en
VAKANTIEKINDERKRANT
JOSI ENTJE EN PETER
POLLE, PELLI EN PINGO
"■1
De
kleine
Held
KRAMMETJE FOK
•mr
MrT
PANDA EN DE MEESTER
Kleurwedstrijd
ZATERDAG 16 JULI 1966
19
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
Bij de politiepost
rkató: s<
00
eu
mij m
SWEM*
Leerei
J tówiïBk. f VEtKE
Was dat even een verrassing:
tussen al het nieuws, artikelen en
brieven die dagelijks op de redac
tie binnenkomen vonden we een
brief met het opschrift: Kleurwed
strijd. We dachten eerst dat een
van de lezertjes van de Vakantie
kinderkrant de rollen eens wilden
omdraaien door óns te laten mee
doen aan een kleurwedstrijd. Toen
we de brief openmaakten wisten
we meer: de brief was afkomstig
van de 9-jarige Lenny Bakker uit
de Hanny Schaftstraat in Haarlem
en bevatte het zoekplaat je van de
olifant uit de Vakantiekinderkrant
van woensdag 6 juli. Onder dat
zoekplaat je stond: je kunt deze
plaat ook fijn kleuren. Dat heeft
Lenny gedaan en ze was zelfs zó
enthousiast dat ze er gelijk maar
een wedstrijd van maakte.
Jammer genoeg kunnen we haar
nu geen prijs geven, maar de te
kening zou er wél voor in aanmer
king gekomen zijn, want zij wa«
wel een prijs waard!
DAVY JONES
komt maandag weer
GOUDEN
VERTELLINGEN
(DMUIMü
v- •'••jsJt
pa App toch afmaken
opgegeven.... rv «gevecht koken.'
harder lopen
>B>tr
imvwvwwwvv\a#
63)
Nee, dit was niet de man die paste
bij haar dromen. Hij deed haar den
ken aan een jonge St. Bernhard,
een lief dier dat nog niet recht raad
weet met zijn plompe poten en een
hele kamer vervult van zijn luidruch
tige vrolijkheid. Maar zij wilde niet
de illusie van haar moeder verstoren.
Dan zouden zeker ook het rij pak en
de laarzen in het niet verdwijnen.
De volgende morgen al ging haar
moeder met haar dat pak en die
laarzen kopen. De week die toen volg
de, bracht zij door in heftige span
ning, bang, dat er iets zou gebeuren,
waardoor het rijden zondag niet zou
doorgaan, dat het zeer slecht weer
zou worden of dat Arnold om een
andere reden zou afzeggen.
Maar hij kwam haar halen en
vroeg haar moeder, of het goed was
dat zij na het rijden bleef lunchen
bij de Claytens. Ze hadden het ge
vraagd. Zo uitgelaten blij was zij, dat
haar vrees, die vreemden te ontmoe
ten. erdoor verdween.
Jack Clayton en zijn vrouw Kitty
hadden haar schuwheid trouwens in
enkele minuten verdreven door hun
natuurlijke vriendelijkheid. Hij was
een tengere man, met een mager,
smal gezicht, jeugdig, in weerwil van
grijze haren bij de slapen. Hij was
zwijgzaam, maar zijn glimlach had
iets heel beminnelijks en zachts
Zijn vrouw had een hartvormig ge
zicht met de tere teint der roodha-
rigen, zonder de sproeten, die zo dik
wijls daarbij behoren. Als men haar
goed aanzag, merkte men op, dat zij
niet mooi was en zelfs bijna lelijk,
met haar onregelmatige trekken, haar
wipneusje, grote, zeer rood geverfde
mond en smalle groene ogen. Maar
zij had zeer veel charme, een aan
stekelijke lach, een slank en toch ge
vuld lichaam en het ondefinieerbare
„iets", dat zweeft om een vrouw die
zeer verzorgd is en altijd goed ge
kleed.
Charlotte liep naar de paarden en
voerde ze klontjes. Met overstro
mende tederheid voelde zij hun zach
te lippen in haar hand en even was
het, of zij weer een klein meisje
werd, dat zo dadelijk zou wegrijden,
hoog te paard naast haar vader. Toen
schrikte zij uit die wankele droom,
omdat Arnolds zware stem naast haar
bulderde:
„Hier is nog een vriend van me.
Thomas van Arselen. Ik geloof, dat
jullie elkaar al eens hebben ont
moet, ja?"
Zij keerde zich met een ruk om.
„Ja, wij hebben elkaar eens
ontmoet," zei Thomas.
Toen zij haar hand in de zijne leg
de, te verward om iets te kunnen
zeggen, had zij de vreemde gewaar
wording, dit alles maar te zitten
dromen aan het venster. Maar op
eens erkende zij ook, wat zij tot dan
toe nooit had willen weten dat de
man, over wie zij droomde, geen
fantasiegestalte was geweest uit een
boek. Het was altijd Thomas van Ar
selen.
Zij reden door de duinen naar het
Charles
Charlotte
strand en daar zette zij haar paard
in galop, vluchtende voor de vreug
de van zijn nabijheid, uit vrees, dat
hij die vreugde zou voelen. Even
vergat zij alles, ook hem, in de wil
de blijheid van dit rijden langs de
golven, dit één zijn met haar paard.
Tot zij besefte, de anderen ver voor
uit te zijn gekomen. Zij hield de teu
gels in en keerde om. Verweg, als
ooppetjes tegen de horizon getekend,
zag zij Jack en zijn vrouw en Ar-
Maar Thomas was veel dichterbij.
Hij stond spoedig naast haar en zei:
,,U rijdt prachtig".
Starende in de verte, zei ze adem
loos:
„Ik heb als kind veel gereden".
„Een kleine Centaur", zei hij.
Ze glimlachte even.
Vroeger vond u mij een Faun."
„Faun? Ja.dat heb ik tegen
Beate gezegd."
Ze keek hem aan, voor het éérst
en merkte, dat hij verlegen was. Dat
verminderde een beetje haar verle
genheid.
„Hebt u Beate nog wel eens ont
moet?" vroeg zij.
„Neen, nooit meer."
De anderen naderden. Arnold ver
hit en rood, de Claytons, zo rustig
en fris als bij hun vertrek.
Op de terugweg reed Thomas naast
haar.
„Hoe lang bent u al in Den Haag?"
vroeg hij.
„Twee jaren".
„Als ik dat had geweten. ik heb
zoveel aan u gedacht en u was dicht
bij".
„Aan mij?"
„Ja vindt u dat vreemd?"
„Ik hoop, dat we elkaar nu dikwijls
zullen ontmoeten, Charlie. Mag ik
je zo noemen? Ik heb altijd aan je
gedacht als Charlie. Beate en ik spra
ken dikwijls over je. Ik hoopte dat
ik je nog eens zou ontmoeten in het
park, maar dat is niet gebeurd. Die
dag, toen dat gebeurde met de hond,
wou ik naar je toegaan, maar ik
was in een moeilijke positie, ik wacht
te tot de volgende dag, als de ge
moederen wat bedaard zouden zijn,
en toen was je weg."
Zij luisterde en kleurde, denkende
aan de scène, die hij had bijgewoond.
Ze herinnerde zich nu, dat hij haar
had weggetrokken van Henri en
vastgehouden. Ze hoorde hem weer
zeggen: „Charlie, Charlie.Maar
op dat ogenblik had zij niets anders
gedacht dan: Ik vermoord hem.
„Wat dacht u wel van me?"
vroeg zij. „Dat ik een wilde was?"
„Ja. Het was een stormwind op
eens in die salon!"
Hij lachte. Zij keek hem aan en
merkte op, hoe jong zijn gezicht wed
als hij lachte en hoe helder zijn ogen
waren. Een heel andere man leek hij
nu dan de man, die haar had aan
gestaard in het park, met sombere
afwerende blik.
Zij gingen te voet van de manege
naar de villa van de Claytens, daar
dichtbij. Arnold liep voorop met de
Claytens, Kitty tussen beide mannen
in. Zij lachte en zei:
(Wordt vervolgd.)
ftAftAAftftA«l/WIAAAI>AIW'iftA<WA<WWWWVAAftlVAA<WVtfWMMWAAAA/WVI\/UV\ft/WtAAAAAAAIUWMWIAAAAftft/WUI/W\AAA/WV\AAAAfWWtAA/W»WtWMlAAfM\AAftAftAftAy^^
*AAfVV\A/\/V\/V\/VVVVVV\A/\/VVV\ASV\#VVVVVV*MA/VV\A#%nAAAA/V\A/VVV\A/\/\/\A/V\/V\/\AA/VVV\/VV\/\/\/\/VVVV\/\/VVV\/\/\/VVV\/V\/VVN/VVVV\/V\SVVV«/VV«AfV\AA'V\SVVVW'VV\/\/VV\A/V\/\/\/\
„Dag", zegt tante Jannie. „Ko
men jullie een beetje spelen?"
„Ja, met de auto's". Peter ligt al
languit op de grond. Hij duwt een
grote vrachtauto voort.
„Ik wil niet spelen. Ik wil naar
mijn mammaaaaaaa", huilt Josien.
„Mamma komt je zo halen. Kijk
eens, Josien, wat een mooie pop?".
Josientje vergeet haar verdriet.
Dat is een mooie Met echt haar
en slaapogen.
Kijk er staat ook een poppe-
wagen. Josien kleedt de pop uit en
stopt haar onder de dekens.
Peter heeft nu een conducteurs
pet op. Hij heeft een hele rij stoel
tjes neergezet. Alle kinderen mo
gen meerijden. Toettoetbrrr
.brrrr. Ze spelen en spelen
Peter en Josien zijn hun mamma
helemaal vergeten. Totdat
„Mammaaaaaaa gilt Josien.
„Mammaaaaa
„Tante Greet", zegt Peter ver
baasd. „Bent u er nu al??"
„We hebben jullie gezocht". Jo-
sientjes mamma heeft tranen in
haar ogen van schrik. „We hebben
jullie zó lang gezocht".
„Huil maar niet hoor mam. Het
is hier best leuk", zegt Josien.
„Mogen we nog even blijven?"
„Niks even blijven", schrikt moe
der. „Ik ben blij dat ik jullie weer
heb gevonden. Is me dat even wat.
Nu willen jullie niet eens mee
Zeg tante Jannie maar gedag. En
dan gaan we vlug naar pappa. Die
is zó verschrikkelijk ongerust".
„We konden er niets aan doen
hoor", zegt Peter. „Alle ligstoelen
lijken op elkaar. En er zijn zóóóóó-
veel strandtenten",
„We zitten altijd bij tent negen.
Dat moeten jullie goed onthouden".
„Mag je alleen naar de politie
post als je mamma kwijt is??",
vraagt Josien.
„Ja", knikt moeder.
'Sn
65. Panda pakte zijn twee zakken met geld en stapte
de kluis van de heer Geldmaker uit. „Laat die het
verder zelf maar opknappendacht hij, terwijl hij
ie ongelukkige verzamelaar nakeek die vertwijfeld ach
ter de belastinginspecteur aandraafde. „Ik heb er geen
zin meer in! En ik vind geldv er zamelen eigenlijk he
lemaal geen leuk baantje. Ik ga weg." Zo denkende
liep hij het huis uit en koos een zijweggetje dat naar
Hobbeldonk leidde. „Ik kan voorlopig geen geld meer
zien!" vervolgde hij zijn gedachtegang. „Het geeft al
leen maar zorgen, heb ik geleerd. Nee hoor, ik denk
veel liever aan prettige dingen zoals„HO
LA!" brulde op dat moment een bekende stem. Uit
het struikgewas sprong Hyacinth met een grimmige uit
drukking op zijn gelaat. „Loop daar niet te suffen!
Geen stap verder!"
WAT ZOU 6R OP DAT BORD AAN HET WATER
STAAN
STEEN'?
sWEMM,g(vj
OO
0 OrP,
C PIB
HÉ, PAS OP VOOR DIE STEEN ACHTER At, EEN STEEN i WAAROM ZE6
—7/-46 DAT NIET DADELIJK?
Peter ligt al languit op de grond
„Jammer", zucht Josien „Het
was best leuk".
„En je hebt gehuild", schreeuwt
Peter boos. „Mammaaaaa...!!"
„Later niet meer hoor", moppert
Josien.
„Kijk, daar is vader al", zegt
mamma. „Hij kijkt erg boos".
„Als jullie niet opletten en wéér
verdwalen, gaan we nooit meer
naar het strand", zegt vader streng.
„Verdwalen is goed voor kleine
kindertjes. Goed begrepen??"
„Goed begrepen", zeggen Peter
en Josien gehoorzaam.
(Wordt vervolgd.)
DE stieren! ze
ZULLEN CONQUISTADOR
VERSCHEUREN!
PABUTO RENT NAAR SAN MIGUEL
WAAR DE ZIGEUNERS HET WEGGE
LOPEN PAARD, CONQUISTADOR
HEBBEN VERKOCHT.
PABUTO! WACHT!
IINTUSSEN,OP DE BINNENPLAATS VAN
DE ARENA IN SAN MIGUEL, MAKEN DE
PICADORS ZICH KLAAR VOOR DESTRüD.
DIT PAARD HEEFT NOG
3? -temperament, faco!
TOCH VERSTANDIG VAN
PABUTO OM VAST VOOR
UIT TE LOPEN IK MOET
HET MAAR DOEN MET
VERTROUWEN, HOOP
EN ÉÉN CILINDER.'
BLINDDOEK HEM
C30ED*
DA, HU ZAL
PAPPER
STERVEN.1
ALS PABUTO HETSTADOE.SAN MIGUEL BIN_
NENRENT, HOORT H'J REEDS JT LAWAAI VAM
DE STAMPVOLLE ARENA)
GENEkAALIdkRES
KUKT VANUrr DE LOGE TOE
ALS TROMPETGESCHAL
DE KOMST VAN DE EERSTE
•STIER AANKONDIGT
IK ZOU ZEGGEN CVAT
HET EERSTE PAARD
CONQUISTADOR V
MAAR CHATD ZOU HET
TROMPETTEN DAM KOMT DE STIER.1
DAARNA DE P\CAPOR?5 OP HUN
PAARDEN1
DE WREDE CHATD I DAT VERVLOEKTE BAARD
HEEFT INTUSSEN DE liJKAN WEL EVEN WACHTEN.
DACHT OP GONQUISTACDrI IKSANAAR'TSTIEREN-/
OH.,..KOM IK MAAR,,
-DPfr
574. WONDERLIJK GENOEG bleek de
heerser met de uilekop zelf lang niet zo
verontwaardigd als zijn onderdanen door
de felle woorden van Bram Fok.
„Sta op", zei hij niet onvriendelijk.
Bram kwam overeind en zei nogmaals,
met grote nadruk:
„Ik ben hier geheel toevallig gekomen
en ik had niets kwaads in de zin. U moet
mij toestaan weer te vertrekken".
„Helaas.... dat is onmogelijk", zei de
ander, en het klonk alsof hij het meen
de.
„Waarom niet?" wilde Bram weten.
De ogen van de uileman schenen terug
te blikken in het verleden.
„Oordeel zelf", zei hij. „Ik zal je de
hele geschiedenis vertellen.... en dan
zul je begrijpen, dat niemand dit verder
te weten mag komen. Het is allemaal be
gonnen toen ik met prinses Aquamarinde
huwde. Het was een mooie bruiloft.
ik had toen natuurlijk nog geen uilehoofd.
Ik mag zeggendat men mij niet ten on
rechte de Knappe Prins Hugo noemde.
Niets scheen het geluk van mij en mijn
lieve bruid in de weg te staan. Maai
ach