Verkeersverkenningen in Amerika (V) GEEN ROOK, STOF OF ROET droomstad in Finse bossen WAAROM IK NIET MEER NAAR RACES GA KIJKEN (VII) Situaties uitdokteren met computer ZATERDAG JULI 1966 Samenwerking Ook spionage In Toronto zegt Jan W. van Loon (37) over Rotterdams plan het Ameri kaanse bureau van Wilbur Smith een verkeersonderzoek te laten verrichten en een wiskundig verkeersmodel van de stad te laten maken: 't Is tenminste een begin. En wie dan vraagt of er niet wat meer enthousiasme afkan voor zo'n voor Nederland toch wel revolutionair en kostbaar plan (het gaat ten slotte minstens anderhalf miljoen kosten), krijgt een lange toelichting. Er blijkt uit, dat we het met al onze voortvarendheid toch allemaal nog te krap zien. Zo'n initiatief van Rotterdam is natuurlijk prachtig, zegt hij, maar het is veel te klein opgezet. Wat Nederland nodig heeft is een dergelijk onder zoek voor de hele Randstad, van de Rotterdamse agglomeratie tot en met de Amsterdamse, van Den Haag tot Utrecht, met het gehele gebied ertussen. In de randstad zijn de afstanden zo gering en hangt elke gemeente zo van de andere af, dat men het als één gebied moet zien. Dat is niets nieuws: uit de naam Rand stad blijkt al, dat men het als één geheel beschouwt. Maar met alleen als één geheel beschouwen kom je er niet. Je moet dan de logische stap verder gaan en het ook als één gebied behandelen: plannen, bouwen, taken verdelen. Wat Rotterdam nu gaat doen is mooi. Maar wat heb je er aan als de stad op grond van dat verkeers plan voorzieningen gaat treffen en geloof maar dat die groot zullen zijn en kostbaar en de omliggen de steden doen niets of beginnen pas veel later. Alle maatregelen die je neemt, dienen op elkaar af gestemd te zijn en waar verbeterin gen worden aangebracht moeten ze in evenwicht zijn met situaties el ders. Je hebt er niets aan snel Rot terdam uit te kunnen rijden om daarna in Den Haag of Amsterdam aan de grens te moeten staan wach ten tot je binnen kunt komen. De afstanden zijn zo klein, dat je de steden en dorpen stuk voor stuk eikaars voorstad kan noemen. Woonsteden, de suburbs, liggen in Amerika verder van de werksteden af dan de afstand tussen Amster dam en Hilversum, dan tussen Rot terdam-Den Haag of Gouda. Jan van Loon spreekt met kennis van zaken. Sinds 1948 zit hij in Ame rika en Canada. Hij heeft er gestu deerd, werkte aan de aanleg van de ertstrein in Labrador, ging op nieuw studeren, werd aan de Queen University in Toronto civiel-in- genieur, ging daarna in Boston „verkeer studeren" en werkt nu als senior engineer bij de Traffic Re search Corporation in Toronto, één van de grootste verkeers-adviesbu- reaus in de wereld. Van Loon is computer-specialist: hij is verant woordelijk voor het wiskundig ver keersmodel voor de metropolitan Toronto. Uit zijn verkeersmodel is de conclusie gerold, dat Highway 401. waarover we het de vorige keer hebben gehad, twaalf rijstroken moest krijgen. Het is in een aantal woorden nauwelijks aan te geven hoe zo'n verkeersmodel werkt. Het komt hier op neer, dat een gebied in een aantal partjes wordt verdeeld. In elk partje stopt men de gegevens, die men over dit deel van de stad of de streek weet: hoeveel inwo ners er zijn, hoeveel arbeidsplaat sen, de capaciteit van de wegen, de uitkomst van tellingen en enquetes over het gebruik van de weg, het openbaar vervoer gaat er in, de consequenties van saneringsplan nen, kortom, men kan er alle fac toren ook economische bijha len, die men voor een stadsplan ning nodig heeft. Daarna gaat men met de computer het verkeer in die elektronische stad simuleren: de computer geeft aan, waar kruispun ten vollopen, waar files ontstaan, langs welke weg men kan (en gaat) omrijden, dat de metro via deze route weinig passagiers trekt en via een andere route veel meer, dat als in dit partje een fabriek met 500 werknemers wordt bijgebouwd de chaos nog groter wordt, maar dat in dat partje in de computer nog ruimte is, kortom: die elektronische stad lééft. Men kan er elk gege ven mee produceren, dat men no dig heeft, men kan steeds nieuwe cijfers uit tellingen en situaties toe voegen om periodiek te zien of men nog op de goede weg is. In de computer maakt men tussen al die partjes de totale reizen per spoor, over de weg te voet. Maar in Nederland zijn de fietsen het grootste probleem, zeg- In Detroit wordt één van de grote invalswegen met t.v. gecontroleerd. Met beweegbare camera's speuren de mannen voor het scherm de gehele weg af. Als ergens de snelheid terugloopt grijpen ze veel verder op de weg m door beperking van de snelheid van het achterop komende verkeer. Staart- botsingen worden voorkomen, de langzaam rijdende file voorop krijgt kans opnieuw snelheid te nemen. Algehele stilstand van de files met grotere vertragingen, wordt voorkomen. Op deze wijze verkreeg men een capaci teitswinst van 25 percent. gen ze. Dat maakt elke situatie onvergelijkbaar. In een studieproject hebben we de riksj a's in Bangkok in de computer gestopt, zegt Van Loon. Waarom zouden we niet met fiet sers kunnen werken? Maar is de randstad Holland te vergelijken met de metropolitan Toronto? En weer komt Jan van Loon met cijfers en vergelijkingen, die tonen, dat er in omvang en inwonertal nauwelijks principieel verschil is. De bebouwing is hier mogelijk niet zo dicht, de problemen zijn even zwaar. De ontwikkeling van Toron to is onvoorstelbaar snel gegaan: de bevolking is er tussen 1953 en 1964 met niet minder dan 50 per cent toegenomen, van 1.1 miljoen tot 1.7 miljoen, in 1980 zullen het er al 2.3 miljoen zijn. Maar het is geen kwestie van cijfers: wanneer men de probleemstelling kent is de rest het invullen van cijfers. Het door Van Loon ontwikkelde verkeersmodel heeft een enorme ca paciteit: hij kan er 775 partjes van een gebied instoppen en hun onder linge relatie nagaan. Hij kan er 1800 kruispunten in het straatnet werk in stoppen en 1800 testpunten voor het openbaar vervoer. Van Loon heeft aan het adres van Rotterdam en ons land in zijn geheel een duidelijke waar schuwing. Door het ontwerp van een dergelijke studie en wiskundig verkeersmodel aan een buitenlands bedrijf op te dragen krijgen stad en land nog geen know how in de ze moeilijke en kostbare materie. De Hollanders zijn best zelf in staat deze dingen te leren er is al een enkel Nederlands verkeersad- viesbureau, dat deze studies kan verrichten ze kunnen leren en profiteren van de dingen die wij hier al weten door het feit dat wij zoveel langer bezig zijn. Wij hebben het ook met vallen en opstaan ge leerd. Rotterdam zou er goed aan doen zijn deskundigen zelf in die studie te laten deelnemen om erva ring te krijgen en het inzicht hoe alles in elkaar zit. Leidt men er ge lijktijdig geen eigen mensen in op, dan krijgt men een verkeersplan, waarvan men zelf niet weet waar om het zo in elkaar zit. Een eigen huis in de bossen met, ruime kamers en voorzien van ten minste één groot raam dat uitkijkt op bos, meer of zee, enkele kilo meters van de hoofdstad; geen rook, stof of roet noch lawaai vap, auto's; uitgestrekte grasvelden als speelterreinen voor de kinderem Dit lijkt een mooie droom, waarmee het prettig is wakker te worden. Voor zestienduizend Finnen is deze droomstad echter realiteit. De naam luidt: Tapiola. Het is de schepping van Heikki Olavi von Hertzen, een Finse architect met een grote verbeeldingskracht en een even grote dosis doorzettings vermogen. Zijn woudstad staat temidden van ongerepte bossen aan de kust van de Finse Golf. Er is een centraal ge legen winkelstraat, welke alleen voor voetgangers toegankelijk is. Par keerproblemen zijn onbekend, daar men over voldoende parkeerterreinen en parkeergarages beschikt. Verder verschilt Tapiola (genoemd naar de le gendarische Finse heerser der wou den Tapio) van andere steden door zijn stratenplan. De stad kent namelijk slechts fraai aangelegde wegen, die zich door het prachtige heuvelachtige terrein slingeren en om bomengroepen heenvoeren. De huizen en flatgebouwen staan een eind van de weg af en heb ben glooiende achtertuinen, die op pa den uitkomen. Het plan werd twaalf jaar geleden onuitvoerbaar geacht. Stedebouwkundi gen wezen het van de hand. Bankiers achtten het plan economisch niet ren dabel en aarzelden bij het verstrekken van kredieten. Ook de Finse regering, die overigens graag nieuwe huizen wil de hebben om de naoorlogse ellende van 425.000 ontheemde Finnen te ver lichten, was weinig behulpzaam. In de jaren vijftig begon Von Hertzen pro paganda voor zijn plan te maken. Hij slaagde er in met de bond voor ge- zinsbelangen en nog vijf andere socia le- en vakorganisaties een woning- bouwstichting te vormen. Het werd een particuliere onderneming, die zon der winstoogmerk zou proberen een stad te bouwen volgens een volkomen nieuw concept. Von Hertzen werd direkteur van deze organisatie. Na enige tijd van moeizame voor- lichtingsarbeid was er ruim twee mil joen gulden bijeen om het 270 hectare golvende bosrijke terrein aan de Finse Golf te kopen. Met dit basiskapitaal slaagde Von Hertzen erin om tegen acht percent rente, kortlopende leningen voor werkkapitaal af te sluiten, zodat met de bouw van de eerste woningen kon worden begonnen. Met veel fantasie heeft men aan Ta piola gewerkt. Zo lag er bijvoorbeeld een onooglijke grintgroeve midden in het fraaie landschap. Van dat lelijke gat heeft men een fraai meer gemaakt waarin fonteinen waterpluimen om hoogspuiten. Naast dit kunstmatige meer staat een kantoorgebouw van twaalf verdiepingen, bekroond met een spectaculair restaurant-in-de-wolken. De fantasie van Von Hertzen en dat van andere architecten, die erbij be trokken waren, kenden geen grenzen. Zo verrees er behalve een bioscoop, een schouwburg en een concertzaal, een hypermodern zwembad in de open lucht, dat met behulp van schuifmu- ren gedurende de koude maanden in weinig tijd in een overdekt bassin kan worden veranderd. In 1954 werd het eerste huizenblok van Tapiola voltooid. Sceptici hadden voorspeld, dat maar weinig gezinnen er iets voor zouden voelen uit Helsinki weg te trekken om zich in een stad diep in het bos op te sluiten. Aan gezien verdere kredietverlening door de banken bij het uitblijven van be langstelling voor deze woningen, niet te verwachten was, braken voor Von Hertzen zorgelijke tijden aan. Met spanning in het hart bood hij de eer ste woningen in de kranten van Hel sinki te koop aan. Hij kon gerust zijn. Voor de eerste driehonderd woningen waren duizenden kooplustigen. Sinds dien zijn er voor elke woning, die in Tapiola werd gebouwd, vijf tot tien aanvragers geweest. Door de belang stelling van de toekomstige bewoners van de woudstad kon het plan Tapiola zich vrijwel van de ene op de andere dag bedruipen. Temeer daar ook de banken het „bosplan" au sérieux be gonnen te nemen. De woningbouwstichting heeft in de stad 290 miljoen gulden gestoken; het gehele projekt zal vermoedelijk totaal 430 miljoen gulden gaan kosten. De stad heeft een keuzecommissie inge steld, die er voor moet waken, dat Ta piola geen „rijkelui's" stad wordt. De beroemde Fangio in zijn bolide op het circuit van Monaco. Ondanks het feit dat ik tegen woordig niet zelf meer naar de races ga kyken, zorg ik er natuur lijk wel voor, voortdurend op de hoogte te zijn van wat er gebeurt. Ik ben één van de weinigen die rechtstreeks alle inlichtingen krijgt uit dat kleine wereldje rondom de pits, de teams, de mannen en de wagens. Vaak wordt mij gevraagd naar het risico dat een coureur loopt; herhaaldelijk is mij gevraagd mijn mening te geven over de voor naamste oorzaken van de ongeluk ken, die altijd kunnen gebeuren. De meeste van die ongelukken zijn te wijten aan menselijke fouten: een lichamelijk niet fit zijn. een te groot zelfvertrouwen of een van de talloze andere factoren die de lichamelijke gesteldheid of de geestelijke waakzaamheid van de coureur ongunstig kunnen beïn vloeden. Er is al veel gezegd over correct ge drag tijdens een race. Ik ben van me ning, dat in elke tak van sport alle deelnemers zich voorbeeldig dienen te gedragen, dus zeker bij een zo gevaar lijke sport als het racen nu eenmaal is. Men mag niet vergeten, dat de opwin ding van het moment, de natuurlijke moed, de begerigheid om te winnen, de bijval van het publiek, niet bepaald de beste raadslieden zijn voor een cou reur die met snelheden van over de twee honderd kilometer per uur tussen twee rijen toeschouwers doorgiert. Men mag evenmin vergeten, dat er twee soorten coureurs zijn: zij, die ra cen omdat zij enthousiast zijn en zij, die racen omdat zij eerzuchtig zijn. De eersten rijden zich dood of gaan door met racen totdat hun haren grijs ge worden zijn. De laatsten geven het op bij hun eerste teleurstelling of na hun eerste succes. De tweede groep is ver reweg de grootste. Er is zoveel wat het publiek niet kan beoordelen. Soms kunnen wedstrijd officials, ingewijden dus, een ongeluk beoordelen op een manier die technisch gezien juist is, maar faalt in het onder kennen van de uiteindelijke oorzaken. Soms wofdt de oorzaak van een onge luk nooit achterhaald, wat bijvoorbeeld het geval was toen Alberto Ascari de dood vond. De zondag daarvoor was hij met zijn Lancia in de haven van Monte Carlo terecht gekomen en had daarbij zijn neusbeentje gebroken. Hij weigerde naar de raad van de dokter te luisteren en vertrok de volgende ochtend. Die donderdag kwam hij in Monza aan, waar Castellotti wat rond jes draaide met zijn 3 liter sportmodel. Alberto zei toen dat je na een ongeluk zo snel mogelijk weer achter een stuur moest kruipen. Tijdens de middagpauze vroeg hij of hij de wagen even kon ne men. Hij gaf zich niet eens de moeite een helm op te zetten en reed weg. Zijn das fladderde over zijn schouder. Eén keer kwam hij nog langs, vlak daarna verongelukte hij in de ruime oplopende bocht, die nauwelijks een bocht te noemen is. Er wordt weieens gezegd, dat een gebroken neusbeentje een bloedverstop ping kan veroorzaken en dat daarom de doktoren een week rust voorschrij ven. Maar er is nog een andere lezing van dit ongeluk: een aanzienlijke tijd later werd gezegd dat een boer de baan was overgestoken, ervan overtuigd dat dit tijdens de middagpauze geen gevaar kon opleveren. Ascari zag hem opeens voor zich en moest boven op zijn rem men zijn gaan staan. De boer moet het eens verteld hebben, maar het verhaal is in de loop der jaren zo verfraaid, dat moeilijk meer valt uit te maken wat nu nog op waarheid berust. Achtergebleven waren de sporen van een plotseling hevig remmen, maar de wagen bleef recht als een pijl doorgie ren, steigerend op zijn voorwielen. Dat zou erop hebben kunnen wijzen dat er inderdaad één of ander obstakel plot seling voor Ascari was opgedoemd. Ik wil altijd graag de oorzaak van onge lukken weten, want ik beschouw het als mijn plicht er achter te komen, of de fout misschien bij de wagen heeft gele gen. Ik voel zwaar de verantwoordelijk heid op mijn schouders drukken als ik een coureur een van mijn wagens over geef en hem zeg: „Hier heb je hem. Hij is zo betrouwbaar als dat men selijk mogelijk is." Naast de gezonde wedijver en de ri valiteit in de teams bestaat er natuur lijk ook de samenwerking. En hoe!! gen, die het hele seizoen uitrijdt, kan er een aardig appeltje voor de dorst aan overhouden. Er wordt behoorlijk verdiend, maar het is niets vergeleken bij de bedragen, die topsterren in an dere sporten betaald krijgen. Een vergelijking met wat coureurs in het verleden verdienden is niet be paald gunstig voor het huidige racen. Het geld is veel minder waard gewor den, maar toch waren de 10.000 lires, die ik in 1920 in de Targa Florio won, een aanzienlijk betere beloning dan de 1.000.000 lires, die nu uitbetaald wor den aan de winnaar van een race, die meetelt voor het wereldkampioen schap. De man, die het meest aan zijn sport heeft overgehouden, is ongetwijfeld Ieder die wel eens een race heeft ge zien moet het daarbij opgevallen zijn hoe een ervaren en kundiger coureur het tempo aangeeft, terwijl zijn team genoot die rustig een ronde kan achter liggen, zijn collega helpt door een te genstander te hinderen, of hoe twee le den van hetzelfde team naast elkaar blijven rijden soms rondelang om een andere tegenstander achter zich te hou den. Maar natuurlijk is niet alles tevo ren geregeld, hoewel de wedstrijdlei der zijn coureurs wel een zekere aan- valstactiek meegeeft. Een rangschik king te voren bepalen is onmogelijk. Bijna altijd zal er iets onverwachts ge beuren: Het eindresultaat van een ra ce is de som van een aantal onvoorzien bare voorvallen, zodat het van tevoren regelen van de uitslag volslagen on mogelijk is. Natuurlijk komt ook altijd de vraag weer te voorschijn, wat een Grote Prijs coureur verdient. Hij kan een inkomen hebben van meer dan 100.000 gulden per jaar, maar het zijn er niet veel, die dit halen. Elk jaar staan er weer heel wat evenementen op het program ma en een coureur met een goede wa- Fangio geweest niet alleen dankzij het prijzengeld, maar ook door de waarde die hij als meervoudig wereld kampioen voor de zakenwereld verte genwoordigde. Hij is nu dealer in auto's en motoren in Argentinië. De geldelijke overeenkomst tussen fabri kant en coureur is heel eenvoudig. De coureur krijgt een bepaald bedrag, waarmee hij zijn onkosten voor trai- ningsritten en dergelijke kan dekken. Daarbij heeft hij recht op de helft van het startgeld, van de geldprijs voor de eerste, de tweede en de volgende plaat sen en van de premies, die uitgeloofd zijn door fabrikanten van autobenodigd heden, waarmee de fabrikant overeen komsten heeft gesloten. Toen het racen nog niet zoveel tijd en moeite kostte, slaagden wij er zelfs in winst te ma ken. Tegenwoordig is het anders. De jaarlijkse onkosten van een firma, die enige prijs stelt op een vermeldens waardige plaats in de autorensport, be lopen verscheidene miljoenen guldens. In de Ferrarifabriek werken vierenne gentig mensen het hele jaar door alleen maar om onze racewagens steeds weer op de baan te krijgen. Als de som, die wij jaarlijks aan het racen besteden, enigszins in een redelijke verhouding moest blijven tot de omzet van de fa briek, zouden wij waarschijnlijk ge dwongen zijn ons terug te trekken uit de autorensport. Onder de fabrikanten van de autobe nodigdheden zijn de bandenmensen de belangrijkste. De prestaties van een wagen hangen voor een groot deel van de banden af. Onze eigen Italiaanse bandenindustrie van Pirelli heeft geen belangstelling meer voor het racen. De breuk werd veroorzaakt door een heel toevallige er. alledaagse gebeurtenis: Het slijten van een loopvlak tijdens de Mille Miglia van 1955. Een verhit ge sprek ontstond, waarbij dingen werden gezegd, waar later iedereen spijt van had, maar het bood Pirelli de gelegen heid voortaan geen steun meer aan de rensport te geven. Het was geen on verwachte beslissing. Als een firma een vooraanstaande plaats inneemt, kan een succes zelfs een wereldkam pioenschap maar weinig bijdragen tot een grotere omzet, maar wat zou de invloed zijn van een nederlaag, voor al een zware nederlaag, wat toch al tijd mogelijk is? Na 1955 heeft Pirelli geen speciale racebanden meer ge maakt, natuurlijk wel banden, die uit stekend geschikt zijn voor het lang rij den met hoge snelheden. In deze mengelmoes van gezamen lijke en botsende belangen, waarbij de autofabrikanten en de makers van autobenodigdheden betrokken zijn, bij dit voortdurend streven naar verbete ringen, die een fabrikant een voor sprong kunnen geven op zijn concur renten, speelt ook de spionage een rol. Natuurlijk, zou ik haast zeggen. In een wereld als die van ons is dat niet te vermijden. Soms neemt de spionage een vreemde vorm aan: ik heb drie keer moeten ontdekken dat een man die bij mij in dienst was, al door een con current was aangenomen en die alleen nog wachtte op een gunstig moment om ontslag te nemen. Gelukkig kreeg ik' er steeds tijdig lucht van, zodat wij er weinig schade van leden. Dit alles verklaart wel eens de on verwachte, vreemde beslissingen, die voor het publiek erg geheimzinnig lij ken en waarvoor geen enkele reden aanwezig schijnt. Met als resultaat en dit is vaak genoeg gebeurd dat de fa brikant, wedstrijdleider of wie het ook is, zich nog maar net heeft kunnen redden zonder zich een gevaarlijke gek, een warhoofd of een ondankbare hond te hebben horen noemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 12