en Schedels en knekels een edelachtbare hobby m POLLE, PELLI EN PINGO RECHTER TIE BRAMMEI1 JE FOK ■Sm é&m PANDA EN DE MEESTER imm Zeeuwse dorpsburgemeester verzamelt in gemeentehuis rare spelingen-der-natuur lli lil m m hc DINSDAG 6 SEPTEMBER 1966 13 Ons vervolgverhaal Een oorspronkelijke Nederlandse roman door Willy Corsari #1 'I M NAAST HET BED BOD GEVRAAGD SIAMESE KALFJES MOOI Hè MUSEUMPLANNEN WEEKABONNEMENTEN 0.. £2 oeiTwee vurige o6en daar woont vast een monster m Wvwvwvvwwvvvvvvt Charles 105) Zij kent die vreemde trek bij zijn mond, de lijn, die plotseling ernaast geboetseerd wordt, die zijn gezicht scheef doet lijken en de uitdrukking van zijn ogen, afwezig, vijandig en ook onze ker. Hij heeft gedronken, maar dat is het niet alleen. Ze slaat hem ga de, terwijl hij gaat zitten en uit het sigarettendoosje een sigaret neemt, die aansteekt en zich dan bedenkt en haar het doosja voorhoudt. „Dank je, ik rook niet meer". „Helemaal niet meer?" „Neen". Hij trekt de wenkbrauwen op. „Sinds wanneer?" „Sinds van daag". „Ben benieuwd hoelang je dat volhoudt". „Zolang ik wil". Hij heeft zijn scheve lachje, dat zij haat. „Vermoeiend, altijd zo sterk te zijn dunkt me". „Ja, soms wel". „Ontzettend irriterend voor ande ren soms". Zij zwijgt. Er is nog iets méér dan een slecht humeur, als hij zo onheb belijk doet. Hij is nerveus over iets. Zij zucht en wendt haar blik af, wensende dat hij maar niet was ge komen. Mijn leven lang zal ik optob- ben met mensen, die niet volwassen zijn geworden, denkt zij. Hij vraagt na een ogenblik, als om zijn grofheid goed te maken: „Vanwaar opeens dit dapper be sluit?" „Het is beter voor mijn maag". Haar plotseling minder actief zijn, haar medicijnen, die zij niemand laat zien, ze schuift het alles op een lichte maagaandoening. Er is even stilte. Hij ligt lui ach terover, de lange benen voor zich uitgestrekt. Hij broeit op iets, wil het haar zeggen, komt er niet toe. Een of andere stommiteit in zaken? Ze wil het niet horen, niet nu, vlak voor de slapeloze uren. Het was zo rustig, stil te liggen denken. Ja, maar niet te vér, niet tot daar, waar haar leven ophoudt een toneelstuk te zijn, dat je nog wel even kan ontroeren.vreemd, dat zij straks even veel verdriet heeft gehad om Frans'als toén en hetzelfde pijnigende besef van een tekort van iets dat niet was afgewerkt, zelfs niet na dat slot. Het had alles an ders kunnen zijn. Of toch niet? Neen, zij had dan anders moeten zijn. Ze had met hem moeten méédoen, zoals die Cora. Maar Cora had hem in de steek gelaten, is later nog met een zeer welgestelde man getrouwd. Onlangs heeft zij haar nog gezien, ze had een afschuwelijk gezicht, wallen onder de ogen, rimpels. Waarschijnlijk drinkt ze altijd nog te veel. Maar dat was, wat Frans nodig had: een vrouw die hem niet probeerde tegen te hou den op de weg naar zijn ondergang, die met hem meedeed. De stilte benauwde haar. Opeens is zij niet meer toeschouwster, maar moet opnieuw meespelen en het stuk interesseert haar niet meer. Het gaat uit als een nachtkaars, denkt zij en glimlacht wrang. Alex tipt de as van zijn sigaret en zij denkt, als zo vaak tevoren, hoe Charlotte vreemd het is dat hij zeer mooie han den heeft- Vroeger dacht zij altijd, dat handen, meer dan iets anders, het karakter verraden. Maar men kan met alle liefde niet beweren, dat Alex een mooi karakter heeft. Opeens spreekt hij. „Mademoiselle heeft hier niets ge geten." „Dat weet ik. Annie had hgt op haar briefje gezet. Was ze niet goed?" „Wat scheelde, haar, de arme ziel?" Hij lachte, kort en onaangenaam. „De arme ziel". Ze zegt ernstig: „Ik hoop dat je niet onaangenaam tegen haar bent ge weest." „Heel onaangenaam." Dat is het dus. Hij heeft een kwaad geweten en verbergt het achter bra- vourre. Hemel nog toe, morgen komt het oude mens hier zitten snikken. Dat ook nog. Ze zegt geprikkeld: „Ze was mijn gast, dat had je kun nen bedenken. Dit is mijn huis." Ze weet tegelijkertijd, dat die woorden fout zijn, maar ze is het opeens zo moe, hem altijd te ontzien. Hij zegt: „Inderdaad. Maar je weet niet, waarom ik onaangenaam tegen haar ben geweest." „Ik wil het ook niet weten." „Zo?" Hij kijkt haar recht aan, drukt zijn halfopgerookte sigaret uit, klemt de lippen opeen, leunt dan achterover en begint zachtjes te fluiten. Ze zegt, om hem af te leiden: „Ik heb vandaag een wonderlijke ont moeting gehad". Hij geeft geen antwoord, fluit ver der. „Ik was naar de ruïne van Cronen- borg gaan kijken en daar ontmoette ik de zoon van mijn jeugdvriendin Beate. Is dat niet merkwaardig? In al die jaren ben ik daar nooit geweest en juist nu was hij daar, want hij woont er niet eens. Je herinnert je toch wel Beate? Ik heb je over haar verteld. „Neen. Niet iedereen heeft jouw fe nomenale geheugen." Ze richt zich op, verschikt de kus sens, dwingt zich tot zelfbeheersing. Dan zegt zij*: „Als je alleen hier bent gekomen om je slechte humeur te lufehten»-aou je me een plezier doen met naar bed te gaan." Hoewel zij zacht heeft gesproken, zoals altijd als zij boos wordt, zegt hij luid, alsof hij haar moet overschreeu wen: „Ik ben niet gekomen om mijn slechte humeur te luchten. Ik heb he lemaal geen slecht humeur. Ik heb in tegendeel plezier." Zij lacht opeens. „Daar zie je niet naar uit." „Ik heb plezier, dat ik gelijk krijg, wat die goede, oude Mademoiselle be treft." „Begin je weer over haar? Hoe kun je zo kinderachtig zijn? Het is een stokoud mens, Lex. Ze wordt wat kinds." „Kinds? Ze is bij genoeg, de oude kat-" „Als je denkt, dat je me iets nieuws over haar kunt vertellen, vergis je je. (Wordt vervolgd.) SINT ANNALAND. Vroeger prijkte er een grijnzende tijgerkop op het bureau van burgemeester W. Baas. Dat was tijdens zijn ambtsperiode in het Walcherse plaatsje Sint Laurens. Begin van dit jaar verkaste de edelachtbare Baas naar een andere Zeeuwse Sint-gemeente, Smt Anna- land op Tholen. De tijgerkop is aldaar naar de zolder van het gemeentehuis verwezen met 275 andere dierenschedels. De rijzige, bebrilde burgervader heeft er een ander jacht- attribuut voor in de plaats genomen: een witte olifants schedel. ,4 i V r. r 1 i<Ü DIE JUMBO-KOP lijkt wel op een modern beeldhouwwerk en misstaat al lerminst in zijn teakhouten werkka mer,Ja", zegt de burgemeester en in zijn ogen gaat een vreemde gloed branden, „olifantskopjes zijn zeldzaam. Je betaalt er wel 2500 gulden voor als je ze nu zou moeten kopen. Maar je komt er eenvoudig niet meer aan." Vanuit de hoek van de kamer, achter de rug van de burgemeester, kijken holle oogkassen ons vragend en wat onheilspellend aan. BURGEMEESTER BAAS, nog maar vier jaar verwijderd van zijn pensioen, praat graag, lang en uitgebreid over zijn hobby, het verzamelen van dieren schedels: „Ik ben er op de hbs mee be gonnen. Toen we 'n keer dierkundeles hadden gehad, en de schedel van een koe te zien kregen, zei ik tegen me zelf: zo'n ding wil ik ook hebben. Die zelfde dag stapte ik naar het abat toir, kreeg een koeienkop en kookte 't ding en zette hem naast mijn bed. In de huiskamer mocht-ie niet." NU STAAT die koeiekop met vele andere schedels op de zolder van Sint Annalands gemeentehui^. Spijtig zegt de burgemeester: „mijn huis is er te klein voor. Eerst had ik ze allemaal in kisten, maar daarin komen ze niet tot hun recht." GEMEENTESJOUWERS hebben ze langs een nauwe krakende wenteltrap naar het halfduister van de zolder ge bracht. De honderden kilo's wegende kop van een nijlpaard, dat in Kongo een vergeefse tijd strijd streed tegen een safari-jager. Maar ook het mi nuscule, twee centimeter brede kopje van een paradijsvogeltje. Tussen deze twee uitersten ligt een schedelverza meling, die volgens de burgemeester uniek is in Europa. De waarde ervan is niet te schatten, maar moet stellig tienduizenden guldens bedragen. Bur gemeester Baas heeft al vele aanbie dingen gehad van particulieren ook uit het buitenland, die zijn schedelcollec tie willen kopen. „Nee", zegt hij, ik hou de verzameling het liefst in Ne derland. Maar ja, als ik een echt aan lokkelijk bod uit het buitenland krijg, dan verkoop ik die hele zaak. Totnog toe zijn de aanbiedingen dus blijkbaar nog niet verleidelijk genoeg geweest. DE SCHEDELS zijn uitgestald op drie, met groen fluweel bedekte tafels op de gemeentezolder. Dicht op elkaar, te dicht volgens de burgemeester, die overigens nog een verrassing in pet to heeft ondergebracht in een andere^: nog somberder zolderkamer. De burgemeester heeft namelijk van zijn buitenlandse reizen niet alleen ga ve schedels, maar ook complete ske letten van spelingen-der-natuur. Ze staan hier naast elkaar: een kalfje met twee koppen, een siamees kalveren- paar, een hond met slechts twee poten en aan het staartbeen twee rudimen taire achterpootjes, kippen met vier, zes en acht poten, kalfshoofden, „mon- goolse" kalfskoppen en alle mogelijke bizazrre zielig vervormde kalfsskelet- ten, die kunnen zo niet blijven leven". Burgemeester Baas voelt zich hele maal happy tussen zijn schedels. Mis maakt of niet, ze zijn grotesk hon derden lege oogholten staren de sche mer van de gemeente-zolder in, en men kan zich voorstellen dat sommige men sen het maar griezelig vinden. Vriende lijk vertelt de burgemeester, wijzend op een hondekop: „Dat was mijn boxer. Die snuffelde toen hij nog leefde altijd aan de schedels. Dan zei ik tegen hem: „Ja, jongen als jij dood gaat, mag je er óók tussen hoor, waarop het beest altijd met zijn staart kwispelde. Ja, daar staat ie dan!" OP DE VRAAG: waarom verzamelt u nu schedels en niet bij voorbeeld postzegels, komt geen rechtstreeks ant woord. De oorsprong van 's burgemees ters hobby is voer voor psychologen, die er waarschijnlijk een complex in zouden ontdekken (maar wie zonder zondf is, hij werpe de eerste steen^. D^.. man. die gek is op postzegels, en daar bij vttjze van-spreken een moord voor zou doen, is op het stuk van verza melen even fanatiek als de burgerva der van Sint Annaland. Hoe komt hij aan zijn koppetjes? „Gekocht in het buitenland, een.en kele keer zelf opgegraven, zoals die das daar die ons werd aangewezen in Frankrijk. Ze zeiden: „Kijk daar maar Trots troont de burgervader te midden van zijn diergedrochten. Maar belangrijker vindt hij toch zijn collectie schedels (foto links boven) van apen, grote zoogdieren en vogels, waaronder die van wijlen zijn eigen huishond 's. We hebben hem drie maanden gele den begraven!" Er zijn ook jagers voor me op pad geweest, nadat in Canadese, Transvaalse en zelfs Japanse kranten verhalen over mij hadden gestaan. Een Canadees schoot speciaal voor mij een „timber bear", de grootste nog le vende Canadese berensoort. Daar ligt zijn schedel,.met die grote slagtan den. Mooi he?" BEZOEKERS vragen burgemeester Baas soms: waarom hij geen perma nente expositie van zijn verzameling inricht. Nu komen alleen ingezetenen en schoolklassen af en toe een kijkje nemen, maar zelden vreemdelingen. De burgemeester antwoordt: „Ik zie daar wel wat in. Mooie taak voor een lichamelijk gehandicapte of iemand met 'een zwakke gezondheid, die de v.erzameling rustig in een expositie ruimte kan onderbrengen, ervoor kan zorgen. En ga eens na, d'r zit een be staan in als je aan dat museum nog een soort restaurantje verbindt. En reken maar dat er veel bezoek zou ko men, van dagjesmensen en van gezel schappen op weekend-excursies. Wie er zin in heeft, die moet het maar zeggen WXXaOiyJOOOOOOOOOOQOOOfXXXXiOOOOOOOOOOOOOOOOOOtXIOOOOOOOOqj dienen uiterlijk op woensdag te worden betaald, daar de bezorgers op donder dag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE OOOOOOOOOOOOOOexXJOOOOOOOOOüOOOOOOOOOOOOOOOÜOOO CO» MASTEN TOONDER 38. Panda was zeer onder de indruk gekomen van Joris' voorspellende gaven. Hij beloofde zichzelf dat hij voortaan beter naar zijn werkgever zou luisteren en precies te doen wat die hem vroeg. Toen de bel ging, haastte hij zich dan ook naar de voordeur om open te doen. „Waarschijnlijk een nieuwe raadzoekende!" sprak de kristalkijker terwijl hij zich terugtrok in zijn spreek kamer. Mijn faam spreidt zich! Denk eraan baaske, dat ge vriendelijk en voorkomend zijt! Laat onze roem U niet naar het hoofd stijgen!"Maar Panda had niet veel gelegenheid om aardig en netjes te zijn. Zodra hij de deur ontsloten had, draafde een gezette heer naar binnen die koortsachtig rondkeek. „Waar is de Ster van Puthra-Puthra?" riep de vreemdeling uit. „Ik moet hem dringend spreken! Het is van het grootste belang! Spoed!" Zo sprekende spoedde de heer zich naar het aangrenzende vertrek en rukte de deur open. "Aha!" kreet hij, „Meneer Puthra-Puthra! Ik moet Uw advies hebben over een top-geheime kwestie! Laat niemand ons kunnen afluisteren!" ["heus IEUK BER66Nne 86KIIMM6M! JONöENS, DAAR IS j MISSCHIEN WOONT EEN HOL i tressr^l DAAR DE EI6ENAAR HOPLA! KLOP TOCH ph.-M 2M-P. -- 2. De onbekende heeft het witte wijn kopje van tafel gepakt. Er kleeft geen bloed aan zijn handen of kleren, en als hij zich bukt om de planken vloer van het paviljoen te onderzoeken, ziet hij tot zijn tevredenheid dat hij geen enkel spoor heeft achtergelaten. Hij laat het wijnkopje in zijn mouw glijden en luis tert. Alles is rustig. Hoe makkelijk was het allemaal gegaan. Die oude leuteraar van een Meng zou zijn mond niet meer opendoen. Plotseling schrikt hij van een zachte plof. Hij slaakt een zucht van verlichting als hij ziet dat het maar een kikker is, die zich op de rand van de planken vloer heeft gewaagd en nu met zijn puilende, knipperende ogen nieuws gierig naar hem kijkt. „Jij kunt wel niet praten, maar ik heb toch geen behoefte aan pottekijkers"gromt de moordenaar en met een venijnige trap schopt hij de kikker weer het water in. Er klinkt een plons en meteen begint een koor van honderden kikkers opgewonden te kwa ken. Het klinkt ontstellend luid in de stille maannacht. De moordenaar uit een gesmoorde verwensing, luistert even of het gekwaak iemand gewekt heeft en loopt dan haastig over het smalle brug getje in de richting van de tuinpoort. Nie mand zou hem herkennen omdat hij zijn hoofddoek voor zijn gezicht heeft ge knoopt. Als hij verdwenen is verstomt geleidelijk het concert van de kikvorsen. 618. Eerder nog. dan Bram dacht, be gonnen de moeilijkheden op zijn gevaar lijke tocht. De kinderen waren al hoopvol gaan zingen: „We zijn er bijna, we zijn er bijna.toen Bram hen met de hand tegenhield. Vlak langs de rots was een deel van de smalle richel, waarlangs zij zich schuife lend voortbewogen, weggeslagen. De kin deren zaten meteen in zak en as, maar Bram liet zich door zo'n tegenslag niet ontmoedigen. Met verbijsterende dapperheid liet hij zich voorover vallen, totdat zijn handen de richel raakten en zijn lichaam een doorbuigende brug vormde. Karo liep er als eerste voorzichtig over heen. „En hiermee," zei hij, „verklaar ik deze brug voor geopend." Bram moest er om lachen, maar die glimlach vertrok tot een pijnlijke grimas, toen de kinderen achter Karo aankwamen en zijn hoofd als afzet voor de laatste stap gebruikten. Vooral het Eskimomeis je had plompe voeten, die behoorlijk aan kwamen. Erger was nog, dat Bram niet goed wist hoe hij zelf aan de andere kant moest komen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 13