en VAKANTIEKINDERKRANT JOSIENTJE EN PETER AVONTUREN VAN DONALD DUCK rT", k POULE, PELLI EN PINGO A V Y JONES BRAMMETJE FOK PANDA DE MEESTER-GELDZAMELAAR Nog één nachtje... DINSDAG 19 JULI 1966 7 Ons vervolgverhaal Een oorspronkelijke Nederlandse roman door Willy Corsarl „Morgen gaan we naar Artis", vertelt Peter. „En jij mag ook mee, Josien". „Oooohhh, fijn". Josientjes ogen stralen. „Ik zal het even aan mam ma vertellen". Josien holt naar huis. „Ik mag met Peter mee naar Artis, mam. Morgen". „Dat is fijn", knikt moeder. „Nog maar één nachtje slapen, hè? Ga nu maar weer fijn buiten spelen". Josien rent weer terug naar Pe ter. „Zullen we Artisje spelen. Peet?" „Goed", zegt Peter. „Dan was ik een aap". Peter gaat op z'n hurken zitten. Hij springt op en neer. Josientje moet erg lachen. „Hier aap, heb je een snoepje. Dat had ik voor je bewaard". „Die lust ik niet", roept Peter. „Dat zeggen apen nooit. Apen lusten alles". „Nietus", gilt Peter. „Apen lus ten alleen worteltjes en komkom mers enne koekjes". \Jf-: 'SV Dan was ik een aap „Dan eet ik het snoepje zelf op", aap", moppert Josien. „Ik vind jou een „Nee, nou was ik een tijger, rare aap. Je bent een rare praat- Brrrr", brult Peter. „Ik eet jou op. Brrrr". Josientje rent gillend door de tuin. En Peter probeert haar te pakken. „Je moet op handen en voeten lo pen", hijgt Josien. „Een tijger loopt op handen en voeten". „Dan kan ik je nooit krijgen". Peter denkt even na. „Nou was ik een bruine beer. Die kan rechtop lopen. En jij was een meisje. En ik at jou op". „Nee hoor", pruttelt Jo sien. „Ik wil ook beer zijn. Twee beren". „Boterhammetjes eten", roept moeder. „Peter mag hier eten". „Wij zijn beren", brult Peter. „Pas op, anders eten we u op". Moeder vlucht gauw de keuken in. Want buiten is het veel te gevaar lijk. Met die twee wilde beren. Josien en Peter spelen de hel# middag beertje. (Wordt vervolgd.) De Zomer jee Ergens heel diep in de zee, leeft een echte zomerfee. Haar kleren zijn pan zonnestralen blauw als de lucht zijn haar kralen. Zij leeft daar temidden van de vissen, tussen waterlelies en gele lissen. Als je goed luistert hoor je haar naam overal waar bloemen en planten staan. Maar als de herfst komt moet ze weer gaan. De bomen aanschouwen het met een traan. Dan horen ze haar zeggen: „Tot volgend jaar. groeten aan bloemen, vogels en fyeggen". Marianne Butte (12 jaar), Iepenrodestraat 9, Haarlem. HAAWWWWVA/W ■WAAAAAARAAA^WA Charles 65) „Ik zou het erg graag willen", zei hij, strekte zijn vrije hand uit en speelde met een van haar krullen. Ze zei: „Ik laat mijn haar groeien." „Dat moet je niet doen! Dit staat je zo goed. Het past zo bij je. Blijf zoals je bent, helemaal zoals je nu bent, beloof me dat." Zijn dringende toon verwonderde haar een beetje, maar ze zei: „Ja, ik zal zo blijven, slordig en een beetje raar." „Alleen anders", zei hij zachtjes, „anders dan al die gewone meis- J6S. Zij zweeg. Ze kon hem niet beken nen, hoe hartstochtelijk ze dikwijls verlangd had juist zo te zijn al an dere meisjes, in niets te verschillen, door niets de aandacht te trekken. Hij zei: „Zoals je bent, heb ik je altijd gezien in mijn gedachten, van de dag af dat ik je ontmoette in het park." „Maar je keek me helemaal niet vriendelijk aan, die dag." „Ik schrok van je." „Je zei tegen Beate, dat ik net een Faun was. Zo'n half dier, met bokke- pootjes en horens!" „Ik dacht aan het beeld van een Faun, dat ik eens in Rome had ge zien. Hij was mooi, mijn Faun, in weerwil van zijn bokkepootjes en ho rens. Die stonden hem juist zo aardig. Zij lachte. Hij trok zijn hand terug en zei: „Daar komen ze. Dat is dus afgesproken? Ik zal het wel in orde maken met Kitty." Hij trok haar overeind en even raakte zijn mond de hare aan. Toen liet hij haar los en wuifde naar de twee, die kwamen aandraven. Thomas bracht haar in een restau rant, dat afgelegen in het bos stond en waar zij rustig zaten aan een venster, uitziende op het park. Hij was nu zeer spraakzaam en vrolijk en schepte er genoegen in haar aller lei dingen te laten eten en drinken, die zij niet kende. Charlotte's hoofd werd zwaar en zijn gezicht verwaas- de soms voor haar ogen. „Ik ben zo gelukkig", zei Thomas. „Ik nog meer." „Jij kunt niet zo gelukkig zijn als ik." Zij lachte. Wie kon gelukkiger zijn dan Assepoester, die door de prins mee uit is genomen? „En het kan niet eens twaalf uur slaan", zei ze. „Wat bedoel je?" Ze schudde het hoofd. „Niets. Een geheimpje met mij zelf." Ze leunde op zijn arm, toen ze naar de taxi liepen, die hij had laten bestellen. Zodra zij zaten, sloeg hij zijn arm om haar heen en kuste haar, niet vluchtig en zacht, zoals aan het strand, maar dringend en lang, tot de adem haar stokte. „Ik ben zo gelukkig", zei hij weer, „ik zou zelfs gelukkig zijn als je niet van me hield, of als je van een an der hield." „Dat kan niet." „Het is toch zo." Charlotte „Ik zou dat niet kunnen. Het is misschien erg mooi, om zo van iemand te houden, maar ik ben veel te jaloers. Ik heb een slecht karak ter. Ik ben driftig en ik ben ongema nierd en slordig en Zij kon niet verder spreken, omdat hij haar weer kuste. Toen de taxi stil hield, kostte het haar moeite, uit te stappen. Maar zij werd opeens ontnuchterd en wat teleurgesteld, omdat hij zo vormelijk afscheid nam. Ze had verwacht dat hij mee naar binnen zou gaan, ze had vaag gedacht, dat hij dadelijk aan haar moeder zou vertellen, dat ze zich verloofd hadden. Maar waren zij verloofd? Zij had het plotseling koud en voelde zich vermoeid en wat misse lijk. Ditmaal zat Mademoiselle aan het- venster, ze zag haar loeren ach ter het gordijn. Zodra zij beneden kwam, vroeg haar moeder: „Wie was dat, die je thuis bracht?" Thomas van Arselen. Een vriend van Nol." „Waarom bracht Nol je zelf niet thuis?" Omdat hij liever bij Kitty is, dacht ze en vroeg zich af, hoe haar moe der zou kijken als ze dat vertelde. Ze nam een boek en trachtte haar gedachten daarop te richten, maar ze ontsnapten haar, ze waren als schu we vogels die hun nest zoeken en het niet meer kunnen vinden. Waarom ben ik zo treurig opeens? dacht zij. Alleen omdat hij mij wel heeft ge kust, maar niet heeft gevraagd: wil je met mij trouwen? Misschien neemt hij dit niet zo ernstig op als ik. De volgende morgen had zij hoofd pijn, voor het eerst in haar leven. Ze was blij, in bed te kunnen liggen, alléén. Ze trachtte wat te dromen, maar het ging niet meer. Het was alles te werkelijk geworden. Ze fluis terde: „Lieve God, ik weet wel dat ik veel te weinig bid en al lang niet meer naar de kerk ben geweest, maar alstublieft laat Thomas met - ikiij troüwen, dan zal ik me beteren, cjoe dat voor me, laat het gebeu ren V- t. -> c. Maar zij brak af, verschrikt. Als een grote, zwarte vogel die plotseling opvliegt uit de struiken was de her innering in haar opgekomen aan een andere keer toen zij zo innig en vu rig had gewenst en erom had gebe den, toen zij Charles wilde worden. Waarom maakte die herinnering haar bang? Als Thomas maar kwam, als hij maar schreef, als ze hem even zien kon. zijn ogen, die zo somber konden zijn en dan opeens verhelder den, zijn gezicht dat jong werd als hij glimlachte. Maar hij was toch nog zo jong? Waarover had hij ver driet? Was er toch ergens een ande re? Probeerde hij die te vergeten, toen hij haar kuste en had hij opeens gevoeld, dat hij het niet kon? De volgende morgen was zij zich lusteloos aan het kleden, toen haar moeder binnenkwam. Charlotte zag dadelijk dat ze zeer opgewonden was. (Wordt vervolgd.) mamaaaaaaaaaaaaa/vaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa PWV%*fV«AA/VVVVVVtAAA/VVV%A#VVVWVVVVtMA#W«*MA*AMV«AAAnM*V«AA'VW^/VVVVVVVVVVtMAfVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV*rV\A/VVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV,\A/\ O.OUCK» fAflGAZ'INBN D-OUCK'S A DEUGNIET! HOE DURF 36? WVtMAAMAMNMAMMMAMWMAWMWMMWMMV COC. HAKTEN TOOND» 6739 67. De belastinginspecteur had zijn collega van de Hulp Organisatie voor Onderontwikkelde Personen ont moet en nu liepen beiden tevreden over het bospad. „Dat was mooi werk van je!" sprak Kristoffel Pan- nekoek. „Met het geld dat je van die rijke Geld maker hebt.eh.gekregen, kan ik veel goeds doen voor de achtergeblevenen." „Zeker!" antwoordde Hachel Haak. „Artikel 95a van de Hulpwet zegt, dat vijf percent van de heffing-ineens bestemd is voor on derontwikkelde personen. De rest komt toe aan het le ger en ambtenaren-bezoldiging. Verminderd met twee pro-mi lie inningskosten maakt dat dus.Hij verviel tot mompelend gereken; telde daarna zorgvuldig een bundeltje bankbiljetten af en overhandigde dat aan zijn kennis. „Ach, wat mooi!" sprak deze blij. Daar kan ik in ieder geval één Achtergeblevene gelukkig mee maken. Goedendag en bedankt voor je medewer king!" De beide ambtenaren namen afscheid van el kaar en de heer Pannekoek begaf zich op weg naar een hulpbehoevend persoon. Hij had niet in de gaten, dat bezijden het pad een dreigend iemand op hem wachtte v 'V HA, fOUEGEEH" lES^KZOü OOK WED EENS GOED WIUEM IEREN ZWEMMEN 'T GAAT PRIMA! -16 KUMTAbOPJE ZWEMMEN -6ENJWEE-EEMTWEE POttg, MUM ARMEN) DAN BEGINNEN VJE ZIJN ZÓ MOE! r—Sl AAN t>E ANDERE BENEN 611 Wij kun je STEMMEN i 2f57-P. Hoe eer we patrol terje FILM AAN KAPI TEIN WILKINSON AF6E- VEN, Hoe FIJNER IKM£ ZAP VOELEN. zo'n karweitje geeft je heimwee naak de MARINE, MARCO IK OOK, VRIND -TOT PAT ON Ze ouwe SCHIPPER WEEK EEN BEROEP op ons poer. HU IS A/06 BUITEN weSTEN. WE MOESTEN MAAK NAAK ONZE BOOT TEKU66AAN EN ANKER LICHTEN VOOR EK MISSCHIEN ANPERE LA ST- POSTEN OPDUIKEN MN NIET, DAVP!IK WORD TE OUD VOOR DIT SOORT OPWIN PIN6- IK PAS VERblR VOOR DITSOORT ZAAKJES 576. MET ONTZETTING HAD Bram gehoord, hoe Mooie Hugo was veranderd in de prins met het Uilehoofd. Maar één ding had hij nog niet begrepen. „Hoe was het mogelijk, dat het hele kasteel uit de golven opdook? Heeft de prins met de Ravekop dat ook op zijn ge weten?" Prins Hugo knikte. Hij was nog niet tevreden met de vernedering, welke hij mij had aange daan. Hij wilde mijn leed met eeuwen verlengen. Eens in de honderd jaar komt het kasteel, dat hij liet verzinken, uit de zee omhoog. We krijgen dan de kans om het geheim van de betovering te ontdek kenmaar het is nog nooit gelukt. Na een korte tijd gaat het kasteel weer ten onderen iedere keer weer stort mijn bruid grote tranen om het on geluk, dat ons is overkomen. De honderd jarige slaap brengt dan vergetelheid.... maar we weten, dat de ellende na een eeuw weer van voren af aan begint". „Dat moet ophouden", zei Bram. „De oplossing moet gevonden worden en ik zal het doen". „Achwe hebben al zolang ge zochthoe wilt u bereiken, wat ons nog nooit is gelukt?" vroeg de prins en daarmee bewees hij, dat hij Brammetje nog niet kende.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 7