en n POLLE, PELLI EN PINGO w BRAMMETJE FOK I m 'MÊÊÊÊÊÊM- m PANDA EN DE MEESTER KRISTAL-KIJKER Een verrassing ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1966 19 On$ a vervolgverhaal Een oorspronkelijke Nederlandse roman door Willy Corsarl De stoute dwerg DAVY JONES komt maandag weer Carla en Mieke waren tweelin gen. Ze speelden altijd met elkaar. Maar toch zouden ze wel een broer tje willen hebben. „Moes waarom krijgen we geen broertje?" Moeder lachte: „Jullie hebben elkaar toch?" Een paar dagen later werd moe der ziek. De dokter werd opgebeld en moeder, moest een week in bed blijven. „Zullen jullie erg lief zijn en heel zachtjes doen?" „Ja vader", zei Mieke. De dagen vlogen om. Moeder werd steeds een beetje beter. Carla en Mieke werden op eens in de nacht wakker. Wat hoorden ze voor een geluid? „Car la ben je wakker?", fluisterde Mie ke. „Ja, ik ben wakker". Het geluld lijkt wel van een baby. Carla zei: „Zou moeder maar verder kwam ze niet. „Laten we gaan kij ken", zei Mieke. Ze rende weg. Carla er achter aan. Er stond een grote wieg in moeders kamer. „Moeder is het een broertje?" „Ja het is een broertje. Hij heet Kareltje". Carla zei: „We wilden een broertje en nu hebben we een broertje". „Onze wens komt altijd uit", zei Mieke. Toen lachten ze allemaal. Petra v. d. Akker (11 jaar), Kr. Mijdrechtstraat 35, IJmuiden. GOUDEN VERTELLINGEN &iPf\ I J M gaan «/'••vST Charles 87) Er was iets gaande met Esther. Ze kleedde zich opeens beter. Neen, niet beter, maar duurder. Die dure kleren maakten haar nog lelijker. Zij kon ook een japon geen half uur aan heb ben of hij was op geheimzinnige wijze gekreukt en bevlekt. Haar zijden kuozen zaten altijd scheef of hadden een ladder. Maar ze rook naar par fum, ze verfde haar lippen, er was een zwoele opwinding om haar heen. Eens, toen Thomas in Den Haag moest zijn en Charlotte met hem mee ging, om haar moeder te bezoeken, kwam zij ook even in de „Het wapen van Den Haag" en begreep opeens de verandering in Esther. Zij vond daar niet een winkeljuffrouw meer, maar een jongeman. Henk Berger was zijn naam. Een blonde reus met harde, blauwe ogen en het regelmatig be sneden gezicht, de volle mond, de blikkerende tandenglimlach, die som mige vrouwen en meisjes aantrekke lijk vinden. Toen Charlotte korte tijd daarna weer met Esther in het kel dertje zat vertelde zij van de ontmoe ting. Esther werd rood, zij kronkelde zich van verlegenheid en opwinding als een verliefd schoolmeisje, ze vroeg „Vindt u hem niet knap? En hij heeft zo'n goed karakter. Hij is ge trouwd, met een verschrikkelijke vrouw, die hem niet wil loslaten. Hij is veel te goed. Ze neemt hem al zijn geld af. Als ze maar wou scheiden, zouden we trouwen". Daarna sprak zij, als ze samen waren, bijna uitsluitend over Henk. Charlotte hoorde het aan. Zij had, da delijk, voor Henk Berger een heftige antipathie gevoeld, een wantrouwen, zo sterk, dat het haar bijna niet moge lijk was geweest gewoon met hem te spreken. Zij trachtte een paar malen Esther te waarschuwen, maar dat viel in slechte aarde, Esther werd dan heftig. Charlotte zweeg tenslotte. Ze waren nu bijna vriendinnen, Esther noemde haar eindelijk bij de naam stortte haar hart uit over haar liefde, haar jaloezie alle vrouwen liepen hem na, 't was begrijpelijk, zo'n man zag je niet vaak, maar het was wal gelijk, zoals sommige vrouwen zich aan hem opdrongen. Niet dat hij er ooit op in'ging. Zo wantrouwend, dacht Charlotte, altijd op haar hoede, altijd klaar om te geloven, dat ze bedrogen wordt, nu. Als zij thuis was las zij veel. Nu geen theosofische boeken meer, maar romans, gedichten en ook werken over psychiatrie. Zij had een hele kast vol boeken, die zij gaandeweg van Tom had gekregen en soms, als zij langs de rijen keek, moest zij glim lachen. Gide, Wilde, Der Tod in Vene- dig van Thomas Mann, Tsjaikowsky van Klaus Mann, Jésus la Caille van Carco..Ik krijg een zeer speciale bibliotheek, dacht zij eens. Zij merk te hoe Thomas veranderde. Hij was minder ongelukkig, minder beschaamd, althans tegenover haar. Hij begon zichzelf er meer en meer van te overtuigen, dat hij eigenlijk niét abnormaal was. Soms gingen zij zondags naar Bus- sum. Charlotte vermeed het zoveel Charlotte mogelijk, mee te gaan. Er werd iets hard en koud in haar, als zij de vrouw zag, van wie zij zoveel had ge houden. Dan dacht zij aan de oude man, die misschien bang was geweest om haar, misschien vergeefs had ge tracht, haar te beschermen. Tom was overtuigd, dat zijn vader nooit iets had vermoed. De angst, dat zijn va der zou ontdekken hoe hij was, had hem het meest van alles gekweld. Soms dacht zij, dat hij zich opgelucht had gevoeld door de dood van zijn vader, die nu nooit zou weten - de vader, die zoveel verwacht en ver langd had van zijn kinderen. Zij leefde zo van dag tot dag. Zij had geleerd, een uitstekende gast vrouw te zijn. Toch wist zij, dat bij na iedereen Thomas liever mocht dan haar. Hij was zo oprecht, zo open, zo natuurlijk, zei eens een vrouw te gen haar. Men vond haar gesloten en vreemd, zij wist het. Zij kon wel glimlachen om haar gedachten te ver bergen, maar zij wist, dat haar ogen verraderlijk waren. Thomas merkte eens glimlachend op: „Die ogen van je zeggen soms iets heel anders dan je mond als je ie mand niet mag." „Ik zal een bril opzetten," zei ze schouderophalend. „Ik verwijt het je niet!" zei hij snel. 8 De grote klok slaat dreunend mid dernacht en de vrouw op de divan opent de ogen en denkt: dit is een goed tijdverdrijf. Beter zelfs dan le zen. Zovele jaren heeft zij elke herin nering aan het oerleden weggedron gen. Nu voelt zij, dat alle wrok en bitterheid sinds lang zijn verschrom peld, verdord. Die herinneringen zijn niet méér dan iets, wat je leest in een boek of ziet op een toneel of film: het kan je nog even ontroeren of opwinden, maar het raakt niet diep meer. Je denkt er koel en kri tisch aan en soms met een wrange humor. Alles wat op haar huwelijk volgde lijkt haar nu een voortzetting van wat toen is begonnen. Of misschien eerder al. In de tijd, toen zij Charles wilde zijn en haar wens vervuld werd Hét is, of zij daarna nooit meer vrouw heeft mogen zijn, of haar hele leven een vergeefse worsteling was geweest, om weer zichzelf te worden. Vaag denkt zij even, of Alex al is thuisgekomen, zonder dat zij het heeft gehoord. Ze was zo diep weggezonken in haar gedachten. Juist zo kon zij altijd volkomen verzinken in iets wat zij las. „Wat is het geheim van uw succes?" had de jonge journaliste gevraagd, en zij had geantwoord: „Hard wer ken en nooit de moed opgeven." Ze had er bij moeten zeggen: de gave om mij te kunnen concentreren op datgene, wat ik doe op het ogenblik, wat er ook verder mag zijn. Die ga ve had zij destijds nog niet ontdekt in zichzelf. Er was niets van belang, om zo volkomen op geconcentreerd te zijn, dat zij het voortdurende, kwellende en beschamende verlangen van haar lichaarh er door kon verge ten. Het werd een obsessie. (Wordt vervolgd.) WWWWWIIWWWMW*|WWWWWWWWWWWWAAA«IWWW«WlfWWWWUWWMWWWWW\AAAA*MVtAAAAAAA*UWnnnAJ- IN HET SPROOKJESBOS de Efteling woonde lang geleden een hele stoute dwerg. Die dwerg heet te Tim Pandoer, maar iedereen noemde hem stoute Tim. Eens op een avond om 12 uur middernacht toen de zeven dwer gen begonnen te leven (dat gebeur de met alle stenen beeldjes in de Efteling) trok Tim de mutsen van de dwergjes af en trok aan hun baard. Even later kwam er een fee bin nen die zei: „Stoute Tim als je nog driemaal stout bent geweest, dan verander ik je in steen". TOEN VERTROK de fee weer en Tim ging naar huis. De volgende nacht was hij al vergeten wat de fee had gezegd en hij ging op pad om stoute dingen te doen. Tim ging naar Hans en Grietje en maakte het hek van het huisje van-de heks open en trok de heks aan haar neus. Even later kwSrrfde fee weer binnen en zeil „Tim, nog tweemaal". Daarna ver dween ze weer. Tim ging naar huis. DE VOLGENDE AVOND was hij alweer vergeten wat de fee had gezegd en hij ging weer stoute din gen doen. Hij ging naar Roodkapje en plukte de bloemetjes uit elkaar. Daar kwam de fee al aan en zei „Nog één keer Tim", daarna ver dween ze. De volgende nacht was het 't zelfde liedje. Nu ging hij naar de 'WWWWWVUUWWIAA/WVWUWWI/MAfWWUWWWWWWWWWIAIMMA lAAAAAAAA/VAAAAA/WWtAAAAMWWWWWWUWtAAAAAAAA/WWUWI i COP. MAPTIN TOONOm 18. Panda keek een beetje achterdochtig naar Joris Goedbloed, „Hoe komt het dat je ineens meneer Puthra- Puthra heet?" vroeg hij. „Is dit weer een van je stre ken?" De ziener keek hem bedroefd aan en schudde het hoofd. „Hoe zwart zijn uw gedachten" sprak hij. Neen baaske. De eeuwige wijsheid is mij geworden! Geld of andere stoffelijke zaken trekken mij niet meer aan! Ik heb er afstand van gedaan! Nu ben ik een nieuw rein leven onder een nieuwe naam begonnen". Zo sprekende trok hij enkele bankbiljetten tevoor schijn; terwijl hij vervolgde; „Ik ken uw lot! Neen, zeg niets! Mijn kristal heeft mij verraden dat ge hier zoudt komen om hulp te krijgen van de Puthra-Puthra- dienaar. Welnu ge zijt in mijn dienst aangenomen! Een werkkring die uw geestelijk leven zal verrijken, wacht op u! Hier is uw salaris en een voorschot voor te maken onkosten. En dit is uw eerste taak.Joris gaf uitvoerige instructies, en trok zich daarna terug terwijl Panda zich op weg begaf. „Tsjonge, hij wist toch maar dat ik moeilijkheden had!" mompelde de Puthra-assistent. Misschien is hij echt wel veranderd! Maar ik begrijp niet waarom ik bananen moet kopen en opeten en de schillen dan moet laten liggen bij de ingang van Jansen's Wasmachine-Fabriek!" OH, PEUI6 HEEFT EEN VERS WITTEBROOD! MISSCHIEN VINDEN DE VISSEN DAT LEKKERDER? POE, WAT VOOR OUD BROOD 6EVEN -1UDWE0NS r WAT WENSEN D6DAMESO 6N HEREN K. „gnTe,^ DAN2 gr IA'VÊRTet,01 WAAR HOUDEN JUDt/16 VAN2 EISEN LUK 6RAPPI6.DAT Wl-I NIETS VANGEN1 NU? DAAR BIJTEN MISSCHIEN HEBBEN WI4 6EEN 60EDAAS? WE ECHT NIET IN JA, DE WORMEN WIUEN ZE NIET MEER HEBBEN O OOO 2M-E. dansende dolfijn. Tim haalde hem uit het water. Maar daar was de fee al. Die zei: „Doe de dolfijn in het water en ga mee". Tim deed alles wat de fee zei. De fee stopte bij een stapel stenen en zei: „Tim, ga hierop zitten en wijs met je duim naar de toiletten en beweeg je arm van links naar rechts en van rechts naar links, terwijl je zegt: kleine boodschap, kleine boodschap". Dat deed Tim. Daarna zei ze: „Akrabrakratieleteen stoute Tim die wordt van steen". Meteen was Tim van steen. ALS JE in de Efteling bent en je moet naar het toilet dan kom je vanzelf langs Tim, want hij staat er nog steeds. Ook is hij de enige dwerg die, als het 12 uur midder nacht is, niet levend wordt. EIGEN SCHULD! Sonja Smit (11 jaar), Vijfherenstraat 15, Heemstede. WEER KOMT DE STIER OP PABLITO AF. MAAR PLOTSELING DPAAIT HET WOEDENDE BEEST ZICH OM EN VALT CHATO AAN NU. ER SNEL TUSSEN UIT, CONQUISTADOR CHATO.' /vÖÖëÜrfTCONQUISTACöl? I C. VOORUIT 1 WC HEBBEN MAAR. EEN KANS OM ONS TE REDDEN DE MENIGTE HOUDT DE ADEM IN AL*=> DE OONGEIN RECHT OP DE HCC5E SCHUTTING AFGAAT CAT KAN NOOIT GOED 19Ji Wilt Ditncy Pr<Nu<li«u V«I4 Richt* CSAAN! rnïïiiiMiiiiii'ii tf-Mi PA0LITO W LAAT HEM EEN CAPPEREl paard' OONöEN VERVOLG T 598. Verheugd sprong de man op, waar door het volbeladen vlot gevaarlijk aan het schudden en slingeren raakte. Met een ruk trok hij de hoge hoed van het hoofd om daarmee de aandacht te trekken. Aheeriep hij luid, en opnieuw .Ahee" want „Ahoy" vond hij niet deftig genoeg klinken. Misschien kwam het wel daardoor dat Bram aan boord van het goede schip Kokanje niet dadelijk de vlot- reiziger opmerkte, hoewel aan zijn scher pe blik gewoonlijk weinig ontging. Ditmaal was het evenwel scheepskat Ka- ro, die een poezepoot in de verte strekte en uitriep: „Vlot". Bram knikte. „Je hebt gelijk, 't Is zeker een vlotte reis dit keer. Als het zo doorgaat. Hij werd door Karo onderbroken. „Ik bedoel.vlot aan stuurboord. Er staat een man op. Hij zwaait met een hoge hoed." Bram begon smakelijk te lachen, want hij geloofde geen woord van Karo's ver haal. Maar onwillekeurig keek hij toch in de aangegeven richting en toen zag hij het zelf. Een schipbreukeling, met een ho ge hoed? Vele jaren bevoer hij al de ze ven zeeën, maar van zoiets had hij nog nooit gehoord.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 19