Amerika heeft
geen
eigen mode
VROUW..
BEELDSCHOON
BREIWERK IN
DE BOUTIQUE
„BALLERINA"
TE BEIROET
,College-wear" zeer populair
bij het Amerikaanse meisje
'O
Riddertje spelen 9 al oud kinderspel
15
-f
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1966
Erbij
v-:;-- f
l ,v,
■i ÜSsü Ja
Henny Schoute
HARRISBURG Ik heb een
Amerikaanse huisvrouw, die tijde
lijk in Nederland woonde, eens ho
ren zeggen: „We dress for comfort.
We want to relax". En misschien is
dat het antwoord op het feit, dat je
in Amerika over het algemeen vrij
slecht geklede mensen ziet. En
met slecht gekleed bedoel ik niet
alleen de buiten hun proporties ge
groeide vrouwen en tieners, die
zich in de halflange shorts (Ber
muda's) hebben gewrongen, of de
verkeerde kleding- en kleurencom
binaties, maar veleer het gebrek
aan modebewustzijn. Want zelfs in
New York City dat je met het
Amsterdamse modebeeld vergelijkt
ontbreekt het aan een mode
dictatuur. Men heeft behalve de
Bermuda geen strikt eigen
mode. De meeste mode-ontwerpers
zijn anoniem, omdat zij geënga
geerd zijn door de confectie-indu-
strie. En ook zij kijken af van Lon
den en Parijs. En dat is in de win
kels te zien, in de kledingrekken,
waar overigens keus genoeg is.
ZOALS in elk land is de tienermode
een belangrijk onderdeel van de totale
mode. Amerika heeft 12 miljoen tie
ners, die vorig jaar ruim vijf miljard
dollars besteedden. Volgens de laatste
statistieken is dat voor kleding respec
tievelijk 28 miljoen aan jassen, 20 aan
jurken, 50 aan vesten en truien, 40 aan
bloesjes en eveneens 40 miljoen dollar
aan rokken. Een hele investering.
De mode voor de jonge Amerikaan
se bestaat uit kleding voor piepjonge
meisjes, de high-school-leerling en ten
slotte uit kleding voor het college
meisje en het werkende meisje. Ook
de herfst- en wintermode 1966-1967
wordt door drie factoren bepaald:
het materiaal, de kleur en de'lijn in
het ontwerp.
Henny Schoute nog altijd
als gaste verblijvend in de Ver
enigde Staten schrijft van
daag over de Amerikaanse mode.
Zij komt tot de conclusie dat
Amerika geen eigen modecul
tuur heeft. Het ontbreekt daar
volgens haar aan een echte
modedictatuur.
\\c i
UUVA,UNAA*AAA'lA,WA*AAA^*'*AAAAAAAAAAAAA<MU\AAAAA<VAAAA^MVUU\AAAAAAArtAAItAAAAAAAAAAAAIlAAArtAftAAAAAAAAAAftAAAAAAAAftAAAAAAArt^WUWVWUWWUVAyVWWVWt
OM EEN VERGELIJKING met de
„afgelopen" mode te trekken: voor
het komende seizoen geen extremitei
ten (a la Londen); de mode is vrou
welijk en zelfs wat aan de conserva
tieve kant. De rok even boven de knie
is nog net toegelaten. Maar vooral
geen bloot kijkspel, want dan kost het
je je baan of een reprimande op
school met de mededeling „gekleed"
terug te komen. Op dit punt is de
Amerikaan absoluut.
DE INVLOED van Carnaby Street
wordt dus minder, die van de „mili
tary look" weer groter. Een nieuwe
"VA*
trend is: de combinatie van een lan
ge broek met een lang jasje, zowel met
enkele als dubbele knopenrij, wat lan
gere revers, heupbroeken met rechttoe-
lopehde en wijd uitlopende pijpen met
indien gewenst een omslagje.
Dan is er de zogenoemde „coïlege-
wear". Zo te zien favoriet bij het
Amerikaanse meisje. En dat is niet
alleen de geruite knickerbocker met
het bijpassende korte jasje, de ge
kleurde kousen en het guitige petje of
het geruite rokje met bijpassende jas
je, daaronder een witte blouse met ef
fen vestje en het ondeugende petje.
Maar ook het strakke ribtruitje, het
streep truitje, het A-lijn-rokje, de
sport- of crochetkousen en de makke
lijke instapschoenen, het suède veter-
sc'noentje of het moderne T-strap
schoentje met vooral laag hakje.
VOOR DAGEN met regen kan het
jonge meisje een vinyl-jas kopen met
een bijpassende pet of helm. In felle
kleuren, meestal op een zwarte on
dergrond. In hetzelfde rek als waar ik
deze glimmende, frisse regenjassen
zag hangen, zag ik ook de Varsity-kle-
ding. Korte, jersey jurkjes, recht-toe-
recht-aan, met cijfertjes op de boezem
of een letter in contrasterende stof.
Wie de wintergarderobe compleet
wil hebben moet er ook nog een jurkje
bij hebben, dat lijkt op een lange ge
breide trui. Deze jurkjes lanceerde de
Voorburgse ontwerper Jean Lousac
begin dit jaar al. En als ik me wel her
inner waren ze bestemd voor zijn ex
port naar Amerika, waarvoor hij
vrij veel ontwerpt.
OM NOG even op de drie mode-be
heersende factoren die ik aan het be
gin noemde, terug te komen? de geo
metrie in de stoffen, die voor de len
te- en zomercollectie zo populair was,
is nog zij het iets minder mo
dern. Dit geldt ook voor de bedrukte
stoffen. Double face-stoffen is het
grootste nieuws op stoffengebied. Ver
der de corduroy's en ruiten.
BONT IS een hoofdstuk apart. Daar
om alleen: sinds bontjassen tegen een
redelijke prijs te krijgen zijn, wordt
er meer aandacht aan een ben aaide
modelijn geschonken. Voor het komen
de seizoen is het accent gelegd op de
„military look". Sportief dus, en bo
vendien vrouwelijk als daarbij nog ver
meld wordt, dat het Franse konijn is
gekleurd in pasteltinten.
De kleuren: licht, fel, levendig. Oran
je wordt gecombineerd met groen,
geel met bruin of goud, alle kleuren
blauw, veel paars, pruimerood en
grijs. En, om de mode-expert van een
grote zaak aan het woord te laten: ,Ik
denk, dat de (diverse) kleuren bruin,
goud en groen het dit seizoen zullen
doen. Daarnaast de (twee)kleurencom-
binaties".
Tenslotte voor de modebewuste
vrouw: evenals bij de juniorenkleding
wordt bij de kleding voor de senioren
het accent gelegd op materiaal en
kleur, daarnaast op het slanke sil
houet. De tendens is: vrouwelijk bo
ven alles. Daarom ook wordt het kap
sel aangepast: het hyperkorte mag ge
rust groeien tot langer of half
lang. De make-up blijft bleek, de ogen
zijn echter zwaar opgemaakt. De ge
kleurde kousen worden bij de boven
kleding aangepast, de hoge hakken en
(nog steeds) puntneuzen zijn hier nu
pas op hun retour. Toen ik in Wash
ington een paar schoenen met T-ban-
den over de wreef kocht, wist ik niet,
dat juist dit model de komende winter
favoriet zou zijn. In Amerika althans.
Ten noorden en ten oosten begrensd door
Syrië, ten zuiden door Israel, ligt de kleine
republiek Libanon. In de korte tijd van
haar zelfstandig bestaan (sinds 1943) heeft ze al
heel wat moeilijkheden ondervonden, vooral door
complotteren van Nassergezinden, maar het heeft
er nu alle schijn van dat Libanon zich geleidelijk
tot een meer dan half-westers land gaat ontwik
kelen. Marianne Malek levert hiertoe haar aan
deel.
DE HEER MALEK is trots op
zijn Libanese nationaliteit, hoe
wel hij in Amerika is geboren.
Bijna een halve eeuw geleden
heeft Hij zich in het land zijner
vaderen gevestigd, maar als hij
Engels spreekt en dat doet hij
voortreffelijk zs zijn accent
nog Amerikaans. „Ik heb het in
al die jaren nog nooit op zake
lijk gebied van een echte Liba
nees kunnen winnen", zegt hij
goedgehumeurd. Laten we die
uitspraak maar met een korrel
tje zout nemen, hij leeft al lang
van zijn geld en kan zich bijna
niet meer herinneren dat hij als
elektrotechnisch ingenieur heeft
gewerkt.
IK ZIT naast hem in zijn auto, we
worden juist in een bocht door een
taxi met honderdtwintig kilometer
per uur gesneden. Hij laat een kern
achtig Amerikaans woord vallen en
sputtert: „Er is hier geen greintje
discipline, ze rijden maar raak". Li
banon bezit honderdduizend auto's,
waarvan het grootste deel Beiroet
onveilig maakt. Voor een „midden-
oosters" land met een en driekwart
miljoen inwoners is dat vrij veel.
„En alleen in de hoofdstad hebben
we tienduizend taxi's," vult Malek
aan. Een (rode) licentieplaat kost
vijftienduizend Libanese ponden
(achttienduizend gulden), geen won
der dus dat de chauffeurs elkaar bij
het leven af beconcurreren. Het is in
Beiroet niet mogelijk vijf minuten
op straat té lopen zonder door min
stens tien taxichauffeurs te zijn aan
geroepen. Telkens schrik je op als
naast je zo'n vaak hypermoderne
Amerikaan toetert het „klaxon
interdit" op de borden langs de we
gen en straten heeft geen enkele be
tekenis.
Mr. Malek laat geen gelegenheid
onbenut om me ervan te doordrin
gen dat Libanon in alle opzichten
meetelt. „We've got the best water
in the world," pocht hij en ik mag
hem niet tegenspreken: anders dan
in veel niet-westerse landen kan
men er gerust zijn dorst mee lessen.
Afwisselend bezingt hij de lof van
zijn land en drijft hij goedmoedig
de spot met zijn vrouw, een bewijs
van een diepe verknochtheid. Ze is
een van de weinige zelfstandige za
kenvrouwen in Libanon „ze kon
rustig thuisblijven", bromt hij.
Maar Marianne Malek. Poolse van
geboorte, opgevoed in Hongarije en
doordrenkt van Europese cultuur,
kan niet stilzitten en heeft haar uit
zonderlijke gaven in dienst van haar
tweede vaderland gesteld. Ik ben nu
op weg naar haar kantoor en zal
daar zelf haar prestaties kunnen be
oordelen.
DE FIRMA MALEK CO, waar
van zij het actieve middelpunt is,
huist in het Halaby Building,
schuin tegenover Hotel Phoenicia.
Daar verblijven veel klanten van
Marianne Malek, Apierikaanse
vrouwen met dikke bundels reis-
chèques, waarvan ze echter belache
lijk weinig nodig hebben voor het
aanschaffen van haar produkten:
handgebreide kleding.
Ik moet bekennen me hier een
beetje op vreemd terrein te bevin
den, maar u verwacht van mij toch
geen modeverslag. Meer dan coupe
en stijl interesseert me trouwens de
vrouw met wie ik kennismaak: een
levendige figuur met een rond. bij
na rimpelloos gezicht. Lang pony-
haar valt als een gordijntje over
haar voorhoofd. Onder het praten
spelen haar handen voortdurend
mee om belangrijke uitspraken te
onderstrepen.
Marianne Malek, niet tevreden
met alleen maar een plaats in de
society van Libanon, begon een
twaalftal jaren geleden in een an
der deel van de stad een boutique,
Ballerina. „Ik was in contact geko
men met een Hongaarse die hier
een balletschool had geopend. Dat
was iets heel nieuws voor Beiroet,
maar haar voorbeeld is ingeslagen
en nu zijn er wel zes. De moeilijk
heid van het begin was dat in Li
banon geen materiaal, zoals kleding
en spitzen, te krijgen was. Op een
van mijn reizen naar Parijs kocht,
ik voor haar een paar ballet
schoentjes, zodat haar prima balle
rina in het vervolg echt kon mee
doen." Ze lacht even. „De eerste ja
ren moest ze het met dat ene paar
doen en haar grootste zorg wanneer
ze met een nieuwe groep begon was
minder een meisje met aanleg te
vinden dan een met de juiste schoe-
nenmaat!"
UIT DIE TRANSACTIE is Balle
rina ontstaan. Daar worden nu al
lerlei balletbenodigdheden plus da-
mesconfectie verkocht. „Pech heb
ik in die jaren genoeg gehad," ver
zucht Marianne. „Tijdens de staats
greep van 1958, toen Nassergezinden
Libanon met geweld bij de Verenig
de Arabische Republiek wilden voe
gen, ontplofte vlak voor haar winkel
een bom, waardoor een geweldige ra
vage ontstond. Vier jaar later, bij
een tweede opstand, herhaalde zich
dat. Weer de pui eruit." Ze klopt
op het houten blad van haar bureau.
„Laten we maar hopen dat drie
maal geen scheepsrecht is."
DIE BOUTIQUE beschouwt ze nu
meer als een hobby. Belangrijker
voor haar was de ontdekking van de
oude Libanese handbreikunst. Ze
Droezenmeisjes op de zecboule-
vard in Beiroet.
was er verrukt van en zag er met
een zakelijke mogelijkheden in.
Maandenlang reisde ze de Libanese
dorpjes af, tot diep in het binnen
land, om meisjes te vinden die haar
eigen ontwerpen voor moderne da
meskleding in het antieke handwerk
konden vervaardigen. Het bleek dat
de meer geëmancipeerde Christen-
Arabische meisjes over de juiste in
stelling en het grootste talent ervoor
beschikken. De volgende stap was
de aanstelling, in elk dorp, van een
„hoofdmeisje". Die moet het werk
verdelen en controleren, waarna ze
eens per week met de meestal uit
losse onderdelen bestaande produk
ten naar Beiroet komt. Honderdvijf
tig dorpsvrouwen leveren aldus de
„ruwe" vormen, waaraan vijftien
meisjes in het atelier in Beiroet de
laatste hand leggen: ze zetten de
onderdelen in elkaar en zorgen voor
de afwerking en de voering.
„ERGENS is ze natuurlijk niet
goed wijs", komt de heer Malek er
tussen. „Er gaat bijna geen dag
voorbij of ze ontvangt hier klanten
en inkoopsters van boutiques uit Eu
ropa en Amerika". Hij schudt zijn
hoofd en zegt nadrukkelijk aan mij
adres: „En het ontbreekt haar thuis
aan niets, begrijpt u dat nou?"
Marianne glimlacht hem vriende
lijk toe. „Dat zou alleen goed zijn om
wat beter op hèm te kunnen passen.
Als ik er niet op let, eet en drinkt
hij maar raak, hij wordt veel te
zwaar!" Haar man kijkt als een
verongelijkt kind. Marianne staat op
en haalt een paar uitpuilende map
pen uit een kast. Ze doet een wille
keurige greep: alle brieven getuigen
van de bijval waarmee haar kleding
overal wordt ontvangen. Brieven
van Amerikaanse vrouwen hebben
het meest tot de verzameling bijge
dragen, zij lopen in de honderden.
Ik móet hierna de showroom in,
waar het me duizelt van de deux-
en trois-pièces, jurken en mantels in
alle mogelijke materialen en stij
len; ik vind ze domweg allemaal
mooi. Ze kan er trots op zijn, een
revolutie in de oude Libanese volks
kunst te hebben ontketend.
DOOR MARIANNE georganiseer
de shows zijn gebeurtenissen in de
uitgaanswereld van Beiroet. Ze
treedt dan zelf als speaker op en
geeft origineel en vakkundig com
mentaar.
We gaan nog even op een terras
wat drinken en napraten. Om ons
heen demonstreert Beiroet een
chaotische en kleurige namiddag-
drukte. In het café achter mij zit
een Arabier in een sneeuwwit ge
waad en met de kefiah op zijn
hoofd. Hij speelt met zijn gebeds-
snoer en sabbelt af en toe aan zijn
waterpijp. Een verkoper van vruch
tensappen passeert met een prach
tig bewerkte stellage kannen op zijn
rug. In zijn rechterhand laat hij
twee koperen bekkentjes klapperen
om de aandacht te trekken. Een
krantenjongen biedt ons L'Orient
aan, het Franstalige dagblad.
De heer Malek heeft ondanks
wenkbrauwfronsen van Marianne
een grote fles Libaneefc bier be
steld. „We've got the best water in
the world" verklaart hij tevreden en
zet zijn glas aan zijn mond.
Garcia de Léon
EIGENLIJK is er niets nieuws onder
de zon; zelfs op het gebied van het
kinderspeelgoed herhaalt de historie
zich. Spelen onze spruiten, geïnspireerd
door de televisie, naar hartelust ridder
tje (met Ivanhoe-zwaarden, helmen en
borstkurassen), in de middeleeuwen
was dat al niet^ anders, zoals deze bei
de beeldjes van toernooi-ridders in vol
le actie bewijst. De fraai bewerkte
houten ridderfiguren dateren uit het
jaar 1510 en dienden kennelijk als kin
derspeelgoed, zoals de houten trekkar-
retjes onder de vurige rossinanten be
wijzen. De geharnaste ridders zitten
los op hun paarden en door handig
manoeuvreren konden de kleine mid-
deleeuwertjes dus proberen, eikaars
ridder uit het zadel te wippen.
De foto is ontleend aan een nieuwe
uitgave van het boek „Kinderspeelgoed
uit vroeger tijden" van Karl Gröber,
dat sinds 1929 als standaardwerk voor
de internationale „speelgoedkunde"
geldt, maar nu dringend aanvulling be
hoefde op grond van vele recente speel
goed-historische vondsten. De nieuwe
druk werd samengesteld door de vrou
welijke Duitse speelgoedexpert Juliane
Metzger en is in West-Duitsland uitge
geven, echter in de Engelse taal om
het werk voor een groter publiek toe
gankelijk te maken.
HET BOEK wordt op de voet gevolgd
door een tweede, even verzorgde band
„Duits speelgoed" van Karl Fritsche en
Manfred Bachmann, dat in woord en
beeld de ontwikkeling van de Duitse
speelgoedindustrie (die oorspronkelijk
een huisnijverheid was), haar samen
hang met mode en maatschappelijke
evolutie en wat dies meer zij, alles
uiteraard met „Deutschgründlichkeit"
uit de doeken doet. „Duits speelgoed"
is ook daarom interessant, omdat het
een co-produktie is van twee uitgeve
rijen ter weerszijden van de „Muur"
te weten het Verlag Marion-von Schro
der in Hamburg en de Edition Leipzig
uit Oost-Duitsland: een unicum in het
boekenwereldje.
OVERIGENS: historisch Duits speel
goed van de kwaliteit en allure als het
hierbij afgebeeld ridderpaar, is tegen
woordig welhaast zijn gewicht in goud
waard. Antiquairs en museumdirecties
stropen stad en land af om antiek speel
goed op te sporen en zijn gaarne be
reid, er buitensporige bedragen voor
neer te leggen. Een barok telrcompje
uit overgrootvaders tijd bracht onlangs
op 'n veiling in West-Duitsland twaalf
honderd Mark op.