„DE BESTÉ KONING DIE SPANJE OOIT GEKEND HEEFT../' 1 m ZATERDAG SEPTEMBER 1966 iiiiiiiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiimm HK T SPAANSh VOLK heeft eigenlijk nooit veel plezier aan zijn gebieders beleefd. Het werd de eeuwen door getiranniseerd door gekroonde en ongekroonde heersers die slechts hun eigen belangen en die der heersende kasten de geestelijkheid en de „grandes" dienden, doch naar willekeur over goed en bloed van hun gewone onderdanen beschikten. Een gunstige uitzondering was Carlos III, die 250 jaar geleden geboren werd en die de historie is ingegaan als de beste monarch die Spanje ooit gekend heeft. Deze Carlos de Goede heeft oprecht getracht, de macht van kerk en hoge adel te breidelen en de kleine man wat meer recht en zekerheid te verschaffen. Zijn nobel streven heeft ge lijk het Spanje-van-vandaag getuigt de tand des tijds niet doorstaan, maar het is daar niet minder loffelijk om. Dr. P. H. Schroder laat in dit artikel aan deze vergeten „ver lichte despoot" recht wedervaren. TOEN IN HET JAAR 1700 de kleinzoon van Lode wijk XIV als Philips V koning van Spanje werd, zei zijn grootvader tot hem: Wees een goed Spanjaard, maar vergeet nooit dat je van geboorte Fransman bent. En de Spaanse gezant in Versailles riep uit: Nu zijn er geen Pyreneeën meer! Dat was wel wat overdreven, maar het was voor geheel Europa toch wel duidelijk, dat de relaties tussen Frankrijk en het Iberisch schier eiland hechter waren dan ooit te voren en dat Spanje na een lange periode van isolement weer in de stroom van de Europese gebeurtenissen werd opgenomen. Behalve een goede raad gaf de Zonnekoning zijn kleinzoon ook een vrouw mee: Marie Louise van Sa- voye, een pittig ding van veertien toen ze koningin van Spanje werd. Zij schonk haar Philips twee zonen: Lo- dewijk en Ferdinand en stierf toen. Onmiddellijk werd de koning, die een bijzonder zwakke en slappe figuur was, een tweede echtgenote toegeschoven: Elisabeth Farnese, hertogin van Parma, een energieke vrouw die precies wist wat zij wilde. Twee inleidingen Schroder Carlos in jachttenue (Goya, Museo del Prado, Madrid). Carlos III, verlicht despoot in de Spaanse duisternis UIT DIT tweede huwelijk werden eveneens twee zonen geboren: Carlos en Philips, maar Elisabeth begreep dat hun kansen op de Spaanse troon, vergeleken met die van Lodewijk en Ferdinand, bijzonder klein waren. Daarom keek zij voor haar kinderen naar andere posities uit. Op haar aan stoken bezette Spanje in 1717 Car los was toen één jaar oud Sicilië en Sardinië. Toen in 1720 de vrede werd gesloten, moest het deze eilanden wel iswaar teruggeven, maar het kreeg daarvoor Parma, Piacenza en Tosca ne in de plaats. En toen Carlos vijf tien jaar werd, stelde zijn moeder hem tot hertog over deze gebieden aan. Philips vond alles goed. In 1733 veroverde Spanje, alweer door konin- in Elisabeth daartoe aangezet, Napels en Sicilië. Nu waren haar beide kinde ren onderdak: Carlos kreeg „het Ko ninkrijk der beide Siciliën", dat wil zeggen: Zuid-Italië en het eiland, be nevens de koningstitel; Philips kwam in de Noorditaliaanse hertogdommen. Moeder Elisabeth kon tevreden zijn. MAAR HET LOT had voor haar oudste nog meer in het vat. Vader Philips, „de man van was in de han den van twee vrouwen, "werd hoe langer hoe vreemder, melancholieker, en eenzamer. Zijn dood in 1746 was een verlossing. Zijn zoon Lodewijk was toen al overleden. Ferdinand volg de hem op, regeerde 13 jaar en stierf toen kinderloos. Dat betekende voor Elisabeth het bereiken van haar le vensdoel: Carlos kwam uit Napels te rug en werd als Carlos III koning van Spanje. AL DAT GEDOE zou niet van be tekenis zijn, als Carlos zich niet, eerst als hertog van Parma, vervolgens als koning van Napels en tenslotte als Zijne Katholieke Majesteit van Span je, had doen kennen als een man van bijzondere bekwaamheden. Men noemt hem niet ten onrechte de beste koning die Spanje ooit heeft gehad. Zijn ge boortejaar, 1716, ligt 250 jaar achter ons en hij is dus geheel en al een man van de 18de eeuw. Die eeuw heeft een aantal vorsten en vorstinnen opgeleverd die in de geschiedenis be kend zijn gebleven als „verlichte des poten". Carlos neemt, hoe weinig men ook thans van hem weet, een eervol le plaats in hun rij in naast Frederik II van Pruisen, Maria Theresia en Jozef II van Oostenrijk, Katharina II van Rusland en Gustaaf III van Zwe den. Zij allen waren vorsten die naar het woord van Frederik II„aUes vóór, niets dóór het volk" wilden doen, dat wil zeggen: hun onbeperkte macht wilden aanwenden tot het welzijn van hun onderdanen. DE NIEUWE DENKBEELDEN op godsdienstig en maatschappelijk ter rein waaraan de 18de eeuw zo rijk is, hadden op deze gekroonde hoofden grote indruk gemaakt. Het geloof op gezag begon te wankelen; het stelsel van vrij onderzoek, dat reeds in de natuurkunde werd erkend, wilde men ook toegepast zien op de godsdienst, op de geschiedenis, op de inrichting van de staat en daarbij kwam men tot conclusies die geheel in tegenspraak waren met wat de Westeuropese sta ten te zien gaven. Men ging zich af vragen welke morele grondslagen wa ren van overgeërfde instellingen als lijfeigenschap, belastingsvrijdom voor adel en geestelijkheid, bevoorrechting van de Middeleeuwse gilden, geloofs vervolgingen en de wrede lijfstraffen die toen nog werden toegepast. En telkens moest men tot negatieve con clusie» komen. Deze vraagstukken werden tot in de hoogste kringen be sproken en bestudeerd en verscheide- dene vorsten namen in hun land daad werkelijk maatregelen om het be stuur te verbeteren, de rechtspraak te humaniseren, de invloed van kerk en geestelijkheid te verminderen, de belastingen te herzien en vrijheid van geloof te brengen. Mdgr zij lietèn er met de geringste twijfel aan bestaan dat zij handelden in volle vrijheid en dat ze niets wilden weten van volks invloed. Alles vóór, niets dóór het volk. TOEN CARLOS als vijftienjarige het bestuur over Parma, Piacenza en Toscane in handen nam, zal hij van deze verlichte denkbeelden nog niet veel hebben geweten. Hij was een stevige, stoere knaap, die de Kinder ziekten goed had doorstaan. In een periode waarin de meest elementaire begrippen van geneeskunde en hygi ene nog onbekend waren, is het de moeite waard dit te vermelden. Zijn halfbroer Lodewijk was niet zo geluk kig geweest. Carlos sprak behalve Spaanse goed Italiaans en redelijk Frans; hij had ook enig idee van aard rijkskunde en geschiedenis. Dat was ruim voldoende. Zijn reis naar zijn nieuwe bezit tingen was één lange pleziertocht, een aaneenschakeling van jachtpartijen, diners, recepties, parades, maskera des en vuurwerken. De Italianen wa ren dolblij met zijn komst. Zij haat ten de Oostenrijkers die hun land tel kens opnieuw hadden bezet en zagen in Carlos de personificatie van hun na tionale gevoelens, wel niet in geheel Italië, maar toch in een deel ervan. En hét enthousiasme 'steeg nog tóen bleek wie Carlos als eerste minister terzijde zou staan. Dat was de Floren tijnse hoogleraar Bernardo Fanucci, een man van eenvoudige afkomst, die bekendheid had gekregen door een ge- scnrift waarin hij het recht van de staat geestelijken te benoemen, had verdedigd. Nu begeleidde hij Carlos' eerste schreden als bestuurder van het nieuwe gebied. En tot het eind zijner dagen is hij de trouwe vriend en raadsman van zijn vorst gebleven. DE TOESTANDEN die Carlos in Parma en enige jaren later in Napels aantrof, waren naar onze begrippen onvoorstelbaar en ten hemel schreiend. De vorst was opperrechter en sprak recht naar eigen inzicht zonder door enige wetskennis te worden gehinderd. De pauselijke nuntius had het recht iedereen die hem mishaagde, gevan gen te zetten. De belastingen drukten het zwaarst op de minst bezittenden. Het leger was niet meer dan een ro verbende. Af en toe werden de ge vangenissen geledigd om de openge vallen plaatsen in het leger aan te vullen. De vloot bestond alleen op pa pier. In het Koninkrijk Napels alleen al telde men 22 aartsbisschoppen, 116 bisschoppen, 56.500 priesters, 31.800 monnikken en 23.600 nonnen. De kerk bezat twee derde van de grond en be taalde geen belasting. Het heeft Carlos en zijn medewerkers jaren van inge spannen arbeid gekost om in deze chaos enige orde te scheppen en de tegenwerking van Rome te breken. Maar tenslotte is hij geslaagd, al sprak menigeen met gefronst voor hoofd van een anti-klerikale kruistocht. De bemeoi-ngen van kerk en geeste lijkheid werden teruggebracht tot de zielzorg; de belastingsvrijdom werd beperkt; het leger gereorganiseerd en de rechtspraak verbeterd. IN 1738 trouwde Carlos met Ame lia, de dochter van de Poolse korfing. Het huwelijk werd bij volmacht in Dresden .gesloten en de jonge, konifigin reisde met een aanzienlijk gevolg naar Italië. Toen haar man haar voor de eerste maal in zijn leven aanschouw de, was hij verrukt. Het huwelijk, met dertien kinderen gezegend, was uiter mate gelukkig en Amelia bleef tot haar dood de lieve toegewijde echt genote van de geliefde man. Zij wijd de haar aandacht aan armenzorg en wezenhulp. Te harer ere bouwde Car los een nieuwe schouwburg in Na pels. Maar in het bijzonder verdient vermelding dat tijdens zijn regering de opgravingen in Herculaneum en Pompeji zijn begonnen. In 79 na Chris tus waren beide steden door een uit barsting van de Vesuvius onder lava en as bedolven. In de Middeleeuwen was dit feit geheel in vergetelheid ge raakt. Pas omstreeks 1600 hadden toe vallige werkzaamheden in de bodem enige resten van Pompeji ontblood. Nu, in 1748, liet Carlos, die in hoge mate geïnteresseerd was in wat men „het mysterie van Pompeji" noemde, stelselmatig opgravingen verrichten. Het museum Borbonico (nu Nationaal Museum), door hem gesticht, nam alles op, wat in die jaren aan het dag licht werd gebracht. Het bevat nog steeds een der mooiste collecties van Europa. DE DOOD van zijn halfbroer Fer dinand in 1759 riep Carlos naar Spanje terug. Dat hij als jongen zijn vader land had verlaten en er pas na bijna 30 jaar terugkeerde, is van grote be tekenis. Het verklaart de afwezigheid in Carlos van het voor Spanje zo ka rakteristieke fanatisme en de voor de Spaanse edelman van die tijd zo ken merkende eigengereidheid, afkeer van arneid en trots. Carlos was een metho disch werkend, ijverig man die in te- gestelling tot zijn landgenoten niet tot morgen uitstelde wat hij heden doen kon. Hij stond vroeg op en ging vroeg naar bed. Hij deelde zijn tijd in. Hij was matig in spijs en drank. Fanatisme 'wa#'hém"vreemd. Een van zijn eerste regeringsdaden in Napels was geweest, de joden terug te roepen die sinds 1220 uit de stad verbannen waren. Maar de biechtvader der ko ningin wist haar ervan te overtuigen dat zij, die tot dusverre alleen meisjes had gebaard, geen zoon zou krijgen zo lang er joden in Napels waren. Carlos gaf toe, de joden werden op nieuw verjaagd en Amelia schonk het leven aan een zoon. Helaas was hij achterlijk. Toen Carlos naar Spanje ging waren er nog twee jongens ge boren; de tweede werd kroonprins, de derde kreeg Napels. IN SPANJE zette Carlos zijn voor uitstrevend bewind voort. Hij gaf bevel dat de schulden die zijn vader had na gelaten, moesten worden betaald en re gelde het belastingwezen. Madrid was toen een der vieste steden van Europa en dat zegt wat. Er was geen bestra ting, iedereen gooide zijn afval uit de ramen en de varkens liepen er vrij rond. De doktoren hadden verklaard dat het straatvuil, „de scherpte van de lucht" neutraliseerde en toen Car los beval dat een reinigingsdienst DEMOCRATIE IN GEVAAR Vervolg van pagina 11 zo ingeworteld dat de Bondsdag het Westduitse parlement heilige huisjes angstig onaangetast laat. Van een echte democratische oppositie, wier taak in een werkelijk parlemen taire democratie ook door de regering en de partijen die haar steunen van essentieel belang voor het staatsbestel wordt beschouwd, is geen sprake meer, aldus Jaspers. „Een parlemen tair bestel dat niet in staat is regels te maken, waardoor het de oppositie mogelijk wordt de regering over te ne men, is als democratische staat dubi eus. Niet langer regeert dan via de politieke partijen en het parlement 1 de staatsburger. De partij-oligarchen regeren". „Democratie betekent zelf-opvoeding en dat het volk volledig op de hoogte wordt gebracht. Democratie leert de mensen nadenken. In een democratie weet het volk wat er gebeurt. Het oor deelt. De democratie bevordert onon derbroken dat de burgers op de hoogte zijn. Partij-oligarchieën daarentegen verachten 't volk. Ze hebben de neiging 't volk inlichtingen te onthouden. Ze willen 't liever onwetend houden. Het volk hoeft de doeleinden die de oliegar- chie nastreeft als ze die nog heeft niet te kennen. Men kan het volk in plaats daarvan opwindende frasen, re- denaars-gemeenplaatsen, pompeuze moralistische redeneringen en wat dies meer zij voorschotelen. Het volk wordt steeds passief in zijn conformis tische tredmolen gelaten. Men laat het over aan zijn emoties en zijn onbewe zen opportunistische overtuigingen". NOG BEKLEMMENDER is Jas pers' analyse van de weg die de par tij-oligarchie zo gemakkelijk baant voor een dictatuur. Ook daarbij onder streept hij vele feiten in het huidige West-Duitsland die misschien tot zulk een afschuwelijke apotheose zullen lei den. Jaspers heeft bewondering voor Adenauer. Duitsland en de Duitsers zijn hem grote dank verschuldigd, maar de prijs die volk en land voor het optreden van Adenauer moeten betalen is hoog. Adenauer dacht in termen van buitenlandse politiek. De binnenlandse ontwikkeling was voor hem alleen een middel om de doeleinden van zijn buitenlands beleid te verwezenlijken. Daarmee heeft hij het karakter van het Duitse volk nega tief beïnvloed. „Op het terrein van de binnenlandse politiek was Adenauer een ernstig onheil" aldus Jaspers. „Hij heeft op dit terrein het zuivere politieke denken van het volk en van de regering verlamd". In de huidige Bundeswehr ziet Jas pers een van de gevaren en niet de geringste voor de Duitse democra tie. „De geest in de Bundeswehr wordt geheel en al bedorven door de traditie die stamt uit de tijd van Hitler. Die traditie moet met wortel en tak wor den uitgeroeid." Het liegt er niet om. De bladzijden die Jaspers wijdt aan een scherpzinnige bespreking van de Westduitse buitenlandse politiek en haar uitgangspunten, leest men met toenemende bewondering en ongerust heid. Bewondering, omdat eruit blijkt hoe de auteur in kort bestek tot de kern van de zaken weet door te drin gen en hoe helder hij zijn op de fei ten gebaseerde gevolgtrekkingen on der woorden brengt. Bonn sluit de ogen voor de waarheid, zo meent hij. Het leeft in een droomwereld. Het meent een internationale situatie te kunnen veranderen en verliest daar door alle gevoel voor proporties uit het oog. Bijzonder scherp protesteert Jas pers tegen het drijven van de rege ringspartijen om het parlement ertoe te bewegen de „noodwetten" te aan vaarden. Als daarvoor de vereiste twee derde meerderheid oois zou worden ge vonden, is het met de vrijheid van de Westduitse burgers voorgoed gedaan. Zo stelt hij. ZIJN MOMENTOPNAME over de huidige politieke toestand in de Bonds republiek, wordt voorafgegaan door een reeds eerder gepubliceerd inter view dat Rudolf Augstein (Der Spie gel) vorig jaar met Jaspers had over het vraagstuk van de verjaringster mijn voor oorlogsmisdaden. Dat inter view kreeg de veelzeggende titel „Voor volkerenmoord bestaat geen verja ring". Jaspers formuleert in dat inter view, onder andere, dat naar zijn oor deel niet mag worden gesproken van een collectieve schuld van het gehele Duitse volk voor wat Duitsland in de oorlogsjaren aan misdaden heeft be dreven, maar wel staat voor hem vast dat het gehele Duitse volk er collectief voor verantwoordelijk is, nog steeds. Voorts omvat het boek een behande ling van de wijze waarop de Bondsdag van tien tot vijfentwintig maart 1965 het vraagstuk van de verjaring van de oorlogsmisdaden „behandelde". Deze twee inleidingen vormen een onthul lend decor voor zijn behandeling van de huidige politieke situatie in de Bondsrepubliek. Bovendien, en dat is niet het minst belangrijke, wordt ons daaruit duidelijk waar Jaspers precies staat, welke opvattingen hij huldigt en dat hij boven de partijen staat. Bij zonder waardevol is, zo menen wij, dat hij het niet bij het constateren van feiten laat. Hij besteedt veel aan dacht aan het aangeven van middelen en mogelijkheden die een democrati sche ontwikkeling in de Bondsrepubliek kunnen bevorderen. Want, zo zegt hij, het Duitse volk heeft het nog steeds zelf in de hand, of zich in zijn land een gezonde democratie zal ontwikke len, of dat een nieuwe dictatuur de vrijheid van de burgers voor jaren zal vernietigen. „Onze politici van alle partijen zeg gen: „zeker is zeker". Maar ze ont wijken daarmee Het antwoord. Dat is geen politieke motivering. Ze hebben geen contact meer met wat leeft in het volk. Dat blijft doorslapen tot het misschien door een waandenkbeeld en niet door het gezonde verstand wordt gewekt, door dromen, en zich dan op nieuw in de molen van de zelfvernie tiging stort. Wie als Duitser oud is geworden, heeft dat reeds tweemaal meege maakt (1914 en 1933) en vreest dat het zich voor de derde maal kan herhalen. Er is veel in de huidige situatie dat anders is dan vroeger, maar er zit veel in dat verontrustend blijvend is. Slechts de Duitsers die zich daarvan bewust zijn, kunnen die dreiging over winnen". Karl Jaspers, Wohin trelbt ale bundes- republik? (R. Piper en Co., München, 281 pag. 10,70). moest worden georganiseerd en dat iedereen zijn varkens moest thuishou den, kwam het bijna tot een opstand. Die brak werkelijk uit in 1766, toen de koning het dragen van de „capa y sombrero", de tot de grond afhangen de mantel en de breedgerande hoed, verbood. Deze nationale dracht im mers maakte iedereen onherkenbaar en bevorderde dus de misdadigheid. Met grote scharen gewapend stonden officieren op de hoeken der straten en knipten zonder pardon het onderste deel der capa's af. In plaats van de sombrero werd de Franse driekante steek voorgeschreven. De reactie was merkwaardig en verontrustend. Het gehele volk van Madrid kwam in op stand. Een algehele onvrede met tal van zaken, niet slechts de Franse kle ding, maar ook de Italiaanse ministers en allerlei andere buitenlandse nieu wigheden manifesteerde zich in een straatoproer, zó hevig dat Carlos over haast de stad moest verlaten en aan de eisen der opstandelingen toegaf. Zijn nieuwe minister wist toch te be reiken dat „capa y sombrero" weldra niet meer werden gedragen. Hij be paalde namelijk dat in deze draefit de beul in het vervolg de vonnissen moest voltrekken. DEZE ZELFDE minister, Aranda, was een verklaarde vijand van de jezuïeten. De Societas Jesu had in de loop der jaren op allerlei terrein grote invloed gekregen. Leden der Orde wa ren veelal biechtvader van de vorst; in en buiten Europa hadden zij grote rijkdommen; in strijd met de regel dreven sommige jezuïeten een reus achtige koophandel. Het lag voorts in de lijn van het moderne despotisme, de grote invloed der geestelij kehid in het algemeen en in het bijzonder van de machtigste orde, de jezuïetenorde, te beperken. Vijanden van de jezuïeten vond men niet slechts buiten de kerk; ook daarbinnen stelden velen de volge lingen van Loyola aansprakelijk voor alle mogelijke misdaden waar en door wie ook gepleegd. Tanucci, Carlos' minister, hoogleraar en een verlicht man, zei van de jezuïeten: „Ze zijn allemaal hetzelfde; overal veroorza ken ze ontevredenheid; ze zijn de vijand van vorsten en volkeren; ze zijn dieven, rovers en meestal ook nog atheïsten". Doordat de statuten van de leden blinde gehoorzaamheid aan de generaal der Orde in Rome eisten, zagen velen in de organisatie „een staat in de staat". De anti-klerikalen: hovelingen, parlementsleden, filosofen en rechtsgeleerden vonden in de Socie tas hun zondebok. Tanucci en Aranda wisten er Carlos van te overtuigen dat het oproer in Madrid het werk van jezuïeten was geweest en na een wonderlijk „pro ces" werden in de nacht van 31 maart 1767 door de soldaten 6000 jezuïeten van hun bed gelicht en op schepen ge zet met bestemming Kerkelijke Staat. Maar de paus weigerde hen te ontvan gen en gaf zelfs zijn troepen bevel de ontscheping met geweld te beletten. Toen zijn ze maar in Corsica aan wal gezet. HET KAN NIET worden geloochend dat de verdrijving van de jezuïeten voor Spanje voordelig is geweest. Tal van progressieve maatregelen, vroe ger door hen gesaboteerd, konden nu worden doorgevoerd. Tegenover de kerk, die een vierde van de Spaanse bodem bezat, stond de regering nu vrijer en krachtiger. Carlos was een vroom katholiek en de inquisitie heeft hij ook niet afgeschaft. Onder zijn be wind werden echter geen doodstraffe meer voltrokken en pijnigingen waren verboden. Maar hij was er diep van overtuigd dat de Kerk hem even goed gehoorzaamheid was verschuldigd als iedere onderdaan en dat hij voor zijn regeringsdader wel tegenover God, maar niet tegenover de paus verant woordelijk was. Zo trok hij de bis schopsbenoemingen aan de staat, hief overbodige kloosters op en verplichtte de geestelijken belasting te betalen. EEN GENIAAL MENS was Carlos III zeker niet, zelfs kan hij geen groot man worden genoemd. Hij las nooit een boek, hij hield niet van mu ziek, hij ging-nooit naar de schouw burg. Maar hij bevorderde kunsten en wetenschappen en verbeterde het onderwijs. Wellicht waren zijn gaven beperkt, maar zijn bedoelingen waren goed. En in zijn ijver die te realiseren was hij onvermoeibaar. Terecht noem de zijn volk hem Carlos de Goede.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 12