Eens vermaard als „schrijvende koningin";
nu, 50 jaar na haar dood, totaal vergeten
WILDE RAAF
TERUG IN
NEDERLAND
Unieke krachtproef
tot redding van
uitgestorven vogel
GEDACHTEN VAN
EEN KONINGIN
vmm -rr'w*
ONZE KONING WILLEM II had een broer Frederik die
vooral bekendheid heeft gekregen als Grootmeester van de
Nederlandse loge van Vrijmetselaren. Deze prins Frederik had
twee dochters, van wie de jongste, Marie, trouwde met Wilhelm
von Wied, een Duitse prins. Diens zuster Elisabeth genoot om
streeks de eeuwwisseling vermaardheid als dichteres en prozaïste.
Haar vader was Hermann von Wied, haar moeder Maria was een
prinses van Nassau. Er zijn dus twee, zij het ook zwakke banden
tussen het Nederlandse koningshuis en de vrouw die haar romans
en gedichten publiceerde onder de schuilnaam Carmen Sylva. Dit
pseudoniem is gevormd uit de Latijnse woorden voor gezang en
voor wond.
ALS HET GELUK voor de deur staat, schijnt het zo groot dat het
de hemel raakt. Om over onze drempel te gaan maakt het zich zo
klein dat men het nauwelijks ziet.
MOEDELOOSHEID is als een spons: zij wordt groter door tranen.
TEGEN SPRAAK verlevendigt het gesprek; daarom zijn de hoven
zo vervelend.
DE HOGERE STAATKUNDE bestaat uit laagheden die men als
sporten gebruikt om te klimmen.
DE SCHARE IS als de zee: zij draagt of verslindt u al naar de
wind is.
ALS MEN iets wil verzekeren, roept men altijd God tot getuige,
omdat Hij nimmer tegenspreekt.
MEN STENIGT een vrouw voor dezelfde daad die een hooggeacht
man ongestraft kan plegen.
ALS MEN de spot drijft met iemand die u lief is, wordt het winter
in uw tuin.
Dr. P. H. Schroder
Carmen Sylva's kortstondige glorie
In een gedichtje, vertaald en gepubli
ceerd door F. Smit Kleine in de bundel
Rumeensche Harptonen, een luxe-uit
gave die in 1891 in honderd genummer
de exemplaren verscheen en waarin
dichtwerk van Carmen Sylva aan het
Nederlandse publiek werd aangeboden
schrijft zij over die schuilnaam:
Carmen is lied en Sylva is bosch;
Het boschlied schalt ongedwongen
los,
En was ik niet in het bosch ge
boren,
Ik had reeds lang mijn zanglust
verloren;
Den vooglen heb ik hun lied afge
hoord,
Het bosch gaf ruischend akkoord
aan akkoord;
Van harte sloeg ik de maat
daarbij,
In rust zingen bosschen en liede
ren mij.
ER BESTAAT nog een andere verta
ling van dit versje, die wat beter is
en die luidt:
't Lied beduidt Carmen en Sylva
het woud,
't Woudlied weerklinkt, frisch, oor
spronkelijk en stout;
En dacht ik niet steeds aan mijn
woud van weleer,
Dan zong ik reeds lang mijne lie
deren niet meer;
Ik luisterde ze af van het
voog'lenkoor,
Al ruischend zong mij het woud ze
voor,
Het kloppende hart vergat ze niet,
Ter ruste zingen mij woud en lied.
UITERAARD MAG men het talent
van Carmen Sylva niet afmeten aan
deze gebrekkige proeven. Poëzie verta
len is natuurlijk verschrikkelijk moei
lijk. Maar het is wel tekenend dat
meerderen hebben gepoogd haar werk
nader tot de Nederlandse lezer te bren
gen. Zeker is daarbij een belangrijk
motief geweest dat Carmen Sylva niet
slechts dichteres was, maar ook prin
ses en zelfs koningin, koningin van Roe
menië.
ELISABETH Ottilie Luise von Wied
werd in 1843 geboren op het slot Mon
Repos bij Neuwied in de buurt van Ko
blenz. Haar vader was een geleerde;
haar moeder was nauwelijks achttien
toen zij in het huwelijk trad en beide
waren klaarblijkelijk ongeschikt om
kinderen op te voeden. Voor hun doch
ter waren haar kinderjaren „een aan
eenschakeling van onvriendelijke her
inneringen, van harde indrukken en
overmatig strenge opvoeders" die
meenden in de geest der ouders te han
delen door overdreven strengheid. Het
prinsesje moest, meenden zij, vooral
leren gevoelen dat het leven niet slechts
glans en vermaak is. Daarom moest
het kind hen reeds vroegtijdig verge
zellen bij bezoeken aan armen- en zie
kenhuizen; daarom moest zij leren zon
der tegenspreken en verzet straf te
aanvaarden ook al beschouwde zij ze
als onbillijk en onrechtvaardig; daar
om werd zij gedwongen wis-, natuur-
en scheikunde te leren „ofschoon", zo
als zij later schreef, „die wetenschap
pen nooit iemand de vleugels ver
schaffen om uit de doolhof van het be
staan te geraken". Talen hadden haar
grote liefde. Engels en Frans kende zij
als kind reeds zo goed dat zij er haar
Latijnse en Griekse teksten in vertaal
de. Later leerde zij door langdurige be
zoeken aan Moskou, Stockholm en Ro
me vloeiend Russisch, Zweeds en Ita
liaans. Als koningin van Roemenië be
ijverde zij zich in de eerste plaats om
de landstaal te leren spreken en schrij
ven, wat zij weldra accentloos en fout
loos deed. Een klein talenwonder, zou
men zeggen. Maar geen gemakkelijk
kind. Haar gouvernantes en gouver
neurs hebben ongetwijfeld ernstige op
voedkundige fouten gemaakt, maar Eli
sabeth gaf door haar opstandig en
vooral hartstochtelijk karakter zeker
veelvuldig aanleiding tot klachten. De
huisleraar die haar vader op haar vijf
tiende jaar aanstelde, kreeg te horen:
u krijgt een kleine tegenspreekster tot
leerling, die in het geheel niet op gezag
gelooft en die dadelijk vraagt: waar
om? en: is dat wel waar? Haar bij
naam was Wervelwind en haar stijf
hoofdigheid veroorzaakte nogal wat
moeilijkheden. Als men haar roman
Uit twee werelden leest, kan men zich
dat voorstellen.
ER IS met die roman iets eigenaar
digs aan de hand. Het is een lief
desgeschiedenis in brieven, een beetje
een emancipatie-roman tevens, die in
de verte doet denken aan Majoor Frans
en aan Sara Burgerhart. Prinses Ulri-
ka ter Horst Rauchenstein schrijft een
brief aan professor Bruno Hallmuth,
hoogleraar aan de Universiteit van
Greifswald over een door hem geschre
ven boek Gedachten over Kunstge
schiedenis, dat zij geweldig bewondert
en waarvoor zij hem wat opgewonden
dankt. De professor schrijft enigszins
ironisch terug en er ontstaat een brief
wisseling. De prinses en de geleerde
ontmoeten elkaar bij een concert en
dan slaat de bliksem in. De vader van
Ulrika verzet zich natuurlijk. Zij be
looft gehoorzaamheid, maar arrangeert
inmiddels met vrouwelijke list een
reeks samenkomsten in een Zwitsers
Kurort waar zij met een niets vermoe
dende tante vertoeft. Dan deelt zij haar
vader, die inmiddels een huwelijkskan
didaat van standing heeft opgedoken,
haar onherroepelijk besluit mede. met
Bruno in het huwelijk te treden. Als hij
blijft weigeren, vluchten de gelieven
naar Londen. Een jaar later wordt de
vader ernstig ziek en door wroeging ge
dreven verlaat Ulrika de echtelijke wo
ning tegen de wil van haar gemaal om
de oude man te verplegen. Een breuk
is daarvan het gevolg, maar alles komt
in orde als zij na enige maanden be
richt dat zij weldra een kind ver
wacht. Dan schikt de vader zich na
tuurlijk ook.
HET IS NIET moeilijk in deze roman
een wensdroom te herkennen. Toen ik
las dat Elisabeth von Wied als jong
meisje sterk onder de invloed heeft ge
staan van de dichter Ernst Moritz
Arndt, hoogleraar in de geschiedenis
aan de universiteit van Greifswald, de
zelfde universiteit dus van waaruit Bru
no zijn brieven aan Ulrika richtte,
kwam zelfs de gedachte aan een „ro
man k clef" in mij op. Maar Arndt,
de opgewonden patriottische dichter
van pathetische verzen als „Was ist
das deutsche Vaterland?" „Der Gott
der Eisen wachsen liess" en „Was bla-
sen die Trompeten", waarin hij opriep
tot de strijd tegen Napoleon, die Arndt
was, toen hij Elisabeth von Wied ont
moette, al een grijsaard. Van liefde
tussen deze twee mensen kan nauwe
lijks sprake zijn geweest, hooguit van
heldenverering. Maar als men de harts
tochtelijke liefdesuitingen van Ulrika
in de roman leest, kan men niet aan
verbeeldingskracht alléén geloven.
Haar, die deze brieven schreef, stond
een bepaalde mannengestalte voor
ogen. dat is even onbewijsbaar als ze
ker. Enkele zinnen uit een harer
brieven volstaan om dat aan te tonen:
O Bruno, het is me of ik moet weg
smelten voor de zon van zo'n reusach
tige liefde. Want, nietwaar, je hebt
me zo lief, zo ontzettend lief, alsof je
•r - ff ««.Hf
me kon doodmaken uit liefde. Ja, ik
weet het, ik weet het stellig. Je hebt
me immers al haast doodgemaakt, jij
bruisende stormwind! Kom, kom, vul
mijn zeilen, draag me, voer me weg.
Al ga ik onder door jou! Ik wil 'iever
ondergaan dan zonder jou leven. Bruno,
ik kan wel sterven van gelukzaligheid.
Ik ben het volstrekt niet waard jou toe
te horen als ik niet de strijd begin en
voleindig. Niet laf weglopen, maar
pal staan en zeggen: ,Jk word zijn
vrouw al stortte de wereld in elkaar."
Ik zou maar aldoor heel stil willen
zeggen: Bruno, Bruno, Bruno!
MAAR DE werkelijkheid was anders.
Elisabeth von Wied stond niet pal.
Toen zij in 1869 na een langdurig ver
blijf aan het tsaristische hof naar
Mon Repos terugkeerde, vond zij daar
als gast van haar ouders Prins Carol
van Hohenzollern-Sigmaringen, sinds
1866 „vorst" van Roemenië, een jonge
staat die nog de suzereiniteit van Tur
kije moest erkennen. In Berlijn had zij
hem jaren geleden eens ontmoet. Nu
vroeg hij haar ten huwelijk en hoewel
zij zich een geheel andere toekomst
had gedroomd, gaf zij haar jawoord.
Elisabeth was minder sterk dan Ulri
ka. Een maand later werd het huwe
lijk voltrokken en daarna vertrok het
jonge paar naar het oude Bojarenpa-
leis te Boekarest.
ZONDER VEEL ruchtbaarheid
heeft ons land in april van
dit jaar vier vogels van
slechte reputatie binnengehaald.
Zij zijn op een stille plek op de
Veluwe ingesloten. Hun kooi heeft
meer dan duizend kubieke meters
inhoud en vast staat al dat de ge
vangenen, of in ieder geval hun
nakomelingen, over een jaar of
twee zullen worden losgelaten. Op
dat moment zal ons land voor hef
eerst sinds veertig jaren weer
wilde raven binnen zijn grenzen
hebben. De natuurbescherming,
met het Wereld Natuur Fonds, kan
dan het welslagen claimen van
haar eerste offensief in de strijd
om het natuurbehoud.
De vier jonge raven in de Veluwse sparren. (Foto WFN).
De ravenkooi op de Veluwe
(Foto WNF).
DE RAAF, vroeger alom tegenwoor
dig is het deze eeuw slecht gegaan.
In vele landen is de vogel zo zeldzaam
geworden als zijn spreekwoordelijke
witte broer. Slechts door een zeer ac
tieve bescherming kan hij er nog in
stand worden gehouden. In andere lan
den, als het onze, is hij volledig uit
gestorven.
Geweest, kunnen we er nu bijna aan
toevoegen. Pas in 1968 zal, mits het
experiment slaagt, dit „bijna" kunnen
worden geschrapt. Raar maar waar, is
de mens meer indirect dan direct
schuld aan de ernstige teruggang in de
ravenstand. Natuurlijk hebben eierra-
pers en jagers er in het begin van de
ze eeuw mede voor gezorgd dat in 1924
in het bos van Linschoten het laatste
broedpaar werd gezien. Ingrijpender
oorzaak van bet uitsterven was onze
toenemende behoefte aan hygiëne, plus
de toegenomen bevolking. Beide fac
toren veroorzaken algemeen een terug
gang in de wildstand. De eerste zorgt
voor een vermindering van kadavers.
Aas is het neusje van de zalm voor
de raven. Is dat niet meer te vinden,
dan verdwijnen zij.
NU HEEFT MEN de laatste jaren
ontdekt dat de raaf intelligent genoeg
is om zijn voedselgewoonten te wijzi
gen. Onverwacht kwam tevens vast te
staan dat de ravenstand tegen de ver
drukking in begon te groeien. Op ver
schillende plaatsen in het Berner Mittel-
land en in Sleeswijk-Holstein, neemt
het aantal raven toe. De Zwitserse ra
ven profiteren van de zeer rigoureuze
bescherming van hun „horsten" op de
bergtoppen. De Duitse hebben, als de
mensen hun „Wirtschaftswunder" te
danken aan het IJzeren Gordijn. In de
mijnenvelden tussen oost en west sneu
velt menig hert, ree, zwijn en ander
dier. De raven kunnen er zich onge
stoord rond eten aan dit aas. Op hun
nesten in de hoge dennen en sparren
van Sleeswijk-Holstein hebben zij ook
geen gevaar te duchten want de
Bondsrepubliek voert evenzeer een ac
tieve beschermingspolitiek.
HET IS uit Sleeswijk-Holstein dat het
Wereld Natuur Fonds in samenwer
king met het Rivon (Rijksinstituut
voor veldbiologisch onderzoek in na
tuurgebieden) en de directie Faunabe
heer vier jonge raven heeft verkregen.
Begin april werden uit twee nes
ten in 25 m hoge dennen twee jongen
genomen en per auto naar de Veluwe
gebracht. De kooi van 10 x 10 x 11 m
in een dicht sparrenbos was toen al
klaar. De raafj es zelf waren na enkele
dagen weer wild genoeg om zich niets
van hun menselijke verzorgers aan te
trekken. Precies als de bedoeling was,
want aan tamme raven hebben we nu
ook weer niets.
DE VIER JONGE raven vermaken
zich best in hun ruime kooi. Vechtpar
tijen onderling komen nauwelijks voor
want de raaf is van nature een gezel
lig dier. Uit het ouderlijk nest wegge
vlogen jongen leven zelfs bij voorkeur
in troepen van twintig tot honderd die
ren bij elkaar tot de geslachtsrijpe
leeftijd is bereikt. Dan zonderen zich
de paren af om een huwelijk (voor het
leven) te sluiten. Zo'n huwelijk kan
nog een zilveren tintje krijgen want de
raaf kan wel dertig jaar oud worden.
BEHALVE OUD KAN de raaf voorts
bijzonder groot worden. Een vlucht
van 1,30 m is voor deze vogel niet bij
zonder. Er komen dieren voor met een
nog grotere spanwijdte. Meestal zijn
dat geen lieverdjes, maar felle, bruta
le vechters.
Het experiment met de raven is nog
niet eerder vertoond. Desondanks zijn
de vogelkenners er van overtuigd dat
het slagen zal. Nu kan het gebeuren
dat de ingevoerde raafj es allemaal
mannetjes of vrouwtjes blijken. De
kans hierop is echter miniem. Boven
dien wil men zo nodig volgend voorjaar
een ouderpaar uit Duitsland importe
ren. Dan zullen er genoeg dieren van
verschillend geslacht komen om zeker
te zijn van een bloeiend familieleven.
De jeugdclub der vrijgezellen bestaat
doorgaans goed anderhalf jaar. Dan
gaan de paren er alleen op uit om een
territoir te bezetten en een nest te
bouwen. Heel vroeg in het jaar worden
de eieren gelegd, drie tot vier. De
kleintjes, die al na goed vier weken
op eigen wieken gaan, scharrelen tot
ongeveer augustus rond het ouderlijk
nest. Dan verdwijnen zij om een nieu
we jeugdbond te stichten.
ROND AUGUSTUS 1968 kunnen de
eerste onafhankelijke, inheemse raven
worden verwacht. Natuurlijk zullen zij
worden losgelaten. Dan wordt het een
spannende tijd. Zullen de vrijgezellen
elkaar vinden in de hoge sparren van
de Veluwe? Zullen zij daar zonder bij-
voedering, hun kostje vinden? En wat
nog belangrijker is: zullen zij tot nes
telen komen? Vragen waarop de ant
woorden door de natuur zelf gegeven
moeten worden. En die heeft, als be
kend, de tijd.
VOOR DE natuurbescherming mar
keert dit experiment een unieke fase.
Tientallen jaren moest de natuurbe
scherming zich bepalen tot de verdedi
ging van wat verloren dreigde te gaan.
Over de grote linie bezien is de situa
tie nog zo. Met de raven is nu een
offensieve actie ingezet. Voor de eerste
maal wordt gepoogd onze natuur te
verrijken met een landelijk reeds uit
gestorven diersoort. Voor het in Zeist
naast het Rivon zetelende W.N.F. zit er
nog een speciaal aspect aan het expe
riment. Het fonds ziet zichzelf als een
nieuwe ark van Noach. Ook op die oude
ark zijn de roven voor uitsterven be
hoed. De huidige actie past dus won
derwel in het streven van het fonds.
NOCH ALS „VORSTIN" van Roeme
nië, noch na 1878 als koningin
van dat rijk, heeft Elisabeth het ge
makkelijk gehad. Het volk stond aan
vankelijk vreemd tegenover de Duitse
prinses, zoals het vreemd stond tegen
over haar man, de Duitse prins. Het
stond in de oorlog van '70 met geheel
zijn sympathie aan de zijde van Frank
rijk en er is zelfs een tijd geweest
waarin Carol ernstig overwoog afstand
te doen van de troon. Slechts de over
tuiging dat de jonge staat dan in par
tijtwisten en burgeroorlog ten onder
zou gaan, heeft hem van zijn voorne
men af doen zien.
Langzamerhand evenwel veranderde
de atmosfeer. De koningin bleek zich
in de Roemeense taal te verdiepen en
belangstelling te hebben voor Roe
meense litteratuur, folklore en kleding.
Zij droeg bij officiële gelegenheid het
kleurige nationale kostuum, zij dicht
te in het Roemeens, verzamelde en
vertaalde Roemeense sagen en legen
den en gaf telkens meer blijk van wel
dadigheidszin en naastenliefde. Daar
door veroverde zij zich tenslotte een
plaats in het hart van haar volk.
Carol en Elisabeth kregen één doch
tertje, een kind dat reeds op vierjari
ge leeftijd aan tyfus overleed. Toen
bleek dat het huwelijk verder kinder
loos zou blijven, namen zij in 1888
Prins Ferdinand van Hohenzollern,
tweede zoon van de Duitse kroon
prins, als zoon aan. Hij was een iongen
van 17 toen hij in Roemenië kwam.
Tussen hem en de begaafde, maar ook
verleidelijke Helene Vacarescu, hofda
me der koningin, ontspon zich weldra
een liefdesidylle of moet men zeg
gen: tragedie? waarin opnieuw de
wetten der conventie de overwinning
behaalden. Ferdinand huwde een
prinses van den bloede.
VAN GROTE BETEKENIS is het
werk van Carmen Sylva niet. Het ver
heft zich eigenlijk nergens boven een
voornaam en beschaafd dilettantisme.
Dat haar oeuvre in zoveel talen is ver
taald en jarenlang gretig is gelezen,
dankte het meer aan de plaats der
schrijfster in Europa dan aan haar ta
lent. En toen zij in 1916, dus nu 50
jaar geleden, overleed, overstemde het
gedreun der kanonnen bij Verdun net
gelui der doodsklokken in Boekarest.
Als dichteres en romancière was zij
toen al vergeten. Haar „Gedachten
ener Koningin" verdienen evenwel om
hun vriendelijke ernst en eenvoudige
oprechtheid ook nu nog wel even aan
dacht. Men vindt enkele ervan hier
boven.