DERTIG JAAR SNIP EN SNAP WEERGALOOS DUURRECORD IN KLEINKUNSTWERELDJE U1ILLY W „Als Walden en Muyselaar ermee afnokken, ga ik met pensioen", zegt directeur „Slees" Den Haag krijgt de primeur vóór Moskou en Leningrad „Nog lang niet uitgebabbeld" V 1966 SEPTEMBER ZATERDAG §1111 «fff WALDEN EN MUYSELAAR danken hun succes niet aan de activiteiten van reclamespecialis ten of fanclubs. De reclame van de revue beperkt zich tot bescheiden aankondigingen en de beide komie ken stellen zich zelden beschikbaar voor een interview. „De enige re clame die waarde heeft is de mond- reclame. Niet wij maar het publiek moet uitdragen dat de revue goed is", aldus Walden. Domme August Concurrenten Met het hart (Van onze correspondent) tEDERE AVOND om acht uur gaat in Theater Carré te Amsterdam het doek op voor René Sleeswijks nieuwste Snip en Snap-revue. „Grootser, mooier en kleurrijker dan ooit tevoren"'. Spil van de show is weer het duo W ills Walden en Piet Muyselaar. Zo was het in 1937, zo is het sindsdien gebleven. Directeur „Slees" zegt: „Als ze ermee ophouden, ga ik met pensioen Ze denken nog niet aan ophouden, Walden (62) en Muyselaar (67). Zij waren de eerste revue-artiesten, die een radioshow brachten, zij waren de pioniers in de begin tijd van de televisie (op de E 55), zij zijn de enigen in ons land die dertig jaar achtereen 300 maal per jaar volle zalen hebben getrokken en zij hebben zich voorgenomen bij de eersten te zijn, die straks via de kleurentelevisie in de huis kamer komen. De Sleeswyk-revue draait ieder jaar vijf maanden in Amsterdam waarna vier maanden de grote steden worden bereisd. Elk seizoen wordt een half miljoen bezoekers geboekt. Enquêtes hebben uitgewezen, dat tenminste de helft vooral komt voor Walden en Muyselaar. De kostbare montering van de revue is mogelijk, omdat het tweetal in ieder geval „goed is" voor een kwart miljoen bezoekers. Als één van beiden zijn werk zal moeten neerleggen is dit tevens het einde van een revuebedrijf, dat honderd mensen een bestaan biedt. Het tweetal, dat met hard werken en groot vakmanschap 30 jaar achter een populariteit heeft behouden en door collega's met „de adel der kleinkunst" wordt aangeduid, heeft aan dat succes geen villa's en geen sportauto's over gehouden. De revue in Nederland,' waar de theaterprijzen tot de laagste, en de vermakelijkheidsbelastingen tot de hoogste van Europa behoren, is een weinig lucratief bedrijf. Maar de animo telkenjare met een revue van internationale klasse te ko men heeft er nooit onder geleden. Zij denken niet aan ophouden. Sleeswij k niet, Walden niet en Muyselaar niet. Zij hopen nog jaren achtereen hon derdduizenden Nederlanders een fees telijk avondje-uit te bezorgen, omdat, zoals Muyselaar het uitdrukt, „het vreugde geeft anderen vreugde te ge ven." In de kleedkamer van Walden en Muyselaar in theater Carré legden wij hun de volgende vragen voor. U HEBT in 1937 voor het eerst twee typetjes uitgebeeld, die sindsdien in geen enkele Snip en Snap-revue hebben ontbroken. Is er nooit behoefte geweest die stijl te veranderen, te moderniseren? Walden: Dat zou moeilijk gaan. Laat ik het zo uitleggen: als ik het werk van Wim Sonneveld vergelijk met hetgeen hij tien jaar geleden deed dan her ken ik wel degelijk het werk dat hij destijds deed. Hij heeft zijn eigen stijl, zijn eigen genre, zijn eigen manier van zeggen. Dat zit, geloof ik, ook aan ons vast. Als wij plotseling van stijl zouden veranderen ben ik bang dat het publiek dat niet zou slikken. Ze zijn van ons de „cross-talk" ge wend, het oeroude schema van de cir cusstalmeester en de domme August. De een probeert de ander iets uit te leggen, maar deze blijft dom. Hoewel hij eigenlijk niet dom is, want aan het eind van het gesprek weet hij iets te zeggen waaruit blijkt dat hij niet zo stom is als hij eruit ziet. Dat oude stramien moeten wij vasthouden. Als wij het loslaten zou het publiek be slist teleurgesteld zijn. Muyselaar: Toch is de tijd niet stil blijven staan. Vooral in uiterlijkheden is er wel het een en ander veranderd. Wij zijn niet meer de mannetjes in jacquetjes en het omgeslagen boordjes van des tijds. De presentatie is steeds aan de tijd aangepast. Men hoort wel eens het verwijt, dat de teksten vaak flauw zijn. Hoe denkt u daar zelf over? Walden: Niemand zou liever willen dat wij puntiger en geestiger teksten brach ten dan wijzelf. Maar het is al vaak gebleken dat het niet zo eenvoudig ligt. Het is ons genre niet. Wij moeten de eenvoudige, vatbare humor brengen, waaraan de arts en de advocaat zich niet ergeren en ten hoogste eens om kunnen glimlachen en waar aan de grote massa, die ons in staat stelt ieder jaar een grote revue uit te brengen, heel veel plezier heeft. Wij werken voor een massaal publiek en dat stelt andere eisen dan die van het cabaret. Er wordt wel eens gewezen op de scherpe humor van bijvoorbeeld Wim Kan. Ik heb een enorme bewon dering voor Kan, maar hij heeft een ander publiek dan wij. Zijn grapjes zouden in onze revue volkomen verlo ren gaan. Muyselaar: Stel, dat er iemand komt, die oer- geestige teksten heeft geschreven. Ik geloof niet dat wij ze zouden kunnen spelen. Wij werken namelijk op de interpretatie van de tekst. Wij ver wachten van een auteur ook niet, dat hij de tekst gepointeerd uitwerkt en met „Witz" en al op papier zet. Onze tekst groeit op het toneel. Tal van grapjes worden geïmproviseerd terwijl je aan het spelen bent. Het fijne is, dat dit in samenwerking met het pu bliek gebeurt. Om te kunnen improvi seren heb je trouwens een zaal nodig die prettig reageert. Een stugge zaal geeft je geen rustpunt in je gedach ten; waarbij je kan denken: hé, nou kan ik dit of dat zeggen. Zodra de zaal er rijp voor is probeer je iets nieuws te vinden. In de 29 jaar, dat Walden en ik samenwerken hebben we een soort telepathisch contact ge kregen. Hij voelt bij intuïtie aan waar ik naar toe wil en ik weet ongeveer wat hij gaat zeggen. Muyselaar is tijdens uw geza menlijk optreden de „aangever". Is dat geen ondankbare taak? MUYSELAAR: Dat wordt vaak verondersteld, ja. Maar het tegendeel is waar. Ik voel het als een prettige omstandigheid. Walden is, op toneel dan, het hele stomme mannetje en ik probeer met een enorm grote waffel hem van alles aan het verstand te brengen. Later blijkt dan vaak dat ik met die grote mond niets heb bereikt en hij me op een geweldige manier heeft beetgeno men. Ik moet als het ware de grapjes aangeven en hij maakt ze. Dat vak van aangever is echter beslist niet minderwaardig. Integendeel, de een kan immers niet zonder de ander. Ik heb het altijd gezien als een tweetal, dat samen een scène opbouwt. Uw stijl is al bijna dertig jaar onveranderd gebleven- Toch hebt u twee generaties publiek kunnen boeien. Welke moeite hebt u zich daarvoor gegeven? WALDEN: Kijk, je groeit als het ware met je publiek mee. Daarom is er in de pre sentatie wel het een en ander veran derd. De dames Snip en Snap bij voorbeeld hebben we al jaren geleden laten vallen. Die jurken deden het niet meer en bovendien waren we uitge praat. Vroeger brachten we nooit ac tuele situaties op de planken. We ver zonnen de situaties zelf, zoals de waar zegger, of de hypnotiseur, of het leu genballonnetje dat knapte als iemand onwaarheid sprak. Onwaarschijnlijke dingen dus. Maar dat slikt geen mens meer- Het publiek van nu waardeert al leen situaties en omstandigheden waar in het zichzelf herkent. Zo van: ja, dat zou mij nu ook kunnen overkomen. Op het ogenblik spelen we bij voorbeeld een provo-parodie. Dat slaat in, maar vroeger zou je zoiets niet moeten pro beren. De komst van Johnny Kraai- kamp en Rijk de Gooyer zou door het publiek kunnen worden opge vat als een nieuw duo, dat tezij- nertijd Walden en Muyselaar in de revue zou moeten opvolgen. Ziet u in andere komieken een bedreiging van uw positie in de show? WALDEN: Ik hoef u niet te vertellen dat Johnny noch Rijk zou zijn geëngageerd als Muyselaar of ik er bezwaren tegen in gebracht hadden. Wij hebben nooit be zwaren gehad tegen andere komieken in de show. Buziau sprak altijd over het gouden lijstje waarin het schilderij zit. Hoe beter de artiesten om ons heen hoe sterker de revue wordt. Johnny en Rijk hebben veel talent, allebei. De sa menwerking is heel prettig- Zij zijn leuke collega's, we maken grappen met elkaar, we werken fijn en we lachen. We lachen om elkaar achter het to neel en dat is heel belangrijk. Je moet plezier hebben in eikaars werk. Dat is trouwens het geheim van de goede sfeer in de Sleeswijk-revue, zoals die al sinds 1937 heerst. Je kunt geen goe de show maken als de sfeer en de col legialiteit niet goed zijn. Je kunt toch niet op de planken staan met iemand, die je haat en dan toch grappige din gen zeggen. Onmogelijk. Gelukkig is het bij ons zo, dat zelfs de kleinste ar tiest belangrijk wordt geacht omdat hij wordt gezien als een onmisbare scha kel in het geheel. De laatste jaren is het opgeval len, dat de voorstellingen door een jonger publiek worden bezocht dan voorheen. Iloe verklaart u dat? Walden Dat danken we aan de televisie. Na tuurlijk konden we niet blijven draai en op het publiek dat ons sinds 1937 trouw was gebleven. De jongeren hoor den thuis wel over ons spreken, maar dachten: die Snip en Snap, ach dat is iets voor ouden van dagen. Maar sinds we af en toe op de televisie komen is het publiek verjongd. Ik voel me al tijd blij als ik zie, dat jonge mensen zich kostelijk zitten te amuseren. Muyselaar Televisie is geen concurrentie voor ons. Het tegendeel is bewezen. Maar je moet als artiest niet iedere week en zelfs niet iedere maand op het scherm komen. De kijkers moeten de smaak in de mond krijgen en komen dan naar het levende theater. De beeldbuis zal dat levende theater nooit kunnen vervangen. Het aantal voorstellingen dat u samen hebt gegeven loopt tegen de negenduizend. Komt het langza merhand niet voor, dat u met te genzin naar het theater gaat? Walden: Zolang wij werken zullen we dat met animo blijven doen. Ik geloof namelijk dat het werk dat wij doen niet is vol te houden als je er zelf geen plezier meer in hebt. Je moet het met je hart doen. Je moet inderdaad dat stomme mannetje voelen dat je staat uit te beelden. Je moet het ook zijn, want anders komt er niets van te recht. Je kunt in ons werk niet alles op de routine doen. MUYSELAAR: Ik houd van dit vak. Waarom? Om dat het mij de vreugde geeft van het vreugde geven. Ja, dat is het. Het is heerlijk om 's avonds een zaal voor je te hebben die duidelijk sympathie uit straalt. Natuurlijk ben je wel eens min der gedisponeerd, je bent wel eens grieperig en je wil soms wel eens met je vishengeltje op stap. Maar wie heeft dat niet? Ik zou me geen raad weten zonder dit werk. Ik ben nu eenmaal gewend iedere avond om acht uur aan het werk te gaan. Verder ben ik dan nog de hele dag in bedrijf om te den ken wat ik hier nog aan kan verande ren of daar nog aan kan toevoegen. Vindt u het zelf opmerkelijk, dat u uw publiek en uw populariteit zolang achtereen hebt kunnen be houden? WALDEN: Nee. Een man als Louis Davids zou nog steeds aan de top staan als hij was blijven leven. Zijn liedjes spreken deze generatie ook aan. Er komt een dag, dat u samen uw laatste voorstelling geeft. Dat betekent het einde van de Snip en Snap-revue. Gelooft u dat dat het einde zal zijn van de revue in Ne derland? WALDEN: Ja, ik geloof niet dat er na ons nog een revue van een allure en montage als deze zal starten in ons land. Slees- wijk zelf zal er niet veel voor voelen met andere mensen helemaal opnieuw te beginnen en een andere ondernemer zal terugschrikken van de enorme aan loopkosten. Zo langzamerhand zitten hier vermogens in. MUYSELAAR: Ik wil niet al te somber zijn. Walden en ik zijn voor deze revue de basis die de komst van een bepaald percentage mensen garandeert. Maar wie zegt me dat er over tien of twintig jaar niet een paar andere artiesten zijn, voor wie men zo graag komt dat er een revue om hen heen kan worden gemonteerd. Zulke artiesten zijn er nu nog niet maar ze kunnen nog komen. Neem Toon Hermans. Het is hem toch ook ge lukt een massaal publiek te trekken en dat had tien jaar geleden niemand ver wacht. Als onze revue verdwijnt zal een mogelijke revue waarschijnlijk wel een heel ander karakter krijgen, bij voorbeeld als dansrevue. Maar het zal dan wel zonder Sieeswijk zijn, want die zegt altijd: Als Walden en Muyselaar ophouden, ga ik met pensioen. ,nnnnr|nnnJWlrmjlnnrnnnonn-,nnn-,rv--^ KUNSTSCHATTEN UIT RUSLAND" (Van onze correspondent) DEN HAAG RUIM DUIZEND kunstvoorwerpen, gekozen uit de per manente collecties van 22 musea uit de Sovjet-Unie zullen voor het eerst in de geschiedenis buiten de grenzen van de USSR getoond worden. Den Haag heeft de primeur van deze op zienbarende tentoonstelling, die op 16 september door de Russische ambas sadeur de heer J. J. Toegarinov, in het Gemeentemuseum zal worden ge opend. De in overleg met de Russi sche academie voor wetenschappen sa mengestelde collectie geeft een zo vol ledig mogelijk beeld van de vele cul turen, die in de loop der eeuwen op het grondgebied van de Sovjet-Unie hebben gebloeid. HET RUSSISCHE vrachtschip „Ko lomna" heeft de kostbare lading in vijftig kisten naar Rotterdam gebracht, vanwaar de collectie in twee tapissières onder politie-escorte naar Den Haag werd vervoerd. De „Kolomna" onder houdt een geregelde dienst tussen Rot terdam en Leningrad. Het schip is eigendom van de Russische staatsrede- rij. De onvervangbare stukken zijn verze kerd voor een bedrag van rond 30 mil joen gulden, waarvan 27 miljoen gul den alleen voor de gouden voorwer pen. De directeur van het Haagse ge meentemuseum, mr. L. F. J. Wijsen beek, die het initiatief voor deze ten toonstelling heeft genomen, merkte op dat er „een duidelijk aanwijsbaar be gin is van het herstel van de culture le betrekkingen tussen Rusland en Ne- positie vormt de kunst der Skythen, die omstreeks 400 voor Christus in het Al- taigebergte gevestigd waren en die hun gestorven opperhoofden met veel eerbewijzen in grafheuvels plachten te begraven. Doordat het water dat in de ze graven doordrong bevroor, is de in houd der graven vrijwel ongeschonden derland. Twee Russische conservatoren, de heren Titov en Artemenko verge zellen de kunstschatten. DE EXPOSITIE begint met afbeel dingen van prehistorische grottekenin gen, toont stenen, bronzen, zilveren en gouden voorwerpen uit het stenen tijd perk, de brons- en de ijzertijd en ein digt met fresco's, ikonen en kerksie raden uit de middeleeuwen. Een van de hoogtepunten van de ex- bewaard gebleven en heeft een der meest opzienbarende archeologische vondsten opgeleverd. Massief gouden of met goud besla gen houtsculpturen, maar ook fragiele weefsels behoren tot die vondsten. In het museum zullen ook enkele gou den voorwerpen te zien zijn, die tsaar Peter de Grote opkocht van Siberi sche boeren en in een museum onder bracht. Afgezien van de exclusiviteit en het historisch belang van de collectie, maakt ook de zuiver esthetische waar de van vele stukken de tentoonstelling voor iedere leek boeiend, terwijl te vens kan blijken hoe deze oude, meest omadische culturen zowel naar het westen (Kelten) als naar het oosten (China) hun invloeden hebben uitge oefend. Interessant is verder dat men enkele archeologische vondsten in hun totaliteit laat zien. DE TENTOONSTELLING zal zoveel mogelijk chronologisch worden inge richt, zodat men van het ene tijdperk in het andere en van de ene cul tuur in de andere wandelt. Na het strikt archeologische gedeelte, krijgt men ook een ruim overzicht van de cultuur van het rijk van Kiev (tijd perk van Karei de Grote) en van kunstobjecten uit het rijke centrum Novgorod. De expositie eindigt met de stroonbestijging van de tsarendynastie der Romanovs. Tot 20 november blijft de collectie in Den Haag te zien, waarna zij naar Zürich, Rome en Essen zal gaan. Eind 1967 en begin 1968 zullen ook de Russische bezoekers de collectie in de ze samenstelling in Leningrad en Mos kou kunnen zien voor de objecten naar hun bewaarplaatsen terugkeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 15