Bestraald hout véél sterker Inventarisatie der „dagjesmensen" EEN KORT VERHAAL DE DIRECTRICE RmiHiiniiHiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiiiHinimniiiiiiiiimiiiiiiiiiiii Erbij 1966 SEPTEMBER \TERDAG fv W r A 4*1* NU ZIJN grote huizen ook in Engeland schaars en duur. Heel wat mijlen moest mr. Dell in zijn oude Austin afleggen voor hij ein delijk vond wat hij zocht: een leeg staand, vervallen hotel, even buiten het stadje Bradford-on-Avon in het graafschap Wiltshire. Oorspronke lijk een riant landhuis, was het in de jaren dertig ingericht tot hotel, maar in de oorlog ging de zaak op de fles en sindsdien had nie mand er meer naar omgekeken. Toen de heer Dell het kocht, voor 15 mille, was het weinig meer dan een ruïne. De muren waren groen van de schimmel en het dak lekte op vele plaatsen. Maar met hulp van zijn vier volwassen zoons was de lekkage snel hersteld. Daarna begon het veel omvangrijkefwerk, het oude hotel te transformeren tot familiewoning. Er warén 7(1 kamers. „Old Court" na de restauratie (rechts) in doe-het-zelf-stijl. Kin deren en kleinkinderen kunnen naar hartelust spelen in de tuin, in het ruime trappenhuis (links boven) of in de gezamenlijke re creatiezaal (onder), overal is ruimte in overvloed. Een aantal daarvan lieten wij zo als ze waren, behalve een flinke opknapbeurt. De andere deelden we op in een aantal flats, variërend van drie tot negen kamers, en daarvoor was heel wat breek- en restauratiewerk nodig. Twaalf flats zijn nu gereed en in gebruik. Zeven daarvan huisvesten de getrouwde kinderen van de heer Dell en hun kroost, in totaal 31 leden van de Dell-familie, de andere zijn onder verhuurd aan 24 buitenstaanders. Eigenhandig legden de Dells een nieuwe riolering aan en eigenhan dig schilderden en behingen zij hun landhuis. Tot nu toe hebben zij een paar duizend liter verf en witkalk „weggesmeerd". Nu rest alleen nog de aanleg van tuin en park, samen 1,5 hectare groot. De danszaal van het ex-hotel dient nu als werk- en recreatieruimte voor de familie en haar 24 particuliere huurders. De ré otftte pfWé-gevafifeenis in de tuin vroeger een vrij algemene „facili- teif' op'itgrote Eftgelse landgoede ren) is herschapen in een kolenhok. William Dell heeft op zijn „familie hotel" al een bod van 150.000 gul den gehad, tienmaal de koopsom die hijzelf ervoor neertelde. Maar hij denkt er niet over, zijn bezit ting te verkopen. „Wij hebben het best naar onze zin hier", zegt hij en mijn kleinkinderen kunnen naar hartelust spelen en stoeien zonder gevaar voor verkeers- of an dere ongelukken". AMERIKAANSE onderzoekers heb ben ontdekt dat bepaalde houtsoorten na een bestraling met gamma-straling vele malen sterker worden. De expe rimenten zijn verricht door de uni versiteit van West-Virginia. Het hout wordt eerst op maat gezaagd en ge schaafd en vervolgens voorzien van een dun laagje plastic. Na blootstelling aan gamma-stralen is het enige hon derden percenten harder dan onbe- straald hout en verliest het tevens zijn buigzaamheid. Het is zeer moeilijk te verwerken, ipen kan er b.v. geen spij ker inslaan zonder eerst een gat ge boord te hebben. Dit „Wood-Plastic Composite", zo als de uitvinders het produkt gedoopt hebben, kan goede diensten bewijzen, voor vloeren die veel te verduren heb ben (dans- en gymnastiekzalen, sporthallen e.d.) maar is ook te ge bruiken voor boekenkasten, bedekking van toonbanken, hakblokken enzomeer. AMSTERDAM - Het werven van bezoe kers door de Amsterdamse WV gebeurt niet lukraak. Er gaan gedegen onderzoe ken aan vooraf. Onlangs is door het ge meentelijk bureau voor de statistiek een enquête afgesloten over het dagbezoek aan Amsterdam in de maanden juni en juli 1965. Daaruit blijkt dat er in de genoem de maanden slechts 5 percent der dagjes mensen uit de onmiddellijke omgeving van Amsterdam kwam. Elf percent kwam uit de verdere omgeving, nog eens 11 per cent uit Rotterdam, Den Haag en de bad plaatsen, 54 percent uit de rest van het land en 19 percent uit het buitenland. De meeste dagjesmensen maakten voor hun reisje gebruik van „de dagjesbus". Als men het aantal bezoekers dat van een tijdelijk (vakantie) adres een dag naar Amsterdam kwam op 100 percent stelt, dan spanden de niet-Nederlandse Europe se bezoekers de kroon met 81 percent. Zij worden gevolgd door de bezoekers uit Rotterdam, Den Haag en de badplaatsen. Wat betreft het soort bezoek voelden de Nederlandse bezoekers zich sterk tot Artis aangetrokken, evenals de Engelsen. Van de Duitsers gingen de meesten naar het Stedelijk Museum. Van de Amerikanen en Canadezen bezochten de meesten het Rijksmuseum. Familie van 35 betrok een afgedankt hotel AL BIJNA VIER JAAR was zuster Huisman directrice van het kolo niehuis in de badplaats. Een zelf standige baan die haar na zo'n vijf tien ziekenhuis jaren het hoogste had geleken dat er voor haar te bereiken viel. Het hoogste pleegt in de prak tijk wat af te slijten en op den duur soms iedere hoogte te verliezen. Daar door kwam het dat zuster Huisman, of- schoon niet ontevreden, haar directrice- bestaan al lang beschouwde als een ge volg van het feit dat het leven haar niets beters te bieden had. Ze bezat nu eenmaal geen bijzondere capacitei ten en bij gebreke van geld of naaste familie had ze ook niet mogen ver wachten dat haar onopmerkelijke per soon door louter uiterlijke omstandighe den iets zou bereiken dat haar van na ture niet toekwam. Het koloniehuis was neergezet in een tijd waarin men gewoon was kinderen onder te brengen in percelen die door een latere generatie op zijn vriende lijkst als hol en ongezellig, op zijn scherpst als gevangenisachtige crea ties werden gekarakteriseerd. Door toe doen van zuster Huisman was het in terieur van het hoge, door wind, zand en zout aangevreten gebouw zover ge moderniseerd dat de welwillende be zoeker er iets huiselijks kon bespeu ren. Uiterlijk was er weinig veran derd, maar het schilderwerk werd on derhouden en de kilheid van de hoge ramen was door zorgvuldig gekozen gordijnen zodanig gecamoufleerd dat ook de voorbijganger iets kon vermoe den van de vriendelijkheid van het in terieur. Het aantal voorbijgangers was niet groot, zelfs niet in de zomermaanden, wanneer het dorp door badgasten werd overstroomd. De kolonie lag aan het eind van een weg die uitkwam op een duingebied dat alleen met een speciale kaart toegankelijk was. Slechts weinig mensen getroostten zich de moeite zo'n kaart aan te vragen, ze gingen liever naar het strand of een caféterras. De stilte bij het huis werd slechts verbro ken als de kinderen gingen wandelen of terugkeerden en verder eens in de veertien dagen, op het bezoekuur van de ouders. DE DIRECTRICE had na het jach tige leven in een grotestadszieken huis genoten van de rust, de ruim te, het zeegeruis en zelfs van de wind, hoe venijnig die ook op de wandelaar kon afrennen. Het was een verademing, ze voelde zich sterker worden, licha melijk en geestelijk. Haar kleine, smal le figuur straalde een weerbaarheid uit die haar nooit eerder had gekenmerkt. Dat kwam niet alleen door de veran dering van klimaat. Haar werk als hoofd van de inrichting vereiste gezag en haar innerlijk paste zich aan deze eis aan. Niet alleen in de ogen der kinderen moest zij de hoogste autoriteit in het huis vertegenwoordigen, ook in die van het personeel dat op de stoker na uit jonge meisjes bestond: kinder leidsters en huishoudelijke krachten. Ze was zelf nog jong genoeg, onder de veertig, om zonder moeite te begrijpen wat het voor deze meisjes betekende in een af gelegen plaats te wonen. Vooral in de bijna eindeloze wintermaanden konden ze licht het gevoel krijgen tot een be staan van kloosterzusters te zijn ver oordeeld. Het moest gezegd worden dat de meesten hun uiterste best de den om dit gevoel te bestrijden. Ze gebruikten iedere mogelijkheid om naar het naastbijzijnde dorp te trek ken, dat een bioscoop en enige dancings rijk was, of ze gingen naar het wat verder verwijderde stadje dat een nog iets ruimere sortering uitgaansgelegen heden bezat. De busverbinding met het binnen land was buiten de zomermaanden heel beperkt, maar daardoor lieten de jon gedames zich niet tegenhouden. In troepjes, met paren of ook wel alleen gingen ze erop uit, in de hoop dat een van de weinige passerende auto's hen zou meenemen. Hun ongeduld of het slechte weer maakte stilstaan moeilijk en zo liepen ze korte of lange stukken van de verlaten, donkere weg, waar langs hier en daar wat dennen ston den, maar die verder alleen werd be grensd door duingebieden, bultige uit gestrektheden waarover altijd een ge ritsel streek, terwijl op de achter grond de zee daverde of ruiste en ten slotte uit het gehoor verdween. Zuster Huisman was in haar zieken huisjaren wel iets te weten gekomen over de menselijke natuur. Eerst met verbazing en weerzin, later met een zeker medelijden was ze getuige ge weest van allerlei kleine en grote dra ma's. Meer dan getuige was ze nooit geworden. Uit haar jeugd onder stren ge vreemden had ze een heilige angst overgehouden voor alles wat ook maar naar losbandigheid zweemde en men beschouwde toen al heel gauw iets als losbandig. Aangezien ze de meisjes wei nig kon beletten, verdiepte ze zich niet al te zeer in de gevaren waaraan de zen zich misschien blootstelden. Wie om advies bij haar kwam, kon dat krij gen, wie het niet deed, kon op hulp rekenen wanneer er iets misging. Er was echter nog niets misgegaan zolang ze als directrice optrad. „Mis" was voor haar namelijk alleen datgene wat opschudding kon verwerken, zoals zwangerschap van een ongehuwde of het binnensluipen van manspersonen met amoureuze bedoelingen. Gemoeds toestanden vielen erbuiten, omdat ze op de een of andere manier altijd over gingen. Zo herinnerde ze zich nog maar nau welijks hoe verliefd ze eens op een jonge dokter was geweest. Ze had ge dacht dat ze er onderdoor zou gaan. Nu, een jaar of tien later, leek het haar iets dat een ander was overko men. De aangebedene was al lang ge trouwd en alles wat in haar overhoop was geworpen, stond weer op zijn plaats, in een orde die wel nooit meer verstoord zou worden. Jonge dokters waren hier trouwens niet, alleen de niet meer jonge dorpsarts die de kin deren van het huis onder zijn hoede had. VERDER VERSCHEEN vrij gere geld, ongeveer eenmaal per maand meneer Wingerd, het actiefste be stuurslid van de kolonie, steeds vol be langstelling voor de gang van zaken. Soms kwam zijn vrouw met hem mee. Ze waren beiden in het begin van de veertig, welgestelde mensen die het zich konden veroorloven, minder welge- stelden als gelijken tegemoet te treden. Deze bezoeken waren de prettigste gebeurtenissen in het leven van de di rectrice. Ze ging weinig uit en ontmoet te dan vriendinnen, vroegere collega's uit de verpleging. Mensen als de Win gerds zag ze nooit. De ondanks de mo derniseringen toch altijd wat saaie sfeer van het huis kreeg een vro lijker toon wanneer Wingerd met zijn hartelijke glimlach vóór haar stond. Vrolijker en ook beschaafder, want dat leidsters en kinderen veel beschaving in huis brachten, kon zuster Huisman moeilijk beweren. Wingerd stond toegeeflijk tegenover de zucht naar vertier van het jonge geslacht. De wereld bood meer ver maak dan ooit, er werd veel verdiend en de krappe arbeidsmarkt maakte iedere zorg voor de dag van morgen overbodig. „Een mens heeft maar één jeugd, zuster Huisman", zei hij. Ze zag in zijn ogen iets dat ze moei lijk kon verklaren. Was het sympa thie? Was het spot? Hoe dan ook de directrice kreeg een onbehaaglijk ge voel. Een mens heeft maar één jeugd... De hare was voorbij, al mocht ze nog niet oud heten. Maar in hoeverre had ze een jeugd gehad? Als ze het goed bedacht en ze werd opeen gedwon gen het heel goed te bedenken was haar jeugd vergaan zonder één moment van werkelijke verrukking. Niets dan een enkele ongelukkige, doodgezwegen verstikte liefde. Toen Wingerd haar bij het weggaan de hand gaf, twijfelde ze weer. Was het toch sympathie? Maar waarom? Ze hadden niet over haar gesproken, alleen de problemen van de meisjes in het huis aangeroerd. Daar zijn vrouw die keer niet was meegekomen, zei ze: „Wilt u de groe ten aan uw vrouw doen?" Met een woord van dank beloofde hij het. Ze sloot de deur achter hem, ze ging terug naar haar kamer, achter haar schrijfbureau, en staarde voor zich uit. Ze voelde het leven uit haar hoofd wegvloeien. Het was of haar al lang vergane jeugd nog eens vervloog, een bliksemsnelle herhaling van een film die jaren had geduurd. Met moeite bracht ze haar hand naar haar gezicht, tastte langs de strakke, kille huid, pro beerde er weer leven in te wrijven. Er werd gelopen in de gang, lachende jonge mensen. IN DE WEKEN die volgden wend de ze al haar zelfbeheersing aan om de herinnering aan dat gesprek, of liever aan haar onverklaarbare pa niek, te verdringen. Het lukte haar niet. Ze stond vaker dan vroeger voor de spiegel, om zich ervan te overtui gen dat haar jeugd inderdaad voorbij was. Maar haar gezicht was nog gaaf, zonder rimpel, en de paar grijze haren die in de donkere massa begonnen te verschijnen, kon ze gemakkelijk uit trekken. En toch was ze niet jong meer. Jong waren die meisjes die er op uit gingen of werden afgehaald door knapen op fietsen met daverende motoren. Jeugd die haar jeugd niet nutteloos liet voorbijgaan, die leefde en omhelsde. Zij had niets anders te omhelzen dan een levenloos kussen. Bij Wingerds volgende bezoek had ze zich alweer voldoende in bedwang om rustig en zakelijk als steeds met hem te kunnen praten. Ze las geen spot meer in zijn ogen, ook geen sympa thie. Hij kwam hier immers niet voor haar, maar voor de inrichting. Ook nu was hij niet vergezeld van zijn vrouw en ze vroeg hem weer haar groeten over te brengen. Na zijn vertrek wens te ze zich geluk met haar beheerste houding, wat niet wegnam dat het kus sen haar die avond nog levenlozer scheen dan anders. Midden in de nacht stond ze op en nam een aspirientje om de hoofdpijn te verdrijven. Daarna viel ze in slaap. Toen hi] de volgende keer kwam, had ze alles achter de rug. Ze viste niet meer in zijn blik naar de een of andere bedoeling. En het bezoek zou even plezierig als in de eerste jaren verlopen zijn, als ze niet nadrukkelijk naar zijn vrouw had geïnformeerd. „Waarom komt ze nooit meer?" vroeg de directrice. De evenwichtige man keek een ogen blik verlegen. Hij bloosde zelfs licht. Toen zei hij: „We zijn gescheiden." Nu bloosde zij, niet licht, maar vu rig. En doordat ze zich ervoor schaam de, duurde de blos lang. Ze had graag weg willen kruipen. Maar hij zei, heel rustig: „Die dingen komen nu een maal voor..." Er werd verder geen woord aan ge wijd en het afscheid was als steeds, be halve dat ze geen groeten meer hoefde te laten overbrengen. Maar toen ze zich omkeerde en naar haar kamer terug ging, moest ze een hand tegen de gang muur houden om steun te vinden. Ze wist hoe ongerijmd, hoe waanzinnig haar gedachten waren. Hij interesseer de zich hoegenaamd niet voor haar. Ze moest hem vergeten of hier weggaan. Ze vergat hem niet en ze ging even min weg. De dagen werden moeilijk, de nachten een marteling. Ze kon het jonge leven dat overdag om haar heen tierde, soms niet meer aanzien en vluchtte dan naar haar kamer. En mid den in de nacht stond ze op om zich voor de spiegel ervan te overtuigen dat ze nog niet oud was, dat ze haar ver loren jeugd nog kon inhalen. Achter het open raam ritselde het duinland schap, ruiste de zee. Ze hoorde het, ze wist dat er niets kon worden inge- - haald en ging huiverend weer naar bed. ER VERLIEPEN enige maanden zonder dat Wingerd verscheen. Hij kon door zaken verhinderd zijn. De echtscheidingsnasleep kon hem bezig houden. Misschien ook had haar blos bij zijn laatste bezoek hem afgeschrikt. Dat laatste was nog het waarschijn lijkste. Hij wenste geen inmenging ha rerzijds in zijn persoonlijk leven, nau welijks een blijk van belangstelling zelfs. Hij was een beschaafd man. Ze kwam weer tot kalmte. Al jaren geleden had ze ondervonden dat ge moedstoestanden, zoals zij het noem de, overgingen. Soms, als ze in de spiegel keek, kon ze zich verbazen om haar malligheid van kort geleden. Daar was ze nu toch werkelijk over heen. Op een dag klopte een van de meis jes aan haar kamerdeur. „Meneer Wingerd is er, directrice". Even later kwam hij binnen, welva rend evenwichtig. „Het spijt me dat ik zolang verhin derd ben geweest," zei hij na de be groeting. „Toch geen moeilijkheden?" liet ze zich ontvallen. Ze had graag haar tong willen inslikken. „Neenee zei hij aarze lend. „Maar ik ga binnenkort her trouwen. Ze stak hem over het bureau haar hand toe. „Dan wens ik u van harte geluk!" Ze bloosde ditmaal niet, daar was ze zeker van. Ze had er immers niets mee te maken, ze had er nooit iets mee te maken gehad. lllllllll!llllllllllllilllllllllllll!!l!li!llllll!llll!l!ll!!illlllllllllllll!Hlllllllini 'r. DE HEER WILLIAM DELL dreef een bloeiende kruideniersnering in Leigthon Buzzard, in het Britse graafschap Buckinghamshire. Hij was ook de trotse vader van een gelukkig en kinderrijk gezin. Slechts één ding verdroot hem: dat hij niet al zijn kinderen en klein kinderen om zich heen had. Enkele van zijn zoons waren getrouwd en uitgezwermd. Zij woonden bij anderen in, of op kleine flatjes. De kin deren die nog thuis waren, hadden te weinig ruimte om te spelen en te leren in de krappe kamertjes boven de winkel. Dat knaagde aan 's heren Dells vaderhart. Het benam hem zelfs de lust in het kruide nieren. En op een voorjaarsdag, nu enkele jaren geleden, nam hij een kloek besluit. Hij verkocht zijn grutterij, nam zijn spaarcenten op en trok naar het platteland, op zoek naar een huis dat groot genoeg zou zijn om heel zijn omvangrijke familie te herbergen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 17