mmièm Met ijzeren hand regeerde DE KEIZER VAN HERENTHALS over zijn contract-slaven mm Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant Onthullend boek over de praktijken van de beroeps-wielrenners •K HAD RIK nochtans vijf ron den voor het einde een brief- 99* je in de hand gestopt waarop het bedrag vermeld stond dat hij kon uitgeven om zich in de kop groep nieuwe bondgenoten aan te schaffen. Hij is echter pog te jong, nog te nieuw in de stiel om te be grijpen dat men een wereldkampi oenschap niet alleen kan winnen". Fred Racké Erbij - - 'a >- Zijna majesteit Rik II leest tijdens een rustpauze zijn fanmail en krantecritieken. Het staat er, onomwonden. Op pagina tachtig van een pocketboek, dat deze week in België verscheen en dat het leven van de even vaak bejubelde als verguisde wielrenner Rik van Looy tot onderwerp heeft. Het leven? Ach, het is een greep uit de serie opwindende gebeurtenissen die zich hebben aan eengeregen in de iets meer dan tien jaren, dat Rik van Looy „de keizer van Herenthals" heet. Feiten zijn het, die een licht werpen op een aantal ver richtingen van de wielrenner Van Looy, die nu is aangeland in de nada gen van zijn carrière. De man echter ook, die nog steeds wordt bejubeld. De renner, die eigenlijk meer dan wie ook in zijn loopbaan een mythe rond zich heeft gevormd. Of die er voor zorgde dat zich die mythe vormde. Door zijn gedragingen, door de bewe gingen, verklaringen, beschuldigingen van de mensen rond hem. Maar veel meer dan „verklaringen", dan een be nadering van de figuur Rik van Looy, bevat het boek voor ons, nuchtere en zo vaak onwetende noorderlingen, een serie onthullingen. Een opstapeling van feiten waarbij de leek, de argeloze, sportief ingestelde toeschouwer zich achter de oren krabt en peinzend con cludeert: hééé, gaat dat zó". LOUIS CLICTEUR en Lucien Bergh- mans, de één chef van de sportredactie van het Brusselse blad „Het Laatste Nieuws", de ander een van diens naas te medewerkers, hebben in meer dan een decennium Rik van Looy gevolgd, zoals alleen Belgische sportjournalis ten dat een wielrenner kunnen doen: tot in alle uithoeken van Europa, waar door beroepslieden wordt gewielrend. Kosten noch moeiten sparend en ten slotte doordringend tot de naaste kring rond Van Looy. Jarenlang hebben ze Van Looy welwillend, maar scherp ob serverend zien groeien, hebben ze zijn teleurstellingen meebeleefd, hebben ze zijn zegepralen doorgeseind naar de ge duldige pagina's van een dagblad dat de Vlaamse lezer per dag het wielren nen in overdadige porties toedient. En nu kunnen Clicteur en Berghmans zich in de „ik"vorm permitteren ook nog een scheur te trekken in de sluier, die de bezigheden van grote wielrenners, van de zogenaamde „ve detten" vóór en na de wedstrijden, aan conferentietafels en per girorekening, aan het oog heeft onttrokken. In „Rik van Looy, heerser en verdeler" ver tellen de schrijvers van méér dan prestaties op het ranke rijwiel. Ze ont hullen soms de ontluisterende waar heid achter die prestaties. BIJVOORBEELD als ze terugtasten in de herinnering, naar het wereld kampioenschap der beroepsrenners in 1956, in Kopenhagen. „Rik I en Rik II", zei men toen al in België, want de jonge Van Looy en de „oude" Van Steenbergen waren snel na de opkomst van Van Looy door publiciteit en sup porters tot rivalen gemaakt. In 1956, in Kopenhagen, maakten ze voor het eerst samen deel uit van de Belgische ploeg in het wereldkampioenschap. Een ploeg, die voor het grootste deel in dienst stond van Van Steenbergen, toen op de toppen van de roem. Maar Van Looy, de eerzuchtige Van Looy, voelde zich sterk en wilde al niet meer bui gen voor de ouder wordende meester. Hij verkeerde in een moeilijke positie tijdens die rit, de jonge Van Looy. Van Steenbergen immers had zich van de medewerking van vrijwel iedereen in de ontstane, omvangrijke kopgroep verzekerd. De francs en de invloed van „Rik I" spraken duidelijke taal in die dagen. Van Looy had een akkoord met Fred Debruyne, nu televisiecommen- De twee Rikken, Van Looy (1.) en Van Steenbergen in hevig duel. „Vieze" Rikken? tator, toen een renner een zeer groot renner overigens van dezelfde „lich ting" als Van Looy. Maar ook Debruy ne verbrak, met de finish in zicht en waarschijnlijk onder druk van Van Steenbergen, die overeenkomst. Hij stelde zich in dienst van Van Steen bergen om voor hem de sprint aan te trekken -een niet anders dan nood zakelijke bezigheid, wanneer topsprin- ters zich in een kopgroep bevinden en de met minder pure snelheid in de laatste meters uitgeruste coureurs van te voren al weten, dat ze geklopt zul len worden. Van Steenbergen won, me de door Debruyne. Van Looy, „een zame" in de kopgroep, kon hem niet bedreigen al meenden toen al duizen den Belgen dat Van Looy méér pure snelheid bezat dan Van Steenbergen. TOEN, zeggen de schrijvers, toen begon Van Looy te beseffen, dat een wereldkampioenschap geen strijd van man tegen man is. Geen „open" ge vecht, waarbij dan wel renners van eenzelfde nationaliteit elkaar bijstaan, maar waarbij „vreemde" invloeden niet mee zouden mogen spreken. Lang zaam, menen Clicteur en Berghmans, groeide Van Looy naar het ogenblik waarop ook hij besloot een wereld titel dan maar te „kopen". En woor delijk herhaalt Clicteur voor de lezer nog eens: „Van Looy heeft tot 1960 ge loofd dat hij zonder enige hulp een wereldkampioenschap kon winnen. Op de Sachsenring in Oost-Duitsland heeft hij voor de eerste maal zijn portefeuille bovengehaald, vermits hij mij in ex clusiviteit voor „Het Laatste Nieuws" toevertrouwde: voor dat wereldkam pioenschap had ik één miljoen (Belgi sche francs) over" Van Looy wérd ti telhouder, op de Sachsenring BIJ HET LEZEN van dergelijke ont boezemingen, kan men zo zijn eigen gedachten hebben over wat zich in een ploeg, een nationale afvaardiging, kan afspelen. Maar anders wordt het, als de schrijvers anderen aan het woord laten over datzelfde kampioenschap in Kopenhagen, dat Van Steenbergen dus won. Hier spreekt, zoals aangehaald in de eerste alinea van dit artikel, Guil- laume Driessens, in Vlaanderenland „Lomme" genoemd, van beroep „sport bestuurder" en de man, die Van Looy aan dé hand nam op de eerste schre den, die de jonge wielrenner in het harde vak zette. De schrijver ontmoet Van Looy, Driessens enWim van Est op de veerboot naar Duitsland, na de verloren titelstrijd: „Jammer hè, zei Wim tot Guillaume, dat ik bandbreuk geleden heb, zo niet had „hij" (Wim bedoelde Van Looy, zijn toenmalige stalgenoot) kunnen winnen. Guillaume Driessens legde me toen van a tot z uit hoe alles achter de schermen verlopen was. Wim was de enige bondgenoot van Van Looy, vertelde Guillaume. Hij leed bandbreuk en vanaf dat ogenblik stond Rik alleen. De andere (Van Steenbergen) kon re kenen op de medewerking van al de andere leden van de kopgroep. De man met wie Van Looy had moeten praten is Gerrit Schulte. Een akkoord met Schulte had tevens de medewerking gebracht van de andere twee overblij vende Nederlanders in de kopgroep, Gerrit Voorting en Daan de Groot. Dan had de spurt een heel ander verloop kunnen krijgen". TJA, EEN AKKOORD met Schulte... En wij in Nederland, gespannen aan de radio luisterend, maar hopen. Zou Schulte winnen? Zou misschien Voorn ting nog weg komen? Kan Daan de Groot niet ontsnappen? Kunnen die Nederlanders samen niet aanvallen, om de Belgische macht te breken? Niets van dat al. Slechts dit: „Van Steen- bergert kon rekenen op de medewer king van al de andere leden van de kopgroep". En: „de man met wie Van Looy had moeten praten is Gerrit Schulte.Aan die bewering heeft Driessens dan nog toegevoegd, in op gewonden staat volgens de schrijvers, de alinea die de aanhef vormt van dit artikel. De alinea, waarin Driessens vertelt hoe hij Van Looy tijdens de koers (bij de verzorging) een briefje toestopte met het bedrag dat hij kon uitgeven. DAT WAS dus Kopenhagen. Verder draven de schrijvers voort, verhalend over de machtsstrijd in België. Over de twisten die Van Looy met de con currentie had, altijd en altijd weer. Met Van Steenbergen ep Debruyne,. Met hun knechten. Met talrijke andere coureurs, die opstonden en verdwenen. Hoe het geld in de wielersport sloop, meer en meer als een kwaad. Hoe be drijven over de ruggen van eenvoudige renners heen publiciteit zochten en vonden. Hoe landgenoten, in dienst van verschillende fabrieken, kansen onderling vermoordden. Hoe renners na krampachtige inspanningen in bijna Van Looy plukt een nieuwe overwinnaarskus. Rik van Looy, lezend in Geini- niani's autobiografie, „Mijn vier honderd veldslagen". winnende posities moesten ervaren, dat hun medevluchters tot het „andere kamp" behoorden. Dat ze schaamte loos bekenden: „ik heb met die of die een akkoord getekend voor de koers. Het staat op een papiertje. Ik mag niet helpen". Hoe Van Looy en Van Steenbergen later, voor het wereld kampioenschap in Zandvoort, een ak koord tekenden, waarbij de één de an der (en omgekeerd) 300.000 Belgische francs beloofde „voor het elkaar niet tegenwerken". Als er één won, zou de ander dat bedrag in ontvangst mogen nemen, en omgekeerd. Van Looy en Van Steenbergen misrekenden zich gruwelijk in een ogenschijnlijk onbe langrijke ontsnapping waaruit Darri- gade als wereldkampioen te voorschijn trad. Of waren daar weer heel andere machten aan het werk geweest? MAAR STEEDS bleef, tussen alle in triges door, Van Looy overeind. Hij bouwde een vaste kliek betrouwbare renners rond zich op en verwierf macht. Meer macht dan welke andere renner in België ook. Van Looy won steeds op den duur, als hij de ploegen voor het wereldkampioenschap door drenkt wilde hebben van Van Looy- helpers, van maats die in dezelfde fa- brieksploeg reden waarover Van Looy als een zeer slim regeerder de secp- ter zwaaide. Maar Van Looy ging ook voort met het kweken van vijanden, in zijn brandende eerzucht. En telkens, telkens weer stuitte hij op andere combines. Op overeenkomsten van an dere renners, die de eigen kansen op offerden om Van Looy te dwarsbomen. Uit rancune, of alleen maar voor goed geld. Steeds weer verhalen de schrijvers van akkoorden en papiertjes. Van overeenkomsten, die in de Bel gische wielergeschiedenis namen heb ben gekregen, zoals „het akkoord van de „Blauwe Distel" of het „akkoord van Maryland". En steeds weer waren er moeilijkheden rond die akkoorden, werden ze onverwacht verbroken, werd er, nog tijdens de wedstrijd zelf, een nieuwe verbintenis met weer an deren gesloten, werd er met francs en beloften gezwaaid in het peloton of in een kopgroep. „VAN LOOY, heerser en verdeler". Betere titel had het boek niet mee kunnen krijgen. Hij heeft geheerst en zijn gunsten en gelden verdeeld, deze Van Looy. En hij doet dat wellicht nog, al daagt nu het einde van de lange, lange rit. Clicteur en Berghmans wer pen een voor sommige aanhangers van de wielersport wellicht onverdraaglijke blik achter de schermen. Althans: voor de Nederlanders misschien. Want het gemak waarmee men melding maakt van al die afspraken en regelingen, doet vermoeden, dat men er in België reeds lang aan gewend is geraakt. Dat men daar niet meer pluist en puzzelt met betrekking tot de persoon van een winnaar van een belangrijke wedstrijd, maar dat men tracht uit te vissen hoe de combines nu weer eens in elkaar zitten. En over welke ruggen nu weer de machtsstrijd wordt uitgevochten. OOK DIE befaamde sprint van drie jaren her, waarin voor eigen publiek Van Looy werd geklopt door „verra der" Benoni Beheyt, de „ééndagsvlieg", wordt in dit boek helemaal uitgeplozen. Men gaat de totstandkoming van de akkoorden vóór de race na. Men spint de gedragingen van de renners tijdens de koers in Ronsse uit. Men komt ten slotte aan die gedenkwaardige sprint, waarover de internationale sportpers schande sprak en waarover de ene helft van België in opwinding en de andere in tranen raakt. Maar zelfs de Van Looy-vrienden Clicteur en Berghmans, die het allemaal van zeer nabij hebben gevolgd, komen daar niet uit. Heeft Van Looy nu geduwd en geprobeerd Beheyt de zege te beletten? Hééft Be heyt willen winnen, of sprintte hij goedwillend voor de tweede plaats in de overtuiging dat, aan de andere kant van de weg, „baas" Van Looy, gelan ceerd, eenvoudig naar een wereldtitel reed? Of was er op het circuit van Ronsse nog veel méér aan de hand dan alleen de „rebellie" van Beheyt? En, schrijven Clicteur en Berghmans, „Ronsse gaf ook aanleiding tot de zon derlingste berichten. Zo werd verteld dat Albert de Kimpe (ploegleider van Beheyt) een heel pak „blauwe brieven" (bankbiljetten) had opgestreken dank zij de zege van zijn renner op wiens kansen hij een bom geld zou hebben verwed". Even verder: „of die wedden schappen al dan niet de wedstrijd van Ronsse hebben beïnvloed weet ik niet". Zelfs zo ver was men dus al. Een wiel renner wellicht onderwerp van wed denschappen? Een coureur als onder deel van het spel, dat men tot dus verre nog slechts in de paardesport te vuur en te zwaard heeft bestreden en nog tracht te doen? TENSLOTTE komt men dan aan het wereldkampioenschap van Sallanches, in 1964. Van Looy had toen ruzie met onder meer Peter Post, die nu weer in zijn ploeg is opgenomen. Hij had ook gebroken met zijn oude, ver trouwde leider Guillaume Driessens. En Beheyt was nog steeds wereldkam pioen. Het was het jaar, waarin Jan Janssen de regenboogtrui zou grijpen. Het was de koers waarin Rik van Looy zijn wraak wilde op Beheyt, maar waarin men niets, totaal niets van de eens zo trotse „keizer" hoorde tijdens het koersverloop. Ik laat de schrijvers nog eens aan het woord: „VOOR DE REST hoopte hij maar dat Guillaume Driessens niet te veel gehoor zou vinden bij de andere deel nemers. (-) Ik had Guillaume Dries sens nog nooit zo zenuwachtig gezien zelfs niet bij de grootste successen van Rik als tijdens de dagen die dat wereldkampioenschap voorafgingen. Overal op de wegen naar Sallanches, Saint Gervais, Megève, Les Contamines en Le Fayet zag men hem in een wa gen voorbij snorren om met krassende remmen te stoppen voor de hotels waar één of andere ploeg was ondergebracht. Met die renners of met hun raadsman nen zonderde hij zich dan af om stapje voor stapje de grote samenzwering te gen Rik van Looy in elkaar te tim meren. Drie van de basismannen vai» deze anti-Van Looy clan waren: Bock- lant (een Belg), een renner uit de groep Flandria waar Driessens sport bestuurder was, Peter Post, die even eens van zijn groep deel uitmaakte en Rudi Altig aan wie Driessens zegde: ge hebt er alle baat bij dat Rik geen wereldkampioen wordt, want als hij wint komt hij opnieuw duizenden marken opstrijken in de Duitse zes daagsen en kan uw commerciële waar de in het gedrang gebracht worden. Indirect maakten ook alle renners van Pelforth Sauvage van sportbe stuurder Demuer (de ploeg van Jans sen), wiens belangen door Roger Piel (een manager, die als grote tegenpool heeft: Daniël Dousset, bij wie o.m. An- quetil en ook Van Looy onder contract staan verdedigd worden) deel uit van de anti-Van Looy groep". Weet dan nog, lezer, dat Van Looy dat kampioenschap niet won, omdat de samenspannende krachten tegen hem te sterk waren. Weet dan ook, dat die krachten over vrijwel alle „nationale" ploegen waren verdeeld. Dat velen als toen Peter Post reden met maar éen gedachte: „wie wint geeft niet, als het Van Looy maar niet is". Oordeelt dan zelf over een wereldkampioen schap der beroepsrenners. WAT PAST, ten slotte, als conclu sie? Dit: de beroepsrennerij is wellicht voor sommigen geen „sport" meer, slechts een circus. Maar een interes sant circus. Een show, die van de ar tiesten alles vergt. Wie in een zoemen de volgauto uren en uren lang renners op smalle zadels, rijdend over erbar melijke wegen of stijgend tegen im mense bergen, gadeslaat, is toch weer geneigd om over al die combines, die overeenkomsten die slimme en soms gemene spelletjes heen te stappen. Wie zó zijn brood verdient, moet een atleet en bovenal een kerel zijn- Een groot renner is bovendien ook een groot za kenman. Die begrippen zijn niet meer te scheiden. Trouwens, ook hier geldt het woord van de coureur: „wie niets te bieden heeft kan ook niets kopen of verkopen". Van al die opofferingen en inspanningen verhaalt óók het boek over Rik van Looy, die heerste en ver deelde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 11