en
Synthetische
stem voor
stommen
m
Geboorteplek na stroomstoring
Elk zijn zegje
Toen zij nog kwajongens waren
POLLE, PELLI EN PINGO
mm
DAVY JONES
BRAMMETJE FOK
PANDA EN DE
Ons vervolgverhaal
TIJDELIJKE TYPISTE? STENOTYPi
WOENSDAG 10 AUGUSTUS 1966
9
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsari
ALFRED GLASS, hier afge
beeld, is een gelukkig man. In 1957
verloor deze 63-jarige Londense
fruithandelaar als gevolg van een
ongeluk zijn spraakvermogen. De
doktoren vertelden hem dat hij
nooit meer zou kunnen spreken.
Maar sinds kort kan ,/ilf" weer
praten zoveel hij wil, dankzij het
kastje dat hij hier voor zijn brede
borst draagt.
Floris Flaneur
"i
f" ©PIB
élu lijm tussen Herwis
84)
„Ik red me best! Ik heb al mas
sa's invitaties om te komen eten en
de werkster komt twee maal in de
week mijn rommel opruimen. Heen
en weer reizen neemt me te veel
tijd. Ik wil dat Anton alles perfect
in orde vindt als hij terugkomt, juist
omdat ik wegga. Maken jullie je
maar geen zorgen- Wij mannen zijn
niet zo hulpeloos en afhankelijk als
de vrouwen graag geloven."
De laatste week van augustus kwam
er een brief van Beate. Dat was
sinds lang niet gebeurd en Charlotte
kreeg een schok, toen zij het kinder
lijke handschrift herkende. Beate
schree'f, dat haar stiefvader voor za
ken naar Nederland ging, naar Den
Haag en daarna naar Brussel. Zij
had gevraagd of hij haar wilde mee
nemen. „Ik kom je dan eindelijk op
zoeken, Charlie. Ik heb daar al zo
lang naar verlangd. We komen de
zesentwintigste 's morgens aan en
gaan met de avondtrein al naar Brus
sel. Het is dus maar één dag. Ik zal
dadelijk opbellen als we in het hotel
zijn. Ik hoop zo, dat je er dan bent."
De brief was naar huis gezonden en
door Thomas doorgestuurd.
„Goed nieuws?" vroeg de vrouw.
„Een vriendin, die op de doorreis
in Den Haag komt morgen. Ik mag
haar niet mislopen, ik moet er zijn
als ze opbelt, u vindt het toch niet
erg als ik vandaag wegga en kleine
Chris bij u laat?"
De oude vrouw zei glimlachend:
„Ik vind het heerlijk om hem alleen
te mogen vertroetelen. Ga maar kind!
Je ziet er uit als een schoolmeisje,
dat naar een feestje mag gaan."
Zo voelde zij zich ook: als het meis
je van vroeger, dat naar een af
spraak met Beate snelde, dat bloe
men in haar kamer legde. Toen zij
voor haar woning stond, was het half
elf. De ramen waren donker. Zeker
was hij vroeg gaan slapen. Of mis
schien ook uit. Zij bedacht glimla
chend in zichzelf een plannetje: ze
zou binnensluipen en slapen in de lo
geerkamer. Morgenochtend zou zij
hem dan ontbijt op bed brengen. Zij
opende behoedzaam de voordeur en
sloop de trap op. Op haar tenen liep
zij over het portaal naar de tweede
trap, maar toen hoorde zij iets in de
slaapkamer en stond stil, haar hand
aan de leuning, luisterend. Er werd
gefluisterd. Of verbeeldde zij zich
dat? Was het de wind? Maar zij wist
dat het niet de wind was. Zij dacht:
hij praat in zijn slaap, en geloofde het
niet. Haar hand krampte zich om de
trapleuning en zij voelde zich koud
worden, alsof zij in een winterstorm
stond- Toen maakte zij moeizaam
haar vingers los van de leuning. Zij
wist nu heel goed, wat zij hoorde.
Zij had een verward visioen van een
hotelkamer, ergens in Italië, zij bei
den. Haar hoofd werd leeg, juist zo
leeg als toen zij jaren geleden Henri
zocht.
Nee, ik moet dat niet doen, dacht
zij, ik moet dat niet doen, niet doen
Het was, of zij stond achter zichzelf
en vergeefs trachtte zichzelf tegen te
Charles
Charlotte
houden, fluisterend, bezwerend. Maar
zij ging naar de deur en opende die
en draaide het licht aan. Toen het
opeens fel de kamer overstroomde,
sloot zij even de ogen en opende ze
dan weer.
Later wist zij niet, hoe lang zij
daar had gestaan. Zeker maar heel
kort.
Zij vluchtte als een waanzinnige de
trap af, het huis uit. Toen zij belde
aan het huis van haar moeder sloeg
een torenklok en zij dacht en dat
was het eerste wat zij duidelijk
dacht dat er nauwelijks twintig mi
nuten verlopen waren. Zo hard had
zij gelopen, helemaal naar het ande
re einde van de stad. Zij dacht: ik
moet gerend hebben als een krank
zinnige. Ik heb niet aan een taxi ge
dacht.
Op de verbaasde en verschrikte
vragen van haar moeder, die in peig
noir de voordeur opende, antwoordde
zij alleen:
„Ik kom hier slapen."
„Goed kind, goed maar ik be
grijp niet heb je je sleutel niet?
Kun je niet in huis? Is Tom-.
Charlotte rilde opeens.
„Ik ga nooit meer naar huis," zei
ze alleen.
Nooit meer, dacht zij, toen ze in
bed lag, nooit mesr. Zij had plotse
ling, in de gang, moeten overgeven.
Haar moeder wilde een dokter laten
komen, maar ze had heftig afge
weerd. Nu lag ze in bed, met een
warme kruik naast zich. „Wat is er
toch gebeurd?" had haar moeder tel
kens weer gevraagd, zeg toch iets,
wat is er gebeurd, dat je zo over
stuur bent?" Zij had gezwegen. Toen
Mademoiselle op het rumoer was ko
men toelopen, had zij opeens moeten
denken aan de eerste keer, dat zij
haar op de trap zag en met een kip
vergeleek. Nu leek zij nog méér op
een kip, een kaalgeplukte kip met dat
netje over haar dunne haren en die
rare staken van armen en benen uit
haar nachtjapon. Ze hoorde zichzelf
luid lachen en zag toen, hoe haar
moeder en Mademoiselle elkaar ont
steld aankeken, beheerste zich en zei:
„Nu wil ik slapen."
„Nu wil ik slapen."
Weg die twee, in Godsnaam. Maar
toen ze gegaan waren, moest zij weer
lachen en stopte het laken in haar
mond, om het geluid te smoren. Het
was ook te komiek, te krankzinnig ko
miek. Zo was het dus. En zij idioot,
dom achterlijk naïef kind had niets
begrepen. En hij had haar in het ge
loof gelaten, dat zij abnormaal was,
had haar al die ellende laten doorle
ven, de schaamte, het schuldgevoel,
het vernederende, vruchteloze verlan
gen.
Zij beet op haar vuist, om niet te
gillen, denkende: Ik moet dat niet
doen, niet doen dan komen die
twee en vragen weer en ik kan
het niet vertellen, niemand, niemand
ooit vertellen, o God ik dacht dat hij
een andere vrouw had, o God was
het maar een vrouw geweest.
(Wordt vervolgd.)
DAT APPARAATJE is een vinding
van de Londense instrumentmaker
Lionel Fothergill, die als reparateur
aan een groot Engelse ziekenhuis ver
bonden is. Lionel heeft enkele jaren
geleden naam gemaakt met de uitvin
ding van een elektronische stethoscoop
die een éclatant succes werd en die
thans overal ter wereld door medici
gebruikt wordt.
NU HEEFT deze zelfde man dan een
„kunstmatige stem" geconstrueerd die
zijn praktische waarde al bewezen
heeft. Fothergill kwam door zijn werk
in het ziekenhuis in contact met de
praktijk in de revalidatie-kliniek "voor
poliopatiënten en hij vond de me
thoden die daar toegepast werden op
slachtoffers met stembandaandoenin
gen „tamelijk ruw en weinig effi
ciënt". „Dat moet beter kunnen",
dacht hij en begon te experimen
teren. Het resultaat was het hier afge
beelde kastje, dat een transistor-ver
sterker en een batterij bevat. Uit het
kastje komen twee snoeren. Een daar
van mondt uit in een vibrerende schijf,
die ter hoogte van de stembanden aan
de halshuid bevestigd wordt. Aan het
eind Van het andere snoer is een
vorkvormige dubbele microfoon beves
tigd die tegen de onderlip gehouden
wordt en de tongbewegingen in klan
ken „omzet". Inmiddels pikt de hals
schijf de vibraties van de stembanden
op die, in het versterkerkastje geleid,
dienen als een soort draaggolf voor de
klankmodulaties. Halverwege 't kabeltje
dat van de lipmicrofoon komt, is nog
een micro-filter ingebouwd, dat geruis
en andere storende bijgeluiden onder
drukt, waardoor alleen de zuivere
„spraak" overblijft, die tenslotte via
de versterker hoorbaar gemaakt wordt.
Natuurlijk klinkt de kunstmatige stem
heel anders dan een natuurlijke, een
beetje metalig en weinig melodieus.
Maar ieder woord is duidelijk te ver
staan en dat is voor de toekomstige
gebruikers (mensen die door een onge
val, een ziekte of een mentale aandoe
ning hun spraakvermogen verloren
hebben) de hoofdzaak.
FOTHERGILL, die een half jaar ge-
experimenteerd heeft voor zijn „Artifi
cial Voice" bruikbaar was (en er al
zijn spaarcenten in gestoken heeft),
hoopt zijn.vinding nog verder te ver
volmaken. Het versterkerkastje wil hij
verkleinen tot het formaat van een lu
ciferdoosje, de keelvibrator kan volgens
hem gereduceerd worden tot de afme
ting van een jasknoop. Een van de
grootste elektronische concerns in
Groot-Brittannië wil zijn kunstmatige
stem op de markt brengen zodra er
patent op de vinding verleend is. Men
hoopt het apparaat ook te kunnen aan
passen voor het gebruik door doofstom
men, die deze handicap verwor
ven hebben. Aangeboren stomheid of
doofstomheid is met de kunstmatige
stem helaas niet te cureren.
i/V\rtrtrtrtrtAfW\AAnrtftlWV\ftnAAIWWWWtfWVVWVWVVWWWUWWWVVWVVWWWVWWWWWWWWWVWWVVWWVVWWVVWVWWW\
NEW YORK, Een aantal Newyorkse
ziekenhuizen meldt deze week een fikse
geboortenstijging precies negen maan
den nadat een groot deel van Amerika
door een stroomstoring langdurig in het
donker zat. Verscheidene Amerikaanse so
ciologen hebben al het vermoeden uitge
sproken dat het een met het ander ver
band houdt. Dr. Robert Hodge bijvoor
beeld, die een speciale studie maakt van
de uitwerking van de storing op het ge
drag van de mensen, verklaarde het ver
schijnsel hieruit, dat de meeste mensen
nadat de stroom was uitgevallen in huis
liepen rond te draaien en een belangrijke
verstrooiingsbron, de televisie, moesten
missen.
Het Mount Sinai-ziekenhuis, waar ge
middeld elf bevallingen per dag worden
„gedaan", telde er maandag achtentwin
tig terwijl het dagrecord op achttien
stond. Een afgebeulde verpleegster daar
zei: „We zijn dag en nacht in touw. Ik
kan me niet herinneren dat het ooit zo
erg is geweest. „Diverse andere zieken
huizen meldden een geboortenstijging van
drieëndertig tot vijftig percent.
De stroomstoring van 9 november vorig
jaar trof acht staten in de V.S. en een
deel van Canada en zette dertig miljoen
mensen in het donker. Op veel plaatsen
duurde het euvel bijna veertien uur.
Minister X. Iedere man die een hoge po
sitie krijgt te vervullen groeit of zwelt
op (Woodrow Wilson; 1856-1924)
Minister Y. Altijd, als een staatsman iets
doms doet, doet hij dit met een zeer
nobele bedoeling (Oscar Wilde; 1856-
1900).
Minister Z. Wij plegen onze domheden
vergissingen te noemen (H. B. Wheat-
ly; 1838-1917).
Hendrik K. Men moet het aanvoeren van
argumenten vermijden; zij zijn altijd
voor de hand liggend en meestal over
tuigend (Oscar Wilde).
Politie. Als je komt wanneer het voorbij
is, ben je precies op tijd (James Wal
ker; 1881-1946).
Mevrouw X. Je kunt veel in haar voor
deel zeggen: maar de rest is interes
santer (Mark Twain; 1835-1910)
De heer Y. Afgezien van zijn misda-
digersgezicht, zag hij er bijzonder be
trouwbaar uit (idem).
De heer Z. Een man is rijker naarmate
hij zich kan veroorloven zich minder te
veroorloven (Thoreau; 1817-1862).
Deze wereld. Doodjammer dat Noach de
boot niet gemist heeft (Mark Twain).
Cocktailparty. Weinig mensen zijn zo
vulgair als de verfijnden (idem).
Mevrouw A. Zij is onver dragelijk;
maar dat is dan ook haar enige fout
(Talleyrand; 1754-1838).
Doctor Y. Enkele promoveren cum
laude, heel weinigen summa cum laude;
de meesten mirabele.
(W. H. Taft; 1857-1930).
Gevierde redenaar. Dat is mooi gezegd.
Wie heeft dat gezegd? (Jonathan Swift;
1667-1745).
Ik. Ik quoteer graag mij zelf; dat maakt
mijn werk zo leesbaar (Shaw 1856-
1950).
„TOEN wij nog kwajongens waren"
heet een amusant kinderboek dat, de
zer dagen in West-Duitsiand versche
nen, nu al hard op weg is een best
seller voor volwassenen te worden.
Meer dan 130 vooraanstaande figuren
Duitse en buitenlandse politici, ge
leerden en kunstenaars beschrijven
hierin eigenhandig hoe zij hun vlegel-
en tienerjaren beleefden, wat voor
kattekwaad zij uithaalden en hoe zij
hun ouders en hun toekomstdromen
toen zagen. Konrad Adenauer, over
wiens sluwe streken als Bondskanse
lier thans nog vele sterke verhalen de
ronde doen, is niet altijd zo uitgekookt
geweest. Openhartig beschrijft hij in
dit boek hoe hij als knaap maar een
min en bescheiden jochie geweest is,
altijd gehoorzaam en geen partuur voor
de belhamels van zijn leeftijd die hem
dan ook links lieten liggen als een
soort brave Hendrik, „vrees ik". De
tegenwoordige rijkskanselier Ludwig
Erhard, alias „Der Dicke" bekent dat
hij de school maar knap vervelend
vond en „altijd moest gapen". Hij
onthult echter niet of dit gebrek aan
belangstelling aan luiheid toe te schrij
ven was of dat hij te intelligent was
voor het peil van zijn mede-scholieren.
Ook Erich Mende, leider van de Vrije
Democratische Partij en Willy Brandt,
voorman van de Duitse socialisten, dra
gen hun portie jeugdherinneringen bij.
Het blijkt dat beide de zelfde romanti
sche kinderdromen gekoesterd hebben,
maar die betroffen alleen stoomtrei
nen, en allerminst de politiek als car-
riere-middelen.
Met gemengde gevoelens leest men
voorts hoe Werner von Braun, vlie
gende bommenexpert ten tijde van
Hitier en thans een hogelijk gewaar
deerde Amerikaanse ruimtevaart-des
kundige, reeds als prille broekeman
met een zelfgemaakte raket-auto stra
ten en parken onveilig maakte. Italië's
meesterfilmer Federico Fellini, schep
per van rolprenten als La Strada, La
Dolce Vita en Spoken, biecht op dat
hij sinds zijn prilste jeugd gefascineerd
werd door geesten en spookverhalen.
Een kostelijk boek, dat overigens ook
om andere redenen sympathie verdient.
Auteurs en uitgevers hebben namelijk
afgezien van honoraria, royalties en
winst- de gehele opbrengst zal ten goe
de komen aan de lichamelijk gehandi
capte jeugd.
EN NU MAAR wachten op een Ne
derlandse pendant van dit kwajongens
boek der Grote Heren. Wat heeft Jopie
Cals uitgevreten toen de jongenskiel
nog om zijn schouders gleed. Is het
waar dat kleine Joseph Luns des zon
dags, na de mis, appeltjes ging gappen
in buurraans boogaard, dat Anne Von
deling steevast zijn stuiver zakgeld
verbraste? En wat deed Haya altijd
met die buurjongen in het rozen-
prieel. Heren uitgevers in Neder
land waar wacht u op?
CO* KA ATTN TOO».'Of A
15. De belastinginspecteur overhandigde Jollipop een
stapel formulieren en maakte zich gereed om op te
stappen. „Laatste waarschuwing en aanmaning!" zei
hij dreigend. „Over veertien dagen uiterlijk moeten
deze aanslagen betaald zijn!" De bediende sloot ver
bleekt de deur en haastte zich terug naar de woonka
mer. „De toestand is méér dan ernstig, meneer Pan
da!" sprak hij ernstig. De staat slaat ons aan! En.
meneer Panda??????Doch zijn meester bleek door
de achterdeur verdwenen te zijn, om een kleine zorge
lijke wandeling te maken. „Bah!" mompelde hij.
„Geld! Toen ik miljonair was, ging alles makkelijker!
Ik wou dat ik weer rijk werd. Als ik nu in de toe
komst kon kijkeh.Maar de toekomst was dichter
bij dan hij dacht. Hij was zó verdiept in zijn proble
men, dat hij de reclamezuil niet zag waar hij recht
op af liep. En daarmee ontging hem ook het gelaat,
dat hem van een der plakkaten aanstaarde.
IAT6N we EERST GAAN ETEN VOOR WE6AAN
vissen!
1 1 1 T
DAT WAS DEKKER'. MAAR WAAR ZIJN ONZE^
HEN 6 EDS
GEBLEVEN? /DAAR 6IN0S HEEFT IEMAND
HEB JE WAT DEKKERS
611 JE, PEUiE?
■MIN TENT ER MEE 0P6EZET
WACHTEN
COPINNAGt
2176 B.
WAT, WAREN DAT JULLIE HENGELS? IKHE8 ZE
VOOR MUNTENT GEBRUIKT. IKZALTEJULLlE
WEER GEVEN, WANNEER IK UITGESLAPENBEN
fVOLG ME ONDER
WATER. €N BLIJF
ONOBR TOT IK
HAAR. BOVBN
GA
WAT KM IB
VAM FLAM
e
JA - EN DAAROM
MAM WB NOG BB MS
DUIKEN IM DE BAAI,
MAKKER f
O.K.'. HI BR HGGEN WfMI
VAN MtVROÜVJ WHELAN
EN DIB VRACHTBOOT. WAT
DUIKEN
MAAR'
MEVROUW WH ELAN
DEED NOGAL HIJGERI6,
VOND JE NIET 2
595. In de torenkamer teruggekeerd be
gon Bram, die juist voor de bedankjes
van anderen was gevlucht, nu zelf Tutu
te bedanken.
„Gooi 't maarrrr in m'n pet," kraste
Tutu, die een blos op de veren kreeg Van
verlegenheid.
„Nee, gekheid, je hebt me reusachtig
geholpen," zei Bram, terwijl hij op zijn
gemak tegen de zandloper leunde. „Als
jij er niet geweest was om die raaf te
gen te houden.en als mijn goede
schip Kokanje me niet had geholpen door
die zandloper om te trekken.dan zou
het heel slecht met me zijn afgelopen."
Al sprekend leunde Bram steeds verder
tegen de zandloper aan, die eensklaps om
draaide!
Meteen begon het water weer te stij
gen. Ergens in het kasteel gaf Aquamarin-
de een gil.
„Grutekens.daar is het water weer
Nu kunnen we straks weer dweilen
Of.of.of zouden we tóch weer be
toverd worden? Net,'nu we zo ontzettend
gelukkig zijn?"
Opnieuw stroomden haar tranen, wat
het waterpeil in het kasteel alleen maar
verhoogde.