en
HET VERWENDE
PRINSESJE
Zoekplaatje
POLLE, PELLI EN PING
AVONTUREN VAN DONALD DUCK
BRAMMETJE FOK
Uit de pruikentijd
PANDA EN DE MEESTER
'TVm
m
Ons vervolgverhaal
a
De honing-koning
•IV:
ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1966
19
Een oorspronkelijke
Nederlandse roman
door Willy Corsarl
mm
-
Van een konijntje
en een zwijntje
RECHTER TIE
komt maandag weer
'm HeBBeN eew wooie uzbrbnton
OP DE KOP GETIKT
oh je: daar komt de school
meester AANLATEN WE ONS
VERBERGEM. IK KEMDE6ISTE
REM MUM HUISWERK NIET
.1
115)
Ze zocht troost op straat. Dikwijls
ging ze nu ook nog na het avondeten
uit. Na een tijdje kreeg ze vriendin
nen. Ze had nooit veel gegeven om
meisjes, maar deze waren ouder dan
zij en ze hielden ook van pret ma
ken. Ze hadden vrienden, die met ze
naar de bioscoop gingen en naar
dancings. Op een avond namen ze
haar ook mee. Een lange' jongen
trakteerde haar en danste met haar
rond. Ze leerde vlug genoeg de pas
sen en had dolle pret, totdat hij haar
zoende en wou beetgrijpen op gekke
plaatsen. Toen werd ze bang en liep
weg, nagejouwd door haar lachende
vriendinnen en hun vrienden: „Klein
kindje! Boeh, kleine baby!"
Haar grootmoeder zat nog op en
wachtte, in dodelijke ongerustheid.
„Kind waar kom je vandaan zo
laat?" vroeg zij.
„Van een vriendin".
„Ik was toch zo bang dat je een
ongeluk had gekregen of Je was
toch heus bij een vriendin?"
„Ja omaatje", zei Marjolein.
Dat met die jongen en zijn graaien
de handen had haar verschrikt, een
tijdlang bleef ze 's avonds thuis. Ze
ging nu naar de Mulo en had moeite
om mee te komen. Ze probeerde wat
te werken, maar het duurde niet
lang, of ze hield het niet uit. Ze
zocht de vriendinnen weer op en ging
met ze mee. Het was alleen om het
dansen; van drank hield ze niet, die
maakte haar misselijk en ze was
bang van de mannen en opgescho
ten jongens, die altijd raar met haar
wilden doen. Maar het dansen bracht
haar in een soort roes, waarin ze al
les vergat en zich voorstelde, dat ze
nu op een toneel was en straks zou
worden toegejuicht door het publiek;
of dat ze danste met iemand in een
film.
Aan haar grootmoeder vertelde zij,
dat ze op school een clubje hadden
gevormd. Ze kwamen bij elkaar en
dansten een beetje.
De oude vrouw liet haar begaan.
Ze was moe van veel verdriet. Om
haar dochter, om haar man. Al was
hij moeilijk geweest, ze had toch
veel van hem gehouden. Ze kon het
niet verdragen, als Marjolein onaar
dig tegen haar was, als ze stamp
voette en schreeuwde, dat ze ook
nooit iets mocht, dat ze zo'n ellendig
leven had. Marie was nooit zo ge
weest. Het is waar, ze was de ver
keerde weg opgegaan, maar ze was
altijd lief tegen haar moeder ge
weest. Marie was eerder dom. Mar
jolein was bijdehand. Zoals die soms
sprak over mannen; je moest ze van
je af houden, dan werden ze juist
wild op je en met jongens vrijen
deed ze niet, zoals die andere meis
jes, zij wou een rijke man trouwen.
De oude vrouw dacht: zij zal niet
zo dom doen als haar moeder. Nog
geen vijftien jaar en ze praat zo we
reldwijs. Dat leerde ze zeker op die
Mulo. Mevrouw Renierse wou abso
luut, dat ze doorging met leren, maar
voor een gymnasium had Marjo geen
hoofd, zei ze. Omdat Maya al sinds
lang weer niets stuurde, betaalde zij
nu de school. De oude vrouw dacht
Charles
Charlotte
heimelijk, dat een huishoudschool
beter zou zijn geweest.
Op haar vijftiende verjaardag
kwam Charlotte haar een geschenk
brengen: een tasje. „Je bent nu al
zo'n kleine dame", zei ze.
Marjolein bedankte uitbundig.
Prachtig was het tasje. Geen van de
meisjes had zo'n mooie tas. Er zat
geen poederdoos in. Maar die zou ze
wel krijgen. Ze zou een van de jon
gens wel zo gek maken.
„Heb je er al 'es over gedacht, wat
je wilt worden?" vroeg Charlotte.
Marjolein zei zachtjes: „Danseres,
zoals mijn moeder."
Charlotte zuchtte.
„Kind, dat is een heel zwaar be
roep en je moet erg veel talent heb
ben, om er iets in te bereiken."
Talent. Tante Charlie had ook ge
zegd, dat haar moeder geen talent
had en die was nu beroemd- Mis
schien was ze wel jaloers. Omdat zij
maar gewoon een winkel had. „Ze
zou misschien in een winkel kunnen
komen," zei haar grootmoeder. „Ze
kijkt zo graag naar winkels."
Marjolein glimlachte smalend- Ze
wou kópen in winkels, niet verkopen.
Toen Charlotte wegging, zei ze:
„Je moest maar eens een zater
dagmiddag komen".
„Ja tante Charlie", zei Marjolein.
Maar ze had er geen lust meer in.
Het was helemaal niet leuk meer.
Tante Charlie deed zo afwezig, net
of ze je soms niet verstond en de ou
de dames huilderi telkens. Het was
erg naar van Chris, maar zij kon
het niet helpen, ze was jong en wou
wat plezier hebben. Die dochters van
meneer Zeiler hadden het maar goed
en tante Charlie had het ook als kind
goed gehad. Waarom moest zij in
zo'n naar huis wonen en altijd zo
gewoon gekleed gaan? Bij haar moe
der zou ze mooie kleren hebben ge
kregen. Soms als ze 's avonds uit
was, dacht zij wat tante Charlie wel
zou zeggen, als ze haar zo zag dan
sen. Maar dan schudde ze uitdagend
haar hoofd, zodat de lange blonde
haren heen en weer volgen langs
haar wangen. Ze was haar moeder
niet, ze had niets over haar te zeg-
êen!
Op een avond kwam Charlotte met
de laatste trein terug uit Limburg,
waar zij naar een veiling op een kas
teel was geweest. Er was iets met de
auto niet in orde. Op de terugreis
had zij voortdurend gedacht aan Si
mon Zeiler, die naar Amerika was
vertrokken.
Hij had haar de raad gegeven te
zorgen, dat zij daar geld had- Voor
geval er oorlog kwam en hij was
er zeker van, dat er oorlog zou ko
men.
„Ik zou toch niet weggaan", had
zij gezegd. „Ik kan toch Chris niet in
de steek laten en mijn moeder en
Marjolein."
„Hoe dan ook, het is goed dat je
er geld hebt. Laat mij het in orde
maken."
Ze had toegestemd. Hij gaf altijd
goede raad. Hij had haar ook gera
den, Chris naar Zwitserland te bren
gen.
(Wordt vervolgd.)
WEET JE waar het Pottenland
ligt? Vast niet, hè? Over dat land
gaat het verhaaltje. Koning Bolle
boos en koningin Petronella had
den één dochtertje. Ilse heette ze.
Het was echt een verwend prin
sesje.
Op een dag, de koning was een
nieuwe brug gaan openen, ver
veelde Ilse zich weer suf.
„Had ik maar een broertje of
zusje", zuchtte ze. Wacht, weet je
wat? Ze zou een briefje aan de
ooievaar schrijven! Ja, dat deed ze!
Ilse schreef een net briefje en
vroeg of de ooievaar toch maar als
jeblieft een broertje of zusje wilde
geven. Vlug postte ze hem bij de
koninklijke brievenbus. Vol span
ning wachtte ze de volgende dagen
af.
Eindelijk kwam er een brief, ge
adresseerd aan Hare Koninklijke
Hoogheid prinses Ilse. Met als af
zender de ooievaar! Haastig
scheurde ze de enveloppe open.
Maar oei, wat kreeg ze een drift
bui toen ze las dat de ooievaar haar
later misschien kon helpen en dat
nu eerst de mensen aan de beurt
ER WAS EENS een konijntje
Dat bevriend was met een wild
zwijntje
En 't wilde zwijn deed het konijn
heus geen kwaad.
Ze speelden met auto's en met
poppen,
Ze gingen zich nog al eens
verstoppen.
En als de klok dan zessen sloeg
Was hun dat altijd véél te vroeg.
Ze dachten: we kunnen tot twaalf
uur wel spelen,
We zullen ons heus niet vervelen.
Maar de volgende ochtend zeiden
ze: twaalf uur is te laat,
Waarom zouden we tot zo laat
spelen als het zó goed gaat?
En als de klok dan zessen sloeg
Was hun dat niet meer te vroeg!
Evelyne Schagen (10 jaar),
Vijverweg 37,
Bloemendaal.
WVVWWWWWWWVWWVWWWWWVVWAftWWWI/WXAnft/WVVWWVWWWVVVWVVVWWWWWWWVIIWWWWWWVWVVWWW
48. Machinist Sinteldraaier liet zich haastig van zijn
locomotief zakken gevolgd door zijn leerling. „Schiet
op, Piet!" riep hij. „Niet teutebellen! Iemand klungelt
er aan onze tr^ein! Onze goudlading is in gevaar!
Vooruit - hollen!" „Dat is dat!" mompelde Panda in
tussen, terwijl hij tevreden onder de buffers van het
losgekoppelde rijtuig uit kroop. „Joris kan tevreden
zijn! Ik heb precies gedaan wat hij zei!" Toen gebeur
de er echter iets waar hij niet op had gerekend. De
trein was namelijk op een helling tot stilstand geko
men, en daardoor begon de losse wagon eerst lang
zaam, maar daarna sneller en sneller weg te rollen.
„Hola!" riep Panda geschrokken. „Stop! Hier blijven!
Dat vindt Joris vast niet goed! Nu gebeurt er mis
schien dat ongeluk waar hij zo bang voor was! En
w-wie komen d-daar aan? Ze roepen! Z-zouden ze
kwaad zijn op m-mij? W-wat moet ik doen???"
WAT EEN MOOIE TOMDIE KAN
IK MOOI GEBRUIKEN...
...VOOR MI4M
0MT8UT
JA, DIE KUNNEN
WE VOOR VEEL
DIN6EW GEBRUI
KEN!
kwamen die nog geen kinderen
hadden. Met vriendelijke groeten:
„De ooievaar".
Ze rende naar haar kamer, gooi
de een paar vazen stuk en ging op
haar bed liggen snikken. De ver
wende Ilse was helmaal over haar
toeren.
Maar vier maanden later
„Lang zal ze leven", en: „Hiep
hiep hoera!", klonk het door het
paleis: In het hele land hingen
vlaggen, want prinses Ilse was ja
rig. Ze kreeg een heleboel cadeau
tjes, die ze met een onverschillig
„Heb ik al lang", of: „Niks aan" op
zij legde.
„Is dat alles?", vroeg ze aan haar
vader, koning Bolleboos. „Nee", zei
die geheimzinnig. „De grootste ver
rassing komt nog!" Ilse was gewel
dig nieuwsgierig. En blij dat ze met
het cadeau was! Ze omhelsde -va
der en moeder en maakte vreugde
dansen van plezier.
En wat was nu de verrassing?
In een hoek van de kamer stond
een mooie wieg met een babytje er
in! Een broertje voor prinses Ilse,
dat prins Frans heette.
Anja Nieuwkoop (11 jaar),
Joan Maetsuykerlaan 6,
Haarlem-Nooiyl.
Er was eens een koning,
die lustte alleen maar honing.
Hij lustte geen pap en ook geen ei,
alleen maar honing van de bij.
Op een dag was er geen honing
meer
ivat ging de koning toen te keer.
„Ik wil honing, honing, honing!",
riep de boze koning.
„En als er dan geen honing is,
ga je maar naar melkboer Kris!"
Want de koning had bijenkorven
en daarvan at hij elke morgen.
Maar nu er geen honing meer is
moest de lakei naar melkboer Kris.
9
Melkboer Kris in 't plaatsje Lienen
kon wel wat aan de koning
verdienen
en nu levert hij aan de koning
wel tien, nee twintig potten honing!
Joke Koppen (11 jaar),
Jac. van Looystraat 28 II,
Haarlem.
I - V W,
v>" wwrn**
:W
s-ü«L
v
Ongeveer honderd jaar gele
den waren er dames die het
prachtig vonden om met reus
achtige pruiken rond te lopen.
Soms waren die pruiken zo vol
en zwaar dat zo'n dame altijd
een en soms wel eens twee la
keien nodig had, die de pruik
moesten ondersteunen. Op het
plaatje zie je hoe de pruik van
een deftige markiezin onder
steund wordt, terwijl twee zeer
dure heren op de achtergrond
een beetje wantrouwend sfaan
toe te kijken. Geen wonder! Het
ziet er naar uit dat het lakeitje
zijn taak niet zo heel erg lang
meer kan volhouden, maar waar
is de tweede bediende? We moe
ten allemaal vlug meezoeken
vóór het te laat is!
'(idoy uCiz
do sudd ivvui a(;vvid jai[ ipnoij
iuizai^ivui ap una yimd ap ui %iz
apuaipaq apaacnj 3Q :6uissoidQ)
EX W-
LV
628. Slechts met de grootste tegenzin
kwam Karo van het dak af, toen Bram
hem had binnengeroepen.
„Hè, Bram, ik was juist zo goed bij
stem," zei hij treurig. „De kat van Ca
ruso zou het niet verbeterd hebben. Waar
om mag ik nu niet verder zingen?"
Omdat de hotelgasten er last van
hebben, daarom," zei Brammetje streng.
„Aan land gelden nu eenmaal anders re
gels dan op zee, je hebt hier zoveel ruim
te niet."
Karo boog 't kopje en beloofde beter
schap.
Heerlijke stilte daalde over de omge
ving. Het kostte Bram dan ook niet de
minste moeite om in slaap te geraken. Op
geen uur na had hij kunnen zeggen, hoe
lang hij in de droom verzonken was ge
weest toen hij eensklaps wakker schrok
van een afschuwelijk gejammer, dat hem
door merg en been ging.
Even geloofde Bram zijn oren niet.
Maar toen drong het tot hem door, dat
dit kattegejank.van buiten afkomstig was,
en zijn gezicht versomberde.
„Dat valt me tegen van Karo. Tóch
naar buiten gegaan, terwijl ik het hem
had verboden. Nee, dat had ik werkelijk
niet van 'm gedacht."