VAIANTIEKINDERKRANT
en
JOSIENTJE EN PETER
Puzzel van
week
L
J
DAVY JONES
POLLE, PELLI EN PINGO
BRAMMETJE FOK
WËÊmMÊ - I
<n seaside! J. binnen, beste
jongen!
PANDA EN DE MEESTER^GELDZAMELAAR
VRIJDAG 22 JULI 1966
11
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
Lekker glibberen
- W.sti
KANS LIGA RATS
ADAT IWAN ARRE
NANA GAAN TRUI
STAGAEANNEPOSEIN
AKER PORT
EEST ORDE
GALARTSOMSTERAAM
ADER OBAT ARIA
LEEM MARE AIDA
ARMEENSTEKROMAAL
EMOE REDE
NOOT ODER
ROTSETELIMERKORF
ORAN LIMA OBER
TAAI IMAM RETE
SNIK MAMA FRET
VVAAAAAAAAIVAA/VAA
68)
De man en de hond
kwamen beiden moeizaam overeind.
Charlotte, bevend, had maar één ge
dachte: niet zich te verweren tegen
haar angst door stug en koel te zijn.
Zij klemde zich aan de arm van
Thomas, terwijl de oude heer hoffe
lijk haar moeder begroette, die toen
met mevrouw Van Arselen naar haar
kamer ging, om zich wat op te fris
sen.
„En dit is Charlie", zei Thomas en
duwde haar zachtjes naar voren.
„Welkom, mijn kind".
Hij kuste haar niet, maar hield
even haar hand vast in zijp kille,
benige handen. Achter de brillegla-
glazen waren zijn blauwe ogen
scherp en doordringend, maar hij
glimlachte vriendelijk. Charlotte
stotterde een groet.
„Zeg maar dadelijk papa tegen me
en ga zitten, kindje".
Charlotte ging zitten, terwijl Tho
mas, tegen een kast geleund, hen
beiden gadesloeg. Het meisje bukte
zich, om de hond te strelen en vroeg:
„Hoe heet hij?"
„Grock. Zo hebben we hem ge
noemd, omdat hij zo grappig was in
zijn jeugd. Nu is hij oud en aftands,
zoals zijn baas. Heb jij geen hond".
„Niet meer".
Mevrouw Van Arselen kwam weer
binnen.
„Zal ik jou ook even je kamers
wijzen schat?" vroeg zij en Charlot
te stond snel op, met een verholen
zucht van verlichting. Haar lichte,
vrolijk gemeubileerde kamer keek
uit op de heide. Charlotte zei zacht:
„Wat heerlijk, zo stil.
„Houd je daarvan? Tom en ik zijn
meer stadsmensen. We vinden het
prettig buiten voor een tijdje.
Maar mijn man moet rust hebben.
Je ziet wel, hoe mager en zwak hij
eruit ziet. Ik heb hier een portret
gezet van de kinderen, toen ze klein
waren, ik dacht, dat je het aardig
zou vinden".
Charlotte nam het in zilveren lijst
gevatte portret van de schoorsteen
mantel en keek naar de drie kinde
ren.
„Jan was toen pas tien. Nu is hij
griffier in Dordrecht en zelf vader
van twee kleintjes. Soms kan ik het
haast niet begrijpen. Letty was acht.
Ze woont op Long Island met haar
man, hij is aan het consulaat ver
bonden. Volgend jaar hoop ik, dat ze
hier hun vakantie komen doorbren
gen. Tom is zes jaar op die foto".
Ja, ze waren wel heel verschillend,
die kindergezichten. Jan was een ste
vige knaap met de wat gebogen neus
van zijn vader en diens scherpe, blau
we ogen. Letty had de lieve glimlach
van haar moeder, maar ze was
blond, twee lange vlechten hingen
langs haar gezichtje. De kleine Tom
keek haar aan met grote, donkere
ogen en een bedeesd glimlachje.
„Hij lijkt op u."
„Ja, dat zegt iedereen. We hebben
ook altijd veel gemeen gehad. Houden
beiden van muziek en van gedichten.
We speelden vroeger dikwijls quatre-
mains."
Charles
Charlotte
Zij sloeg haar arm om Charlotte
heen en zei:
„Ik ben heel gelukkig, dat Tom zo
veel van je houdt. Heeft hij je ver
teld dat mijn man jullie een paar ja
ren wil laten wachten? Je moet maar
proberen, hem dat uit het hoofd te
praten. Tenslotte was ik zelf ook acht
tien, toen ik trouwde, en een geluk
kiger huwelijk als het onze kan ik
me niet voorstellen. Ik vind het veel
beter, dat jullie niet te lang verloofd
blijven, maar als ik dat zeg, beweert
mijn man, dat ik nu eenmaal alles
doe, wat Tom wil."
Na de lunch gingen zij paardrijden.
De oude man zei, dat ze de oudjes
nu maar alleen moesten laten om het
een en ander te bespreken. Zij re
den over de heide. Toen zij thuiskwa
men en zich verkleed hadden, vonden
zij de beide vrouwen samen zitten
theedrinken. De oude man moest elke
middag een paar uren gaan liggen.
Mevrouw Van Arselen schonk hun
thee in en toen zij die had gedronken
zei ze:
„Je moet papa maar een kopje bo
ven brengen, Charlie, dat zal hij aar
dig vinden. En dan kun je eens met
hem praten."
Ze gaf haar een knipoogje. Charlot
te ging naar boven met het blaadje en
met bonzénd hart. Het leek haar een
onmogelijke opgave een man als Van
Arselen tot iets over te halen.
Hij lag op een divan in een kamer,
waarin een enorm bureau, enige
clubfauteuils en grote boekenkasten
stonden. Toen zij binnenkwam, richt
te hij zich wat op en zei:
„Kom jij me mijn thee brengen?
Dat is aardig. Ik moet altijd dadelijk
iets te drinken hebben na zo'n mid
dagdutje. Heb er een vreselijke hekel
aan. Maar de doktoren willen het ab
soluut."
Hij dronk zijn thee, keek haar aan
en zei, op dezelfde toon:
„Je moet zeker proberen me over
te halen om jullie gauw te laten trou
wen?"
Zij kleurde en stamelde:
„Ja, mevrouw.mama zei.ze
dacht.
Nu hij zijn bril niet op had, leken
zijn ogen nog doordringender.
„Kom bij me zitten, kind," zei hij.
„Neem die gemakkelijke stoel en la
ten we verstandig praten."
Hij zette zijn bril op, die naast de
divan op een tafeltje lag, trok de
plaid wat hoger om zich heen en zei:
„Je bent nog erg hong."
Charlotte had een fauteuil aange
schoven en zat op het puntje. Ze keek
hem niet aan, toen ze hakkelend zei:
„Uw vrouw was ook achttien, toen
ze met u trouwde."
Hij lachte even.
„Zo, heeft ze je dat argument aan
de hand gedaan? Maar ze heeft er
natuurlijk niet bij verteld, dat we el-
kaai; toen al jaren kenden. Onze ou
ders waren buren. Neen, neen, wij
zijn niet overijld getrouwd. Ik ben
bang van zulke huwelijken. In mijn
werk heb ik veel ellende gezien door
mislukte huwelijken.
(Wordt vervolgd.)
„Nu gaan we eerst een boterham
metje eten", zegt moeder. „Met een
lekker glas melk.
„Een stukje verder is een eet
huisje. Daar kun je fijn buiten zit
ten".
„Restaurant heet dat. Hè mam?",
zegt Peter.
„Goed zo", knikt vader. „Zo'n
eethuisje heet deftig „Restaurant".
Zeg Josien, wat ben je stil? Waar
loop je aan te denken?"
„Zeeleeuwen hebben géén voet
jes. En ze kunnen toch lopen, oom
Tom
„Ja", knikt Peter. „Het zijn eigen
lijk vissen. Hoe komen ze dan voor
uit?". Peter begrijpt het ook niet.
Pappa moet lachen om Josien en
Peter.
„Moet je eens luisteren. Zee
leeuwen hebben aan de voorkant
vinnen. Dat zijn z'n zwempootjes
om in het water vooruit te komen.
Maar die vinnen zijn héél sterk.
De zeeleeuw kan ze óók gebruiken
om zich vooruit te duwen. En hij
heeft een sterke staart. Met die
staart en die vinnen schuift de
zeeleeuw naar voren".
„Ja, die zeeleeuwen waren ook
erg glad", bedenkt. Peter. „Zo kun
nen ze lekker vooruit glibberen".
„Dus ze kunnen eigenlijk niet
echt lopen", vraagt Josien.
„Nee", zegt vader. „Echt lopen
kunnen ze niet". Ze glijden en glib
beren maar een beetje. Het beste
kunnen ze zwemmen. Heel vlug
„Hier gaan we zitten", wijst
moeder. „Josien en Peter naast el
kaar". Vader bestelt vier glazen
melk.
„Ik wil liever limonade", zeurt
Peter.
„Niks te willen", zegt vader
streng. „Van melk word je groot".
„Ik wil geen limonade hoor",
pruttelt Josien. „Er komen allemaal
wespen op af".
Josien heeft gelijk. Overal vlie
gen wespen rond. Bij elk tafeltje
waar limonade staat. Maar niet bij
het tafeltje van Josien en Peter.
„Wespen lusten geen melk",
lacht vader.
„Laat ze maar wegblijven, hoor".
(Wordt vervolgd.)
MA/yWWWWWWWMMWWWWWWMMIIUWWIAAfWUWWWUWV/WWM/tf
MmmV/SAAAA/VrtAA/WWWVAAAAAAAAiWWWWWWW^
Dit is de oplossing van de plaat
jespuzzel die gisteren (21 juli) in
de Vakantiekinderkrant gestaan
heeft.
ik wil liever limonade
PUZZEL no. 29
13
22
23
8 9 10
16
20
121 25
126
29
31
11
35 36
112
30
37
31
133
32
16 17
18
51 52 53 ^H51
58
60
Horizontaal: 1. eerste bericht; 6. vaar
tuig; 11. watering; 12. tentoonstellingsge
bouw in A'dam; 13. voorzetsel; 14. wand
versiering; 16. gelofte; 18. kolenemmer;
19. jongensnaam; 20. plant; 22. vis; 24.
rekening; 26. het wegtrekken van het wa
ter; 28. familielid; 29. soort afvoer; 30.
heilig symbool; 32. hap; 33. kortdurende
stemming; 34. dierenverblijf; 37. genoot
schap; 39. muur; 42. zout wdter; 43. bedde-
goed; 44. oosterse titel; 45. dus; 46. vogel;
49. deel van het oog; 51. schrede; 54. meis
jesnaam; 55. krantenjongen; 56. bijwoord;
58. ik; 59. bijb. naam; 60. deel v. e. lied;
61. jaarboekje.
Verticaal: 1. harig; 2. danskoor; 3.
beetje; 4. zwijn; 5. kleur; 6. meisjesnaam;
7. jongensnaam; 8. woonschip; 9. liefko
zing; 10. zout van salpeterzuur; 15. land
in Azië; 17. geweldig; 19. openbare be
trekking; 21. snavel; 23. jongensnaam; 25.
vr. munt; 27. edel; 28. kleurstof; 31. slaap
je; 34. vaartuig; 35. familielid; 36. insect;
37. water in Frankrijk; 38.1eer van het
heldendicht; 39. ouderloos kind; 40. hou
ding; 41. pl. in België; 47. getij; 48. jon
gensnaam; 49. vulkaaninhoud; 50. begrip;
52. leeftijd (Fr.); 53. tegenslag; 56. boom;
57. op de wijze van.
Oplossingen, uitsluitend per briefkaart,
dienen uiterlijk woensdag a.s. in ons bezit
te zijn.
38
39
40
41
43
4S~
49
50
55
56
57
59
61
R
OPLOSSING PUZZEL no. 28
De prijswinnaars vindt u elders in dit
blad.
JE BEDOELT.EEN jn/,/c UnrtpTCk]
MME JAN ZESTIG KOCHT 0ATZEJ0N6
DAT OUDE HU/S HIER- J £lV 2od
MAST? ZIJN...
V.
70. De heer Pannekoek verwijderde zich met het
prettige gevoel dat zijn Hulp Organisatie weer een be
langrijke bijdrage had geleverd in de opheffing van
een Onderontwikkelde. Maar Panda was daar niet zo
zeker van. Hij staarde wat aarzelend naar Hyacinth,
die een mooi vuurtje had gemaakt van zijn geldelij
ke steun. „Lekker warm!" mompelde de eenvoudige
borst. Dit is goed papier! Het brandt langzaam en
met een mooie vlam. Kom er maar bij zitten, dan kan
je je ook warmen. En intussen zal ik nog wat ge
dichten maken!" „Dank u wel", zei Panda. „Maar ik
denk dat ik toch maar naar huis ga. Ik vind uw ge
dichten erg mooi, hoor! Maar ik geloof niet dat ik er
een goed baantje van kan leren. En daar ging het
tenslotte om. Maar geldverzamelen vind ik ook geen
eerlijk werk en dat zal ik Jolliepop wel vertellen,
ook!"
EN MO De ANDERE KAMT OP n
IK HEB E£N DRINGENDE AF
SPRAAK.,IK KOftA M06 EENS7ERU6
KIJK, 20 6A AT HET, ALS J62WEMT
- MAAR -IE MOET METJE VLEUGELS
SOAAM
NEE, MOEDER STRUIS - 20 6AAT
HET NIET! IK 2AL JE WEE
HELPEN
POLLE,IK
DENK ER
JUIST AAN,,.
GOED! WEE 86DANKT)
PI B
2160-Q.
K8EN DAVT JONES, T ACH, WAT AARDI&
MEVROUW. WELKOM VAN O,,, KOM
wee, IK 6A HAAR
IN ELK GEVAL BE
GROETEN,,.
5AM
AlttMuMig
JL(Ê)PIB
579. De raaf was zo zeker van zijn zaak,
dat hij geen enkele maal omkeek. Hij
scheeler dan ook geen vermoeden van
te hebben, dat Tutu hem door het lucht
ruim achtervolgde.
In glijvlucht dook de raaf door het
hoogste raam van de noordelijke toren
naar binnen. Graag zou Tutu hem ook
daar zijn gevolgd, maar de voorzichtig
heid won het van de nieuwsgierigheid.
Eerst na een poosje wachten waagde
Tutu het om een blik door het open ven
ster te werpen. Het eerste wat hij zag
was de raaf, die met de rug naar hem
toezat. Maar veel interessanter dan de
raaf was datgene, waarop hij had plaats
genomen.
Het waseen zandloper. Maar niet
zo één, als in de keuken voor eieren wordt
gebruikt, maar een enorm apparaat van
dik glas en massief hout.
„Zeker voor struisvogeleieren", dacht
Tutu vol ontzag. Maar dan nóg begreep
hij de vreemde Romeinse tekens op de
zandloper niet.
Toch had hij het gevoel, dat hij hier
de oplossing van het raadsel van het ver
dwijnende kasteel had gevonden