en VAKANTIEKINDERKRANT JOSI ENTJE EN PETER Wat een rommel! ^Jo JL h AVONTUREN VAN DONALD DUCK POULE, PELLI EN PINGO DAVY JONES KRAMMETJE FOK WÊÊÊÊM - W n VJ PANDA EN DE MEESTER 15 O s* m WOENSDAG 13 JULI 1966 Ons vervolg ver haai Een oorspronkelijke Nederlandse roman door Willy Corsari De Koolwitjes „Ik geloof het wel". Peter moet even goed nadenken. „Ze groeien er vanzelf aan. Als de rups in zijn huisje zit". Josientje zucht ervan. „Kijk daar gaat er nog een. En nóg een. Pappa zegt dat we de Koolwitjes weg moeten jagen". Josien rent door de tuin. Kssst ksssst. „Het helpt niks", lacht Peter. „De vlinders zijn veel vlugger. Ze kun nen zo hoog vliegen". „Laat de rupsenkindertjes dan de kool maar opeten". Josien kijkt on deugend naar Peter. „Lust jij wel kool, Peter?" „Ikke niet. Maar mijn mamma zegt altijd: Bord leegeten". „Dat zegt mijn mamma ook al tijd", pruttelt Josien. „Kijk, daar is Paps!" „Ik heb alles gehoord, deugnie ten", moppert pappa. „Kindertjes die geen kool eten moeten maar on kruid zoeken, vort". Maar pappa is niet echt boos hoor. Zijn ogen lachen. _V 4 i •- 'V'. V k 1 ï-: Josien en Peter trekken alle gras- jes en sprietjes uit de tuin. (Wordt vervolgd) Yl Wat is dit nu voor een romme lige tekening. Daar moet wat aan gebeuren, maar hoe? Knip alle vierkantjes uit en probeer ze op de juiste manier aan elkaar te leggen zodat je een hele plaat krijgt. Als je de puzzel goed opgelost hebt, plak je het geheel op een stevig stuk papier, waarna je de plaat kunt kleuren. Morgen staat de op lossing in de Kinderkrant. yWVWWWWVWW 60) Maar toen ze eenmaal merkten hoe ze werkte en dat ze zo pover leefde, werden ze vriendelijk en behulpzaam. Armoede is een sterke band. Tobben over geld een interna tionale taal. Zo is het niet in betere buurten,tussen mensen, voor wie tob ben over geld bestaat in enkele dui zenden meer of minder verdienen. Daar in dat straatje, in die buurt, tussen de zwoegers en tobbers zoals zij, had ze zich meer thuis gevoeld dan in het huis aan de statige Haag se laan, ja, meer dan in haar eigen huis later. Voor die mensen was zij niet schuw. Het tweede jaar was niet veel ge makkelijker, maar niet zo eenzaam. Toen had zij twee vrienden, Jules Cortweg en Kees Does, Jules Hij stapte bij haar binnen op een najaarsdag en zij herinnert zich nu glimlachend, hoe stug afwerend zij hem heeft ontvangen, omdat hij haar deed denken aan Rolf Reuling, met zijn meisjesgezicht, zijn lange haren, zijn Schillerhemd en wiegelende loop, het armbandje aan zijn dunne pols, de ringen aan zijn smalle vingers. Armbanden en ringen ontwierp hij zelf en maakte ze, kettingen, oorbel len en allerlei andere dingen, siera den of souvenirs voor vreemdelingen. Zijn dunne vingers waren vaardig, hij had smaak en fantasie, hij was han dig. Zodra zij begrepen had, dat zij iets zou kunnen hebben aan zijn werk was haar afkeer verdwenen. Hij werd eenvoudig iemand, met wie zij zaken kon doen. Zij had veel van hem ver kocht. De eerste maal, dat ze afre kenden, kwam hij terug met een bos gladiolen, gekocht op de markt. Hij zetten ze zelf in een van de tinnen kannen en zei: „Dat onbrak hier, bloe men." Ze waren goede vrienden ge worden. Waren het altijd gebleven, met een korte periode van ver vreemding, tot aan zijn dood in de bezettingstijd. Hij was een van degenen, van wie je niet verwachtte dat ze flink zouden zijn en die je verrast deden staan. Hij leefde samen met een jonge archi tect. Eens zei hij haar: „Jij bent een van de weinige vrouwen, die ik graag mag, maar je bent ook geen echte vrouw." Ze had gelachen om het du bieuze compliment. Hij had gelijk. Zij leefde als een man. Als een van die mannen, die zozeer opgaan in hun werk en hun eerzucht voor dat werk, dat er nauwelijks tijd en lust over blijft voor iets anders. Zij legt het weekblad weg en ademt diep de zoete geur van rode tulpen, die in een koperen kan bij het voeteneinde van de divan staan. De regen is voller en dieper van klank nu, het wordt kil en zij sluit het ven ster. Daarbij ziet zij aan de overkant een man en een vrouw onder een boom staan, in roerloze omarming. Het is haar even, of zij die kus voelt op haar koele lippen, die zolang al niet meer gekust zijn, die nooit meer gekust zullen worden. Zij vraagt zich af, of dat verlangen nooit sterft en hunkert opeens naar 'n sigaret. Maar zij raakt de sigaretten in een doos op een der tafeltjes niet aan. De be- Charles Charlotte zwijming in de auto heeft haar ver schrikt. Altijd is zij meer ontdaan geweest over flauw vallen, dan over pijn, misschien omdat die pijn haar zo vertrouwd was, zo gelijkend op een pijn, gevoeld van kind af aan, om vruchteloos verlangen, om eenzaam heid, om ontgoocheling en wrok. Het kost haar altijd nog moeite, in weer wil van alles, wat de doktoren gezegd hebben, te geloven dat déze pijn zui ver lichamelijk is, een stille en drei gende waarschuwing van de dood. Vandaag heeft zij de pijn niet ge voeld, alleen dichtbij geweten, als een tijger die achter struiken naar je loert, gespannen voor een sprong, klaar om zijn klauwen in je borst te zetten. Zij was er minder bevreesd voor dan voor dat wegvallen in het niets. Uit de radio spreekt nu de stem van iemand, die meent geestig te zijn. Ze draait het toestel af en gaat weer liggen, met een stapeltje boeken naast zich, dat zij van een kast heeft genomen. Zij heeft ze pas gekocht, om er de vele slapeloze uren van de nachten mee te vullen, nu zij geen slaapmiddelen meer mag inne men. Ze denkt dat het nauwelijks de moeite is nog te leven, als vrijwel niets meer mag of kan wat je graag wilt. Als je tenminste mocht hopen nog gezond te worden, maar zij heeft de waarheid willen weten: nog enke le jaren misschien, als zij heel voor zichtig is, maar hei kan ook opeens voorbij zijn. Nog niet, denkt zij, het is nog te vroeg, alsof zij de dood kan dwingen, zoals zij zoveel heeft afgedwongen van het leven. Niemand weet, buiten de doktoren, hoe het met haar gesteld is. Nie mand mag het weten. Notaris Ver meer heeft gezegd, dat 't contract misschien zou worden aangevochten als mocht blijken, dat zij het afsloot in de wetenschap, dat zij nog maar kort te leven had. Of hij iets ver moedde? Neen, hij heeft alleen plichtsgetrouw gewaarschuwd voor die mogelijkheid. Zoals hij voor ande re dingen heeft gewaarschuwd: „Het contract is een groot risico voor u. Stel dat meneer Van Rheel de zaken laat verlopen en u niet meer kan uitbetalen? Of zich tracht te ont trekken aan zijn verplichtingen? Na tuurlijk kunt u hem dan in rechten aanspreken, maar dat kan een moei zame geschiedenis worden. De goede man is lijnrecht tegen dat contract en zij weet heel goed, wat hij denkt: een dwaasheid, een grote onvoorzichtig heid, en bovendien onsympathiek en onnatuurlijk. Zij voelde die gedachten achter zijn corecte woorden. Ze had hem kun nen uitleggen, dat zij geen dwaze vrouw is, die in blinde verliefdheid alles aan een jongere minnaar weg geeft, ten koste van haar eigen klein zoon. Maar niemand zal ooit de waar heid weten. Niemand dan Alex heeft zij het ooit verteld. En of het er nog veel toe doet, dat hij tenminste haar kan begrijpen? (Wordt vervolgd.) |\Af\AAAAMWW\AAAMVA/VAAAAAAAIW\AAAf\AAAA/\AA/UW\AA/UVUV^.iV .1^<JU'AnAAAAAAAAAA/U\AAAAAAAAAAA/\AAlV\AAAAA/\yW)Al\AAAAAAA/VAM\AcWU'-'1 iWVWUWVAAAAIUlAMAAAAA/WVAAAAA/WWUWSAA/UWVUWWVAAAAAAAAAAAAAAAA/WWIAAIWWWtf iMWWUWMAMM/WWWUWMAAAAAMUWWVVVtAMWWVUWWWVUiAit.'.hA tv 'VlAhA/VUWWV/\A/W\AAAA/VWWV\AAAAAAAAAA/\AAA<\AAAAAAAA'WWU\/VA/tAAAA/SAA/\/WW\A IVV«nnn/VVVVVVVl#VVVVVVVVVVVVVVVWVVVVWVVVUVWV\An#V%AA#VVVVVVVVWVVVWVWVVVVVW%A#WVIAn«VVVViA^AnAOA#\AnnMAriA#VVVV%AA^VVVVVtAflAAnArWVVVVVVVVVVVVVVV\ VVWVWVVV%/VlVV\/VVV\A/%/\/\/\#V\AAn#\/VVVV\/\/\/VVVV>A/VVV\/VV\/\/\/VVV\/VVV\#\/VVV\/V\AAA/VVVV\/VV\/\/VV\/\/\/VVVVVUVVV\/VVVVWV\/VV\/\AA/VV\A/\/\/\/VVV\AAA/lAAAAAA/V\/VV\/VV\A^ Josien en Peter liggen in het gras. De regen heeft alles weer schoongewassen. De bloempjes la ten hun mooiste kleuren zien. Kijk, er vliegen vlinders. Peter wijst Jo sien een witte vlinder aan. „Dat is een Koolwitje". „Waarom heet hij Koolwitje, Peter?" „Omdat de rupsjes van deze vlin der van de kool snoepen. Eerst is een vlinder een rups. Dat weet j» toch?" „Ja", zegt Josien. „Dat heeft pappa verteld. Eet de rups alle kool op?" Peter knikt. „En dan wordt da -rups dikker en dikker. Dan maakt die dikke rups met allemaal draad jes een huisje. Om zijn lijfje. Na een poosje is de rups een vlinder geworden". „Krijgt die rups dan zó maar vleugels?", vraagt Josien verbaasd. MIJNHEER VAN DROTEN Er is een mijnheer van Droten, die loopt altijd in sloten, En alle mensen die staan paf, Zijn vrouw denkt: hoe leert hij het af! Ik wou dat iemand antwoord gaf! Ik blijf maar aan de strijk, en al dat vieze slijk, Wat doe je ermee Naast hen woont een professor, met een hele grote snor. Die liet alle sloten leeg pompen, dat deden de boeren op klompen. Nu loopt mijnheer van Droten, Niet meer in de sloten. Dat was fijn! En zijn vrouw uias blij. Anja Nieuwkoop 111 jaar), Joan Maetsuykerlaan 6, Haarlem-Noord. >AAAAAAAAA/WWUI/VI/WI/IA/WIAAA«IIIAAAA/W\AAAAIUWWWWII AAAAAAAAAAAAAAAA/tA/VAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA/WVA/WI Krijgt die rups dan zó maar vleugels? 'WjjM r- "bsr-K-. .Kindertjes die geen kool eten moeten maar onkruid zoeken. Walt Disney Production* World Rights Reserved VAN Wijk Distributed by King Features Syndics |UVVUWMAM\AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAIWWWWUWIAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA/iAAAAAAAAAAAAAAAAAAAIWUUWWVU< COP-fMRTEN TOONDER 62. De belasting-inspecteur en Panda keken verrast naar de bijna-lege kluis van de heer Geldmaker. „Vreemd" dacht Panda. „Waar is de geldverzameling gebleven? Ik weet zeker dat er een tijdje geleden nog heel veel was. En waar zijn mijn spaarcenten?" „Eigen aardig"! prevelde Hachel Haak intussen, terwijl hij de weinige geldstukken telde, die over de grond verspreid lagen. „Zo weinig gereed geld in zo'n groot huis! En dat met al die geldautomaten! Ik zou haast zeggen: verdacht!" „Ik leef als uitvinder in treurige omstan digheden!" kreet de heer Geldmaker. „Mijn onkosten zijn hoog! Ik moet mijn assistent onderhouden! En hij eet zo veel! Kijk maar eens hoe gezond hij er uit ziet!" „Wat een onzin!" riep Panda boos. „Ik heb nog geen enkele maaltijd van u gehad, sinds ik hier ben ge komen! En nu hebt u mijn geld nog opgemaakt ook! Maar ik heb er verder geen zin meer in! Ik geloof niet dat u mij een eerlijk baantje kunt leren. Ik neem mijn ontslag!" Zo sprekende liep hij driftig achteruit naar de deuropening. Alleen raakte hij een beetje uit de koers en zo dreigde hij tegen de muur op te bot sen. „Hola"! riep zijn leermeester, terwijl hij ge schrokken naderbij rende, „Pas op die kno.ik bedoel kom terug! Blijf staan!" HET GA 46 6066, FAMltIG VOS' BEDANKT DATJUtl/ie AFREIZEN WE WtltEN NIET MEER MET4UUJ6 KAARTEN, 401,1,16 $PEl>6N N06 I VAtSER DAN WIJ Z6 HEBBEN ANDERS AARDI6 WAT PROVIAND U1TON26 K6UKEM 66 HAAtD WIS Y WERKT 0 SAMEN 1 2is VERTELDEN <ULME DAT IENT METDIETWEE I VAN DB VERZEKERtNGS' O 2 l SPIONNEN DAAR MA ATSCHAPPIJ WAREN... BENEOEN 2 XT EN DB VERZEKERAAR. KOM AAN BOORD... EN PROBEER NIET SUMMER TEltJN DAN DEZE BLAF (ER GEEF MIJ OW MICROFIlM, WAAROVER IK JUtUE HOORDE PRATEN SwLeff ■IrWiiw» PIB •Tl- 571. Na de eerste schrik werd Bram brutaler, vooral toen hij bemerkte, dat de hellebaardier strak voor zich uit bleef staren. Toch was het geen beeld; eerder een versteende man. Behoedzaam kwamen nu ook Karo en Tutu door het raam naar binnen. De snor haren van Karo trilden van plezier, toen Bram met een veertje de wachter kietelde. Tutu kon er niet om lachen, want Bram had het veertje uit zijn staart geplukt. Een klapwiekend geluid deed Bram op schrikken. Vliegensvlug draaide hij zich om. Vlak achter hem vloog een zwarte raaf met een gele snavel en vuurfonkelen- de ogen. „Kijk uit.riep Karo en Bram deed automatisch een stap terzijde. Vlak naast hem suisde de hellebaard van de schild wacht neer. „Staan blijven", riep de wachter.en Bram begreep, dat het hele leven in het kasteel eensklaps op gang was gekomen. Kon het zijn, dat de griezelige raaf daar iets mee te maken had?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 15