en
lijn vakanfa
in Italië
Kinde
U - v*
-
POLLE, PELLI EN PINGO
Daar komt S
MET DE PADVINDERIJ NAAR
DE VLIEGBASIS SOESTERBERG
AVONTUREN VAN DONALD DUCK
AMMETJE FOK
w*
EN DE MEESTER
Ons vervolgverhaal
JV-P5
ZATERDAG 10 SEPTÏMBER 1966
7
Een oorsproikelijke
Nederlandss roman
door Will) Corsarl
RECHTER TIE
komt maandag weer
zo, we hebben de
TOP bereikt! PRAL
TIG UITZICHT, HÈ?
k Cs
v.-
4 ".■Cv V' .;-
109)
Misschien was h(t zelfs beter voor
Chris geweest, as zij voor éénmaal
alleen aan zichzelf had gedacht, al
leen vrouw wa> geweest. Hij zou
misschien eerrt hebben gemord,
maar wie wee zou een alledaags,
rustig huiselijk leven goed voor hem
zijn geweest, vie weet was hij nooit
ziek geworden in die zuivere, ijle
lucht van Non-wegen. Alles vergeefs,
alles fout. Hit is, of zij iemand ho
nend hoort hche en praten: je hèbt
hem verloren- Veel erger verloren
dan toen zol zijn gebeurd. Ja, je hebt
het goede ,'ewild, maar dat was ook
zo met Maöjo en hoe is het gegaan?
Welke zin had het Kaj en jezelf dit
verdriet aan te doen?
Ja, denkt zij, het was zinloos.
Meest vai al dat met Marjo. Kleine
Marjo, zo lief, zo aanhankelijk. God
weet dat ik van haar hield als van
mijn dochtertjeniet daaraan
denken niet denken, weg daarvan,
terug, terug, terug, jaren terug in
wilde vlucht door verwarde beelden.
Dan is zij eindelijk in het blader-
hol onder de rodoiendronstruiken
met Charles en ze foudt zich heel
stil, dat ze haar nie( zullen vinden,
de jaren die nog karnen, want hier
is zij veilig, in de zwoele, geurende
warmte, met de ïleine hand van
Charles in haar Heine hand- Hier
kan zij- slapen.
I EERSTE FOOFDSTUK
I
Toen Marjolett vijf jaar was, luis
terde zij een g^prek af tussen haar
grootouders.
„Marie is Wg, naar het buiten
land", zei ha<r grootmoeder. „Mis
schien is dat maar beter ook", zei
haar grootvater.
De grotmoïder zuchtte diep.
,,Maar he4 kind- Marjo heeft al
geen vader én nu ook geen moeder
meer".
Geen valer en ook geen moeder.
Marjolein dacht dikwijls aan die
woorden. Andere kinderen hadden
een vade en een moeder, of soms
alleen ea vader of alleen een moe
der. Zij pad nooit een vader gehad.
Tfoen zijeens naar hem vroeg, werd
haar gnotvader boos en haar groot
moeder zuchtte. Dat deed ze dik
wijls, waar en diep.
Marjdein had uit het gesprek be
grepen dat haar moeder niet meer
zou kernen om haar op schoot te ne
men ai te kussen en snoepgoed te
geven. Alleen de vriendin van haar
moede* kwam nog wel eens, die zij
tante Jharlie noemde. Zij vond haar
lief ei fluisterde haar soms in het
oor:
„Mag ik méé met u?" „Maar dat
kon net", zei tante Charlie.
Toei Marjolein naar school ging,
zei haar grootvader:
„Als ze vragen naar je ouders, dan
zeg je maar dat je vader dood is en
je moeder in het buitenland. Begre
pen?
Charles
Charlotte
Zij wist niet wat buitenland bete
kende, maar ze durfde dat niet zeg
gen, dan werd hij boos. Je moest al
tijd oppassen thuis, dat opa niet boos
werd. Geen leven maken, netjes
eten, je jurk niet kreuken, beleefd
antwoorden anders werd opa boos en
zij was erg bang voor de magere
man met zijn strenge ogen en zijn
dunne mond, die nooit lachte. Ze was
blij, naar school te mogen gaan, weg
van huis, weg uit de kleine woon
kamer, waarin je nooit iets mocht
doen. Ze verzon uitvluchtjes, om
vroeger weg te kunnen gaan o'f later
thuis te komen. De juffrouw had
haar opgedragen, de plantjes te be
gieten. daarom moest ze eerder ko
men. De juffrouw had haar een bood
schap laten doen, daarom was ze zo
laat. Soms mocht zij voor haar groot
moeder boodschappen doen en dat
was een feest. In de winkels was
iedereen aardig tegen haar, ze kreeg
altijd een koekje of een appel of
peer, vreemde mensen streelden
over haar blonde haren, een dame
„Wat een mooi kind! Zo'n fijn
snuitje en die grote blauwe ogen en
dat haar.het is echt goudblond,
dat zie je haast nooit".
Sindsdien keek Marjolein in de
spiegel, zo dikwijls als zij het maar
ongemerkt kon doen. Ik ben mooi,
dacht zij, wat een mooie ogen heb
ik en goudblond haar. Andere kinde
ren hadden ouders, hadden het pret
tig thuis, vertelden van leuke feest
jes, van fietstochtjes of wandelingen
met hun vader, van een moeder die
hen vertroetelde. Marjolein trok een
smalend gezichtje en dacht: maar ik
ben mooi. Zij kreeg geen fiets. Ner
gens voor nodig, zei haar grootmoe
der, ze woonde vlak bij school. Wan
delen deden ze alleen op zondag,
naar de kerk. De zondagen waren
vreselijk, want dan zat zij thuis, op
straat spelen was verkeerd, zei haar
grootvader, ze leerde er plat praten
en slechte dingen.
Toen ze negen jaar was, begon
haar grootvader te sukkelen. Hij
leed aan maagpijnen, lag kreunende
op een bank of op bed en kon bijna
niets meer eten. De dokter gaf haar
een recept om weg te brengen Hij
oök streelde haar zij-zachte blonde
haren en lachte tegen haar. Hij vond
haar ook mooi. Hij zei het niet,
maar zij zag het aan zijn blik. Alle
jongens keken naar haar op straat
en ze plaagden haar nooit, soms wil
den ze haar tas dragen en meelopen.
Dat stond zij toe, genadig, als een
kleine vorstin. Maar alleen tot aan
de hoek. Opa zou woedend zijn als
hij zag, dat ze met jongens liep.
Zo heette dat op school. Ze lachte
tegen de jongens en dan deden ze al
les, wat ze wou. Ze lachte' soms ook
tegen grote mensen. Het was pret
tig, als ze zo vriendelijk terug lach
ten en haar aankeken met bewon
derende ogen of zeiden: „Zo snoesje,
of schatje". Snoesje had haar moe
der ook dikwijls gezegd.
(Wordt vervolgd.)
^VWWVWVWVVWVWWVVWVWWWWWVVVVtAn/VWVWVWWWVWWWVVWVWVWWVWWVWWWVWVWWWWWUWVWVWVWVWWWWWWVWV
EEN TIJD GELEDEN zijn we
met vakantie naar Italië geweest.
Mjjn vader, moeder, ik en enige
kennissen. Wij zouden naar Cogo-
leta gaan, dat is een stadje niet ver
van Genua. Mijn vader en onze
vrienden zouden met de auto naar
Milaan rijden, waar ze mijn moe
der en mij zouden ontmoeten op
het vliegveld, want wij zouden
gaan vliegen.
Het vliegen was ontzettend leuk.
Toen we boven Zwitserland vlogen
zagen we de bergen, met sneeuw
en grillige punten, die boven de
wolken uitstaken, want wij vlogen
boven de wolken.
Ha, daar was Milaan al; ik zag
mijn vader al staan. Eerst gingen
we een kopje koffie drinken, daar
na gingen we op weg. We moesten
nog een heel eind rijden voor we
er waren. Toen we door Genua re
den zei ik: „Je kan echt goed zien
dat we in Italië zijn, want al die
Italianen lijken echt op onze Ita
liaanse vuilnismannetjes, wat niet
onaardig bedoeld was, want als we
een Italiaanse minister hadden,
zouden ze op de minister hebben
geleken.
Het bungalowpark lag bovenop
een heuvel, dus moesten we eerst
die heuvel op, die wel op een kur-
ketrekker leek-
Hè hè, we waren er. Ons huisje
had een prachtig uitzicht op de
Golf van Genua. Dat van onze
vrienden keek op een dal. 's Avonds
hoorde je de sprinkhanen en de
krekels en dan zag je beneden in
de stad de lichten aangaan. Dat
was schitterend!
We hebben de hele vakantie ge
zwommen. Dan moesten we eerst
langs het Geitenpaadje naar bene
den. Dat was een heel kronkelig
paadje, maar het was wel een stuk
korter dan de grote weg.
Op het strand lagen allemaal kie
zelstenen: zand was er niet. De
Middellandse Zee is wel heerlijk
42. Zodra de koop was afgesloten, sprong Joris in
zij nhelikopter en vloog heen. Wat een rare snuiter!"
mompelde de heer Kneusjes, het vliegtuigje nakijkend.
„Hij had zoveel haast om in hoger sferen te komen
dat hij niet eens heeft afgedongen. Pah! Ik voor mij
blijf liever laag bij de gronds hoor!" Maar Joris had
zijn gedachten bij andere dingen. Zodra hij op een
hoogte was gekomen, waar hij het landschap duidelijk
kon overzien zette hij koers naar de spoorlijn die naar
Greveldam voerde. „Daar zal dus straks een trein
langskomen met een aanhangende goudwagon!" prevel
de de Ster van Puthra-Puthra. „Hoe zal de reis ver
lopen werd mij gevraagd. Welnu, dat zal ik nu on
gestoord kunnen bekijken! Vanaf dit verheven standpunt
zal ik mij kunnen concentreren op dit probleem! Kijk
nu toch eens aan, hoe aardig het uitzicht is! En dan
te denken dat zich over gindse baan straks miljoenen
zullen voortbewegen. Ik heb echter een gevoel ,dat er
moeilijkheden dreigen
EÉN-TWEE-DRIE'. hopla', zo, je bent nu
GERED, PINGO
o«
KUNT 8ETER HIER
BLIJVEN. WIJ KLIMMEN AL
LEEN WEL VERDER OM TE
METEN HOE H00Ö
DE BER6 15
©PIB ~ZZ
JA,EEN BEETJE TE
VEEL UITZICHT EIGEN
LIJK.' IKV0ELMEER6
DUI2EU6 WORDEN
van temperatuur en er zijn bijna
geen golven.
Ook zijn we gewoon gaan win
kelen, want Cogoleta is een enig
plaatsje.
Op een dag ontdekten we het ge
boortehuisje van Columbus en zijn
standbeeld, dus is Columbus in Co
goleta geboren en niet in Genua.
Dit stadje is ook een vissersplaats
je. Het was altijd een heel leuk ge
zicht als je die vissersbootjes zag.
En 's morgens als je naar beneden
keek zag je steeds de Middellandse
Zee van kleur veranderen. Dat was
erg mooi!
's Avonds speelde ik altijd met
andere kinderen uit het bungalow
park leuke spelletjes. We tennisten
en balden, maar dan moest je wel
oppassen dat je de bal niet te ver
sloeg of gooide, want dan rolde hij
naar beneden. Maar dat is gelukkig
nooit gebeurd.
En toen begon de terugreis weer,
mijn moeder en ik stapten weer in
het vliegtuig en vlogen naar Hol
land terug, en mijn vader en onze
vrienden reden met de auto terug.
Jammer genoeg kwamen wij met
vies weer thuis, maar we hebben
nog vele herinneringen aan deze
vakantie overgehouden, die heer
lijk was!
Xandra Heyster (12 jaar),
Schotlandstraat 97,
Haarlem.
HOERA! Swiebertje komt te
rug!
Deze winter zullen jullie weer
kunnen genieten van de dolle
avonturen van Swiebertje. De
eerste uitzending is al vandaag
over een week, dus op zaterdag
17 september. Maar let goed op,
want de uitzending is in plaats
van 's middags om vijf uur nu
's avonds om vijf over zeven.
Natuurlijk komen behalve Swie
bertje zelf ook Bromsnor, Saar-
tje en de burgemeester weer te
rug. Je zult ook een paar nieuwe
gezichten zien: die van de ge
broeders Eusebius, van Ambro-
sius en van Nan Miller. Een
echte chimpansee gaat ook een
heel belangrijke rol spelen in de
nieuwe avonturen, vandaar dat
de eerste uitzending heet „Swiep
staat voor aap".
Op de foto zie je hoe Swieber
tje Bromsnor wil „verrassen",
terwijl die heerlijk in het gras
ligt te slapen.
WIJ WAREN met padvinderij op
kamp naar Oud-Leusden. Op dins
dag gingen we naar Soesterberg
met de bus. Toen we bij één van de
ingangen kwamen stond daar een
groot bord met daarop: Verboden
Toegang Art. 164 Strafwetb. En
nog één met: Pas op, gevaarlijk
voor honden.
Er stond ook nog een wachthuis
je maar daar zat niemand in. Dat
was niet erg want er was een bel.
We drukten er op.
Een tijdje later kwam er een
wacht. De leiding gaf een briefje.
Hij ging even weg.
Toen hij terug kwam zei hij dat
er over een kwartiertje een bus
zou komen. Toen het kwartiertje
om was kwam er een bus. We1
stapten in en reden een eindje om,
tot we bij een bewaakte ingang
kwamen. De bestuurder moest zijn
papieren laten zien. Het was goed
en we mochten door.
We reden eerst een heel eind de
startbaan op. Daar stopten we en
liepen een stukje het gras op. Toen
we daar stonden kwam er net een
H-2 aan. Dat is een straaljager. Er
kwam ook nog een deltadekker.
Als de deltadekker start komt er
van achteren een vlam uit. Als de
H-2 landt komt er een parachute
van achter uit. We gingen nog even
naar een cockpit van een H-2 kij
ken en toen gingen we terug.
Rudie Scholten (9 jaar),
Van Dalenlaan 157,
Santpoort.
Walt Disney Production!
IVorid Rif hts Reserved
Distributed by Kinf Posture* Syndicale
622. Inwendig was Bram lang zo rustig
niet, als hij zich voordeed. Vanzelfspre
kend was hij geen moment van plan de
kinderen in de steek te laten.maar
dat mocht hij niet laten merken. De
vraag ivas alleen: zouden ze hem geloven?
Of zouden ze net zolang blijven zitten,
totdat Bram wel moest terugkeren? Dan
zou er met de verwende meisjes hele
maal geen land meer te bezeilen zijn.
Karo keek angstig om. De kinderen wa
ren al uit zicht, maar niets duidde erop,
dat zij zich gewonnen gaven. Karo kon
niet weten, dat op dit moment het In
diaanse meisje nuffig zei:
„Geen zorg, hij komt wel terug".
Die durft ons niet in de steek te la
ten", zei de dochter van de commissaris.
Als hij komtlachen we hem allemaal
uit", sprak het Eskimomeisje.
„Maar.als hij nu eens werkelijk door
loopt?" vroeg het Hollandse boerinnetje
met een klein stemmetje en ze had het
nog niet gezegd, of de kinderen sprongen
dol van angst op om Bram achterna te
lopen.
„O, meneer, wacht toch even.we
hebben het heus niet zo bedoeld.we
zullen lief zijn.alsjeblieft!" riepen ze
en Bram moest zich inhouden om zijn
lach te verbergen.