en Snelle medische hulp bij rampen te land, ter zee en in de lucht KASKALKOENEN" UIT HET WESTLAND... POLLE, PELLI EN PINGO DAVY JONES KRAMMETJE FOK Nieuw tuinderijprodukt: PANDA EN DE MEESTER KRISTAL-KIJKER Ons vervolgverhaal n „Leegloop" in de kassen voorbij DINSDAG 23 AUGUSTUS 1966 Een oorspronkelijke Nederlandse roman door Willy Corsari c* VROEGER WISSELDEN staats hoofden en regeringen kostbare luxe-geschenken om de vriend schap te bevorderen. Tegenwoordig geven zij elkaar nuttige cadeaus, op basis van wederkerigheid of a fonds perdu, om politieke of huma nitaire redenen. Staatsgeschenk no. 1 van de Westduitse Bondsrepu bliek is een mobiele ziekenhuisin richting die te land, ter zee en in de lucht hulp kan bieden aan zieken en gewonden. Snelle hulp vooral, die bijvoorbeeld bij natuur rampen zoals aardbevingen (Tur kije) en watersnood (Oostenrijk, Italië) onontbeerlijk is. schapq (Van onze correspondent) 's-GRAVENZANDE. Met een losse opmerking in de officiersmess van Ypenburg is het een jaar of zes geleden begonnen. „Zeg kolonel", zei iemand tegen de toenmalige commandant van het vliegveld J. Roukens, „als u nou toch in uw jachtgebied „Staelduin" fazanten fokt, kunnen er dan niet een paar kalkoentjes bij voor het kerstdiner?" Dat kon en sinds dien zitten enige gepensioneerde Hagenaars en Rijswijkers nog steeds tot hun eigen verbazing volop in de kalkoenenteelt. Want de zaken groeiden voorspoedig. Van enkele tientallen stuks in dat eerste jaar via een voor zichtige paar honderd in de volgende, werd vorig jaar de sprong gewaagd naar het werkelijke zaken-doen met 't glorieuze aantal van zestienhonderd trots kakelende lellebellen, hoog op de poten, zwaar in het vlees, zoals het een rechtgeaarde slachtkalkoen betaamt. Tienduizend kilo malse bout dfoegen de heer Roukens en zijn helpers begin december aan voor de kerstmarkt. Na de chrysanten Harteloos dier Dure kostgangers Sam leff m*. WWMWWWVWVft i 93) „Tk zie er verschrikkelijk uit". „Ja, afschuwelijk. Zul je dadelijk er in kruipen? En morgen er in blijven?" Zij knikte. Hij boog zich over haar heen en kuste haar op de wang. Toen hij was weggegaan ontkleedde zij zich en deed het licht uit. Frans, dacht zij. Hij heette dus Frans, die man, op wie zij had gewacht. Het leèk haar plotseling zo dwaas, dat zij soms had gemeend wel altijd alleen te zullen blijven. Ik ben verliefd op je. Frans, dacht zij, langzaam weg zinkende in roes van lichte dronken schap en koorts en geluk. Zo verliefd als ik nooit ben geweest. Dat andere was de dromerij van een romantisch en onwetend kind. Ik ben getrouwd met een held uit een oude roman, met Lucien de Rubempré. Jij bent van vlees en bloed, om jou heen hoef ik niets te fantaseren, ik wil je zo als je bent. De volgende morgen kwam hij en bracht een mandje fruit mee en een fles wijn. Zij was blijven liggen, hoe wel zij zich veel beter voelde, maar het was te aanlokkelijk, zich door hem te laten verwennen. Hij bleef de hele dag, zette thee, kookte zelfs voor hen beiden op haar gasstel. „Ik ben een uitstekende huis vrouw," verzekerde hij. „Als je beter bent hoop ik dat je eens bij me komt eten. Al is het dan niet de Oude Her- berghe. Die goede Kees, mijn leven lang zal ik hem dankbaar blijven dat hij jou daar die avond had heen- gekregen, juist toen ik er was, en je zo verlegen maakte met al die ver halen over je. Misschien was ik an ders niet naar je toe gekomen." „Waarom niet?" „Ik zou niet hebben gedurfd. Lach je daarom? Het is waar. Als je niet lacht, kun je erg streng kijken. Kees heeft gelijk, je moet altijd lachen, zoals nu. Ik zou graag een portret van je schilderen. Mag ik morgen schetsen maken?" „Maar morgen sta ik zeker op." „Ik kan ook schetsen als je op bent." Hij zat in een hoekje van de win kel te schetsen, terwijl zij bezig was. Toen hij die schetsen liet zien, was zij verbaasd. „Zie je mij zo?" „Zo ben je soms. Kom je ppr «eren?" „Ik ben de hele dag bezet." „Ik kan 's avonds werken. Kom je morgen bij me en dan poseren?" „Ja," zei ze, „ik kom morgen bij je." Hij had een atelier boven in een der oude, armelijke huizen van de sombere buurt, die men in Amster dam De Pijp noemt. Hij had enige or de geschapen in de chaotische rom mel van het atelier en bloemen ge kocht, die hij in allerlei oude verf- potjes had gezet. Op de kleine, ge dekte tafel brandden twee kaarsen. Hij had omelette gemaakt met lever en ze dronken er rode wijn bij. „A.lles gepoft," zei hij opgewekt. Zij dacht niet, dat hij werkelijk van plan was te gaan werken, maar na hun maaltijd plaatste hij haar in een oude leunstoel. Zij zat heel stil, wat teleurgesteld, tot haar gevoel voor hu- Charles Charlotte mor sterker werd dan die teleurstel ling. Het leek haar grappig, dat zij zich een wilde liefdes-scène had voor gesteld en nu zat te poseren voor een man,#die verdiept was in zijn werk. Na een uur zei hij: „Ik wil niet, dat je het ziet", en gooide een doek over zijn werk. Zij stond op en rékte zich loom. Hij kwam naar haar toe en nam haar in zijn armen. Zij bleef bij hem tiie nacht. Toen zij in de vroege morgen naar huis ging voelde zij zich als nieuw geboren. Zij had wel willen zingen en luidkeels jube len, zij had het leven lief, de men sen die zij ontmoette, het werk, de zorgen. Dit is leven, dacht zij: een man en een vrouw, die elkaar lief hebben, tussen wie alles goed is, al les mooi. Daar draait de wereld om, dat is de zin van alles! Zij was, drie dagen lang, in die lichte roes van vreugde. Zij kon niet genoeg lachen en niet genoeg kus sen, zij wist nu eerst hoe zij gehon gerd had. Op de avond van de vierde dag ver wachtte zij hem. Ze zouden samen eten en dan naar zijn atelier gaan. De volgende dag was een zondag, zij zouden de hele dag bijeen kunnen zijn. Maar hij kwam niet. Zij wachtte vart uur tot uur en ten slotte van mi nuut tot minuut in een onrust, die steeg tot paniek. Zij ging naar het atelier. Er was niemand. Ze haastte zich terug. Het briefje dat zij op de deur geplakt had zat er nog juist zo. De nacht duurde eindeloos. Toen zij 's morgens weer naar het atelier ging ontmoette zij in de gang een beeld houwer, die in het huis ook een ate lier had. Hij zag hoe zij vergeefs klopte en zei: „Frans is er niet. Hij is zeker weer aan de boemel." Zij keerde terug. Haar gezicht voelde als bevroren, zij bewoog zich stijf en on zeker. Juist toen zij wilde sluiten, kwam hij binnen, sloot haar in zijn armen en zei: „Lieveling, ik heb zo naar je verlangd". Zij zag even te gen hem aan, verdoofd door de vreug de. Toen keek zij op in zijn glim lachend gezicht. „Wat is er gebeurd, Frans? Waar was je?" „Niets," zei hij, „er is niets ge beurd. Ik was op weg naar je toe en optmo^tte een vriend. We dronken er gens een paar borrels'èn toen ben ik m^t hem meegegaan naar kennis sen, waar een fuifje was". Zij liet hem los, deed een stap achteruit en staar de hem aan. „Je had met mij af gesproken en je liet me eenvoudig wachten voor niets liet me in doodsangst. ik dacht dat je een ongeluk had gehad ik dacht dat je en jij was op een 'fuif. Al die tijd?" Tranen van woede waren in haar ogen gespróngen. Hij zei: „Liefje, huil niet, ik wou je geen verdriet doen „Ik heb geen verdriet", zei ze, „raak me niet aan. Als het zo weinig bete kent, wat er tussen ons is, als het een avontuurtje is, waar je na een paar dagen genoeg van hebt (Wordt vervolgd.) '^'^''WWWWWWtAA/tAAAAAA/WV/VAAAftAAAAftAAAAAAAAAA/VAAAAAA/WAAAAAAAAA/WWWWtAAAAAAIWUWWlrtA/VWUtAAAAAAA „CLINOMOBIEL" heet die uitrus ting, uitgekiend door een groep artsen en technici en zo variabel, dat zij aan de meest uiteenlopende eisen kan wor den aangepast. Tweeëntwintig landen, waaronder zowel onderontwikkelde naties als welgestelde industriestaten, hebben totnogtoe een of meer Clino- bielen ten geschenke ontvangen. Acht tien andere landen hebben zelf zo'n mcmièT'zfèk'enhuis geloei' HET PROJEKT is ontwikkeld uit de gewone eerste-hulpauto annex ambu lance. De eerste fase was een complete rijdende kliniek, die zowel als aan hangwagen, als truck-met-oplegger en als terrein voertuig met aandrijving op alle wielen geleverd wordt, de laatste voor hulpverlening in moeilijk toegan kelijke gebieden. Voorzien van een stroomaggregaat, verwarming, stro mend water en een volledig ingerichte operatiekamer vervullen deze wagens in rampgebieden en ver afgelegen oer wouddorpen, maar ook bij verkeerson gevallen uitmuntende diensten- Voorts worden klinieken op pails geleverd, die zich nauwelijks onderscheiden van een stationair ziekenhuis. „Aerodoc"-vlieg- tuigen en hefschroefvliegtuigen dienen voor ziekentransport en eerste hulp bij ongelukken. Clinocc^iter-operatieka- mers, waarin zelfs de lucht ontsmet ZE ZIJN NIET de enigen. Gaandeweg voegt het Westland via de kalkoenteelt een nieuw accent toe aan de roem, Euro pa's produktiefste tuinbouwgebied te zijn. Tomaten en druiven lonen, met Italië in kan worden, hangt men eenvoudig als gondels onder een hefschroefvliegtuig. Clinobile-hospitaalschepen voor rivier en kustroutes zijn reeds in de vaart, en de bouw van een grote zeewaardige kliniek van 1500 brt met helikopter- en clinomobil-voertuigen aan boord is in voorbereiding. Opvouwbare „cata strofe-stations" kunnen in elk groot transportvliegtuig vervoerd worden en complete geprefabriceerde ziekenhui zen met capaciteiten tot 180 bedden kunnen over land of door het water getransporteerd worden. de E.E.G., minder dan voorheen. Het plukken alleen al van een kilo bonen kost 35 cent en sla en komkommers hebben we eerder te veel dan te weinig. De tuin der, die er toch een bestaan uit wil sle pen, moet op de kleintjes passen. Hij moet vooral zijn kostbare kassen niet een deel van het jaar renteloos laten .staan. Hier reikt de kalkoen hem op een merkwaardige manier de helpende vlerk. Een uitgekiend teeltprogram als dat van tuinder J. A. van Heijningen in 's- Gravenzande, met wie de heer Roukens C. S. samenwerkt ziet er nu zo uit: van januari tot mei sla en spinazie, chrysant ten in weelderige variëteiten in de drie zomermaanden en kalkoenen voor de rest van het jaar. Kaskalkoenen zogezegd: aan de koude grond hebben deze dieren een hekel. BEGIN AUGUSTUS worden ze als een- dagskuikens ingekocht. Kleine, kale bol letjes zijn het dan nog maar, die aan weinig ruimte genoeg hebben. Er gaan er gemakkelijk drieduizend in een klei ne kas. Na een week of vier, vijf echter nemen ze zo snel in omvang toe' dat over brenging naar steeds grotere ruimten noodzakelijk wordt. Ze volgen de bloe menpluk dan op de voet. Een bed chry santen eruit, een koppel kalkoenen erin. Geen dag heeft de tuinder zijn kas on gebruikt staan en bovendien plukt hij nog het voordeel van een gratis bemesting die op natuurlijke wijze tot stand komt. Naar schatting zijn er deze zomer in het Westland dertienduizend kalkoenen „in aanbouw" genomen. „In HET BEGIN zijn ze wel bewerke lijker dan jonge plantjes", vertelt tuin der Van Heijningen. „Ze hebben een hoge en vooral constante temperatuur nodig. Van karton maken we op de grond ronde perkjes, waar ze met tweehonderd stuks tegelijk onder de broedlamp kunnen zit ten. Geleidelijk aan laten we de tempera tuur dan zakken. Van 34 graden in de eerste week naar 32 in de tweede; dan 28, 24 20 graden tot we aan het einde van de vijfde week op de normale zomerse buitentemperatuur overgaan. In de kas is het dan niet veel warmer, want u ziet wel dat we het glas met roetkalk heb ben gespoten. Dat houdt de hitte tegen en het maakt het bovendien wat donkerder hier. Door schade en schande hebben we namelijk geleerd, dat zonlicht de dieren agressief maakt. Kalkoenen zijn ontzet tend wreed. Zonder de minste aanleiding werpen ze zich soms ineens met een stuk of zes tegelijk op een willekeurig slacht offer, dat ze helemaal kaal pikken. Als je er niet gauw bij bent, is het in een half uur dood". Dit typisch kalkoense trekje is het wel alleen des kalkoens? plus de be vattelijkheid van de jonge dieren voor akelige ziekten als snot en black-head (een leveraandoening), maakt dat ze dag en nacht moeten worden bewaakt. Voort durend houdt er een mannetje toezicht. Om het half uur schuift hij op voorzich tige voeten door het gewriemel om bij de geringste onraad in te grijpen, hetzij door het mikpunt van een pikaanval uit de groep te verwijderen, het zij door in ernstige gevallen de veearts te roepen. Twee keer per week komt die trouwens toch langs voor het voorgeschreven toe zicht. ZIJN DE DIEREN eenmaal door de eerste zorgelijke periode heen (zes tot acht percent gaat dood tijdens de fok), dan zijn ze ijzersterk geworden. Als ze nietyyofden geleewiekt, zijn ze in staat dwars door het glazen dak te vliegen. In de nacht dat ze van de opfokkas wor den overgebracht naar de grotere, waar ze op stokken kunnen zitten, wordt bo vendien hun snavelpunt afgebrand, want het gevaar voor doodpikken blijft. Drie maanden resten dan nog voor het geduldkarwei van het vetmesten. Een goe de kalkoen eet in die tijd driemaal zijn eigen gewicht op. Tuinder van Heijningen schat dat hij dit najaar voor zijn drie duizend troeteldieren zo'n achtduizend ki. lo voer nodig zal hebben. Dat is samen gesteld uit eiwitten, vitaminen, vismeel, kalk, fosfor, gras en brandnetels en het kost 46 cent per kilo Alles bij elkaar inkoop, toezicht, vee. arts en voer -r- komt er dus heel wat voor kijken eer de kalkoen naar de groothan delaar en via deze naar de kerstdis kan. Maar het loont de moeite, dank zij dt grote aantallen en de vlotte omzet. - - 2630 26. Panda droeg de ijzeren staaf naar de brug die Joris hem. had beschreven. „Hier is de ophaalbrug over de Kromme Schie!" mompelde hij. „Maar waarom moet ik deze balk daaronder vastmaken, en een andere balk weghalen? Deze brug ziet er stevig genoeg uit.' Ik kan me niet voorstellen dat er iets gevaarlijks mee is!" Hij kroop in de rivierbedding en keek belangstellend naar de onderkant van de overspanning. Toen haalde hij zijn schouders op en begon een der staven los te schroeven, zoals zijn werkgever had uitgetekend. ,Als Joris zegt, dat deze brug op inzakken staat, zal het wel zo zijn!" prevelde hij. „Ik hoop maar dat die roestige balk steviger is dan degeen die hier zat!" Dat zou spoe dig blijken. Want de koper van de Klomp-diamant was op weg naar de ophaalbrug in zijn auto. „Ik heb die edelsteen gekocht!" sprak de bestuurder tot zichzelf. Precies zoals meneer Puthra zei. Maar het is me niet duidelijk waarom ik nu het beste over de Kromme Schie de stad uit kan gaan. Daar was het minste ge vaar, zei die kristal-kijker! Wat voor gevaar is er dan wel? Zouden er soms schurken achter me aan zitten?" Hij huiverde even en keek schichtig om zich heen, ter wijl hij wat meer gas gaf. PAN HE68EN W/6 TOCH EINOElIJK EEN keer/staaIrtje BEET GEHAD iPM MUIM BROEK POVVe, JE MOETTOCH10 f AN62AM6RHAND WETEN. DAT JE NIET" 10 l/ER. SPRINGEN KUNT KOM ER /WAAR UIT, BESTE JONGEN AU, €R BIJT IEMAND IN*) MIJN STAART1 2187-M. COPENHAGEN AIS DE TORPEDO TRAAS DOOR HST LUIK NAAR. BINNEN 6LNDT, 2WEMT DAVY Mee het donkere mtin IIIWUIAUI* zodra de torpedo binnen is in het HUIS DAN MEVROUW WH ELAN, SLUIT HET LUIK ZICH. Di TORPEDO EN DAVY KOMEN BOVEN IN EEN SMAL BASSIN... DAVY! WAT HEEET DIT TE BETEKENEN 2 PRECIES WAT IK U WILDE VRA6EU, MEVROUW' fiièiïtuirMi' 606. Het plan van Bram was even een voudig als handig. De dochter van de commissaris was op het toneel in de ver- dwijnkist gestapt en verdwenen. Welnu. Bram zou onder dezelfde omstandigheden precies hetzelfde doen. Zodra de duisternis was ingevallen slo pen Bram en Formidablo door het don kere stadje. Om even geruisloos als Ka- ro te kunnen lopen hadden zij lappen om hun schoenen gebonden, die zij in het theater konden afdoen. Het was voor een goochelaar natuurlijk een klein kunstje om de sloten van de' schouwburgdeuren te openen. Ondanks de protesten van Tutu beslo ten Bram en Karo hem niet in de kist mee te nemen. Iemand moest immers achterblijven om in te grijpen, als er iets mis dreigde te gaan, en met zijn grote kracht was Tutu daarvoor de aan gewezen vogel. „Ik blijf het gevaarlijk vinden", zei For midablo aarzelend. „Er is alle kans, dat ook u verdwijnten niet meer te rugkomt!" „Maar ik zal in elk geval weten, waar de kinderen bleven", zei Bram. „En mis schien kunnen wij ze helpen, als hun krachten daartoe ontoereikend zijn". Zonder er verder woorden aan vuil t maken stapte hij in de kist.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 7