MONNIKENGEMEENSCHAP SPREEKT
VOORAL JONGEREN NIET MEER AAN
uiterste soberheid en
ijzeren zelftucht op de Berg Athos
IKONEN ALS VENSTERS OP GOD
HEILIGE BERG DER STILTE
KLOOSTER VAN DE RUSSEN
DONDERDAG 11 AUGUSTUS 1966
7
9
Bep Andreas
VXv
<-
Vader Nikodemus, leraar voor Byzan
tijnse kerkzang.
Over de heilige berg Athos, de
2000 meter hoge berg der stil
te, gelegen op het schiereiland
in Noordoost-Griekenland is veel
geschreven, vooral in 1963 toen de
daar gevestigde kloostergemeen
schap in mei van dat jaar haar dui
zendjarig bestaan herdacht. In de
twintig kloosters leiden de mon
niken een leven van diepe devotie,
uiterste soberheid en ijzeren zelf
tucht. Voor ons Westerlingen en
mensen van de moderne tijd met
onbegrensde technische mogelijk
heden is dit leven van afzondering
op een eenzame bergtop nauwelijks
te begrijpen. Toch heeft het wel en
wee van deze kloosterlingen op de
berg Athos de mens door de eeu
wen heen nu al ruim duizend
jaar lang geïntrigeerd. De litte
ratuur erover vindt altijd een grote
lezerskring.
Nu er zeer onlangs bij de N.V.
Servire in Den Haag een geheel
herschreven (derde) uitgave is
verschenen van het boek „Op de
heilige berg Athos; in de tuin van
de Moeder Gods" van de hand van
dr. W. P. Theunissen, zijn wij deze
ronde Brabander, die geldt als een
van de beste kenners van Athos, in
zijn met fraaie ikonen versierde
woning gaan opzoeken. Dr. Theu
nissen, die al meer dan dertig jaar
door de Athos werd geboeid, heeft
deze berg meermalen bezocht. Hij
heeft eerder zijn ervaringen, opge
daan in deze kloostergemeenschap,
te boek gesteld. In 1945 verscheen
zijn eerste boekje onder de titel
„In de monnikenrepubliek van de
berg Athos". Door de grote aftrek
die het boekje allerwegen vond,
kwam het in 1948 tot een derde
druk. Ook al door diverse artikelen
en voordrachten die dr. Theunissen
aan dit onderwerp wijdde kwam
vast te staan, dat er in brede kring
interesse bestaat voor de boete- en
gebedspraktijken van deze monni
ken, alsmede voor de problematiek
rond het Hesychasme (een soort
mystiek die vooral onder de mon
niken van de berg Athos veel aan
hang had), welke ook hèn aantrok
die zich plegen te verdiepen in het
bestuderen-van de Westerse mys
tiek. Bovendien heeft dr Theunis
sen een intensieve studie gemaakt
van de ikonenkunst waarvoor hij
op de berg Athos volop gelegen
heid kreeg, omdat men van deze
Byzantijnse kunstuiting op Athos
als 't ware één groot museum aan
treft. Een en ander resulteerde in
een tweede boek over de Athos,
ditmaal in samenwerking met zijn
vriend dr. J. Hartog, dat in 1951
verscheen en ook al weer spoedig
uitverkocht raakte.
Monnik in een kluizenaarshut bezig met het roosteren van koffie.
Ikoon van de Heilige Panteleïmoon in het Panteleïmoonklooster.
VOOR DE HERDENKING in 1963
ter gelegenheid van het duizendjarig
bestaan van de stichting van het eer
ste klooster „Groot Lavra" op de
Athos werd deze Athos- en ikonenken-
ner door zijn uitgever opnieuw bena
derd om een boek over dit onderwerp
te schrijven. Ditmaal moest daarin
bijzonder veel aandacht besteed wor
den aan de foto's. Derhalve ging dr.
Theunissen tweemaal op pad. Zijn
laatste zwerftocht maakte hij onder
zeer moeilijke omstandigheden in de
zomermaanden van 1964, die volgden
op een verkenningstocht door orthodox
Griekenland, welk land hij in 1965 nog
eens bezocht met zijn vrouw en oud
ste zoon Guido. In dit nieuwe rijk geïl
lustreerde boek, heeft de schrijver zijn
pelgrimsverhaal op de berg Athos aan
zijn lezers voorgeschoteld en wel op
een zodanig indringende wijze, dat de
lezer of deze nu religieus, historisch,
artistiek of cultureel is ingesteld bij
het lezen van dit fascinerende relaas
van de eerste tot de laatste bladzijde
geboeid zal blijven. In dit fraai uitge
voerde boek gewaagt de auteur van
deze merkwaardige kloostergemeen
schap, daar hoog op de rotsen, waar
de stilte heerst in een onnoemelijk
fraai natuurschoon, waar de heremie
ten (kluizenaars) onder hen in de
kleinste, schamele hutjes wonen. Het
zijn de eenzaamste monniken, die elk
contact met de buitenwereld hebben
opgegeven. Zij deden dit vrijwillig.
Over de problematiek van dit leven in
eenzaamheid en afzondering heeft dr.
Theunissen veel met monniken gepraat
en gediscussieerd en die gesprekken
opgetekend. De auteur hoopt daarme
de een bijdrage te leveren tot beter
begrip van de grote geestelijke rijk
dommen van dit centrum van de or
thodoxie. Herhaaldelijk immers wordt
de laatste tijd gesproken en ook ge
schreven over de krachtige positieve
inbreng van het christelijk Oosten voor
de oecumene. De banden tussen oos
ters en westers Christendom dienen
nauwer aangehaald te worden, in de
Middeleeuwen nog een utopie, maar
thans een ideaal waar perspectief in
zit. Natuurlijk is het zo, zegt de schrij
ver in zijn voorwoord, dat het buiten
sporig technisch kunnen van deze tijd
niet op goede voet staat met medita
tieve bezinning. Zeker, er is in het
aantal monniken dat de stilte van de
berg Athos prevaleert een sterke te
ruggang merkbaar, vooral onder de
jonge monniken. Maar tal van oudere
monniken en kluizenaars zijn nog vol
komen bereid zich geheel en al in te
zetten voor de dienst aan God. Moei
zame en vaak gevaarvolle tochten
heeft de heer Theunissen gemaakt om
met deze asceten te praten en van ge
dachten te wisselen. En dikwijls rees
bij hem dan de vraag: „hoe is het
mogelijk dat mensen in deze tijd nog
zó kunnen leven?" Hoewel de auteur
sterk onder de indruk is gekomen van
hetgeen hij daar aan godsvrucht ge
zien en gehoord heeft, heeft het hem
bij het schrijven van het boek geens
zins aan kritische zin ontbroken.
ROND DE EEUWWISSELING telde
de berg Athos bijna 10.000 monniken,
thans zijn er nog nauwelijks tweedui
zend, van wie ruim één derde kluize
naars, die in grotten en bouwvallige,
zelfgebouwde hutjes leven. Er zijn
twintig kloosters: zeventien Griekse en
verder een Russisch, Servisch en Bul
gaars klooster. Het gemis aan jonge
krachten,die de plaats van de oude
monniken kunnen innemen, doet zich
het sterkst gevoelen bij de Bulgaren
en bovenal bij de Russen. Patriarch
Athenagoras van Konstantinopel heeft
het bij de herdenking van het duizend
jarig bestaan van het in 963 door de
H. Athanasios gestichte klooster aldus
geformuleerd: „Wij vieren hier geen
historische gebeurtenis maar de over
winning op het kwellend verval van de
tijdwij dragen de overwinnings-
roep verder: Jezus Christus overwint".
Het is dan ook dat teken, dat men
overal aantreft: op het drie meter ho
ge kruis van het spierwitte kerkje op
de hoogste top, op de aanlegsteiger
evenzeer als op het eucharistisch
brood, op de kluizenaarshutten en bo
venal ingeprent in de harten van alle
monniken: Jezus Christus overwint.
Dr. Theunissen ikonenkenner bij
uitstek heeft in en rond Karyes de
ateliers van de schilders van deze
zeer bijzondere Byzantijns-Russische
religieuze schilderkunst bezocht. Een
kunst waarmede schilders uit de twee
de eeuw na Christus zich al bezig hiel
den bij het schilderen van mumihie-
portretten. Zo men weet zijn ikonen op
höüt geschilderde afbeeldingen Am
Christus, van Maria, de apostelen en
evangelisten, van heiligen, engelen en
profeten en van de rond die figuren
zich voltrekkende heilsmysteriën. Met
name in de orthodoxe kerken van
Rusland, de Balkanlanden en van het
gehele christelijk Oosten treft men de
ze ikonen in grote hoeveelheden aan.
De ikonenschilders op Athos wonen
in een ietwat afgelegen, zeer proper
huis met een prachtige veranda. Van
zeer nabij heeft dr. Theunissen hun
werkwijze gezien; zij werken met
eierdooiers en poederverven, nog
steeds volgens het aloude, beproefde
procédé. „Ikonen zijn als vensters",
zo zegt onze gastheer, „waardoor men
schouwt naar God en het goddelijke.
Zij ontsluieren het onzichtbare myste
rie en „verbeelden" de hoogste werke
lijkheid. Het bovenzinnelijke treedt
daarbij altijd op de voorgrond: in het
open, zeer zuivere, doorgaans „en fa
ce" geschilderde gelaat, in het hoge
voorhoofd, in de grote, vermanende
ogen, in de lange smalle neus en de
fijne kleine mond. Ikonen stimuleren
zelfs de mens in deze chaotische,
jachtige tijd in de opgang naar God.
Het zijn bij uitstek cultische voorwer
pen, uitermate rijk aan symbolische
zin en betekenis". Het is een hobby
van dr. Theunissen geworden deze iko
nen te verzamelen en in zijn huis in
's Hertogenbosch heeft hij er enkele
mooie voorbeelden van.
HET SCHIEREILAND Athos is een
administratiïf-autonoom gedeelte van
de Griekse staat. Op geestelijk terrein
is de Hagion Oros direct afhankelijk
van de jurisdictie van het oecumenisch
patriarchaat in Konstantinopel. Wie
zich op Athos terugtrekt is van het
ogenblik af, dat hij als novice of mon
nik is toegelaten zonder verdere for
maliteit onderdaan van de Griekse
staat. De Heilige Berg wordt bestuurd
door de Hiera Koinotès (Heilige Ge
meenschap), bestaande uit vertegen
woordigers van de 20 kloosters.
Onder deze kloosters wordt het ge
hele gebied, dat onaantastbaar eigen
dom blijft, verdeeld. De Heilige
Gemeenschap de huidige vorm da
teert van 1810 komt driemaal per
week bijeen in Karyes het centrum
van de berg Athos. In de Protatonkerk
in Karyes heeft de koorstoel van iede
re vertegenwoordiger een bronzen
plaat met de naam van het betrokken
klooster. De leden van de Heilige Ge
meenschap worden elk jaar in januari
gekozen. Na hun keuze blijven zij het
gehele jaar door in Karyes. Enige da
gen vóór Kerstmis vertrekken zij weer
naar hun kloosters. De Heilige Ge
meenschap heeft één secretaris en een
ondersecretaris en voorts vier „bo
den", de zogenoemde seïmeniden, van
wie de eerste de chef, de politarchos,
is.
Uit de twintig leden van de Heilige
Gemeenschap wordt het dagelijks be
stuur van vier leden, de Heilige Epis-
tasia, gekozen. Het belast zich met de
lopende gang van zaken en met de
hoogste administratie. Van de twintig
kloosters zijn er negen idiorit-
misch en elf koinobietisch. De Koino-
bieten leven onder een hegoumenos,
een abt, die voor het leven wordt ge
kozen. Zij eten gezamenlijk in dezelfde
refter (eetzaal) en krijgen alles wat
zij nodig hebben van het klooster. Zij
gebruiken allen dezelfde kost en vas
ten bijzonder streng. Eigen bezit be
staat voor hen niet. In de idiorit
mische kloosters daarentegen leven de
monniken naar eigen (idios) levenswij
ze (rhuthmos). Zij leven naar eigen
behoeften en eten afzonderlijk .Zij wo
nen dus wel in één klooster, maar ie
der heeft zijn eigen cel. Zij kennen
ook niet de kloosterlijke armoede en
privaateigendom is hun toegestaan, zo
als eigen meubilair en behoud van in
komsten en fortuin. Hun cellen zien er
dan soms ook vrij gezellig uit.
ZO DIENT DR. THEUNISSEN ons
in zijn boek „Op de heilige berg
Athos" met maar liefst bijna honderd
illustraties als een bekwaam gids op
een merkwaardig schiereiland met pa
radijselijk natuurschoon. Hij ve elt
op pregnante wijze over oorsprong en
historie van de twintig kloosters, over
de leefwijze van de monniken, de hoog
waardigheidsbekleders en kluizenaars,
over het bestuur, over de liturgische
vieringen, vastenpraktijken; over iko
nen, fresco's en mozaïeken, alsmede
over de betrekkingen tussen de kinde
ren van het eerste Rome en dit bol
werk van orthodoxie.
1 fco
Kh<Und*rb
.«"""Ümi'"/.
1 (1
KHALKtDlKf.
1
V,
3 w d
Pr»(*et EL**
t\ntohr<i torst
iKanjis X
9 f
Uvi'ro
X.nohh.Arw
Itforfshonou
yftron
-.-l3FÏ<rof'»H '/A A,jp»«be Lavra
XT W iuwM S-
..»IS V yjrodbrvto»
""V «tf.lWuS •fcttVi)la ri-v^pAKrUlo
HTtïnj» Pt'worJc bcr
V"1®- CAHPtl yp
Ni<uvt iWaj
kltinC Hlbl5
riaab
Het Russische Panteleïmoon-klooster