„DE BESTÉ KONING
DIE SPANJE OOIT
GEKEND HEEFT../'
1 m
ZATERDAG
SEPTEMBER
1966
iiiiiiiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiimm
HK T SPAANSh VOLK heeft eigenlijk nooit veel plezier
aan zijn gebieders beleefd. Het werd de eeuwen door
getiranniseerd door gekroonde en ongekroonde heersers
die slechts hun eigen belangen en die der heersende kasten
de geestelijkheid en de „grandes" dienden, doch naar
willekeur over goed en bloed van hun gewone onderdanen
beschikten. Een gunstige uitzondering was Carlos III, die
250 jaar geleden geboren werd en die de historie is ingegaan
als de beste monarch die Spanje ooit gekend heeft. Deze
Carlos de Goede heeft oprecht getracht, de macht van kerk
en hoge adel te breidelen en de kleine man wat meer recht
en zekerheid te verschaffen. Zijn nobel streven heeft ge
lijk het Spanje-van-vandaag getuigt de tand des tijds niet
doorstaan, maar het is daar niet minder loffelijk om. Dr.
P. H. Schroder laat in dit artikel aan deze vergeten „ver
lichte despoot" recht wedervaren.
TOEN IN HET JAAR 1700 de kleinzoon van Lode
wijk XIV als Philips V koning van Spanje werd, zei
zijn grootvader tot hem: Wees een goed Spanjaard,
maar vergeet nooit dat je van geboorte Fransman bent.
En de Spaanse gezant in Versailles riep uit: Nu zijn er
geen Pyreneeën meer! Dat was wel wat overdreven,
maar het was voor geheel Europa toch wel duidelijk,
dat de relaties tussen Frankrijk en het Iberisch schier
eiland hechter waren dan ooit te voren en dat Spanje
na een lange periode van isolement weer in de stroom
van de Europese gebeurtenissen werd opgenomen.
Behalve een goede raad gaf de Zonnekoning zijn
kleinzoon ook een vrouw mee: Marie Louise van Sa-
voye, een pittig ding van veertien toen ze koningin van
Spanje werd. Zij schonk haar Philips twee zonen: Lo-
dewijk en Ferdinand en stierf toen. Onmiddellijk werd
de koning, die een bijzonder zwakke en slappe figuur
was, een tweede echtgenote toegeschoven: Elisabeth
Farnese, hertogin van Parma, een energieke vrouw die
precies wist wat zij wilde.
Twee inleidingen
Schroder
Carlos in jachttenue (Goya, Museo del Prado, Madrid).
Carlos III, verlicht despoot
in de Spaanse duisternis
UIT DIT tweede huwelijk werden
eveneens twee zonen geboren: Carlos
en Philips, maar Elisabeth begreep
dat hun kansen op de Spaanse troon,
vergeleken met die van Lodewijk en
Ferdinand, bijzonder klein waren.
Daarom keek zij voor haar kinderen
naar andere posities uit. Op haar aan
stoken bezette Spanje in 1717 Car
los was toen één jaar oud Sicilië en
Sardinië. Toen in 1720 de vrede werd
gesloten, moest het deze eilanden wel
iswaar teruggeven, maar het kreeg
daarvoor Parma, Piacenza en Tosca
ne in de plaats. En toen Carlos vijf
tien jaar werd, stelde zijn moeder
hem tot hertog over deze gebieden
aan. Philips vond alles goed. In 1733
veroverde Spanje, alweer door konin-
in Elisabeth daartoe aangezet, Napels
en Sicilië. Nu waren haar beide kinde
ren onderdak: Carlos kreeg „het Ko
ninkrijk der beide Siciliën", dat wil
zeggen: Zuid-Italië en het eiland, be
nevens de koningstitel; Philips kwam
in de Noorditaliaanse hertogdommen.
Moeder Elisabeth kon tevreden zijn.
MAAR HET LOT had voor haar
oudste nog meer in het vat. Vader
Philips, „de man van was in de han
den van twee vrouwen, "werd hoe
langer hoe vreemder, melancholieker,
en eenzamer. Zijn dood in 1746 was
een verlossing. Zijn zoon Lodewijk
was toen al overleden. Ferdinand volg
de hem op, regeerde 13 jaar en stierf
toen kinderloos. Dat betekende voor
Elisabeth het bereiken van haar le
vensdoel: Carlos kwam uit Napels te
rug en werd als Carlos III koning van
Spanje.
AL DAT GEDOE zou niet van be
tekenis zijn, als Carlos zich niet, eerst
als hertog van Parma, vervolgens als
koning van Napels en tenslotte als
Zijne Katholieke Majesteit van Span
je, had doen kennen als een man van
bijzondere bekwaamheden. Men noemt
hem niet ten onrechte de beste koning
die Spanje ooit heeft gehad. Zijn ge
boortejaar, 1716, ligt 250 jaar achter
ons en hij is dus geheel en al een
man van de 18de eeuw. Die eeuw
heeft een aantal vorsten en vorstinnen
opgeleverd die in de geschiedenis be
kend zijn gebleven als „verlichte des
poten". Carlos neemt, hoe weinig men
ook thans van hem weet, een eervol
le plaats in hun rij in naast Frederik
II van Pruisen, Maria Theresia en
Jozef II van Oostenrijk, Katharina II
van Rusland en Gustaaf III van Zwe
den. Zij allen waren vorsten die naar
het woord van Frederik II„aUes vóór,
niets dóór het volk" wilden doen, dat
wil zeggen: hun onbeperkte macht
wilden aanwenden tot het welzijn van
hun onderdanen.
DE NIEUWE DENKBEELDEN op
godsdienstig en maatschappelijk ter
rein waaraan de 18de eeuw zo rijk
is, hadden op deze gekroonde hoofden
grote indruk gemaakt. Het geloof op
gezag begon te wankelen; het stelsel
van vrij onderzoek, dat reeds in de
natuurkunde werd erkend, wilde men
ook toegepast zien op de godsdienst,
op de geschiedenis, op de inrichting
van de staat en daarbij kwam men tot
conclusies die geheel in tegenspraak
waren met wat de Westeuropese sta
ten te zien gaven. Men ging zich af
vragen welke morele grondslagen wa
ren van overgeërfde instellingen als
lijfeigenschap, belastingsvrijdom voor
adel en geestelijkheid, bevoorrechting
van de Middeleeuwse gilden, geloofs
vervolgingen en de wrede lijfstraffen
die toen nog werden toegepast. En
telkens moest men tot negatieve con
clusie» komen. Deze vraagstukken
werden tot in de hoogste kringen be
sproken en bestudeerd en verscheide-
dene vorsten namen in hun land daad
werkelijk maatregelen om het be
stuur te verbeteren, de rechtspraak
te humaniseren, de invloed van kerk
en geestelijkheid te verminderen, de
belastingen te herzien en vrijheid van
geloof te brengen. Mdgr zij lietèn er
met de geringste twijfel aan bestaan
dat zij handelden in volle vrijheid en
dat ze niets wilden weten van volks
invloed. Alles vóór, niets dóór het
volk.
TOEN CARLOS als vijftienjarige
het bestuur over Parma, Piacenza en
Toscane in handen nam, zal hij van
deze verlichte denkbeelden nog niet
veel hebben geweten. Hij was een
stevige, stoere knaap, die de Kinder
ziekten goed had doorstaan. In een
periode waarin de meest elementaire
begrippen van geneeskunde en hygi
ene nog onbekend waren, is het de
moeite waard dit te vermelden. Zijn
halfbroer Lodewijk was niet zo geluk
kig geweest. Carlos sprak behalve
Spaanse goed Italiaans en redelijk
Frans; hij had ook enig idee van aard
rijkskunde en geschiedenis. Dat was
ruim voldoende.
Zijn reis naar zijn nieuwe bezit
tingen was één lange pleziertocht, een
aaneenschakeling van jachtpartijen,
diners, recepties, parades, maskera
des en vuurwerken. De Italianen wa
ren dolblij met zijn komst. Zij haat
ten de Oostenrijkers die hun land tel
kens opnieuw hadden bezet en zagen in
Carlos de personificatie van hun na
tionale gevoelens, wel niet in geheel
Italië, maar toch in een deel ervan.
En hét enthousiasme 'steeg nog tóen
bleek wie Carlos als eerste minister
terzijde zou staan. Dat was de Floren
tijnse hoogleraar Bernardo Fanucci,
een man van eenvoudige afkomst, die
bekendheid had gekregen door een ge-
scnrift waarin hij het recht van de
staat geestelijken te benoemen, had
verdedigd. Nu begeleidde hij Carlos'
eerste schreden als bestuurder van
het nieuwe gebied. En tot het eind
zijner dagen is hij de trouwe vriend
en raadsman van zijn vorst gebleven.
DE TOESTANDEN die Carlos in
Parma en enige jaren later in Napels
aantrof, waren naar onze begrippen
onvoorstelbaar en ten hemel schreiend.
De vorst was opperrechter en sprak
recht naar eigen inzicht zonder door
enige wetskennis te worden gehinderd.
De pauselijke nuntius had het recht
iedereen die hem mishaagde, gevan
gen te zetten. De belastingen drukten
het zwaarst op de minst bezittenden.
Het leger was niet meer dan een ro
verbende. Af en toe werden de ge
vangenissen geledigd om de openge
vallen plaatsen in het leger aan te
vullen. De vloot bestond alleen op pa
pier. In het Koninkrijk Napels alleen
al telde men 22 aartsbisschoppen, 116
bisschoppen, 56.500 priesters, 31.800
monnikken en 23.600 nonnen. De kerk
bezat twee derde van de grond en be
taalde geen belasting. Het heeft Carlos
en zijn medewerkers jaren van inge
spannen arbeid gekost om in deze
chaos enige orde te scheppen en de
tegenwerking van Rome te breken.
Maar tenslotte is hij geslaagd, al
sprak menigeen met gefronst voor
hoofd van een anti-klerikale kruistocht.
De bemeoi-ngen van kerk en geeste
lijkheid werden teruggebracht tot de
zielzorg; de belastingsvrijdom werd
beperkt; het leger gereorganiseerd en
de rechtspraak verbeterd.
IN 1738 trouwde Carlos met Ame
lia, de dochter van de Poolse korfing.
Het huwelijk werd bij volmacht in
Dresden .gesloten en de jonge, konifigin
reisde met een aanzienlijk gevolg naar
Italië. Toen haar man haar voor de
eerste maal in zijn leven aanschouw
de, was hij verrukt. Het huwelijk, met
dertien kinderen gezegend, was uiter
mate gelukkig en Amelia bleef tot
haar dood de lieve toegewijde echt
genote van de geliefde man. Zij wijd
de haar aandacht aan armenzorg en
wezenhulp. Te harer ere bouwde Car
los een nieuwe schouwburg in Na
pels. Maar in het bijzonder verdient
vermelding dat tijdens zijn regering
de opgravingen in Herculaneum en
Pompeji zijn begonnen. In 79 na Chris
tus waren beide steden door een uit
barsting van de Vesuvius onder lava
en as bedolven. In de Middeleeuwen
was dit feit geheel in vergetelheid ge
raakt. Pas omstreeks 1600 hadden toe
vallige werkzaamheden in de bodem
enige resten van Pompeji ontblood.
Nu, in 1748, liet Carlos, die in hoge
mate geïnteresseerd was in wat men
„het mysterie van Pompeji" noemde,
stelselmatig opgravingen verrichten.
Het museum Borbonico (nu Nationaal
Museum), door hem gesticht, nam
alles op, wat in die jaren aan het dag
licht werd gebracht. Het bevat nog
steeds een der mooiste collecties van
Europa.
DE DOOD van zijn halfbroer Fer
dinand in 1759 riep Carlos naar Spanje
terug. Dat hij als jongen zijn vader
land had verlaten en er pas na bijna
30 jaar terugkeerde, is van grote be
tekenis. Het verklaart de afwezigheid
in Carlos van het voor Spanje zo ka
rakteristieke fanatisme en de voor de
Spaanse edelman van die tijd zo ken
merkende eigengereidheid, afkeer van
arneid en trots. Carlos was een metho
disch werkend, ijverig man die in te-
gestelling tot zijn landgenoten niet
tot morgen uitstelde wat hij heden
doen kon. Hij stond vroeg op en ging
vroeg naar bed. Hij deelde zijn tijd
in. Hij was matig in spijs en drank.
Fanatisme 'wa#'hém"vreemd. Een van
zijn eerste regeringsdaden in Napels
was geweest, de joden terug te roepen
die sinds 1220 uit de stad verbannen
waren. Maar de biechtvader der ko
ningin wist haar ervan te overtuigen
dat zij, die tot dusverre alleen meisjes
had gebaard, geen zoon zou krijgen
zo lang er joden in Napels waren.
Carlos gaf toe, de joden werden op
nieuw verjaagd en Amelia schonk het
leven aan een zoon. Helaas was hij
achterlijk. Toen Carlos naar Spanje
ging waren er nog twee jongens ge
boren; de tweede werd kroonprins, de
derde kreeg Napels.
IN SPANJE zette Carlos zijn voor
uitstrevend bewind voort. Hij gaf bevel
dat de schulden die zijn vader had na
gelaten, moesten worden betaald en re
gelde het belastingwezen. Madrid was
toen een der vieste steden van Europa
en dat zegt wat. Er was geen bestra
ting, iedereen gooide zijn afval uit de
ramen en de varkens liepen er vrij
rond. De doktoren hadden verklaard
dat het straatvuil, „de scherpte van
de lucht" neutraliseerde en toen Car
los beval dat een reinigingsdienst
DEMOCRATIE IN GEVAAR
Vervolg van pagina 11
zo ingeworteld dat de Bondsdag
het Westduitse parlement heilige
huisjes angstig onaangetast laat. Van
een echte democratische oppositie,
wier taak in een werkelijk parlemen
taire democratie ook door de regering
en de partijen die haar steunen van
essentieel belang voor het staatsbestel
wordt beschouwd, is geen sprake
meer, aldus Jaspers. „Een parlemen
tair bestel dat niet in staat is regels
te maken, waardoor het de oppositie
mogelijk wordt de regering over te ne
men, is als democratische staat dubi
eus. Niet langer regeert dan via de
politieke partijen en het parlement 1
de staatsburger. De partij-oligarchen
regeren".
„Democratie betekent zelf-opvoeding
en dat het volk volledig op de hoogte
wordt gebracht. Democratie leert de
mensen nadenken. In een democratie
weet het volk wat er gebeurt. Het oor
deelt. De democratie bevordert onon
derbroken dat de burgers op de hoogte
zijn. Partij-oligarchieën daarentegen
verachten 't volk. Ze hebben de neiging
't volk inlichtingen te onthouden. Ze
willen 't liever onwetend houden. Het
volk hoeft de doeleinden die de oliegar-
chie nastreeft als ze die nog heeft
niet te kennen. Men kan het volk in
plaats daarvan opwindende frasen, re-
denaars-gemeenplaatsen, pompeuze
moralistische redeneringen en wat
dies meer zij voorschotelen. Het volk
wordt steeds passief in zijn conformis
tische tredmolen gelaten. Men laat het
over aan zijn emoties en zijn onbewe
zen opportunistische overtuigingen".
NOG BEKLEMMENDER is Jas
pers' analyse van de weg die de par
tij-oligarchie zo gemakkelijk baant
voor een dictatuur. Ook daarbij onder
streept hij vele feiten in het huidige
West-Duitsland die misschien tot zulk
een afschuwelijke apotheose zullen lei
den. Jaspers heeft bewondering voor
Adenauer. Duitsland en de Duitsers
zijn hem grote dank verschuldigd,
maar de prijs die volk en land voor
het optreden van Adenauer moeten
betalen is hoog. Adenauer dacht
in termen van buitenlandse politiek.
De binnenlandse ontwikkeling was
voor hem alleen een middel om de
doeleinden van zijn buitenlands beleid
te verwezenlijken. Daarmee heeft hij
het karakter van het Duitse volk nega
tief beïnvloed. „Op het terrein van de
binnenlandse politiek was Adenauer
een ernstig onheil" aldus Jaspers.
„Hij heeft op dit terrein het zuivere
politieke denken van het volk en van
de regering verlamd".
In de huidige Bundeswehr ziet Jas
pers een van de gevaren en niet de
geringste voor de Duitse democra
tie. „De geest in de Bundeswehr wordt
geheel en al bedorven door de traditie
die stamt uit de tijd van Hitler. Die
traditie moet met wortel en tak wor
den uitgeroeid." Het liegt er niet om.
De bladzijden die Jaspers wijdt aan
een scherpzinnige bespreking van de
Westduitse buitenlandse politiek en
haar uitgangspunten, leest men met
toenemende bewondering en ongerust
heid. Bewondering, omdat eruit blijkt
hoe de auteur in kort bestek tot de
kern van de zaken weet door te drin
gen en hoe helder hij zijn op de fei
ten gebaseerde gevolgtrekkingen on
der woorden brengt. Bonn sluit de
ogen voor de waarheid, zo meent hij.
Het leeft in een droomwereld. Het
meent een internationale situatie te
kunnen veranderen en verliest daar
door alle gevoel voor proporties uit
het oog.
Bijzonder scherp protesteert Jas
pers tegen het drijven van de rege
ringspartijen om het parlement ertoe
te bewegen de „noodwetten" te aan
vaarden. Als daarvoor de vereiste twee
derde meerderheid oois zou worden ge
vonden, is het met de vrijheid van de
Westduitse burgers voorgoed gedaan.
Zo stelt hij.
ZIJN MOMENTOPNAME over de
huidige politieke toestand in de Bonds
republiek, wordt voorafgegaan door
een reeds eerder gepubliceerd inter
view dat Rudolf Augstein (Der Spie
gel) vorig jaar met Jaspers had over
het vraagstuk van de verjaringster
mijn voor oorlogsmisdaden. Dat inter
view kreeg de veelzeggende titel „Voor
volkerenmoord bestaat geen verja
ring". Jaspers formuleert in dat inter
view, onder andere, dat naar zijn oor
deel niet mag worden gesproken van
een collectieve schuld van het gehele
Duitse volk voor wat Duitsland in de
oorlogsjaren aan misdaden heeft be
dreven, maar wel staat voor hem vast
dat het gehele Duitse volk er collectief
voor verantwoordelijk is, nog steeds.
Voorts omvat het boek een behande
ling van de wijze waarop de Bondsdag
van tien tot vijfentwintig maart 1965
het vraagstuk van de verjaring van de
oorlogsmisdaden „behandelde". Deze
twee inleidingen vormen een onthul
lend decor voor zijn behandeling van
de huidige politieke situatie in de
Bondsrepubliek. Bovendien, en dat is
niet het minst belangrijke, wordt ons
daaruit duidelijk waar Jaspers precies
staat, welke opvattingen hij huldigt en
dat hij boven de partijen staat. Bij
zonder waardevol is, zo menen wij, dat
hij het niet bij het constateren van
feiten laat. Hij besteedt veel aan
dacht aan het aangeven van middelen
en mogelijkheden die een democrati
sche ontwikkeling in de Bondsrepubliek
kunnen bevorderen. Want, zo zegt hij,
het Duitse volk heeft het nog steeds
zelf in de hand, of zich in zijn land
een gezonde democratie zal ontwikke
len, of dat een nieuwe dictatuur de
vrijheid van de burgers voor jaren zal
vernietigen.
„Onze politici van alle partijen zeg
gen: „zeker is zeker". Maar ze ont
wijken daarmee Het antwoord. Dat is
geen politieke motivering. Ze hebben
geen contact meer met wat leeft in
het volk. Dat blijft doorslapen tot het
misschien door een waandenkbeeld en
niet door het gezonde verstand wordt
gewekt, door dromen, en zich dan op
nieuw in de molen van de zelfvernie
tiging stort.
Wie als Duitser oud is geworden,
heeft dat reeds tweemaal meege
maakt (1914 en 1933) en vreest dat het
zich voor de derde maal kan herhalen.
Er is veel in de huidige situatie dat
anders is dan vroeger, maar er zit
veel in dat verontrustend blijvend is.
Slechts de Duitsers die zich daarvan
bewust zijn, kunnen die dreiging over
winnen".
Karl Jaspers, Wohin trelbt ale bundes-
republik? (R. Piper en Co., München, 281 pag.
10,70).
moest worden georganiseerd en dat
iedereen zijn varkens moest thuishou
den, kwam het bijna tot een opstand.
Die brak werkelijk uit in 1766, toen
de koning het dragen van de „capa y
sombrero", de tot de grond afhangen
de mantel en de breedgerande hoed,
verbood. Deze nationale dracht im
mers maakte iedereen onherkenbaar
en bevorderde dus de misdadigheid.
Met grote scharen gewapend stonden
officieren op de hoeken der straten en
knipten zonder pardon het onderste
deel der capa's af. In plaats van de
sombrero werd de Franse driekante
steek voorgeschreven. De reactie was
merkwaardig en verontrustend. Het
gehele volk van Madrid kwam in op
stand. Een algehele onvrede met tal
van zaken, niet slechts de Franse kle
ding, maar ook de Italiaanse ministers
en allerlei andere buitenlandse nieu
wigheden manifesteerde zich in een
straatoproer, zó hevig dat Carlos over
haast de stad moest verlaten en aan
de eisen der opstandelingen toegaf.
Zijn nieuwe minister wist toch te be
reiken dat „capa y sombrero" weldra
niet meer werden gedragen. Hij be
paalde namelijk dat in deze draefit de
beul in het vervolg de vonnissen moest
voltrekken.
DEZE ZELFDE minister, Aranda,
was een verklaarde vijand van de
jezuïeten. De Societas Jesu had in de
loop der jaren op allerlei terrein grote
invloed gekregen. Leden der Orde wa
ren veelal biechtvader van de vorst;
in en buiten Europa hadden zij grote
rijkdommen; in strijd met de regel
dreven sommige jezuïeten een reus
achtige koophandel. Het lag voorts in
de lijn van het moderne despotisme, de
grote invloed der geestelij kehid in het
algemeen en in het bijzonder van de
machtigste orde, de jezuïetenorde, te
beperken. Vijanden van de jezuïeten
vond men niet slechts buiten de kerk;
ook daarbinnen stelden velen de volge
lingen van Loyola aansprakelijk voor
alle mogelijke misdaden waar en door
wie ook gepleegd. Tanucci, Carlos'
minister, hoogleraar en een verlicht
man, zei van de jezuïeten: „Ze zijn
allemaal hetzelfde; overal veroorza
ken ze ontevredenheid; ze zijn de
vijand van vorsten en volkeren; ze zijn
dieven, rovers en meestal ook nog
atheïsten". Doordat de statuten van
de leden blinde gehoorzaamheid aan
de generaal der Orde in Rome eisten,
zagen velen in de organisatie „een
staat in de staat". De anti-klerikalen:
hovelingen, parlementsleden, filosofen
en rechtsgeleerden vonden in de Socie
tas hun zondebok.
Tanucci en Aranda wisten er Carlos
van te overtuigen dat het oproer in
Madrid het werk van jezuïeten was
geweest en na een wonderlijk „pro
ces" werden in de nacht van 31 maart
1767 door de soldaten 6000 jezuïeten
van hun bed gelicht en op schepen ge
zet met bestemming Kerkelijke Staat.
Maar de paus weigerde hen te ontvan
gen en gaf zelfs zijn troepen bevel de
ontscheping met geweld te beletten.
Toen zijn ze maar in Corsica aan wal
gezet.
HET KAN NIET worden geloochend
dat de verdrijving van de jezuïeten
voor Spanje voordelig is geweest. Tal
van progressieve maatregelen, vroe
ger door hen gesaboteerd, konden nu
worden doorgevoerd. Tegenover de
kerk, die een vierde van de Spaanse
bodem bezat, stond de regering nu
vrijer en krachtiger. Carlos was een
vroom katholiek en de inquisitie heeft
hij ook niet afgeschaft. Onder zijn be
wind werden echter geen doodstraffe
meer voltrokken en pijnigingen waren
verboden. Maar hij was er diep van
overtuigd dat de Kerk hem even goed
gehoorzaamheid was verschuldigd als
iedere onderdaan en dat hij voor zijn
regeringsdader wel tegenover God,
maar niet tegenover de paus verant
woordelijk was. Zo trok hij de bis
schopsbenoemingen aan de staat, hief
overbodige kloosters op en verplichtte
de geestelijken belasting te betalen.
EEN GENIAAL MENS was Carlos
III zeker niet, zelfs kan hij geen
groot man worden genoemd. Hij las
nooit een boek, hij hield niet van mu
ziek, hij ging-nooit naar de schouw
burg. Maar hij bevorderde kunsten
en wetenschappen en verbeterde het
onderwijs. Wellicht waren zijn gaven
beperkt, maar zijn bedoelingen waren
goed. En in zijn ijver die te realiseren
was hij onvermoeibaar. Terecht noem
de zijn volk hem Carlos de Goede.