JEF LAST: „Mijn vriend André Gide" Kapelmeester van het enige muziek korps-op-de-fiets ter wereld JEUGDBOEKENSCHOUW Zelf-doen, dankbaar thema voor kinder- en jeugdboek L? VIJFTIEN JAAR na het overlijden van André Gide heeft Jef Last zijn herinneringen aan zijn Franse vriend te boek gesteld, die in een Van Dit- mar Paperback zijn verschenen onder de titel „Mijn vriend André Gide". Hij heeft het beeld dat in hem is nageble ven de tijd gelaten om in het bijkom stige te verbleken, zodat het wezenlijke zich nog scherper kon aftekenen. Last heeft geen biografie willen schrijven, evenmin een litteraire studie over Gi- des werk. Hij deed als het ware een ereschuld af, waartoe zijn vriendschap, die niet met de dood eindigde, hem verplichtte. En daarmee heeft hij een internationaal belangrijke bijdrage ge leverd tot een grondige correctie van de vervalsing waaraan de persoon en dientengevolge het werk van Gide door misverstand, erger: door be nepen onbegrip, nog erger: door boos aardigheid, zijn leven lang heeft bloot gestaan. Het heeft hem, groot en groots schrijver, zeker niet aan erkenning ont broken, zijn oeuvre werd zelfs onder scheiden met de Nobelprijs, maar wat is eerbetoon waard als dit niet onvoor waardelijk de persoonlijke eerlijkheid van leven en schrijven honoreert, die m m - wMm mmmm p§l /'Hma w ij Jef Last juist de voorwaarde was van de groot heid, van het werk? Het is bescha mend te moeten vaststellen dat zelfs studies en beschouwingen over Gide, die hem alle eer bewijzen, één kant en wel de kern van zijn per soonlijkheid min of meer retoucheren: zijn homosexuele constitutie. Verzwegen kon deze allicht niet worden nadat Gide zelf, vol afschuw van een leugen achtig leven, de fatsoensrakkers als het ware had uitgedaagd in de platonische dialogen van „Corydon", in „Si le grain ne meurt". Er kwam een Limburger aanrijden die met één hand althoorn speelde Miep Diekmann MAAR AANVAARDEN is nog iets anders dan een erkenning van de volwaardigheid, die de aan drift van Gides schrijverschap be paalde. Zijn werk was een recht vaardiging van zijn „anders-zijn", een bevestiging van zijn persoon lijke moraal, zijn ethos, zijn liefdes gevoel dat veel, zeer veel met de christelijke liefde uitstaande had. Last heeft zonder terughoudend heid de homosexualiteit van Gide in het volle licht geplaatst en daar mee de interpretatie van Gides oeuvre verdiept met een dimensie, die ik maak een uitzondering voor Roger Martin du Gards „No tes sur André Gide'', Klaus Manns „André Gide" en Pierre Herbarts „A la recherche d'André Gide' maar liefst in de schaduw werd gO- laten waar het aankwam op een volledige integratie van Gides homo-erotische gesteldheid in zyn schrifturen. SINDS 1934 IS JEF LAST met tussen ponen in Gide's gezelschap geweest, tot kort voor diens dood in 1951. Al bij de eerste ontmoeting, ter gelegenheid van de internationale bijeenkomst in de Parijse Salle Pleyel die bedoeld was als een voorbereiding van het toen aanstaande schrijverscongres in Mos kou, bleek er tussen beiden een aan trekkingskracht te bestaan die uit een essentiële overeenstemming in levens beschouwing voortkwam. Last was toen nog communist, Gide geloofde in de komst van een mensengemeenschap die op sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid gebouwd zou zijn. En al was Last tot in zijn merg sociaal-geëngageerd, hij was evenals de menselijk geïnteresseerde Gide van goed-burgerlijke afkomst, internatio naal georiënteerd en van nature vrij van provincialisme. Tijdens hun geza menlijke reizen en langdurige ontmoe tingen in Parijs groeide dan het men selijk contact uit tot een vriendschap, die Last een dieper inzicht in Gide's innerlijke tegenstrijdigheden verschaf te dan menig litterator, wiens waarde ring zich beperkte tot letterkundige benaderingen. Hier, in Lasts vriendenboek, kan men de uitkomst van dit inzicht vin den: een Gide, die trek na trek gete kend is overeenkomstig het menselijk beeld dat Last zich van hem vormde. Last verfraait niets en verdoezelt niets. „Ik heb", schrijft hij in het tiende en laatste hoofdstuk van dit indrukwek kende boek, „getracht te schrijven met alle eerlijkheid en objectiviteit waar toe ik in staat ben. Wanneer ik mij ergens heb vergist, dan zijn het ver gissingen van het geheugen, wanneer ik geen volledig portret van hem heb getekend, is het omdat hij mij slechts één aspect van zijn complexe persoon lijkheid getoond heeft". En zo is het goed: Lasts portret van Gide, samen gesteld uit karakteristieke details die voor een niet gering deel onbekend wa ren, verduidelijkt en vermenselijkt het ware beeld van Gide. Het vult aan en laat vraagtekens staan waar een „ver klaring", zo ooit mogelijk, voorbarig zou zijn: „ma valeur est dans ma complication", „mijn waarde wordt be paald door mijn gecompliceerdheid", die uitspraak van Gide mag wat ge chargeerd klinken, ze wijst op een zelfkennis van de veelheid van tegen strijdige krachten die van burger en nomade, demon en „engel", eenzaam en gemeenschapsmens, moralist en „immoralist", schuldbezwaarde en schuldeloze die eerder door sympa thie dan door litteraire analyse ver staan kunnen worden. LAST ZOU ZIJN VRIENDSCHAP te kort gedaan hebben als hij die tegen stellingen had verbloemd of zelfs maar had verzacht. Hij laat ze dan ook in hun volle zwaarte gelden, ook dan als ze opnieuw voedsel zouden kunnen ge ven aan de kwaadwilligheid, die er steeds op uit was om Gide in staat van beschuldiging te stellen. En hij kon dat met een gerust hart doen én omdat hij strikt eerlijk wilde schrijven én om dat hij Gide's uitspraak de sleutelzin die eigenlijk toegang geeft tot zijn per soon en werk zonder voorbehoud onderschrijft: „je gagnerai mon pro cés en appel", ik zal mijn proces in hoger beroep winnen, anders ge zegd: ik zal begrepen en vrijgesproken worden door een toekomst die over de- te tijd oordeelt. X .X/4. m wmïmm WWMm GIDE GELOOFDE IN deze toe komst, in een menswaardiger, nobeler leven, in een vrijheid die door mense lijke verantwoordelijkheid gedragen zou worden. Die vrijheid was het, die hem ontgoocheld van zijn met Last on dernomen reis naar de Sovjet-Unie deed terugkeren. Voor een politieke partij behoefde hij niet te bedanken, hij was er nooit lid van. Maar zijn afkeer van elke vorm van dictatuur werd er door aangewakkerd, al was hij politiek te weinig geschoold om het verraad München. dat door Last onmiddellijk als zodanig werd herkend, te doorzien. Terwijl Gide het, zoals hij aan Last schreef, al „geweldig vond dat men de oorlog heeft weten te voorkomen" en „bepaalde clausules uit het absurde ver drag van Versailles" voor onhoudbaar hield, schreef Thomas Mann met zijn „Dieser Friede" een vlammend protest tegen het „onwaardige bedrog", dat via de Spaanse burgeroorlog, deze in fame generale repetitie waarbij Last als frontstrijder tegen het fascisme vocht, regelrecht naar de Tweede We reldoorlog zou leiden. Geen denken aan dat Gide één ogenblik de zaak van menselijke vrijheid een levensbegin sel nota bene voor hem verloochend zou hebben. Wie dat al niet uit zijn werk begrepen heeft, kan in het boek van Last nog eens de bevestiging vin den van Gide's genuanceerde oordeel, dat rechtschapener was dan de tegen stander soms waard was. In 1947 aarzelde hij dan ook niet om samen met Jef Last een reis naar de Duitse puinhopen te maken om, op ge vaar af dat ook dat in zijn nadeel zou worden uitgelegd, de Duitse jeugd toe te spreken en haar het besef bij te brengen dat het „de grote dwaling van ieder totalitarisme van welke politieke kleur dan ook is om te pogen de min derheid tot zwijgen te brengen." Gide en Last mét hem na zijn uittreden uit de communistische partij geloof de niet aan de bevrijdende kracht van de massa, maar „aan de waarde van het kleine aantal". GIDE BEHOORDE tot die weinigen wie dat al niet weet kan het van Jef Last horen. In de vertaling die Last destijds maakte van de in het Duits gestelde verklaring, door Gide afgelegd bij zijn bekroning met de No belprijs, heet het: „Dat, waarop het hier aankomt, is de bescherming en het behoud van die geest, die, als het zout der aarde, de wereld nog kan redden; de uitverkiezing der enkelen die naar hun beste vermogen voor de overwin ning van deze geest gestreden hebben, en voor wie deze strijd tot hun eigen lijke levenstaak is geworden een strijd, die vandaag zwaarder en moei lijker is dar ooit ("maar, naar ik vast vertrouw, ook beslissender)de strijd van het kleine aantal tegen de massa, van de vrijheid tegen iedere soort van dictatuur, van de rechten van de mens en van het individu tegen de dreigende onderdrukking, tegen opgedwongen leu zen, afgedwongen meningen en oorde len: de strijd van de cultuur tegen de barbaarsheid." Tijdens het samenzijn van Last met André Gide, tijdens de door Last be schreven gezamenlijke reizen, die als historische documenten kunnen wor den aangemerkt, werd deze gezindheid een band te meer. Last schreef een uit nemende karakteristiek van Gide, die, wil ik hopen, in vertalingen onze gren zen zal overschrijden. C. J. E. Dinaux EEN VRAAGGESPREK met Lou van Rees bracht ons in con tact met de Rotterdammer A. A. Borstlap, kapelmeester van het vroegere regiment wielrijders en oprichter van het enige muziek korps-op-de-fiets van de wereld. „Hij heeft wel eens meer opge schept dat hij de enige saxofonist op de fiets is geweest, maar voor dat hij kwam, zo omstreeks 1936, had ik er al zo'n stuk of tien ver sleten". Mijn vader was kapel meester bij de Holland Amerika Lijn. Hij wilde me in dienst heb ben, bij de marine, als tamboer. Maar ik was nog te jong, want daarvoor moest je veertien jaar wezen. „Op mijn veertiende kwam pa van een reis thuis. Hij zei tegen mijn moeder: doe hem maar zijn beste pakkie aan en hij sleepte me mee naar Kampen, waar een vriend van hem kapelmeester was, en liet me voor acht jaar tekenen in het leger. Ja 't is wat. Die ouwe zei het, dus het moest". ZO WERD SOLDAAT Borstlap tamboerhoornblazer. Met een gage van vier cent per dag, waarvoor hij een zakje suiker kon kopen voor de beruchte zure gort die in Kampen werd opgediend (1 cent) een sigaret kon je kopen (Abdullah "1 cent) en een kop koffie met een harde koek (2 cent). Het feit dat hij van zijn achtste jaar af viool les van Zagwijn had gekregen werd even vergeten. „Ik kwam in het orkest. Daar gaven ze me zo'n pijp drop in mijn mond, zo'n klarinet. Ik had het nog nooit gedaan. In die tijd heb ik nog examen gedaan voor stafmu zikant in Indië. Ik slaagde, maar mijn moeder moest toestemming geven omdat ik nog geen 21 was, en die zei nee, mijn kind is geen kanonnenvlees ik kwam toen als ex-klarinettist bij de cavalerie en toen die omstreeks 1920 werden op gericht, als staftrompetter bij de wielrijders". In 1924 werd officieel het regi ment wielrijders opgericht. „HET MOET OMSTREEKS 1928 zijn geweest. Ik was kapelmeester. In het korps kwamen vaak Limbur gers, en op een dag kwam er zo'n Limburger op de fiets aanrijden, terwijl hij met één hand op een alt hoorntje speelde. Ik dacht: dat kan met een piston ook. En zo is lang zamerhand het fietsende muziek korps ontstaan. Voor de saxofoons heb ik een steuntje ontworpen dat op het stuur werd gemonteerd en waarin de speler zijn armen kon houden om te sturen. De grote trom kwam als een bakkersmand aan de figts te hangen. Ik weet wel dat bij voorbeeld in Gouda al eerder op de fiets muziek werd gemaakt, maar die hadden geen saxen en klarinet ten." Het succes van het wielrijdersmu ziekkorps was verzekerd. Er werd nooit in naam van Nederland in het buitenland geparadeerd, maar de buitenlanders die hier kwamen, kwamen dat wonder van techniek en cultuur wel zien. Tot in 1940 de oorlog uitbrak. „We moesten de mariniers bij de bruggen gaan hel pen met ons regiment, maar we kwamen niet verder dan Alblasser- dam. Toen het afgelopen was, werd ik uitgekozen om de overste en de sergeant met de witte vlag naar de overkant te roeien. Al roeiend moest ik het signaal einde van de ma noeuvres blazen." Het was tevens het einde van het regiment wielrijders en zijn muziek korps. Na de oorlog die hij als ka pelmeester bij het politie-opleidings bataljon in Deventer doormaakte, voelde kapelmeester Borstlap niets meer voor het leger en ook de mu ziek schoot er bij in en in 1956 kreeg hij pensioen als onderluite nant. Wijzen uit het Oosten op bezoek bij Herodes. Illustratie uit „Kinderen vertellen de Bijbel". illllllllllllllllllBHIlllllIIIIIIlllllllllllllllllllillllllll^Hllllilnllllnlll!ülllllllllllll^llllllllll^ll||ll|l,||l|,,1lll|,||l|||,|1|||||||||1||||||||||||,,||||,|,||||||1||1||,,|^l|i^||,1|||||l,|||1|||||||11|||||||1|1||||||||||||||I!|||||l||||,|||||||,IIIII^IItlllllHIH|HIBlHIII^I, We hoeven maar terug te denken aan onze kindertijd: we moesten leren de dingen zelf te doen en we wilden niets liever. Maar altijd deden we het fout, of niet vlug ge noeg en het werk werd ons door ge- irriteerde of overbezorgde ouders uit handen genomen. In de meeste gezinnen gaat het zo toe en het is nog verwonderlijk, dat de wereld niet grotendeels bevolkt wordt door mensen met twee linkerhan den! Dat van die twee linkerhan den is nog maar de buitenkant. Maar hoe ontkomt een kind aan die moordende geestelijke druk, dat hij het „toch nooit kan"? ZELF DOEN Eén van zijn geheime wapens is het samenspannen met boekenhelden, die meest fantastische avonturen beleven, welke ver boven hun lichamelijk en geestelijk vermogen uitgaan; avontu- turen, welke de held zelf helemaal tot een goed einde brengt zonder dat er ooit iemand zegt, dat hij het niet vlug of niet goed genoeg doet. Waar zou een kind de energie van toch-weer-proberen vandaan moeten halen zonder deze boeken? Maar hoever mag een auteur van dergelijke boeken gaan, wil zijn boek werkelijk een rugge- steuntje zijn en niet in tegendeel de ruggegraat van het kind breken? Met andere woorden: hoeveel mogen en kunnen hun helden opbrengen willen de lezers er moed tot gezonde navol ging uitputten inplaats van mismoedig te denken: „Zie je wel, zoiets kan ik toch niet!" Die helden zullen niet al leen doe-helden moeten zijn, maar ook denk-helden. Wat ze denken, voelen, on dergaan bij het plegen van dun hel dendaden moet het lezende kind ook te weten komen. Want iets niet kunnen of fout doen is erg; maar het is erger wanneer je er nooit achter komt waar om iets lukt of mislukt. Dat immers leidt tot het verlammen de gevoel, dat je het nooit meer hoeft te proberen; of het leidt tot een onge zond de held uithangen, die-altijd-geluk heeft. Kinderen vertellen de Bijbel Redactie: W. ter Horst UitgeverijHelmond J. H. Kok Het beste bewijs hoe zinvol het is kinderen zelf iets te laten doen, wat volgens ons bedaagde ouderen ver bo ven hun macht ligt, is dit kostelijke boek. Bij prachtige, speelse en soms aandoenlijke illustraties van kinderen uit Zwitserland, Oostenrijk en Duits land leverden Nederlandse kinderen hun eigen tekst en visie op fragmen ten uit het Oude en het Nieuwe Testa ment. Een chronologische volgorde werd niet aangehouden en daardoor krijgt men de indruk van een boeiend en soms geestig verhalenboek. Soms is de introductie alleen maar: Lies vertelt of Klaas vertelt van daar waar de redactie het nodig vond een korte feitelijke inleiding te geven is de taal, jammer genoeg soms net iets te zalvend, vooral tegenover het heerlijk- spontane woordgebruik van de kinderen zelf. Een paar voorbeelden, om u vooral op het hart te drukken, dit boek aan te schaffen. Bij Sauls zalving laat Annet de profeet Samuel zeggen: „Nu ben je koning in Gods naam, Saul. Hartelijk gefeliciteerd en nog vele jaren." Dan Mirjams visie op de boodschap van de engel aan Maria: en gezegend is uw kind. Maria zei: Hoe kan dat nou, ik heb helemaal geen kind. Ik ben niet eens getrouwd." Aan de manier waar op Mies over Bartimeus vertelt kunnen auteurs leren dat kinderen grote waar de hechten aan de duidelijke uitlegging van een begrip „Een blinde moest in die tijd wel bedelen, want geld kre gen ze vroeger niet van de regering." Harry, die van Mozes verhaalt, geeft onbewust misschien -een haar scherpe kenschets van de lauwe gelovi- V ge in de passage waarin Mozes aarzelt terug te gaan naar Egypte, nadat hij een Egyptenaar gedood heeft: „Je broer Aaron zal je wel helpen," zei God. „En nu vlug een beetje, want ik ben de baas. Een Egyptenaar doodslaan dat kon je wel, hè. Maar als Ik wat wil, dan heb je niks dan smoesjes. Vooruit, jtj. En ontwapenend is de eerlijk heid van Teun, die niets uit zijn duim wenst te zuigen bij zijn vertelling over Jozef: „Ze verkochten hem. naar Egyp te (maar toen dat verhaal werd ver teld, lag ik in het ziekenhuis met mijn amandelen) Natuurlijk zullen er altijd wel lie den blijven die op deze kleine bloem lezing zullen reageren met: „Zie je wel dat kinderen er niets van terecht kun nen brengen". Maar-gelukkig dat de protestantse en katholieke uitgevers, die zo'n prachtig verzorgd boek aan de markt brachten, van andere gedach ten waren. De vliegende postbode en andere verhalen Verzameld door Wim Hora Adema Uitgeverij Arbeiders Pers Aan Wim Hora Adema danken we al veel met bijzondere zorg samenge stelde bundels korte verhalen voor de jeugd van 9-13 jaar. Door haar grote kennis van vooral de Engelse kinder litteratuur is ook deze bundel weer uniek, om zelf te lezen en om uit voor te lezen. Van meer en minder bekende auteurs koos zij onvergetelijke verha len. Het kind met zijn fantasieën en zijn geheime verlangens staat in ieder verhaal centraal, en op zijn eigen ma nier weet hij ook uit de moeilijkheden te komen, die die fantasieën en ver langens meebrengen. Zoals Roddy Stumper, die wel eens wil weten of mensen soms eventjes geen mensen zijn, als niemand kijkt. Of Jamie, die alles probeert om aan de verveling en eenzaamheid te ontsnappen en op een smalle spoorbrug bijna door een aanstormende trein overreden wordt. De tol van de angst, welke hij moet betalen voor zijn isolement doorbroken wordt, betaalt ieder kind dat „zelf doen wil". Juist dit verhaal en nog an dere uit de bundel geven hem de hoop dat het de moeite loont, door te zet ten. De Hobby Club door: Leonard de Vries uitgeverij: Arbeiders Pers Deze uitgave is een gemoderniseerde bewerking van twee vroeger versche nen Hobby-Club-boeken van De Vries. En zo bezielend wist de auteur in 1947 in zijn eerste uitgave over zelf-doen op allerlei terrein te schrijven, dat door zijn boek een speciaal maandblad op gericht werd, en de hobbyclubs als paddestoelen uit de grond kwamen. He laas is alleen nog de club in Dordrecht in leven dankzij de daadwerkelijke be langstelling van het gemeentebestuur. Bij het herlezen van de nieuwe Hob by-Club valt het vooral op, dat De Vries nergens dor en droog aanwijzin gen geeft, maar jongens èn meisjes erop wijst, wat ze allemaal uit hun be langstelling kunnen halen; hoe ze de verschillende hobby's kunnen bundelen. Hoe ze door samenwerking (gemeen schappelijke werkplaats en instrumen tarium) veel goedkoper veel aardiger resultaten kunnen bereiken. Maar ook voor de jeugd van 10-14 jaar, die geen hobby heeft, is het een spannend boek om te lezen, en meer begrip te krij gen voor het vriendje en vriendinne tje met een hobby.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 14