VAN NIEL Doelbewust geleide culturele revolutie V% beleg Interlinie A ,^^™NAAL^ BELEG'*w in grote verscheidenheid OUD HOLLANDSE KLOKKEN DONDERDAG 1 SEPTEMBER 1966 .1 Cultus Mao's school „Sprong" van 1958 „Aoti-revisionisme" Lm Piao's rol Friese staartklok Div. uitvoeringen in eiken 352.50 HORLOGERIE BETROUWBAAR W. G. TWEEHUYSEN (Van een medewerker) AntLbuitenlands ^NatjoNAAL beleg intëbS^ E ONTWIKKELINGEN, die in China aan de gang zijn, hebben een D verbijsterende omvang aangenomen. Ogenschijnlijk begonnen als een niet ongebruikelijke zuiveringscampagne onder intellectuelen en kunstenaars, compleet met zelfcritiek, beschuldigingen van onderaf en verwijdering van een aantal „boosdoeners", is de beweging nu uitgelopen op een semi-spontane, maar kennelijk doelbewust geleide „culturele revo lutie". Kort na de opzienbarende zelfbeschuldigingen van Kuo Mo-Jo, een van China's meest vooraanstaande geleerden, zijn acties gevolgd tegen journalisten en schrijvers. Onder laatstgenoemden was Woe Han, die als onderburgemeester van Peking nauw betrokken was bij de politieke lei ding in de hoofdstad. Prompt daarop werd zijn directe chef, Pekings burgemeester P'eng Chen, vervangen als plaatselijk partijleider. Te gelijkertijd werden scherpe aanvallen gericht op vooraanstaande figuren uit de universitaire wereld. Niet alleen in Peking, maar door het hele land werden grote acties gevoerd om de natie weer tot strenge revolutionaire discipline te brengen. Daarbij Verden oproepen gedaan tot een campagne tegen de „zwarte anti-socialistische anti-partij-lijn, die strijdig is met de gedachten van voorzitter Mao". Verbijsterende campagne in China; nieuwe „Grote Sprong voorwaarts" MAO TSE-TOÉNGS geschriften en de gedachten die daarin zijn neergelegd golden in China al sinds lang als de belangrijkste, zo niet de enige richtlijn waaraan ieder zich te houden had. In de laatste maanden is hierop steeds ster ker de nadruk gelegd. Op letterlijk elk gebied is intensieve bestudering en nauwgezette navolging van Mao's ge dachten een eerste vereiste voor het be halen van succes. Schoolkinderen zijn pas goede leer lingen als zij zijn verzameld werk uit het hoofd kennen, soldaten worden als helden vereerd als zij, na lezing van passages uit Mao's geschriften, met ge vaar voor eigen leven een op hol geslagen paard bedwingen. Boeren halen slechts dank zij gedegen kennis van zijn gedachten een goede oogst binnen. Een voudige fabrieksarbeiders winnen het, onder Mao's ideologische leiding, in produktiviteit en vindingrijkheid van geschoolde technici. Sportlieden schrij ven hun overwinningen en records eer der toe aan grondige kennis van Mao'S gedachten dan aan lichamelijke training. Een cultus-zonder-weerga van de dog ma's van één man schijnt thans gegroeid te zijn, die niet één van de zevenhonderd miljoen Chinezen onberoerd mag laten. Zulke haast religieus-fanatieke krachten komen hierbij los dat het een nuchter, rationeel denkende westerling, bij alle begrip dat hij voor het nieuwe China tracht op te brengen, soms volkomen verbijstert. Wie ooit gedacht mocht heb ben dat de gemiddelde Chinees een nuchter, praktisch denkend mens is, wars van theorieën en dogma's en zo'n gedachte lijkt op grond van histo rische overlevering heel aanvaardbaar moet thans een grote verrassing ver werken. Studenten, overal ter wereld dege nen van wie in de toekomst allereerst deskundigheid wordt verwacht, eisen dat (nog) meer college-ui'en aan de studie van Mao's werk besteed zullen worden, dat vaktechnische onderwerpen tot een minimum beperkt zullen worden, tiat examens en cijfers zullen worden af geschaft, dat iedereen, slechts op ideolo gische geschiktheid beoordeeld, tot de universiteit zal worden toegelaten. Het leger, waar vorig jaar alle mili taire kentekenen van rangen werden afgeschaft, moet het instrument voor de indoctrinatie van Mao's leer worden. Ja zelfs moet, volgens een hoofdartikel in het „Volksdagblad" van 1 augustus, „het gehele land één grote school van de gedachten van Mao-Tse-Toeng worden". Minister van Defensie, Lin Piao Een grote „culturele revolutie" heet in volle gang te zijn. „Rode wachters", leden van een militante jeugdorganisatie „Rode Garde" voeren kennelijk met toestemming, zo niet op directe instigatie van de opperste partijleiding revolu tionaire acties uit, die weinig van een regelrechte straatterreur verschillen. Er wordt een sfeer van revolutionaire op winding gecreëerd, een situatie waarin de aanloop wordt genomen voor een nieuwe al-omvattende „sprong voor waarts", die gemakkelijk tot evcessen zou kunnen leiden. Daarvoor schijnt Peking echter niet bang te zijn. „Durf revolutie te maken en durf een enthou siast revolutionair te zijn", riep men in de Chinese hoofdstad uit, „wees niet bang voor wanordelijkheden". Inderdaad doet de huidige agitatie denken aan die aan de vooravond van de inmiddels berucht geworden „Grote sprong voorwaarts" van 1958. Hier ko men we aan een van de merkwaardigste aspecten van de hele zaak. De „Grote sprong voorwaarts" was een poging China's geweldige achterstand op eco nomisch gebied langs een kortere weg dan door alle experts voor mogelijk werd gehouden in te halen, een soort „industriële revolutie van eigen bodem", die ondanks inderdaad reusachtige in spanningen tot een, nu ook door de Chinezen zelf wel toegegeven misluk king leidde. Volgens sommige deskun digen bracht de „sprong voorwaarts" China in werkelijkheid wel tien jaar achterop. De „sprong" waarop Peking zich thans schijnt voor te bereiden heeft weliswaar een ander doel hij beoogt in korte tijd op politiek-ideologisch en cultureel terrein te bereiken wat in al de tijd sinds 1949 blijkbaar nog onvoldoende tot stand was gekomen. Maar de „niéuwe sprong" lijkt zeker op dezelfde schaal en met dezelfde middelen uitgevoerd te zullen worden. Heeft men de bittere lessen van 1958 niet ter harte genomen, of geloven de leiders in Peking inder daad met een grote, 700 miljoen mensen omvattende campagne China het revo lutionaire élan van de beginperiode te kunnen hergeven en het volk een uni form gedachtenpatroon in overeenstem ming met de, overigens niets eens zo erg samenhangende ideologie van Mao Tse-Toeng te kunnen opleggen? Het is allemaal nogal duister, vermoe delijk niet alleen voor buitenlandse waarnemers. Veel gevallen van „gecor rigeerde dissidenten" zullen te verkla ren zijn uit de onzekerheid waaraan men in China is overgeleverd. Veel hoge functionarissen weten eenvoudig niet waar ze aan toe zijn, en doen een ver keerde keus. Iets dergelijks kan de aan leiding geweest zijn tot de val van Lo Juich'ing, tot voor kort chef van de generale staf, die door een protégé van de kennelijk in aanzien stijgende mi nister van Defensie, Lin Piao, vervan gen werd. VAN DE GEBEURTENISSEN die de laatste maanden in China plaatshebben, vraagt een aantal aspecten (hoe ondui delijk ook) om bijzondere aandacht. Al lereerst is er het anti-revisionistische, dat wil zeggen anti-Russische aspect. Hoewel de Verenigde Staten nog steeds staat- en volksvijand no. één zijn, de Sovjet-Unie is met haar „nieuw revi sionisme" en „collaboraite" met het Ame rikaanse imperialisme" een goede tweede. Onder de dekmantel van de „cultu rele revolutie" wordt nu heviger en openlijker tegen de Sovjet-Unie en haar wandaden tekeer gegaan dan ooit te voren. Opvallend is dat vele weggezui- verden van een paar maanden geleden beschuldigd werden van bourgeois-ket- terijen en van heulen met Amerikaans kapitalisme en imperialisme, maar dat thans de meeste slachtoffers vallen on der degenen die in openlijke of bedekte termen hebben gepleit voor theoriën en methoden die naar de Chinese smaak van vandaag teveel naar Russische re visionisme en pragmatisme ruiken. Een andere opvallende trek is het „anti-technocratische" aspect, een alge mene noemer voor velerlei uitingen van ontevredenheid met de bestaande gang van zaken bij het onderwijs, in het leger, bij de landbouw en in de industrie. Niet de vaktechnisch geschoolde experts zijn het van wie de leiding bij het werk wordt verwacht, maar de ijverige en kundige Mao-kenner, de ideologen van eigen kweek die de alleen-zaligmakende doctrines van voorzitter Mao beheersen, en met die kennis van oneindig meer nut voor land en volk worden geacht te zijn. Er is in ons eerste artikel al in het kort naar verwezen in verband met de alles-overheersende rol die aan de ge dachten van Mao Tse-Toeng wordt toe gekend. Deze vrijwel volledige verwer ping van elke vaktechnische deskundige, pragmatische en technocratische aanpak is daarom des te merkwaardiger omdat in het verleden ook en juist in China al zo dikwijls gebleken is dat er geen „kortere weg" naar een hoger sta dium van economische, politieke en cul turele ontwikkeling bestaat. cosmetica en dergelijke zijn in dit ver band typerend. Er zouden nog vele andere voorbeelden te noemen zijn, die overigens bepaald niet typisch Chinees zijn. In een betrekkelijk recent verleden werden dergelijke acties ook in Europa wel gevoerd. Veel ingrijpender dan de anti-buiten landse en puriteinse acties inhaerent aan veel dictaturen lijkt de beweging tot versnelde algehele proletarisatie te leiden. De afschaffing van militaire rangonderscheidingen in het leger en daardoor althans in theorie de eliminatie van een klasse van niet of onvoldoende proletarische officieren, de minachting voor vaktechnische geschool de experts, en de geëiste non-discrimi natoire toelating tot de universiteiten zouden kenmerken van het „proletarisa- tie-aspect" kunnen zijn. In verband daarmee zouden ook nog de geëiste liquidatie van alle andere politieke partijen dan de communistische die overigens vermoedelijk alleen nog in theorie bestonden en de acties tegen de resterende bourgeois en natio- naal-kapitalistische groeperingen ge noemd kunnen worden. Alles wijst erop dat de leiders in Peking het veelgeroem de Chinese geduld beginnen te verliezen en dat zij; mogelijk uit bezorgdheid voor de revolutionaire toekomst van China, thans hun toevlucht nemen tot een nood sprong om het op korte 'termijn onmo gelijk geachte in één klap waar te maken. „Houdt de rode banier hoog in de geest van Mao Tse-Toeng"staat op de borden te lezen, die studenten mee droegen tijdens een défilé op het Tienanmen-plein in de hoofdstad Peking. NOG EEN OPVALLEND punt niet zozeer een afzonderlijk aspect als wel de resultante van een aantal kenmer ken van de jongste beroering in China is de kennelijke neiging tot isolatie. Na de breuk met de Sovjet-Unie en een serie opzienbarende tegenslagen voor de Chinese buitenlandse politiek in Azië, Afrika en Latijns-Amerika, schijnt China zich thans steeds meer binnen de eigen grenzen terug te trekken. We hebben gezien hoe het ook op econo misch en cultureel terrein steeds meer terugvalt op eigen Chinese gegeven heden. De doelstellingen die daarbij gelden zijn in naam „socialistisch, mar- xistisch-leninistisch" maar in feite geheel van eigen Chinese makelij. Een Franse commentator, Robert Gull- lain van het Franse dagblad „Le Monde" heeft al voorspeld dat over honderd jaar de historici zullen zeggen: „In 1966 was het keerpunt. Toen deed zich het tot dan toe unieke feit vdor dat een groot land, dat vergaand onder westerse in vloed was gekomen, zich geheel aan die invloed ontworstelde en aan een onge kende ontwikkeling begon, geheel los van alle westers-internationalistische kenmerken." Of wij inderdaad aan de vooravond van zulk een omwenteling staan kan uiteraard alleen de toekomst Ieren. HET INSTRUMENT bij uitstek om dergelijke drastische plannen uit te voe ren is natuurlijk het leger, afgezien van het blijkbaar te onhandelbare partij-ap paraat, veruit de grootste organische eenheid in het land. In dit licht moet ook de opkomst van Lin Piao gezien worden. Als minister van Defensie is hij de- geen die met zijn miljoenen onderge schikten van de krijgsmacht in de on zekere jaren van de naaste toekomst de verworvenheden van de revolutie moet handhaven en haar uiteindelijke doelstellingen moet zien te verwezen lijken. Het is echter de vraag of we moeten denken in termen van een „machtsovername door het leger" zoals in de Joegoslavische pers wordt gesug gereerd. Het leger is zeker de best ge organiseerde, technisch best uitgeruste en economisch sterkste macht in het land, maar het is en blijft een instru ment van de partij. Lin Piao's promotie tot ogenschijnlijke „kroonprins" van Mao Tse-Toeng heeft ongetwijfeld meer dan één oorzaak. De wellich belang rijkste is hierboven al aangestipt: de on misbaarheid van het leger voor de con- tinuiteit van de revolutie Dit lijkt in zekere zin in tegenspraak met de „anti-technocratische" kant van de huidige 'beweging. Meer militair dan ideoloog en met een apparaat van „des kundigen" achter zich, zou Lin eigen lijk niet op het vertrouwen van de partij moeten kunnen rekenen. Andere aspecten van de zaak en talrijke gebeur tenissen van de laatste tijd hebben echter wel aangetoond dat logisch en nuchter redeneren niet tot de sterkste zijde van de leiders in Peking behoort. Ook zonder deze logica is het plan wel grondig opgesteld. Het dreigt spaak te lopen met de voortgang van de revolu tie. Er dreigt stagnatie en een vacuum op het ogenblik dat de huidige generatie van grijze voormannen zal zijn uitge storven. Een nieuwe, felle impuls is no dig, die, gebruik makend van latente res sentimenten tegen het buitenland, tegen superieuren in kennis en welstand, nu en in de eerstvolgende jaren het best ge geven kan worden door het unieke machtsapapra.at van het „bevrijdings leger". Of de ontwikkelingen van de laatste tijd gezien moeten worden als louter uitingen van een machtsstrijd om de opvolging van Mao Tse-Toeng zoals in veel commentaren "wordt gesugge reerd lijkt vooralsnog twijfelachtig. GROTE HOUTSTRAAT 86 - HAARLEM TEL. 10371 Speciaalzaak sinds 1883 RIJDEN RIJDEN Bloemendaalseweg 200 - Overveen Zoekt u een goede Volvo - occasion T Belt n ons even Tel. 55602 Geestdriftig worden de „grote leider" Mao Tse-Toeng en zijn „profeet" maarschalk Lin Piao door demonstranten omringd. Mao staat op de foto rechts van de pilaar met zijn pet in de hand. Naast hem (rechts) Lin Piao met een pet op het hoofd en daarnaast premier T-sjoe En-Lai, WE HEBBEN GEZIEN dat de bewe ging een anti-Russische kant heeft. We weten ook, uit tamelijk verwarde, be richten dat niet alleen de Russen maar ook andere buitenlanders het moeten ontgelden, en met hen alles wat buiten lands is of het heet te zijn. Ook zonder ons „eigen" Chinese incident in deze beschouwing te betrekken, zijn er ge noeg aan wijzigingen om van een alge meen anti-buitenlands aspect te spreken. Sluiting van christelijke kerken en een nonnen-school in Peking, acties tegen westerse haardracht van vrouwen, te gen het etaleren van luxe-artikelen al* N.V. Internationale Beleggings Unie „Interunie", Postbus 617, Den Haag

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 11