Afstotend lelijk
Weinig verzorgd
Scheve schouder
Slecht figuur...
I
Mannelijke vorstin met een afkeer van alles
waarover dames praten en wat zij doen
Dichter van doem
en verlossing
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1966
Erbij
14
C. J. E. Dinaux
Troonafstand
De ontembare Christina van Zweden
Door J.
„CHRISTINA, koningin van Zweden" in
Stockholm ("tot 16 oktober) is de elfde ten
toonstelling van de Raad van Europa. De
expositie is in tweeën gesplitst: haar
levensloop en haar verzamelingen. Het is in
de eerste plaats een poging een objectief
beeld van de koningin te scheppen met de
hoogtij van de barok als achtergrond.
Christina is op 6 december 1626 geboren als
dochter van Gustaaf II Adolf en zijn vrouw
Maria Eleonora. Op haar derde jaar werpt
haar zwaarmoedige vader zich op als kam-
R. Kist
pioen van het protestantisme in de dertig
jarige oorlog. Christina schrijft hem in een
weinig kinderlijk handschrift gauw terug
te komen en iets moois voor haar mee te
brengen. Hij sneuvelt bij Lützen en op haar
vijfde jaar is zjj koningin van Zweden. Zij
wil in alles op haar vader en vooral niet op
haar hysterische moeder lijken. Al vroeg
is zij overtuigd dat zij een door God uit
verkoren vorstin is: het is de bron van haar
„onverdraaglijke hoogmoed". Niettemin
abdiceerde zij op 27-jarige leeftijd in 1654.
Gustaaf II Adolf door Hans van de
Putt. (Bronzen buste).
Feestmaal van paus Clemens X en
Christina in het Vaticaan. De tafel
van de paus is 8 cm hoger dan die
van de koningin.... (Tekening).
„ZIJ IS BARBAARS opgevoed
en haar hoofd zitvol barbaarse
ideeën", zei paus Alexander VII
toen de eerste vreugde over haar
bekering wat getemperd was. Niet
helemaal billijk, want aan haar op
voeding is door de Zweedse rege
ring de grootste zorg besteed. De
grote kanselier Axel Oxenstierna
constateert dat zij een uitzonder
lijk verstand heeft, meer receptief
dan creatief. Zonder enige moeite
leert zij Latijn, Frans, Duits, Itali
aans en Nederlands, later Grieks,
Hebreeuws en Arabisch. Zij is ge
ïnteresseerd in natuurkunde, theo
logie, astronomie (en astrologie),
chemie (en alchemie) en taalwe
tenschap. Haar kennis van filoso
fie ging niet diep volgens Descar
tes. Trouwens Christina was te on
geduldig om zich lang in iets te
verdiepen. Haar belangstelling
voor theater en muziek groeide
met de jaren en haar verzamelin
gen waren meer dan een status
symbool. Toch was haar reputatie
van Minerva van het noorden niet
helemaal gerechtvaardigd. Haar
beste eigenschappen waren moed
en wilskracht. De meeste aanleg
had zij voor politiek, waarin Oxen
stierna haar op haar twaalfde jaar
begon in te wijden. Toen zij op haar
achttiende jaar de regering ter
hand nam, was zij hem door haar
machiavellistische methodes in
menig opzicht de baas.
HET GROTE staatsieportret van
Christina te paard door Sébastien Bour
don, nu door het Prado schoonge
maakt, toont de mannelijke koningin
op haar voordeligst. „Op jacht kon zij
tien uur achtereen in het zadel blij
ven".
Volgens haar autobiografie heeft zij
„een onoverkomelijke afkeer tegen al
les waarover dames praten en wat zij
doen". Die afkeer richt zich ook te
gen het huwelijk en kinderen krijgen.
Daarbij kwam dat zij afstotend lelijk
was, weinig verzorgd, met een slecht
figuur en scheve schouder. Het was
tragisch dat zij telkens voor knappe
mannen en vrouwen in haar omgeving
een platonische liefde opvatte, die wel
op een drama moest uitlopen.
In de eerste jaren van haar regering
kwamen voor Christina moeilijke per
soonlijke beslissingen. Als zij niet wil
de trouwen was het haar dure plicht
voor een troonopvolger te zorgen. Na
jarenlange intriges lukte het haar neef
Karel-Gustaaf geaccepteerd te krijgen.
Lang en breed heeft zij overlegd
welk geloof haar de meeste vrijheid
van denken zou laten. Tenslotte schreef
zij rechtstreeks aan de generaal van
de Jezuïeten in Rome. In maart 1652
kwamen twee professoren van dit col
lege, goed thuis in de natuurkunde,
als toeristen naar Stockholm. Haar be
sluit om tot het rooms-katholieke ge
loof over te gaan werd geheim gehou
den tot na de troonsafstand.
TERWIJL CHRISTINA opgroeide in
de schaduwen van de dertigjarige oor
log, vonden er in Zweden ingrijpende
economische veranderingen plaats.
Louis de Geer, „vader van de Zweed
se industrie", zorgde ervoor dat Zwe
den eigen oorlogsmaterieel kon fabri
ceren. Ook de broeders Trip werkten
in de oorlogsindustrie. Het schilderij
van Alaerd van Everdingen van de
kanonnenfabriek in Julita komt uit het
Trippenhuis in Amsterdam. In die tijd
is Zwedgn nog 25 jaar lang een kolo
niale mogendheid geweest. Fort Chris
tina in de buurt van Philadelphia en
Carolusborg in Ghana zijn daarna door
de Hollanders veroverd.
Op 14 oktober 1648 kwam na jaren
lange onderhandelingen de vrede van
Westfalen tot stand. Drie maanden te-
HENDRIK DE VRIES 70 JAAR
DE NADERING van de zeventigste verjaardag van de
dichter Hendrik de Vries (17 augustus) is een aanleiding,
meer nog een aansporing geweest me opnieuw met zijn poë
tisch oeuvre bezig te houden. Ik herlas het bundeltje waar
mee hij in 1920 zijn entree deed in de Nederlandse littera
tuur, de gedichten van „De Nacht", die ontstaan waren in de
duistere schaduw van de eerste wereldoorlog, door die secu
laire catastrofe misschien ook wel beïnvloed werden, maar
hun titel toch eigenlijk ontleenden aan een innerlijke ervaring
van diepere oorsprongeen panisch levensgevoel grond
thema van zijn dichterschap. Ik heb zijn weg gevolgd, van
de bundels „Vlamrood" en „Silenen" tot de laatste „Atlan
tische Balladen" die ik van hem ken. En stelliger nog dan
vroeger ben ik tot de slotsom gekomen dat de letterkundige
geschiedenis meestal te vroeg wordt geschreven voor zover
ze op een definitieve plaatsbepaling en waarde-oordeel uit is.
Hendrik de Vries is een te uitzonderlijke verschijning in onze
letteren, zijn poëzie is van een te haast onnederlandse ge
drevenheid, om zijn betekenis te meten met maatstaven van
tijdelijke en dus beperkte geldigheid. „Hoor", dichtte hij in
zijn jeugd, „zo is nog nooit gezongen! Hoor!" Dat was geen
jeugdige overmoed die hem zo deed schrijven, maar hoe
onbewust misschien toen nog een voorgevoel, een sche
merend besef, uitdrukking te geven aan gewaarwordingen,
sensaties, visioenen, die hem, buiten het tijdsbestek om, wer
den ingegeven door krachten van kosmische herkomst.
MEN HEEFT TOT vervelens toe
Hendrik de Vries „vergeleken" met
Willem Bilderdijk, die hij inderdaad
als zijn leermeester beschouwt in de
versbouw, als een geestverwant in het
levensbeschouwelijke. Maar nauwe
lijks is er aandacht gewijd aan een
diepere bronader die door de tijden
heenstroomt, onderaards, en Bilderdijk
niet alleen verbindt met de Roman
tiek, niet alleen dus met een zoge
naamd voorbijgaande stroming in de
litteratuur, maar met alle poëzie die
als levenservaring ontstaat op de
„Kentering der tijden" tijdens die
perioden dus waarin een geconsoli
deerd wereldbeeld breekt en in de
golfbeweging van ontstaan en vergaan,
van op- en ondergang, de mens gecon
fronteerd met de oorsprong van alle
leven, met de plaats en de zin van
het mens-zijn in het kosmisch ver
band, met de levensstaat die de mens
heid in de historische gang van zaken
is gaan voeren.
Zo bezien is het dichterschap van
Hendrik de Vries niet uitsluitend door
een vers-technische gelijkenis verwant
aan Bilderdijk ,maar zijn beiden re
presentatief voor een visionaire bele
ving van een „oergevoel", een heime
lijk weten van een eerste begin aller
dingen ,dat door de menselijke „ken
nis" verdrongen, verminkt en ontluis
terd is. Voor mij is er geen twijfel
aan of dwars door de eeuwen heen,
los van de chronologische tijdsorde,
behoren zij bijeen: de Maniëristische
dichters van de zestiende eeuw om
niet tot vroeger tijden terug te gaan
Quevedo, Góngora, Donne Shake
speare, Crashaw, Wyatt ,Jean de Spon
de als dichter van de „sonnets de la
mort"; sommige dichters van de zo
genaamde tweede „Schlesische Schu-
le" als Hofmann von Hofmannswaldau
en Daniel Casper von Lohenstein;
sommige Romantici; Mallarmé en
Rimbaud; enkele expressionistische
dichters (onder anderen Gottfried
Benn!). Barokdichters waren het,
dichters van het labyrint, waaruit de
mens een Uitweg zoekt om te kunnen
terugkeren tot de aanvankelijke onge
schondenheid waarin de eenheid van
al het zijnde nog ongerept is.
„HOOR, ZO IS nog nooit gezongen"
er was en er bleef in het werk
van Hendrik de Vries een bruisende
levensdrift en een afgrondelijke doods
vrees, een ondergangswanhoop en een
verlossingshoop, een felle zinnelijkheid
en bijna masochistische beteugeling,
een woekerende ontbinding en een hel-
deze wedergeboorte, een knagend
schuldbesef en een onbesmette zuiver
heid. Hels en hemels zijn zijn verzen,
gefolterd en ontstegen aan alle vertroe
beling.
Opnieuw, bij het herlezen van dit le
venswerk, werd ik getroffen door het
telkens weer verschijnen van het meis
jesfiguurtje, dat hij ook als beeldend
kunstenaar in talloze tekeningen heeft
herhaald: dansend soms, pril, maagde
lijk, van een onuitsprekelijke zuiver
heid. Het is, dit meisje, de onschend
bare tegenkracht van de verderfelijke
en verdervende machten, van de Baby
lonische Nergal, de gruwelijke vernie
tiger, het geweld, de dood, de naam
loze demiurg die „schept en delgt."
Het is het „goddelijke meisje," zoals
de mytholoog Karl Kerényi haar noem
de, haar plaatste in het midden van
de mythe van een zondeloze levens
staat, een paradijselijk oord, noem
het met Hendrik de Vries het verzon
ken Atlantis, een „droom", een nage
voel, hoe dan ook een verlangen naar
de volstrekte stilte en rust, waarvan
de dichter alleen kan schrijven als
„volmaakte liefde in volmaakt gemis."
Er is in Hendrik de Vries' verbon
denheid met het Spaanse landschap en
de Spaanse volksziel een onmisken
baar element van herkenning, van een
identiteit tussen zijn èn gekwelde èn
onaantastbare levensgevoel en dat
van de Iberische onmiddellijkheid,
waarin de levensstroom ondergaan
wordt als oorspronkelijke en onvernie
tigbare kracht van kosmische verbon
denheid ,van bovenzinnelijk worden en
sterven. De dood in het leven, het le
ven in de dood, het tenietgaan in de
schepping, de schepping in het teniet
gaan, die onverbrekelijke wet van
het „stirb und werde", en omgekeerd,
voltrekt zich in het gehele oeuvre van
Hendrik de Vries.
IN EEN „HYMNE AAN SHIVA"
(1956) bezong hij die ondoorgrondelijke
almacht van de eeuwige „Verdelger,
Schepper en Danser" nog eens in de
volgende verzen:
„Gelijk boven stapels beelden
-Wolktumult op wolktumult-
Uw rijk zich torent, vervuld
Van aardse en onaardse weelden,
Zo, boven de stroom die brult
En bruist, en schuimt en versteurt,
Zo stijgen, tot U gebeurd,
Wie ooit, van Uw glans gekleurd,
Uw heilige waanzin deelden:
Tot U, Ruimte-en-Tijd-Verzwelger
Herwekt steeds uit nieuwe
vormen.
Maar dit weten van een eeuwig
scheppen en delgen sluit, al laat de
wanhoop om het verloren paradijs
niet af, allerminst uit dat er in Hen-
driek de Vries' levenservaren een groot
en groots gelukswonder, een boven
zinnelijke schoonheid besloten ligt. In
een Atlantische Ballade van een late
re datum dicht hij deze regels:
„Wakend, weet ik grafbewoner
Wie op aarde weinig jaren
Omging, stralend wonder, schoner
Dan der heemlen kleurenboog".
Voor wat ik destijds over deze feno
menale dichter, wiens ware betekenis
nauwelijks onderkend is, schreef, zou
ik na mijn herhaalde lectuur en dat
wil zeggen: een meegevoerd-worden
van zijn oeuvre geen andere for
mulering kunnen vinden dan deze:
dat uit de tweespalt tussen begeerte en
schuld, zinnelijke verrukking en onge
reptheid, verraad aan het leven en hei
liging van het leven, doodsdrift en le-
vensbegeren, deze dichter zich een in
nerlijk landschap heeft geschapen
waarvan zijn vers woordbeeld en
woordkleur is geworden. Elke dool
tocht door dit landschap is een worste
lend zich baanbreken door een oer
woud van voluptueuze verlokking naar
serene hoogten en heldere vergezich
ten, naar regionen van zuiverheid, ge
moedsstilte, klaarte en verlossing, die
buiten deze tijd, buiten elke tijd zijn
gelegen. Hendrik de Vries is een pro
fetisch dichter hoeveel zijn het er
die hem hebben verstaan? Men herle-
ze zijn werk geheel!
Staatsieportret van koningin Chris
tina (1653) door Sebastien Bourdon.
voren was het de Zweedse veldmaar
schalk von Königsmarck gelukt Praag
in te nemen. Ogenblikkelijk beval
Christina de beroemde verzameling van
Rudolf II en zijn bibliotheek zo snel
mogelijk in te pakken en naar Zweden
te sturen: dit is het fundament van
haar collecties geworden.
Nu was de tijd rijp om als vredes-
vorstin van het machtige Zweedse rijk
met pracht en praal gekroond te wor
den. Veel van de kostbare uitrusting
komt uit Frankrijk. De Franse kro
ningskoets, bespannen met zes paar
den rijdt de bezoeker in de vestibule
al tegemoet. De zilveren troon komt
uit Augsburg. Haar kroonjuwelen uit
de zestiende eeuw zijn voor deze expo
sitie uit de kluis van de Zweedse Bank
te voorschijn gehaald en geëxposeerd
in een glazen kast, die 's avonds met
een krik in een gecamoufleerde brand
kast verdwijnt. Merkwaardig is de
rijksappel met het spiegelbeeld van het
noordelijk halfrond. De graveur heeft
zich in 1561 helaas vergist. De aarts
bisschop van Zweden gebruikte de gou
den hoorn in 1650 voor de plechtige
zalving in de grote kerk, daarna
plaatste hij de kroon op haar hoofd, die
zij vier jaar later zelf zou afzetten.
TUSSEN 1649 en 1653 kwamen vele
buitenlandse geleerden op uitnodiging
van Christina naar het hof. Meestal
liep dat op een teleurstelling uit, want
zij sprong van de hak op de tak en
kon haar royale beloftes dikwijls niet
nakomen. De grootste wijsgeer van zijn
tijd, René Descartes, kreeg eerst de
opdracht de tekst voor een ballet „la
Naissance de Pax" te schrijven. Daar
na moest hij 's morgens om vijf uur
in de barre kou naar haar studeerka
mer komen. Minder stoer dan de ko
ningin stierf hij vier maanden na
aankomst aan de influenza. De Holland
se geleerden Isaac Vossius en Nico-
laas Heinsius probeerden orde in de
bibliotheek te scheppen. Vossius gaf
Christina Griekse les en Heinsius reis
de door Italië en Frankrijk om zeld
zame boeken, manuscripten en pennin
gen te verzamelen. Het verging hem
als vele anderen, die lang en dikwijls
vergeefs op geld moesten wachten.
Gelukkiger was haar relatie met de
Franse arts Pierre Bourdelot. Hij on
derkende haar neurose en schreef haar
een normale levenswijze, een dage
lijks bad en meer ontspanning voor.
Zijn enthousiasme was meeslepend. Hij
schreef gewaagde gedichten, organi
seerde balletten en tokkelde verdienste
lijk op de guitaar. In de hofballetten
speelde de hovelingen mee onder lei
ding van een Franse dansmeester.
Christina trad zelf als Diana op. De
voornaamste figuren van het hof zijn
in een zaal van de expositie verenigd,
geschilderd door Bourdon en de Hol
lander David Beck. In dezelfde zaal
staat de eerste rekenmachine, door
Pascal met een hoogdravende brief
aangeboden.
Al in 1651 had Christina aan de rijks
raad te kennen gegeven, dat zij afstand
van de troon wilde doen met als voor
naamste argument dat Zweden een
goede veldheer als koning nodig had.
De tijd was er echter nog niet rijp
voor. Jaren later schrijft zij aan haar
vriend kardinaal Azzolino: „Weest
overtuigd dat ik liever in Rome op
droog brood en water zou leven met
een kamermeisje in mijn dienst dan
ergens anders met alle koninkrijken en
rijkdommen ter wereld". Zij besluit
vast een deel van haar collecties, di«
in het kasteel „Drie Kronen" (geschil
derd door de Hollander Govert Camp-
huysen) zijn opgeborgen naar het bui
tenland te sturen en uit deze keuze
blijkt haar persoonlijke voorkeur. Voor
noordelijke schilders zoals Pieter Breu-
gel, Albrecht Dtirer en Cranach voelt
zij weinig: „ik zou ze allemaal graag
ruilen voor twee Raphaels, maar dan
zou ik ze nog teveel eer aandoen".
Wel gaan doeken mee van Veronese,
Correggio en Titiaan met antieke beel
den, 33.000 penningen en een mummie
in een kast. Vossius moet voor haar
een keus doen uit haar bibliotheek.
(Wordt vervolgd)