijk een heel eenvoudig
plannetje", legde hij uit. „We werden
door die geweldige magneet naar de kou
de Noordpool getrokken en bovendien lie
pen alle schepen kans te vergaan, door
dat ze door de magneet werden aange
trokken. Welnu.ik stelde voor om de
magneet te draaien. Daardoor werden we
nu.afgestoten! We dreven dus naar de
warmte toe en we duwden hoogstens
schepen weg, maar trokken ze niet meer
aan".
„Prachtig", riep Karo vol bewondering.
Bram lachte bescheiden.
„Wt hadden het geluk, dat we betrek
kelijk gauw in de warme streken land
bereikten. Met een beetje stuurmans
kunst die wildemanpen deden nu pre
cies wat ik zei kwamen we de haven
binnen op ons halve eiland. Je kunt be
grijpen, dat we daar veel bekijks trokken.
De hele stad liep uit om naar ons te
zwaaien".