VAKANTIEKINDERKRANT
en
JOSIENTJE EN PETER
m
AVONTUREN VAN DONALD DUCK
POULE, PELLI EN PINGO
DAVY JONES
KRAMMETJE FOK
m
1
DUIVEN-VRIEND
"57
PANDA EN DE MEESTER-GELDZAMELAAR
Qns vervolgverhaal
C
suitbn bbvacht, why
..maar hu leerr!
MAANDAG 18 JULI 1966
7
Een wasbeurt
TE kü, 'ft.
2:
jrt/vwi/wvwvww
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
Charles
Charlotte
medelijden met haar moeder, die
zich zo ongerust maakte over haar
toekomst en nu hoopte, dat zij kans
zou krijgen op een huwelijk.
Ze zei, met ongewone tederheid:
„Het is gezellig, zo samen. Niet al
tijd en eeuwig Mademoiselle er bij."
„Wat heb je toch tegen het arme
mens", zei haar moeder verwijtend.
„Ze geeft me wat gezelligheid. Zon
der haar zou ik later erg alleen zijn.
als jij getrouwd bent."
„Misschien trouw ik wel nooit."
Haar moeder lachte.
„Dat meen je niet. Een vrouw zon
der man, dat is triest, kind. Ik kan
het weten."
Zij zuchtte even.
„Een vrouw heeft iemand nodig,
die bij haar hoort", zei ze nog.
Iemand die bij haar behoort
Charlotte dacht aan haar vreugde,
toen zij Beate had leren kennen en
meende nu voor altijd iemand te
hebben, die bij haar behoorde. Maar
dat had niet gekund. Met een man
was het anders. Het leek haar zo on
voorstelbaar heerlijk en mooi, altijd
samen te zijn met iemand, die je
liefhad, maar zij durfde niet hopen,
dat Thomas iets meer dan een ge
wone vriendelijkheid had bedoeld,
toen hij zei, dat hij zoveel aan haar
had gedacht. Zij wist nu wel, hoeveel
ongemeende dingen er werden ge
zegd, als men goede manieren had.
De volgende zondag reed Jack
Clay ten niet mee, hij was gaan zei
len met een vriend.
Zij maakten een lange tocht. Dit
maal waren het Kitty en Arnold, die
ver achterbleven. Tenslotte stelde
Thomas voor, dat zij wat zouden
wachten. Zij stegen af en gingen in
het zand liggen. Hij hield de teugels
van de paarden in de hand.
Een tijdje lagen zij te kijken naar
de stille zee, die grijs was onder een
bedekte hemel. De dag was broeiend
warm, er dreigde onweer. Hij vroeg,
of zij kon zwemmen en toen ze het
hoofd schudde zei hij:
„Ik zal het je leren, als je wilt."
Die simpele wqorden maakten haar
duizelig van geluk, omdat zij het
beeld van een toekomst opriepen,
waarin zij alles samen zouden doen,
voor altijd. Hij vroeg: „Weet je, wat
ik graag zou willen?"
„Neen".
„Met jou samen ergens gaan lun
chen, zodat we eens rustig kunnen
praten."
„Maar Kitty zal boos worden als
we
Hij lachte.
„O neen, Kitty zal het heel prettig
vinden."
Zij staarde hem aan.
„Bedoel je, dat ze mij niet werke
lijk mag?"
„Weieen, ze mag je heel graag,
maar Nol nog een tikje meer. En nu
haar man weg is
Zij zweeg. Stond het zo met die
beiden? Het speet haar om Jack
Clavten. Of hij iets vermoedde? Ze
ker niet. Dan zou hij niet zo vrien
delijk zijn tegen Nol.
(Wordt vervolgd.)
^^u^jwi,Ajwwvwwwvwwrwwvwwwvwvvvwwwvvvwvw-,vvv /vywv,/wvwvwvwwi.vvwwwvwvwvwvwvww\/vwwv^/-.™wvvwvvvvvwwv\
^WVWWWWWVWWWWWVWWVWWWVWWWVWV<.<WWVWVW*^WWWA|WWtA/WWWWWWWWVWVWW#MW\AWAIWWVWWWIVWWWWWW*VWW#ll
64)
„Wat een grappige tegenstelling,
Arnold zo groot en zwaar en meneer
Clayten zo smal, zo sierlijk."
„Ja", zei hij, „erg sierlijk." Zijn
toon was zo kort, dat zij hem even
aankeek en zich afvroeg, of hij ver
liefd was op Kitty en jaloers op Jack
Clayten. Arnold was zeer zeker ver
liefd, ze had wel opgemerkt hoe hij
Kitty aankeek met dwepende honde
ogen.
Ze dronken een sherry op het ter
ras van de villa. Thomas zat naast
haar en terwijl de andere drie vrolijk
door elkaar babbelden, spraken zij
rustig samen. Thomas vertelde van
zijn ouders, die in Bussum woonden.
Zijn vader was gepensioneerd, pas
heel ziek geweest, moest nu volstrekt
rustig leven. Hij vertelde van zijn
wens, om in de vliegdienst te blijven,
die hij had opgegeven terwille van
zijn moeder. Hij had toen zijn studie
in de rechten, die door de mobilisatie
onderbroken was, voltooid en was
nu geassocieerd met een neef, Anton
van Arselen.
„We zijn een familie van rechters
en advocaten", zei hij. „Mijn vader
is president van het Gerechtshof ge
weest. Ik zou nooit rechter willen
worden. Oordelen over anderen ik
begrijp niet hoe iemand het durft te
doen. Ik wil liever mensen verdedi
gen."
Zij keek hem aan en zag weer de
sombere uitdrukking in zijn ogen, die
langs haar heen keken. Hij heeft
verdriet, had Beate gezegd. Had hij
altdjd nog verdriet, om een meisje
misschien, een vrouw?
Na de lunch vroeg Thomas, of hij
haar mocht thuisbrengen. Hij bestel
de een taxi. Jack en zijn vrouw
brachten hen tot aan het hek en
wuifden hen na. Ze zei:
„Nu zie ik dat het waar is, wat ze
wel eens zeggen: dat getrouwde men
sen op elkaar gaan lijken. Meneer
Clayten kan juist zo zijn hoofd hou
den als Kitty, juist zo glimlachen te
gen je."
„Als een vrouw, bedoel je?"
Iets in zijn toon verwonderde haar.
Zij vroeg zich af, wat zij kon hebben
miszegd en wist niets te antwoorden.
Ook hij zweeg, een frons tussen de
ogen. Toen de taxi stopte, stapte hij
uit en betaalde.
„Ik loop naar huis", zei hij. „Dag
Charlie, ik hoop tot volgende zondag".
Toen zij de deur opende, wierp zij
een blik naar het venster, waarach
ter Mademoiselle placht te zitten, in
een spiegeltje kijkende naar iedereen
die voorbijkwam. Maar zij was er
niet. Zij lag met migraine op bed.
„Je ziet er stralend uit", zei haar
moeder, „was het prettig?"
„Het was heerlijk. Is het goed, als
ik volgende zondag weer ga?"
„Zeker. Heeft Arnold dat ge
vraagd?"
Charlotte ontweek een direct ant
woord. Ze zei, rad sprekende: „Me
vrouw Clayten vroeg, of ik dan weer
kwam lunchen. Ze zijn heel aardig,
allebei."
1 Zij voelde opeens een vertederd
'AAA/WXAAiNAAAAAAAA/WWVAAAAAAAArtAAAAAAftAAAftAAAAAA/WtAA/VAA/lAAAAAAAIWWWUtAAAAAA/WWWWVAWVtA/1
„Kees de marmot heeft een vies
hok", zegt Peter. „Kom Josien, dan
gaan we het schoonmaken. Haal
even een emmer water".
„Zie je nou wel dat ik alles moet
doen", gilt Josien boos.
„Haal zelf maar water hoor. Jij
bent veel sterker".
„Je hebt gelijk", zegt Peter. „Dan
ga ik zelf maar water halen".
Josien tilt de marmot alvast uit het
hok. Ze zet hem in het gras. „Zo,
ga maar lekker eten Kees".
Het natte gras en de vieze krant
haalt Josien uit het hok. Ze gooit
het netjes in de vuilnisbak.
Daar is Peter met een emmer
water. Hij heeft ook een spons bij
zich. „Daar moet je de raampjes
mee wassen Josien, zegt mijn
mamma".
Josien wast alle raampjes netjes
schoon. Nu een nieuwe krant in
het hok.
„Ik zal even droog gras plukken".
Peter rent naar de achtertuin. Daar
ligt gras genoeg.
„Wat moet Josientje nu doen?
Het hok is schoonDe raampjes
zijn gewassen WachtKees
de marmot moet óók schoon zijn".
Josien neemt de spons en stopt die
in het. water. Ze pakt Kees voor
zichtig op. Zo nu eerst z'n voet
jes En dan zijn snuitje Maar
Kees wil niet gewassen. Hij spar
telt om los te komen.
Daar komt Peters moeder aan.
„Wat doe je, Josien???"
„Kees wil niet gewassen worden"
pruttelt Josien. „Z'n voetjes zijn zó
vies. En hij heeft slaap in zijn oog
jes".
„O goeie grutjes", zegt moeder.
„Domme Josien. Marmotjes hoeven
niet gewassen. Haal maar vlug een
handdoek dan droog ik Kees goed
af. Anders wordt hij verkouden".
Josien doet vlug wat Peters mam-
'f v v* y y
ma zegt.
Want een
verkouden marmot?
Dat is niks gedaan
(Wordt vervolgd
Op de Dam in Amsterdam lopen
dagelijks vele toeristen en zaken
mensen tussen de duiven door. De
mensen moeten steeds goed oplet
ten dat ze de dieren niet vertrap
pen, want de duiven vliegen niet
weg; ze zijn helemaal niet schuw.
Gelukkig komt er nu iedere dag
een hond naar de Dam, die tussen
zijn duiven-vriendjes wat rond
scharrelt. De duiven maken er han
dig gebruik van, want als er grote
mensenvoeten aankomen vliegen
ze vlug op en gaan op de rug van
de hond zitten! Je ziet wel dat de
hond dat helemaal niet erg vindt:
hij scharrelt rugtig verder.
Oe GARAGE
is wee.se.
KLAAC.'
ALLEEN MAAK
NAAK BOVEN DIE DEUB
TE OBUKKEN?/SPRINGT
ALS EEN
LATER*...
OH, DANK
DE WEL
DONALD!
HELP'
Svr.,1.
Marmotjes hoeven niet
gewassen
BeSTE UONKsENS. NOG^
EEN MAAN DOE EN IK
LOOP WEEEt—
DAT UW VACANTIE
MORSEN BEGINT)
HÉ,OOM DONALd7\
HOE IS HET MET
UW VOET?
I UW BAAS VROEG ONS
VU TE VERTELLEN
OH! NU HAD
IK HET B'JNA
VERGE
TEN!
\V»lt Disnfv Production*
World Right* RcMrvcd
66 Panda bleef verlamd van schrik staan, zonder
dat hij verder een voet durfde neerzetten. Hyacinth
stiet een dreigend gebrom uit en liet zich voorzichtig
op het voetpad zakken. „Kan je niet kijken waar je
loopt?" vroeg hij, vertederd zijn hand om een piep
klein gewasje leggend. „Dat stapt maar met plompe
voeten over de tere natuur, alsof het niets is!" „Ik
mag toch lopen waar ik wil?" riep Panda verontwaar
digd. „Ik.„Zo jong en onschuldig nog!" prevelde
de natuurliefhebber ontroerd. „En dan al bijna in de
kiem vertrapt.„Ik ben helemaal niet in de kiem
vertrapt!" protesteerde Panda. „Ik„Maar ik zal
een gedicht aan je opdragen," vervolgde Hyacinth
en hij fluisterde: „Teed're blaadjens, uit een loot ont
schoten; groene gewaadjens, waarin een bloem is be
sloten! Ach zo pril, zo klein; tot een voet stampt u
fijn.„Het is een kwestie van fijnmaken!" zei op
dat moment de stem van de heer Hachel Haak in de
verte. „Fijnmaken, aanslaan en garen. Zo werken wij,
van de belastingen!"
266, pot/te, NU IK TOCH EENMAAL IN HÉT WATER.
8EM, KUN JE M6 VtU6 IETS VAN ZWEMMEN LEREN
...IK (CAN NAMELUK N06 STEEDS NIET OP
MtlN RUÖ ZWEMMEN
IK KOM DIRECT -
HOEPLA1
2156-C.
JA, 20 IS HET GOED! ARMEN 60ED UIT-,
STREKKEN - JE LEERT HET VAST VLUö!
HIJ IS ttU TUPJB
IAAT MAAR! IHN
CHEFS rekenen wet
MET HEM Af. IV
71 JU MVA IS FASEN
64AT-IB IN DB HOMP,
BIJ 2UN VRIENCHES
2
BBN 6BIUK MT HIJ INOlB tVS STOtlt)!
ONV6R6BBBUJK
LlHVtn iliK
72S
575. „MIJN BRUILOFT ZOU ERG pret
tig zijn verlopen"zei de prins met het
uilehoofd droevig, „als er niet een mach
tige vijand was geweest. Dat was prins
Ravskop, een man met toverkrachten
die ook graag met prinses Aquamarinde
had willen huwen. Zij had hem duidelijk
laten merken, dat zij zijn uiterlijk afsto
telijk vond.en nu sprong hij ons voor
de voeten. Terwijl de Bruidsmars door
het orkestje achter de palmen werd ge
speeld, schreeuwde hij me toe:
„Jij hebt haar dus weggekaapt, Mooie
Hugo. Maar denk er om, dat ik nog lang
niet verslagen ben. De lieve Aquamarin
de wilde niet trouwen met een prins met
een Ravekop, welnu.zij zal een echt
genoot hebben met een Uïlekop!"
Hij schudde het hoofd.
„We dachten, dat hij maar wat op
schepte. Maar 's avonds bij het feestmaal
dronk ik wat wijn.en meteen voelde
ik een wringende beweging in mijn ka
ken. Eerst dacht ik nog, dat het mijn
verstandskies was.maar het was
mijn snavel. Door een tovermiddel in de
wijn te doen had de boze prins mij ver
anderd in een grote uil".