CHINA VOORAL BOERENLAND •mm :m Ie China moet klassenstrijd eigenlijk eog gevoerd wordee en JJmuider Courant In een sluier „Honderd bloemen" Geen „tokobaasje" Kenner bij uitstek DIT CITAAT uit de „Neue Zürcher Zeitung" illustreert hoever de in tensieve indoctrinatiecampagne gaat die op het ogenblik in China aan de gang is en die prof. dr. E. Zürcher in nauw verband brengt met de recente ontwikkelingen in dit land. „In China is men als de dood voor verbur gerlijking", zo merkt hij op. En daarom is het doel van de „Nieuwe grote sprong"-campagne het volk opnieuw te doordringen van de grond slagen van de revolutie om een verslapping te voorkomen van de tot nu toe gevolgde harde lijn. Erbij Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant Waarom juist nu? Omdat de geschie denis van het Chinese communisme een critieke fase nadert. Binnen afzienbare tijd zullen de pioniers van de revolutie er niet meer zijn. De kameraden van „de grote trek" in 1934, toen de Chinese communisten zich na een heroïsche tocht door het binnenland hergroepeer den in Yenan, hebben allen een hoge leeftijd bereikt. Het verdwijnen van deze generatie kan de afsluiting vormen van een verleden. De dood van Mao, hoe onvervangbaar dan ook als sym bool, vormt hier niet het beslissende moment. Prof- Zürcher is overigens uiterst voorzichtig met het trekken van con clusies waar het de huidige ontwikke ling in China betreft. „Er is nog weinig van te zeggen," meent de Leidse hoog leraar. „De belangrijkste ontwikkelin gen in China zijn van oudsher in een sluier verhuld geweest. Dat merk je al in de verslagen van oude gezantschap pen. Ook voor de waarnemers in Pe king zijn de belangrijkste evoluties ver borgen gebleven. De enige keer dat de sluier een moment werd opgelicht was toen de Chinezen in het conflict met Moskou er toe over gingen hun corres pondentie met het Russische Centrale Comité te publiceren („Als mensen ru zie hebben zeggen ze dingen die ze lie ver anders zouden verzwijgen"). Het enige waarover prof. Zürcher zich met stelligheid uitlaat is dat, zo er een stroming is diezich beijvert voor een zachtere koers, deze zich ge groepeerd heeft rond premier Tsjoe en- Lai. Men kan zich eenvoudig niet voor stellen dat een man als Tsjoe helemaal meegaat met de blunders die de Chi nezen de laatste tijd op internationaal gebied hebben gemaakt. „Tsjoe, de ty pische intellectueel uit de stad, afkom stig uit een familie van keizerlijke ma gistraten, heeft gevoel voor nuances. Hij spreekt goed Frans en Engels. Mao is daarnaast een typisch boers figuur, die alleen spreekt in het dialect van zijn geboortestreek Hoenan, een onver zoenlijk leider, die niet goed weet wat er in de wereld te koop is." WAT DE RADICALE aanpak van de intellectuelen op het ogenblik betreft dient men zich de slechte ervaringen te herinneren, die de Chinese leiders in 1957 hebben opgedaan ten tijde van de „honderd bloemen-episode". Toen werd van hogerhand een zekere vrije me ningsuiting aangemoedigd, die volledig uit de hand liep en resulteerde in recht streekse aanvallen op de leiding. Om de betekenis hiervan te illustre ren grijpt prof. Zürcher terug op een vergelijking van zijn Australische col lega C. P. Fitzgerald: stel dat de paus in de middeleeuwen alle vooraanstaan de theologen had aangespoord te dis cussiëren over christelijke geloofpun- ten. En denk je eens in dat deze zich hier toe niet beperkt zouden hebben maar directe aanvallen zouden hebben ge daan op de grondslagen van het chris tendom en de persoon van de paus- Welnu dat was „vertaald in de termen van het Chinese communisme", precies wat in China gebeurde. Ook de kerk zou in dit fictieve geval niet hebben geschroomd drastische maatregelen te nemen. Nederland staat niet slecht aange schreven in dit land, al worden wij na tuurlijk wel gezien als een staat aan de leiband van de Verenigde Staten. Men heeft grote waardering voor onze prestaties op waterbouwkundig gebied Onlangs is voor de Chinese televisie 'n film vertoond over de Delta-werken. Het merkwaardige is dat bepaalde deskundigen, die veelal gespeend zijn van politieke belangstelling, juist vaak de kans krijgen het diepst door te drin gen in de Chinese samenleving. Als voorbeeld noemt prof. Zürcher het ge val van een suikerbiet-deskundige die in Binnen-Mongolië, waar vrijwel nooit buitenlanders komen werkzaam is ge weest. Tussen de Chinese akkers lopen klei ne paadjes, waarop men alleen achter elkaar kan lopen, zo dicht bebouwd is de grond. Uit een rivier steekt een kluit aarde van nog geen vier bij vier meter. Er is een bruggetje naar toe ge legd en het eiland is tot de laatste cen timeter in cultuur gebracht. Nee, de Chinese landbouw kan echt niet meer worden uitgebreid, tenzij via kostbare irrigatieprojecten in de woestijn of door het bebouwbaar maken van kale heu veltoppen, waarvoor men nu het geld nog niet heeft. Ook is er een geweldig gebrek aan kunstmest. Toch moeten de investerin gen in China, dat in de eerste plaats nog een boerenland is, uit de landbouw komen. Dit leidt tot een veel intensie vere benutting van de akkers dan ge wenst is. Daarnaast neemt de bevolking schrikbarend toe (tegen het einde van deze eeuw zal de bevolking één mil jard mensen omvatten). Het is voor de Chinese leiders een enorme opgave te zorgen dat het welvaartspeil minstens gelijke tred houdt met deze bevolkings aanwas. Hun grootste probleem, zo meent prof. Zürcher is om uit deze vi cieuze cirkel los te komen. Wel is men op het ogenblik druk be zig om geboortebeperking te propage ren, maar voorlopig is de invloed hier van nog niet erg merkbaar. Vooral op het platteland stuit men op weerstan den, waar het hebben van veel kinde ren van oudsher de enige gafantie vormde voor een verzorgde oude dag. Niettemin kan er geen twijfel over be staan dat, ondanks de lage inkomens de „gemiddelde Chinees" het veel beter heeft dan vroeger. De mensen zien er overal redelijk gekleed uit. Destijds lie pen de kinderen op het platteland vaak naakt. Volwassenen droegen dikwijls geen schoenen. Tegenwoordig is de voe ding behoorlijk. Een Hollandse arts die onlangs China bezocht constateerde nergens tekenen, die op ondervoeding wijzen. Het scheelt natuurlijk dat bijna steeds man en vrouw beiden werken. Analfabetisme komt heel weinig meer voor: er wordt heel veel gelezen. GEEN KNIEVALLEN EN KNIEBUIGINGEN Nog steeds koesteren de Chinezen een sterk superioriteitsgevoel, in het bijzonder op ideologisch terrein. Ze zijn extreem in hun zelfverzekerd heid. („Het is moeilijk praten met mensen die zozeer van hun gelijk over tuigd zijn"), maar zij hebben zich stellig veel meer opengesteld naar het buitenland dan vroeger en hun belangstelling voor wetenschappelijke en technische ontwikkeling in andere landen is hevig. Te trachten de politieke ontwik kelingen in China te volgen is een bezigheid die ongeveer vergelijk baar is met het kijken door een lege fles naar een film, waarvan het ge luid is uitgevallen, en waarbij als opdracht is gegeven te zorgen voor passende onderschriften. Een van de weinigen in Nederland die in dit werk een grote bedrevenheid heeft ontwikkeld is de China-kenner prof. dn E. M. Zürcher, hoogleraar in de geschiedenis van Zuidoost-Azië aan de Leidse universiteit. Naar aanlei ding van de vele recente berichten over opzienbarende ontwikkelingen in China had een van onze mede werkers mr. E. Jansen een uitvoerig gesprek met prof. Zürcher. Het ver slag hiervan publiceren wij vandaag in ERBIJ. Protestmeeting in Peking: spandoeken en vooral gebalde vuisten, die in dit geval worden opgeheven tegen de militaire samenwerking tussen Japan en de Verenigde Staten. Soms zijn er zelfs tekenen van wel stand. Een fiets is een typisch wel vaartssymbool, zoals bij ons de auto. Hij wordt dan ook regelmatig opge poetst. In de dorpen vertelt men u trots hoeveel rijwielen er zijn. BIJ DIT ALLES is men nu in China doordrongen van een veel grotere rea liteitszin dan in voorgaande jaren (in tegenstelling tot de periode van de „Grote sprong voorwaarts") zo meent prof. Zürcher. De industrie is onderge schikt gemaakt aan de landbouw. Men komt er eerlijk voor uit dat men het westen qua welvaart niet binnen vijftig jaar zal evenaren. Een ander gunstig punt is: analfabe tisme komt heel weinig meer voor. Er wordt heel veel gelezen, overal zijn bi bliotheken, in iedere fabriek vind je aanplakborden met het laatste nieuws. Ja, wat de litteratuur betreft is het allemaal doctrinaire kost. Iemand uit het Westen kan zich moeilijk voor stellen hoe die mensen die allemaal verteren. „Er is echter geen sprake van dat de Chinesen vroeger niet geïndoc trineerd werden. Het hele familiesys teem was één groot indoctrinatie-me chanisme. De Chinees is bovendien al tijd een groepsmens geweest. Wat dat betreft hebben wij een totaal verkeerd beeld van de Chinees. Onze voorstelling komt nog uit het voormalige Neder - landsch-Indië, waar de Chinees vooral het type was van de kleine zelfstandi ge, het „tokobaasje". Hoe ver die groepszin kan gaan illu streert prof. Zürcher met het volgende voorbeeld. Een familie, die hij op een avond in Peking bezocht, vertelde hem later dat uur van aankomst en vertrek van zijn bezoek stellig al lang ge registreerd waren bij het wijkcomité. Toen hij vroeg of ze dat geen benau wend idee vonden werd er geantwoord: „Nee, dat geeft ons nu juist een ge voel van zekerheid." En prof. Zürcher vertelt dat hij op dat moment dacht: „Kijk daar heb je nou weer die inge- kapseldheid van het oude familiesys teem." Twee enorme verbeteringen in de Chinese maatschappij, die dikwijls over het hoofd worden gezien, zijn de af schaffing van het anciënniteitsbeginsel en de emancipatie van de vrouw. Een man kreeg vroeger pas wat te vertel len als hij de oudste was geworden van Vervolg zie pagina 13 In de achttiende eeuw bezocht een Brits gezantschap de keizer van China in de hoop de handelsrelaties tussen beide landen te verbeteren en te komen tot vaste diplomatieke betrekkingen. Verwacht werd van de Engelse bezoekers dat zij voor de keizer drie kniebuigingen zouden maken en negen knievallen met het gezicht tegen de grond, hiermee diens „oppermacht als middelaar tussen hemel en aarde" erkennend. In de vele geschenken die de Engelsen voor hem hadden meegebracht zag de keizer niet meer dan een schatting, waarmee de Britse koning zich tot zijn leen heer maakte. Daarnaast maakte hij de afgezanten duidelijk dat zij hun vorst konden vertellen dat hij geen behoefte had aan handel met hem en andere barbaren: „Zoals uw ambassadeur zelf kan zien bezitten wij alles. Ik stel geen prijs op zeldzame of vernuftige dingen en kan de produkten van uw land niet gebruiken". „In plaats van zoals in 1958 hoogovens op het platteland te bouwen moeten nu de arbeiders en boeren in deze als „nieuwe grote sprong" be titelde, campagne opstellen maken over theorieën, die telkens in de partij-pers worden gepubliceerd. Daarin beschrijft bijvoorbeeld een spinster hoe zij door de lectuur van Mao een nieuwe spintechrnek ont dekte, de tafeltenniskampioen Tsjoe Yioe-Sheng vertelt hoe hij met be hulp van de ideeën van Mao het wereldkampioenschap won, de uitwerp selenverzamelaar Tsji Tsjoe Chuan-Tsjiang uit Peking laat zich uit over de dialectiek van de bemesting en de vrachtwagenchauffeur Tan Tsjien- Pin ontleent aan Mao's leer over de rechtspraak een probaat recept ter voorkoming van verkeersongelukken". China is in de eerste plaats een boerenland. MEER IN HET RIJK VAN MAO

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 11