en „Ik ben Toni Boltini" POLLE, PELLI EN PINGO m iiMigrmi 1 Geen voetbalpool maar „Tiercé RECHTER TIE BRAMMETJE FOK ÉiPtaÉ^ il mxuwm --a#pi -V' mmBÊ •iÉÉÉÉK®*"'Wlm DE MEESTER KRISTAL»KIJK.ER I V Fransen besteden meer geld aan gokken dan aan dagelijks brood slis 15 Ons vervolgverhaal Nieuw record Schaduwzijden MAANDAG 19 SEPTEMBER 1966 Een oorspronkelijke Nederlandse roman door Willy Corsari J. van Doveren (Van een medewerker) PARIJS. Elke zondagmorgen tussen elf en twaalf verdringen zich drieëneenhalf miljoen Fransen voor de tapkasten van de ontelbare cafés in hun land. Zij komen tegen een in zet van tenminste drie franks (pl.m. f 2,15) geperforeerde kartonnen kaar ten inleveren, die luttele uren later miljoenen waard kunnen zijn. Het gaat om weddenschappen op paarden rennen, die worden gehouden op de banen te Longchamps, Vincennes of Auteuil, in of nabij Parijs. Het gok spel dat zich sinds 1954 rond deze draverijen afspeelt, is tot een ware rage uitgegroeid. Examens SftczZz I wvw. 116) „Als er oorlog komt, kan Zwitser land er ook in raken", had zij ge zegd. „Er zit daar veel geld van de Nazi's", zei hij. Ze dacht aan hem en zijn trouwe vriendschap. Waarom trouw je niet weer? had zij hem eens gevraagd. Ze wist, dat hij een vriendin had in Amsterdam. „Ik ben niet geschikt voor het hu welijk", had hij geantwoord en er toen aan toegevoegd: „Misschien als ik een vrouw had kunnen krijgen, zoals jij." Het had haar een schok gegeven. Hij had met een glimlachje gezegd: „Ik weet wel, dat was er nooit, tus sen ons, niet van jouw kant.en jij bent geen vrouw die trouwt uit vriendschap en om niet meer alleen te zijn." Het was waar. Daarom had zij ook een streep gezet onder alles, toen zij Kaj had opgegeven. Zij wist, dat hij de man had moeten zijn en dat alles, wat zij ooit nog kon vinden, een triest compromis zou blijven. Nu dacht zij soms bitter, dat Chris misschien niet ziek zou zijn geworden daarginds in de zuivere berglucht, dat hij zich zou hebben gehecht aan Kaj, die zo beminnelijk en goedhartig was en zo opgewekt. Ja, misschien was het een nutteloos offer geweest, een nieuwe vergissing. Zij zocht troost en hulp in haar geloof. Maar soms was het, of zij ook dat verloor en rondtastte als een blinde. Nu had zij ook Simon verloren, die werkelijk veel van haar hield op zijn eigen manier, met een bijna nuchtere aanvaarding van de feiten en toch een stil en hardnekkig vasthouden. Hij had haar achtergelaten met de noodzaak, op nieuw een belangrijk besluit te moeten nemen en zij sidderde van angst, dat haar besluit ook nu ver keerd zou 'zijn. Chris wegbrengen naar Zwitserland.of niet? Altijd als zij gekweld werd door zorgen of problemen, ging zij lopen. Daarom wandelde zij nu van het station naar huis. Verzonken in haar gedachten, botste zij bijna tegen een groepje luidruchtige jongelieden aan, die gearmd voorthotsend, het trot toir versperden en boze voetgangers onder spotgelach onhebbelijkheden toeriepen. Zij was al verder gegaan, onverschillig voor spotwoorden die haar werden nageroepen, toen zij een schok voelde- Dat meisje, met de blonde haren, golvend over de schou ders. Neen, het was niet moge lijk, het moest een toevallige gelij kenis zijn. Toch keerde zij om. Van ver zag zij het troepje ergens een dancing binnen gaan. Zij volgde even later. De portier keek haar wat verbaasd aan. Zij schoof het rode gordijn op zij, dat tussen de kleine garderobe en de danszaal hing. Het was vol en rokerig binnen. Door die nevel van rook zag zij twee meisjes juist op een barkruk klimmen. Een van haar keerde zich lachend om naar een man, die haar van de kruk wou trekken. Marjolein verstijfde. Zij voelde Charles Charlotte haar hart bonzen onder de blik van die lichte ogen. Ze rukte zich los en ging langzaam naar de roerloze ge stalte bij het rode gordijn, tegen haar wil, innerlijk vol verzet,* met rode vlekken op de wangen en wijdopen, bange ogen. Charlotte zei alleen: „Haal je mantel." Er klonk gelach en gejouw. Mar jolein moest het garderobebriefje aan een der opgeschoten slungels vragen. Hij riep „Ben je belazerd! Wat mot dat mens? Kom, ga mee dansen, meid!" Charlotte deed een paar stappen naar hem toe- Ze zei niets. Ze keek hem alleen aan en hij liet Marjolein los, gaf haar het briefje en zei spot tend: „Voor jou een ander!" Schouderop halend keerde hij zich af. Charlotte gaf de portier een fooi en liet hem een taxi bestellen. De hele weg naai huis sprak zij geen woord. Marjolein zat weggedoken in een hoek. Ze dacht: als ze maar iets zei. Verwijten, boze woorden, niets zou zö erg zijn geweest als dit zwijgen. Het hielp niet, of ze dacht: het gaat haar niet aan, ze is mijn moeder niet. Ze was bang De angst gaf haar een gevoel, te zullen stikken als het nog langer moest duren, dit zwijgen, te genover de stille gestalte, in die klei ne ruimte. Toen de taxi stopte sprak Charlotte eindelijk. Het was geen boosheid, die haar had doen zwijgen, het was een gevoel van berouw en vrees. „Kom morgenavond bij me", zei ze alleen. „Ik ga niet", dacht Marjolein, „ik ga niet!" Maar zij ging. Ze aarzelde nog voor de deur, maar ze belde aan. Het was een ver rassing en opluchting, toen zij werd ontvangen met thee en koekjes. Op eens had zij wel willen huilen, Char lotte willen omhelzen, zoals vroe ger, omdat ze niet boos keek, omdat ze zacht en rustig sprak. „Het is mijn schuld. Ik had meer op je moeten letten". Marjolein begon te snikken. Ze stotterde: „Ik heb niets slechts gedaan, tante Charlie- Heus niet. Alleen wat ge danst. Ik wou zo graag wat pret hebben. Het is zo saai thuis." „Ik begrijp het", zei Charlotte. Zij dacht aan de eenzame uren in een donker achterkamertje, aan de eenzame wandelingen langs de grach ten, aan zoveel verbeten hunkering, zoveel strijd tegen een opstandig lichaam en een verlangend hart. „Ik heb niet gevrijd met mannen", snikte Marjolein. „Ik wil dat niet. Ik wil trouwen." „Dat is niet de manier om een man te krijgen", zei Charlotte. Marjolein veegde haar ogen af. Haar hart klopte sneller, niet meer van vrees, maar van hoop, toen Char lotte zei: „Ik zal eens met je grootmoeder spreken. Ik zal vragen of zij het goed vindt, als je bij mijn moeder gaat wonen". Marjolein mompelde: „Ik wil zo graag bij u zijn." (Wordt vervolgd.) TONI BOLTINI heeft onder de titel „Ik ben Toni Boltini" een boek geschreven, dat bij de uitge verij F. G. Kroonder te Hilversum is verschenen. En om maar met de deur in huis te vallen: het boekje, verlucht met enkele zeer aardige foto's, is Toni Boltini ten voeten uit. Daarom is het aardig om te lezen, ook al herhaalt Toni Boltini zich zelf te vaak, waardoor het levens verhaal van deze circusdirecteur een beetje aan spanning verliest. Want spanning zit er in het boekje ontegenzeggelijk, evenals een dosis verstolen charme, omdat Toni Bol tini een „anekdoticus" is, die goed vertellen kan en daardoor wel eens de waarheid wellicht omwille van het verhaal een beetje ge weld aandoet. Zo is het bepaald niet waar, dat er in het kermis- variété van zijn vader artiesten nummers werkten, waarvan hij zegt: „goede nummers, zoals je ze nu nog hoogstens ziet in de grote circussen en in die enkele variété theaters in het buitenland die nog altijd voortbestaan". IK BEN een oud man en heb herhaaldelijk het variététheater van Boltini sr. in zijn beste tijd gezien. Dat daar grote nummers werkten kan ik bepaald niet beamen. Ver der maakt ook het woordgebruik soms een vreemde indruk. Toni Boltini moet toch weten, dat arties ten nooit in het circus „optreden", maar daar „werken". Een verkla- w „Mijn vader. In zijn tijd kampioen gewichtheffen". ring lijkt te liggen in het vermoe den, dat een ander de oorspronke lijke kopie heeft herschreven. Ver der vind ik het jammer, dat hij in het boekje wat al te nadrukkelijk afgeeft op zijn vader, van wie ik mij uit mijn eigen jeugd herinner, dat ik benen maakte als ik hem in de verte zag aankomen. Ook vertelt hij te lang over de tijden van en na de oorlog. Over die dingen, zo dacht ik, moet men niet meer zoveel praten. OVERIGENS ademt het boekje een gezonde en frisse geest. Wie het gelezen heeft zal het met mij 'WVVVWWIft/VVVWVWVVWWWVNAfWVWVWWWWWWWVWWVVWAAfWVWWVWVWWVWWWVWVWWVWWWWV' 49. De machinist van de goederentrein zag zijn erg ste vermoedens bevestigd, toen het laatste rijtuig lang zaam de helling af begon te rijden. „Mijn goudwagon!" riep hij, zijn snelheid verdubbelend. „Gooi hem op de rem! Sta daar niet te teuten!" Maar Panda was te ontsteld om meteen in te grijpen. Hij keek verlamd van schrik van het rijdende rijtuig naar het naderende spoorwegpersoneel en pas toen de beide mannen schreeuwend langs hem draafden, kwam hij in bewe ging. Maar toen was het al te laat. Het gevaarte had nu ten aardige vaart ingezet en langzaam maar zeker werd de afstand tussen hem en zijn achtervolgers gro ter en groter. Met zingende wielen en piepende veren ging hij door de bochten van het spoorlijntje, zodat de rails ervan dreunden. „Daar kotnt hij!" prevelde een duistere figuur, die een eind verderop opmerkzaam had staan luisteren. „Ik hoor goud naderen! Veel goud! Een mooi geluid! Doch komaan! Ik moet mijn vreugde even uitstellen! Al mijn aandacht is vereist, om het aanrollend kapitaal in goede banen te leiden!" En hij greep de handel van een wissel die daar ter plaatse eens was aangebracht. WAT 6EKIK WEET TOCH ZEKER, WE 6AAM ERVANDOOR! DATONT- P1WG0, HIJ SI AAPT! A «V IK HEB IEKKER ONTBETEN! NU 6A BIJT HEEFT VERSCHRIKKELIJK I/AN6 GEDUURU! DAT IK AAM EEN TON ONTBETEN HEB IK EEN DUTJE DOEN - eens zijn, dat Toni Boltini een on dernemende man is, voor wie men grote bewondering kan koesteren. Ik ben het echter niet eens met zijn opvattingen over het huidige cir cus. Hij vindt, dat extravagante nummers in het programma nodig zijn om het circus op de been te houden. Maar dan mag ik hem in dit verband verwijzen naar circus Heros, dat met een volledig klas siek circusprogramma in de piste komt. Wat ik in Boltini bewonder, is zijn fantasie en zijn doorzet tingsvermogen, waarmee hij een prachtige onderneming heeft opge bouwd met een circusresidentie in Soesterberg. Toni Boltini en zijn vrouw Dicky vormen een paar, dat het nog ver De dwergen en Johnny Lion: „pop" in de piste. zal brengen en men hoeft niet ver baasd te zijn als dat met „iets an ders" zou zijn dan met hun circus. En misschien schrijft hij dan wel weer een boek, dat zeker even amusant is als het boekje dat hij thans het licht heeft laten zien. Want mensen als Boltini beleven altijd meer dan u en ik, omdat zij van het avontuur houden, dat zich uiteraard eerder aandient in de spectaculaire omgeving van het circus dan in de alledaagse tredmo len van kantoor of werkplaats. ONGEVEER één op de drie volwassen Fransen speelt in de „tiercé", d.w.z. de Groningen. Bevorderd tot arts: J. F. Gils, M. L. Morssink en P. Niermeijer, al len te Groningen. Doctoraal Nederlands: mej. W. J. Bakker, Haarlem. Kandidaats kunstgeschiedenis: H. Henkels, Heem stede. Doctoraal geneeskunde: de dames H. J. M. Spa en S. R. Visser. Groningen, en J. Weits, Lemelerveld; E. R. Boersma, Rotterdam; R. A. Sjolyst Moss (Noorwe gen); A. W. F. de Vrieze, Zwolle; C. R. B. Aitton en K. Varwijk, Groningen. Doc toraal psychologie: F. S. Kortleven, Eelde. weddenschap, waarbij de aankomst van de eerste drie paarden in een bepaalde koers moet worden geraden. Elk paard met jockey draagt een nummer en zo gaat het om het vinden van de juiste cij fercombinatie, die recht kan geven op een formidabele prijs. Elke zondag wqrdt er gemiddeld 50 miljoen frank (ofwel 37,50 miljoen gulden) ingezet, waaruit drie for se prijzen resulteren. Per week geeft Frankrijk tweemaal meer uit aan de tiercé dan aan boeken. OVER HET JAAR 1964 bedroeg de to tale inzet liefst 4,4 miljard frank (3,3 mil jard gulden). Dit bedrag ligt hoger dan het jaarlijkse omzetcijfer van de Renault- fabrieken, de grootste industrie van Frankrijk. Hoogstwaarschijnlijk is het afgelo pen jaar de vijf miljard -grens overschre den, zodat de Fransman meer geld be steedt aan het spelen in de tiercé dan aan zijn dagelijks brood! En het einde van deze ontwikkeling is nog niet in zicht. Op 31 januari van dit jaar toen de „Prix d'Amérique" in Vincennes werd verre den, zijn opnieuw alle records geslagen: op die ene zondag werd 67 miljoen frank (meer dan 50 miljoen gulden!) ingelegd. EEN ONDERZOEK dat zich uitstrekte over 40 000 huishoudingen heeft uitgewe zen dat er in 44 percent van de bezochte gezinnen tenminste één persoon speelde of had gespeeld in de tiercé. Van dit to taal aantal spelen er 37,5 percent elke week, 17 percent twee of drie keer per maand en 44 percent zo nu en dan. Niet verwonderlijk is dat de arbeiders het sterkst vertegenwoordigd zijn (48,5 per cent), maar bepaald opmerkelijk is, dat de best betaalde beroepsgroepen (vrije beroepen, ondernemers, leidinggevende functionarissen e d.) zich wat de deelne ming betreft ook niet onbetuigd laten: 23 percent van het geheel van die groep. De vrouwen in deze categorie spelen bijna evenveel als de mannen: teken van groei ende emancipatie. Alleen in de agrari sche sector blijft men ver „achter". DE SCHADUWZIJDE van deze gewel dige manie, die het Nederlandse voetbal poolwezen qua omvang en ook relatief verre in de schaduw stelt, laat zich ge makkelijk raden. De arts Jean Poirot, een psychiater, heeft in een brief aan president De Gaulle over „een collectie ve neurose" gesproken. Zijn dossier in zake de situatie in 40.000 gezinnen heeft een groot aantal problemen geopenbaard van affectieve en financiële aard. Er be staat geen maximum voor het in te leg gen bedrag, zoals in de Nederlandse toto. Talloze mannen besteden het hele week eind aan „het paard": de zaterdag 'om de kansen te berekenen aan de hand van speciale tiercéweekbladen, de zondag om in te zetten en de resultaten te beluisteren. Geen wonder, dat veler gezinsleven da nig ontwricht is geraakt: gevallen van verwaarlozing en geldelijke nood zijn geen zeldzaamheid. En dat komt er dan weer van als de spelen boven het brood worden gesteld «OJC yov W 11. Rechter Tie arriveert met zijn twee metgezellen bij de landelijke bamboe poort van Meng's landhuis. Er staan twee gerechtsdienaars op post om even tuele nieuwsgierigen uit de buurt te hou den. „De vrouw van de dichter was dus vroeger een dansmeisje", denkt Rechter Tie hardop, als ze de tuin betreden heb ben. „Is het niet vreemd dat een begaafd en literair geschoold man een vrouw kiest uit het vermaaksleven, iemand met wie hij nooit over zijn werk kon praten"? „U moet niet vergeten", zegt de apothe ker, aie achteraan loopt, „dat ze een bij zonder mooie vrouw is en uitstekend voor hem zorgde. Wat kan een man nog meer verlangen? Daar ziet u het pavil joen", vervolgt hij, „in het midden van de lotusvijver. Meng kreeg er nooit qe- noeg van om daar naar de maan te kij ken of te genieten van de stilte 's nachts, onder het genot van een glas wijn. Hij was zo op dit paviljoen gesteld dat hij er nooit bezoekers wilde ontvangen, u ziet dat het ook bijzonder veel sfeer heeft". De Rechter knikt en betreedt het brugge tje dat de tuin met het paviljoen ver bindt. Het landhuis zelf maakt een wat verwaarloosde indruk, maar het kleine paviljoen vier slanke pilaren en daar op een sierlijk gebogen puntdak is al lerbekoorlijkst. Toch was er hier een moord gepleegd, en een heel raadselach tige moord, naar het zich liet aanzien. m >A4 Cy K TgsA - c' 629. Zuchtend kleedde Brammetje zich aan. „Ik begrijp niet, dat Karo zó onge hoorzaam kan zijn. Ik verbood hem toch nadrukkelijk op het dak te zingen en nu doet hij het toch." Hij klom geeuwend de dakgoot in .Speu rend keek hij de nok af, maar nergens zag hij de gedaante van een kat tegen de maanverlichte nacht afsteken. „Da's vreemd.hij moet toch vlak in de buurt zitten. het geluid is duidelijk te horen. Maar waar zit-ie dan, als-ie niet op het dak zit?" Tutu fladderde eensklaps opgewonden heen en weer. Met de vlerk wees hij in het kamertje, waar Bram daarstraks nog van zijn welverdiende rust had genoten. „Daarrrr! krijste hij en om het hoekje kijkend zag Bram nu ook tot zijn grote ver bazing Karo naast het bed liggen, rustig slapend tot vermaak van de muizen. „Nee, maar dat heb ik helemaal niet gezien.dan is het dus Karo niet, die daar zingt," zei Bram opgelucht. „Daar ben ik blij om, dan is hij toch niet onge hoorzaam geweest. Er is dus geen kat op het dak maar hoe komt het dan, dat we toch kattegejank horen?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 15