•'v en Het enige dat nog leeft is het water van het beekje POLLE, PELLI EN PINGO WEERZIEN MET LIDICE ECHTER TIE KRAMMETJE FOK fttréetfêrêrfrfrtfitMrérikrê n mm* PANDA EN DE MEESTER 'Ons vervolgverhaal fll DONDERDAG 8 SEPTEMBER 1966 19 Een oorspronkelijke Nederlandse roman door Willy Corsari -1-mw Oosterse tapijten Aziatische kunstnijverheid mmmM f v. 'T. v fesm ï- 4 107) „Ik ga niet naar de Mis, omdat ik dan zo diep voel wat ik verloren heb." „Als je voelt dat je het verloren hebt, heb je het al terug." Zij kijkt hem verbaasd aan. „Dat lijkt op de woorden van Pas cal: ge zcudt niet zoeken, als ge niet al gevonden hadt." „Dan ben ik in goed gezelschap. Ik begrijp het niet. Wat houdt je terug?" „Het is moeilijk uit te leggen aan iemand, die niets weet van ons geloof. Als ik naar de Mis ga, verlang ik er naar, ter communie te gaan. Maar ik kan niet ter communie gaan zonder eerst te biechten en kan niet biech ten zonder te vergeven. Begrijp je het nu?" „Ja, ik begrijp het. Maar toch ook niet. Als ik geloofde, zou ik dan ook alles er voor over hebben." „Dat dénkt men!" „Het lijkt me zo natuurlijk. Is God niet méér voor je dan die haat te gen een vrouw, die je in jaren niet gezien hebt?" „Ik kan die niet uitroeien. Ik kan het niet en ik kan niet bidden om vergeving, zonder zelf te vergeven." „Ik vraag me af, zegt hij peinzend, „hoe men aan de idee komt, dat dit zo'n gemakkelijk geloof is." „Ik ook „Misschien moest je het toch pro beren." Zij staart hem aan. „Wat bezielt jou vanavond? Jij wilt me naar de biecht hebben en naar de Mis?" „Ik wil niets," zegt hij kortaf, „ik zeg alleen mijn mening. Als ik in jouw plaats was, zou ik het probe ren. Verder kan het me niet schelen. Ik geloof niets. Maar dat iemand ge looft en er niet alles voor over heeft, kan ik niet begrijpen." „Soms kan ik het ook niet begrij pen. Met mijn hersens. Maar het ge voel blij'ft. Overigens moest jij daar blij om zijn. Je hebt er alleen voor deel van!" Hij staat bruusk op. „Ja, dat ben ik ook. Goeden avond". Zo plotseling gaat hij weg, dat zij verbaasd kijkt naar de deur,J"die hij zachtjes achter zich heeft gesloten. Dat is altijd een teken van woede, zij weet dat. Als hij goed gestemd is, smijt hij de deur achter zich dicht. Maar waarom die plotselinge veran dering? Wat heb ik nu weer mis zegd? denkt zij. Het is toch alleen zijn voordeel, dat ik niet kan, niet kan.En niet wil misschien. Som mige mensen leven op 'n liefde, ik leef nog op die haat. Zij kan haar gedachten niet los maken van Alex. Hoe vreemd is het toch denkt zij, dat ik alleen kijk heb op mensen als ik zaken met ze moet doen. Verder begrijp ik niets van ze. Tom. Frans.raadsels. Tom hield van het kind en op zekere wijze ook van mij en toch beroofde hij ons van vrijwel al het geld, dat ons toe kwam, voor en stierf, zonder een woord aan mij, die hij toch als een vriendin beschouwde. En FrFans zo zacht, zo toegevend, zo goed au fond. Te zwak misschien, om niet Charles Charlotte hard te zijn. Het is gewoonlijk zwak heid, lafheid, als een man zich zo gedraagt tegenover een vrouw- Hij was in de grond bang voor mij, mis schien ook bang om anders nooit los te komen van me. Maar waarom wilde hij loskomen? Wat had ik hem misdaan? Wat heb ik Lex gedaan, dat hij soms bijna een vijand is? Maar wat had ik Chris gedaan? Zij ontwijkt snel de stroom van herinneringen, die zich willen opdrin gen. Chris de kleine jongen, verwend door drie vrouwen, vervreemd van haar. Chris die van school spijbelde en dan briefjes meekreeg, dat hij ziek was. Van wie haar moeder be weerde, dat zijn rapporten uitste kend waren, en zij, argeloos, vroeg nooit ze te zien. Hoe kon zij denken, dat haar moeder haar zou beliegen? Tot die dag, dat zij een brief kreeg van de directeur van het Lyceum en er heen ging en hoorde, hoe hij was: lui, onverschillig, een jongen waar niets van terecht zal komen óp deze manier, had de directeur gezegd. Toen was het afgelopen met de drie vertroetelend en vergoeilijkende vrouwen. Chris, vijandig, razend, kwam in huis bij een leraar, bracht zondagen met haar door. Ook zijn vakanties, als hij anders naar Bus- sum mocht- Ik heb hem toch gewon nen, denkt zij, langzaam voor mij gewonnen, toen hij eenmaal begreep hoe ik had gewerkt, hoe ik nog werk te. ja, hij ging van mij houden. Meer dan van die drie. Meer dan van iemand anders. Hij kon niet ver dragen, als iemand iets onvriende lijks over me zei. Daarom wilde hij hij niet meer naar Bussum later, daarom klaagde mijn arme moeder, dat ik hem tegen haar had opgezet. Het was niet waar. Ik heb hem zelf dikwijls gemaand, weer eens naar zijn grootmoeder in Bussum te gaan. Hij wilde niet. Hij bleef er koud on der, toen zij overleed. Hij stond aan mijn kant. En toch, en toch.al die jaren van kameraadschap en teder heid, van samen zijn, van lange ge sprekken van reizen, die we maak ten. ze leken opeens weggevallen en hij werd weer de boze, verbitter de kleine jongen, die dwaze verwij ten uitspuwde. Niet daaraan denken, niet aan denken, nu trachten niéts meer te denken, of alleen aan lang geleden, aan Charles, dié 'met ntrj speelde, in het park, Charles. als hij niet was gestorven, zou ik zo al leen niet zijn geweest, zou ik één mens hebben gehad, die mij begreep en die ik begreep. Eén mens te heb ben, die je begrijpt, bij wie je vei lig bent, die niet plotseling zich te gen je keert en je aanvalt, God weet waarom. Zij staat op, doet het licht uit en gaat naar de slaapkamer. Maar eerst neemt zij een flacon rode wijn uit een kast en een glas. Misschien helpt wijn, nu een slaappoeder ver boden is. Misschien helpt het om te slapen en niet te dromen en wakker te worden, met koud zweet dat van je afdruipt en een hart, dat als een gewond dier in je krimpt en steunt en wil sterven, om niet meer te voe len. (Wordt vervolgd.) (Van een medewerker) VAN PRAAG NAAR HET NOORDWESTEN loopt, door een kaal land schap, een betonweg. Na 23 kilometer een dorp, dat Lidice heet. Een gewoon Tsjechisch dorp met hoekige grijze huizen, bruinrode daken en kleine tuintjes, waarin nu augustus 1966 rozen bloeien en kinderen spelen. Een paar honderd meter verder, in een dal waardoor een beekje stroomt, lag tot 10 juni 1942 het eerste Lidice. Er stonden 95 huizen en er woonden 199 mannen, 184 vrouwen, 88 kinderen van 1-15 jaar en 7 kinde ren beneden één jaar. OP DE MORGEN van de 10de juni 1942 marcheerden mannen met SS op hun kragen het dorp binnen. Zij dreven alle mannen bij elkaar en schoten hen dood, in het hart van het dorp. Zij sloegen de 184 vrouwen uit de huizen en brachten hen naar concentratiekampen. Zij sleep ten de 88 kinderen naar Litzmannstadt en gaven hen andere namen. Zij voerden de 7 baby's naar een tehuis in Praag. Vervolgens staken zij de 95 huizen, de kerk en de school in brand. Van de in woners werden na de oorlog in Duitsland twee kinderen meisjes teruggevon den. Van dit Lidice bleef niets over dan drie kleine ruines en het oude kerkhof. De teruggevonden meisjes werden vrou wen en zij trouwden. Zij werden de eer ste inwoonsters van het tweede Lidice. Hun kinderen spelen nu in de tuintjes. Er is maar een manier om een flard van het drama op te vangen: ga de open Het kruis boven het massagraf van de vermoorde dorpelingen. fWVWWVWWWWVWWWVWVWWWWVVt/-^ VWS.WiWVWVWVWVWVWWWWWWWWWWVWVWVWWVWV 40-90 I CO* MABTfN TOONOëR 40. Bankdirecteur Muntelaar keek even spiedend om zich heen en wendde zich daarop tot Joris Goedbloed. „Over enkele minuten vertrekt een trein uit Grevel- dam" sprak hij met gedempte stem. „In de laatste wagon daarvan zit een lading goudstaven, bestemd voor onze bank. Het is een van de grootste goud transporten van deze eeuw! Ik wil graag van u weten, of het vervoer daarvan gevaar loopt. We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn! Rovers kunnen op de loer lig gen en u kunt ze misschien zien in uw kristallen bol." „Vanzelfsprekend!" verzekerde de Ster van Pu- thra-Puthra. „Maar u zult een weinig geduld moeten hebben. Het raadplegen van mijn magisch kristal ver eist rust en stilte en diepe concentratie .Ik zal mij daartoe gaan voorbereiden. Over enkel uren hoort u nader van mij. Goedendag!" „M-maar... m-maar. protesteerde de geldman, terwijl hij tegenstribbelend de deur werd uitgevoerd, .een paar uur! Dan is het misschien te laat! Wie weet wat er in die tussentijd gebeurd is met het transport!" „Wees gerust!" sprak Joris kalmerend. „Ik zal mijn uiterste best doen. Vaart wel!" „Wie was dat?" vroeg Panda, zodra de directeur was verdwenen. „Hij leek erg belangrijk! Wat wilde hij weten?" „Vijf..zes..zeven.telde Joris pre velend de biljetten omslaand die hij van de heer Mun telaar had gekregen. „Stoor mij niet, baaske! Ik moet mij verheffen boven de aardze zaken om een diepgaand advies uit te brengen." MAAR IK RUIK, t>AT HET ETEN KlAAR IS - DAM TwE KUMM£M DOOR! WELT lk, DAT IK MOET 6AAN ETEN6ER6 M0ET 6E* METEN WORDEN M06EN WE WEI DE 8ER6 OPMETEN? KEN JIJ DE 6I6ENAAR MM, WAT RUIKT DAT fijn! NEE, IK8ENERG KLEIN, IK WEET N06 NIET VEEL tempel voor de vrede binnen, die langs de betonweg is opgericht. Bezoek daar het museum van de ellende, de haat en de vergankelijkheid. Kijk in het bioscoop- je onder het museum naar de filmfrag menten die de Tsjechen uit de Duitse ar chieven hebben gered. Loop over het tempelplein in de richting van het dal. DAAR BENEDEN lag Lidice. De aarde waarop nu margrieten en papavers bloeien roept om een Doging tot begrip, maar niemand begrijpt het. De ingangskoepel met de vredesdui ven, het tegelplein, de tuinen van de vre de waar kinderen uit alle landen van de wereld rozen hebben geplant, ze zijn alle maal opgericht en ingericht door mensen die niet willen vergeten. Wie ze eenmaal bezocht, zal ze nooit meer vergeten. In het museum hangen foto's. Een fa miliegroep. Een voetbalclub. Een mu ziekkorps, zesentwintig van de 199 mannen die werden doodgeschoten. Hitler die zege vierend zijn hand opsteekt, soldaten in paradepas. Een executiepeloton met het geweer in de aanslag. Getuigen ook die niet kunnen spreken. Fragmenten van beelden uit de kerk. Twee groen uitgeslagen sleutels. Een me talen bril zonder glazen. Een mes, een le pel, een stuk van een blaasinstrument. IN WIT MARMER staan de namen van de slachtoffers gebeiteld met hun ge boortejaar. De sterfdatum was voor de meesten dezelfde. Boven een rij foto's staat Budovy v obci byly srovnany se rani a jureno obce vymarano": „de gebouwen werden met de aarde gelijkgemaakt en de naam van de gemeente werd uitgewist". Kijk ernaar, toerist, en zwijg. De woorden die u zoekt, bestaan niet! Op het stuk grond- waar Lidice, lag groeien gras en wilde planten. Smalle paadjes voeren eerst naar een monu ment: een kruis van twee dunne boom stammen met een cirkel van prikkel draad. Kransen uit Amerika en Rusland, uit Israel, van Tsjechische en Duitse kin deren. DE ZON SCHIJNT fel op de ruïne van Horak's boerderij. Op een metalen bordje staat: „Horaks farm". Het staat er ook in het Russische en het Tsjechisch. Je hebt Horak niet gekend, toerist. Je hebt niemand gekend in Lidice. Die bril zonder glazen, die geblakerde sigaretten koker. Dat gezicht op een van de foto's in het museum. Het executiepeloton met de ruggen naar je toe, de geweren in de aanslag. De vlammen, het puin, het stóf en de rook op het filmpje. De Duitsers hebben het gefilmd voor de ar chieven van het Grootduitse rijk. Van kerk en school zijn alleen de stenen vloeren over. Ze zijn een beetje bijge werkt. Op de vloer van de school staat een beeld. Een vrouw die de handen voor het gezicht slaat. Tegen haar aan leunt een kind, de armpjes op moeders knieën. Het kind kijkt naar iets dat het nooit zou vergeten, zolang het leefde. Dat was niet lang meer. Achter de stenen vrouw is de De boerderij van Horak, waar de 199 mannen van Lidice in de kelder waren samengedreven voordat zij vermoord werden. vlakte kaal en somber. Alleen het paadje licht op. DE GEDACHTEN tollen en duizelen. De officiële brief in het museum, waarin een commandant aan zijn opdrachtgever be richt: „Die Ortschaft Liditz wurde mit 95 Hausern Vollstandig niedergebrannt", een zwierige handtekening eronder. Acht entachtig kinderen naar Litzmannstadt ge voerd. Namen, namen. Er werden er maar twee teruggevonden. Die grote sleu tel, die groen uitgeslagen sleutel Was die van de kerk of van de school? Jo seph Kadlec is op die school geweest. Vac lav Kapocek heeft in de kerk gezongen. Die brief, die verkreukelde brief, waarbo ven „Liebe Rosa" stond Van wie aan wie was die brief? Dat mes, die lepel Hitler, die „Sieg heil" roept. VERDER, toerist, langs het paadje. Gras en wilde planten. Aarde die vraagt om zwijgen. Het oude kerkhof is er nog. De doden zijn zowaar met rust gelaten. De graven van vóór 10 juni 1942 zijn nog intact. En het beekje. Het stroomt nog. Het is veertig of vijftig centimeter breed, maar het water leeft. Zie je dat, toerist? Het lacht in de zon. Als je op het voetbrug getje gaat staan kun je het nieuwe Lidice zien liggen, knus dorpje, met bruinrode daken en tuintjes vol rozen. Het water van het beekje leeft nog. Het is op deze plek het enige dat is blijven leven. Het enige dat nog lachen kan. C.V. voorheen Zijlstraat 59 Haarlem. Tel. 21376 e V-C?. li .WA 4. De weg leidt nu door een bos dat grenst aan de stad, en omdat het al warm begint te worden, genieten de ruiters van de schaduw. Rechter Tie, die Tsjiao Tai wil troosten voor de mislukte jacht, zegt: ,yAl hebben we dan geen eenden gevan gen, het was een goede lichaamsoefe ning. Als we dit iedere morgen deden, meneer Yuan", vervolgt hij tot de apo theker, „zouden we uw pillen en poeder tjes nooit nodig hebben." Yuan Kai glim lacht bleekjes en antwoordt: „Dat weet ik niet, Edelachtbare. Ik ga toch vaak op jacht, maar vandaag voel ik me niet zo best. Het zal wel komen omdat ik gister avond wat veel gedronken heb, en nau welijks heb kunnen slapen." Tsjiao Tai glimlacht en zegt: „Ik wist niet dat een sportief man als u ook wel eens een beker teveel gebruikte." Dit genoegelijk ge sprek wordt ruw onderbroken als ze een hoek omslaan. „Kijk daar eens,roept Rechter Tie. De twee anderen hebben het ook al gezien. Voor hen op het pad ligt een man die dood of bewusteloos moet zijn. Verderop ligt zijn paard, dat er al niet beter aan toe lijkt. Te oordelen naar kleding en uiterlijk, denkt Rechter Tie bij zichzelf, moet de man een ambtenaar zijn. Zijn goede humeur is op slag verdwenen. Een overval op een keizerlijk ambtenaar is een ernstig misdrijf, en het is Rechter Tie's ervaring dat een ernstig misdrijf zelden alleen komt. BRAM was zo goed niet of hij moest het zeurende dochtertje van de commis saris op de schouders nemen. Triom fantelijk keek zij om naar de andere meisjes, die prompt ook in tranen uit barstten. „Ik wil óók gedragen worden", riepen ze. „Wij zijn ook moe. Wij kunnen niet meer. Bèèèèè. Bram praatte, Bram smeekte, Bram dreigde.maar het slot van het liedje was, dat hij alle kinderen op zijn rug torste. En als ze nu nog maar stil hadden gezeten. Maar ze zongen en duwden en staken om de beurt hun vingers in Brams ogen Strompelend zette Bram de tocht voort. Zijn knieën knikten onder die onhandel bare last. „Kan het niet harder?" riep het doch tertje van de commissaris. „Ik zit niet lekker", riep het Indiaanse meisje. „Wat is het warm", pufte het Eskimo meisje. ,,'k Heb honger", klaagde het boerin netje. „Maar nou is het genoeg", bulderde Bram. „Nu zal ik eens een keertje wat zeggen".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 19