•1
Deskundig Staatsbosbeheer
H
Enorme trek
naar bossen
mm
Brok geluk
Een mooi plekje
Voetsporen
Grote toeneming
van het aantal
zilvermeeuwen
WOENSDAG 17 AUGUSTUS 196 6
6
ÏT'<
v^'
STEL U VOOR, dat u een eigen bos bezat. Een
eigen strook duingrond, een stuk strand, een
heideveld, een met dennen omzoomd ven.
Dan zou het waarschijnlijk geen vraag voor u zijn,
wat u ging ondernemen op vrije dagen en in de
vakantie. Lekker luieren in dat eigen duinpanne
tje, ravotten met de kinderen in het bos! Als dat
eens waar was: flatbewoner zijn met grootgrond
bezit En het is waar! Met elkaar hebben wij
Nederlanders rijke bezittingen: een flink stuk van
de Nederlandse bossen, duinen en heidevelden is
staatsbezit. Van de 420.000 ha natuurschoon die
Nederland bezit, mogen we 80.000 ha bekijken
met de ogen van de trotse mede-eigenaar. Het be
heer over die gemeenschappelijke bezittingen is
toevertrouwd aan deskundigen: houtvesters, bos
wachters. Staatsbosbeheer, lezen we dan op zo'n
aan een paal gespijkerd bordje. Dat betekent géén
bordjes verboden toegang (op een enkele uitzon
dering na, bijvoorbeeld een broedgebied dat niet
verstoord mag worden). Het betekent ook, dat er
geen toegangskaarten nodig zijn voor het Mast
bos, de Duivelsberg of de Schoorlse duinen. Alle
bos wachter ij en van het Staatsbosbeheer zijn vrij
toegankelijk de vrije toegang is een symbool
van onze eigendomsrechten!
Invloed van de visserij?
WIJ ALS GROOT.
.de schoonheid van een fijnsparrenbos.
Reeds van de eeuwwisseling af staat het Staatsbosbeheer voor de taak.
ons nationale bosbezit te handhaven en zo mogelijk uit te breiden. Nu is
het overdreven te zeggen dat het Staatsbosbeheer in 1899 is opgericht ter
wille van de recreatie. De nadruk lag op de houtopbrengst van de bossen.
Het bos vertegenwoordigt een aanzienlijk kapitaal en wie een kapitaal
goed beheert, zorgt dat hy er rente op wint hout is geld.
.het Solsche Gat in het Speulder- en Sprielderbos.
Ook nu is de houtproduktie nog een
punt van gewicht. Maar het is niet
langer het voornaamste doel van het
Staatsbosbeheer. Langzamerhand is
het besef gerijpt, dat de belangen van
houtopbrengst, recreatie, landschaps
verzorging, natuurbescherming en wild
stand harmonieus moeten samengaan.
En dan kan het gebeuren, dat bomen
niet zoals vroeger gekapt worden
op het moment dat ze het meeste geld
opbrengen, maar veel later, omdat ze
een belangrijke functie vervullen van
uit een oogpunt van natuurschoon.
Dat is iets om blij om te zijn. We
hebben allemaal dagelijks te maken
met de spanning en de vaart van het
moderne leven. Zelfs het gezinsleven
ontkomt niet aan het tempo van onze
tijd. Als tegenwicht voor die spannin
gen gaan we erop uit een paar uur,
een dag, een weekeinde of een paar
weken. We trekken naar het water, we
maken een wandeling door het bos
enwe doen ontdekkingen. Ruik
eens, kamperfoelie! En zie je die uit
elkaar getrokken denne-appels onder
die boom? Dat is het werk van een
hongerige eekhoorn. Roetsjj, daar
géat-ie! Even steekt hij af tegen de
lucht, dan is hij alweer Verdwenen.
Zou zijn nest hier in de buurt zitten?
(U bent knap als u dat nest ontdekt,
want eekhoorns huizen hoog in de bo
men. Ze wonen daar in verlaten vo
gelnesten, die ze als ervaren restaura
teur» verbouwen en opknappen!)
Wat zulke ontdekkingstochten in de
vrije natuur waard zijn, valt niet te be
cijferen. Vaak zijn het ogenschijnlijk
simpele dingen, die ons jarenlang bij
blijven: de vondst van een legsel schol
ekstereieren in een schelpennest op
een verlaten strand een groepje
glanzend-gele hanekammen in een ver
regend bos de onverwachte ontmoe
ting met een ree. die met golvende
sprongen van ons wegvlucht door het
itaande koren. Wie zelf het contact
met de levende natuur als een brok
geluk heeft ervaren en wie, heeft
dat eigenlijk niet? zal het van harte
toejuichen dat Staatsbosbeheer niet al
leen denkt in kubieke meters rond
hout, maar ook in kilometers toeris
tisch rijwielpad, in speelvijvers en
speelweiden. Voor nu én met het
oog op de toekomst.
Voor de mensen van het Staatsbos
beheer ligt die toekomst vlakbij, ze
worden er elke dag al mee geconfron
teerd. Nu moeten de nieuwe recreatie
gebieden van het Deltaplan worden
ontworpen. Nu moeten de bossen wor
den aangeplant, waarin de komende
generaties ontspanning zullen zoeken.
Want bomen groeien langzaam
De trek naar de bossen is nog nooit
zo groot geweest als tegenwoordig. We
hebben veel vrije tijd en één op de
drie gezinnen beschikt over een auto.
Op zomerse dagen zien we dan ook een
ware uittocht van auto's en brommers,
allemaal op weg naar een „fijn" plek
je. Dat zal wel dringen worden straks,
denk je dan. Arme herten, arme vo
gels, 't is gedaan met jullie rust!
Maar in een groot deel van de bos-
wachterijen valt het met die rustver
storing gelukkig nogal mee. De mees
te mensen die een bos binnenkomen,
vinden al gauw wat ze zoeken: een
mooi plekje, waar het mos veert on
der hun voeten en waar de kinderen
rustig kunnen spelen. Verreweg de
meeste bezoekers vinden we dan ook
in de directe omgeving van de toegan
gen van het bos. Ze zitten daar niet
bepaald alléén maar dat vinden ze
geen bezwaar. We zijn nu eenmaal niet
allemaal van die stilte-zoekers
Wie de moeite neemt om het bos een
paar,honderd meter verder in te trek
ken, zal merken dat hij steeds minder
mensen tegenkomt. Tot hij tenslotte
behalve zijn eigen voetstappen niets
anders meer hoort dan het ritselen van
de bladeren, het koeren van de hout
duiven of het timmeren van een specht.
Het wild, dat zich nog dieper in het
bos heeft teruggetrokken, ondervindt
van deze wandelaars doorgaans weinig
hinder.
Soms is het in het belang van de
wild- en houtstand nodig, dat in
een bepaald gedeelte van de bossen
weinig of geen mensen komen. Dat be-
reikt het Staatsbosbeheer meestal op
een verrassend eenvoudige manier: in
de omgeving van zo'n stiltegebied laat
men van lieverlee het plaatsen van
borden achterwege. Wanneer de wande
laars geen bordjes meer zien, aarze
len ze en gaan terug of slaan een an
dere richting in. Slechts een enkeling
dringt wel eens door in een stiltege
bied; meestal is dat een rasechte na
tuurliefhebber en dié houdt zich wel
rustig Een bijzonder sympathieke
manier van natuurbescherming er
komt geen artikel 461 en geen prikkel
draad aan te pas!
Toen in 1960 de eerste speelweiden,
dagcampings en spartelvijvers wer
den aangelegd, had men er geen idee
van, dat ze zó bij het publiek zouden
aanslaan. Nu komen er steeds meer
en ze worden zo gesitueerd, dat ze voor
iedereen, ook voor automobilisten, ge
makkelijk te bereiken zijn. Voor alle
„soorten" bosbezoekers blijkt dat dé
oplossing te zijn. De moeders met kin
deren gaan naar de speelvijvers en de
speelweiden, de rustige wandelaar
zoekt de bospaden op en wie van stilte
houdt, wandelt met een kaart in de
hand in een wijde boog om alle speel
weiden heen. Zo kan in de domeinbos-
sen iedereen vinden wat hij zoekt, zon
der dat de een de ander stoort.
Over boswandelingen gesproken:
kent u de Voetspoorgidsen van het
Staatsbosbeheer? Overzichtelijke kaart
jes van de verschillende boswachterjj-
en, waar alles op staat wat u weten
wilt: waar u een parkeerplaats kunt
vinden, welke boswandelingen u van
daaruit kunt maken en hoeveel tijd ze
in beslag nemen, waar u een picknick
plaats kunt verwachten, een speelwei
de of een theetuin. De route van het
voetspoor voert u door de mooiste ge
deelten van het bos zonder dat u kans
loopt te verdwalen.
Die nuttige gidsjes zijn te krygen
bij de boswaehterijen, de ANWB
en verscheidene VVV-kantoren: zy
kosten slechts 1 per stuk.
Willemien Oranje
DE „STICHTING Wetenschap
pelijk Duinonderzoek" heeft een
subsidie van het ZWO gekregen
voor een onderzoek naar de voed-
selbiologie van de zilvermeeuw op
Terschelling. Dit onderzoek, dat
enige jaren zal duren, wordt ver
richt door de heer A. L. Spaans,
doctorandus in de biologie. De lei
der van dit project is prof. dr. D.
J. Kuenen, directeur van het zoölo
gisch laboratorium van de rijks
universiteit in Leiden, de dagelijkse
leiding berust bij drs. J. Rooth van
het rijksinstituut voor veldbiolo-
gisch onderzoek ten behoeve van
het natuurbehoud (Rivon) in Zeist.
HET ONDERZOEK past geheel in
het kader van het wetenschappelijk
speurwerk, dat door de Stichting We
tenschappelijk Duinonderzoek wordt
verricht in de duinen en op de Wad
den, en speciaal op Terschelling. Hoe
wel het onderzoek verwant is aan het
eveneens door ZWO gesubsidieerde on
derzoek dat de heer R. J. Drent op
Schiermonnikoog instelt naar het
broedgedrag van de zilvermeeuw,
heeft het er toch geen verdere betrek
kingen mee.
De zilvermeeuw (larus argentatus)
is een van de vogelsoorten die gedu
rende deze eeuw sterk in aantal is toe
genomen. In Nederland kan deze toe
neming volgens onze vogeldeskundigen
het gevolg zijn van een viertal facto
ren, namelijk 1) beschermende maat
regelen in de broedtijd, zoals een be
tere bescherming van de broedkolonies
en het verbod om eieren te rapen, 2)
gunstige veranderingen van de broed-
terreinen, door het begroeid raken van
de duinen en door de beëindiging van
de beweiding met vee, 3) door immi
gratie en 4) door de verlaging van de
sterfte door gunstige veranderingen in
de voedselsituatie onder invloed van
de visserij en de toeneming van men
selijk afval. Daar de toeneming van
de zilvermeeuw zich echter niet alleen
tot Nederland beperkt, maar zich uit
strekt over geheel Noordwest-Europa is
het onwaarschijnlijk dat de eerste drie
factoren voor de toeneming verant
woordelijk kunnen worden gesteld.
Daarom is het aannemelijker dat een
zelfde factor of factorencomplex ln
geheel Noordwest-Europa werkzaam is
en het ligt voor de hand, de gunstige
veranderingen die zijn opgetreden in
de voedselsituatie, hiermee in verband
te brengen. Vandaar dat een onder
zoek naar de voedselbiologie van de
zilvermeeuw van fundamentele beteke
nis is om meer te weten te komen
over de invloed van deze veranderin
gen.
EEN VERBETERING van de voed
selsituatie kan op twee manieren heb
ben bijgedragen tot de toeneming van
de zilvermeeuw, namelijk door een
verlaging van de mortaliteit onder de
kuikens en door een verlaging van de
sterfte in de herfst en in de winter.
Het eigenlijke onderzoek zal volgens
de heer Van der Maarel secretaris van
de Stichting Wetenschappelijk Duin
onderzoek uit drie gedeelten bestaan.
Drs. Spaans zal in de eerste plaats
veldwaarnemingen doen, waarbij hij
gegevens wil verzamelen over het
voedsel van de kuikens door middel
van observaties vanuit schuilhutten en
door de kuikens te laten braken.
EEN ANALYSE van dit braaksel
kan dan een indruk geven van de soor
ten der gevoerde vissen en van de in
vloed van de visserij op de samen
stelling van het voedsel. Voorts zullen
onder meer vergelijkende waarnemin
gen worden verzameld over de voe-
selhoeveelheden, die door de week aan
de jongen worden gevoerd, alsmede
over die in de weekeinden, waarop
meestal niet wordt gevist. Op deze
manier kan men te weten komen wat
de werkelijke betekenis van de visse
rij voor de meeuwen is, met andere
woorden: in hoeverre deze in staat
zijn, dezelfde hoeveelheden aan te bren
gen wanneer de visserij uitvalt.
Bij dit gedeelte van het onderzoek
zal de heer Spaans tevens waarnemin
gen met tamme kuikens doen. Daarbij
wil hij onder andere een verklaring
vinden voor het feit waarom geduren
de de eerste dagen na de geboorte
hard voedsel (schelpdieren) in het
voedsel van deze kuikens ontbreekt.
HET TWEEDE DEEL van het on
derzoek is gericht op de voedselbiolo
gie van de oude meeuwen, waarbij de
veranderingen in de samenstelling van
het voedsel bestudeerd worden door
de analyse van braaksel en faeces op
hoogwater-vluchtplaatsen. Tevens zal
aandacht worden geschonken aan het
verschil in gedrag tussen de meeuwen
van Vlieland en Terschelling.
In de loop van de herfst verlaten de
zilvermeeuwen van Vlieland dit eiland
om eerst in het begin van het voor
jaar terug te keren. Op Terschelling
verblijven ook 's winters grote aantal
len zilvermeeuwen. Het wordt niet on
mogelijk geacht dat dit verschil sa
menhangt met het ontbreken van cul
tuurgrond op Vlieland. Daarom zal de
heer Spaans onderzoeken of de afne
ming op Vlieland samenvalt met een
verandering in het fourageergedrag op
Terschelling (van wad en strand naar
cultuurgrond) en of dit samenhangt
met een verslechtering van de voed
selsituatie op het wad.
Daar bij strenge vorst het cultuur
gebied als voedselplaats uitvalt, is het
van belang na te gaan in hoeverre de
meeuwen dan terugvallen op dorpen,
vuilnisbelten en dergelijke.
BIJ HET DERDE gedeelte van het
onzerzoek zal drs. Spaans gegevens
pogen te verzamelen over de sterfte
onder kuikens en deze te vergelijken
met dergelijke gegevens uit vorige ja
ren en andere plaatsen. Ook zal hij zien
of uit de ringresultaten tot een verschil
in sterfte in zachte en strenge winters
is te concluderen.
een eekhoorntje, springend van tak tot tak
.waar je alleen het hameren hoort van een specht.