.11X - \\TI J liili Uitbreidingsmogelijkheid IJmondhavens is in eerste instantie rond de 3000 ha. Uiterste diepgang kan niet meer dan veertien meter zijn Regering tegen de industriële afremming van ontwikkeling Goederenverkeer neemt een steeds grotere omvang aan F V' -'V ;xxx v" c-^MPl - i - x 4^ x "X v 'X X„xVi WOENSDAG 28 SEPTEMBER 1966 17 =r ft 0 0 F 0 2 F *.»Ji 1 rXlxiix li; V - - - - Ff"; K.\ -. V 4 X 1 X '-X-v N"—n-Xv' s. ,jse 2/. X"»4 x, (||3f!y|p|:=]||| M ft ft H 1 E'M «4 I «A F F K V "X .y k VX Ruimtelijke eenheid Bufferstroken hè* mrnmm (Vervolg van pagina 1) De zeehavennota stelt in het ont wikkelingsprogramma dat de grote havensteden Rotterdam en Amster dam, gelet op hun belangrijke agglo meratievoordelen, hun uitstekende toegangsmogelijkheden vanuit zee en de goede achterwaartse verbindingen voor de vestiging van overslagbedrij ven en grote industrieën een sterke aantrekkingskracht hebben. Maar de mogelijkheden zijn uit overwegingen van ruimtelijke ordening beperkt. Spreiding O 50 km Decentralisatie Invoer en uitvoer Overslag Grotere schepen Erts naar Hoogovens ij -^r-=2=^T"- W-jriwr »t«f S •ssS' ÜÜhdVi."5i.«"'t k*n - -»■ -H- - Volendaffl il.'l»-. ï5l Kistiia «Xiin-UiU? Uiiiffèn 'J Z-FLFvOt 'J a? H '3 Ftsrtïijuii t s-.^ A M F. T F Ft RAM i ,J_. -irü* i Nst. Muid«i< 2(* V? 4Ï3*« ik- i "G- C5 .>-.»*-Is #*»4 P O y 0 r J5en overzicht van de mogelijkheden in het IJmondgebied volgens de Zeehavennota (•Van een onzer verslaggevers) In een inventarisatie van de mogelijkheden voor de Nederlandse zeehavens wordt In de Zeehavennota ook ruime aandacht geschonken aan het IJmondhavengebied. Tot dit gebied worden in deze nota gerekend de havengebieden van de gemeenten Amsterdam, Zaandam, Velsen en Beverwijk. In 1960 besloegen deze gebieden een bruto-oppervlakte van respectievelijk omstreeks 1.300, 105 en 740 hectare, ofwel totaal rond 2.150 hectare. Het Noordzeekanaal en de sluisterreinen bij IJmuiden zijn hierbij niet meegerekend. In de gemeente Amsterdam is een uitbreiding van het westelijk havengebied voorgenomen en ten dele reeds gerealiseerd langs de zuidoever van het Noordzee kanaal tot aan zijkanaal F, aldus de nota. De oppervlakte van deze terreinen be draagt bruto 1.650 hectare. Een aanzienlijk gedeelte daarvan kan thans reeds als uitgegeven worden beschouwd. Hiertoe behoort bruto rond 500 hectare van de terreinen die nodig zijn voor de onlangs aangekondigde vestiging van een raffi naderijcomplex met aanverwante industrieën. In het voorontwerp streekplan is, bui ten het Amsterdamse terrein, nog ruim te voor zeehavenbedrijven met een op pervlakte van ongeveer 1130 hectare bru to. Deze terreinen zijn gelegen ten wes ten van zij kanaal F, dus in de gemeen ten Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Deze gemeente heeft inmiddels een struc tuurplan aangenomen, waarin voor bruto 750 hectare een wijziging is voorzien van de agrarische in industriële bestemming. Hierop aansluitend zal aan de zuidzijde van het Noordzeekanaal derhalve nog een oppervlak van ongeveer 350 a 400 hec tare bruto in het gemeentelijk structuur- of bestemmingsplan voor industriële doel einden moeten worden aangewezen. Met betrekking tot de vestiging of uit breiding van andere industrieën zegt de nota dat in de gemeente Zaandam een uitbreiding wordt overwogen van dertien hectare, terwijl, aansluitend op de voor 1960 aangegeven occupatie, in het kader van het streekplan IJmond-Noord in de gemeenten Velsen en Beverwijk tezamen nog ruim driehonderd hectare is gereser veerd, waarvan ongeveer de helft voor een eventuele uitbreidding van de aldaar gevestigde hoogovens en staalfabrieken. De totale uitbreidingsmogelijkheid van het IJmondhavengebied bedraagt bruto der halve in eerste instantie rond drieduizend hectare. „Omdat bij de ontwikkeling van het IJmondhavengebied in potentiële zin sprake is van één havengebied, verdient het aanbeveling in planologisch opzicht tot een conceptie te komen, waarbij inder daad van een ruimtelijke eenheid kan worden gesproken en waarbij ook in de meest algemene zin aan voorwaarden met betrekking tot de leefbaarheid ten volle aandacht is geschonken", aldus de nota. „Deze aangelegenheid is thans in stu die bij de, vanwege het provinciaal be stuur van Noord-Holland ingestelde streekplancommissie van het Noordzee- kanaalgebied. Deze commissie bestudeert onder meer ook de vraag welke terreinoppervlakte voor een verdere ontwikkeling van de ha venactiviteit langs het Noordzeekanaal in tweede fase beschikbaar zou kunnen wor den gesteld. „Te verwachten is", zo stelt de nota,' dat de verdere ontwikkeling langs de noordoever zou moeten plaatsvinden. Het lijkt aannemelijk herbij te denken aan een bruto oppervlakte in de orde van 1600 hectare. De oppervlakte, die door havenbassins, voorts in beslag genomen wordt, is hier bij uiteraard inbegrepen. Rekening is ook in beginsel gehouden met de aanleg van bufferstroken, zowel aan de zuid- als aan de noordzijde van het Noordzeekanaal. In aansluitingen op deze mogelijkheden verdient het aanbeve ling ook te wijzen op de mogelijkheden voor een eventuele toekomstige industri ële ontwikkeling langs het tussen de Mar kerwaard en Zuidelijk Flevoland gepro jecteerde Oostvaardersdiep." De regering zegt dat er grote behoef te bestaat aan een verbetering van de toegankelijkheid van het IJmondhavenge bied. Verschillende grote waterstaatswer ken zijn daartoe in volle uitvoering. Bij kens de laatste tijdschema's is het stre ven erop gericht de verbetering van de havenmond in IJmuiden medio 1967 te voltooien. Een voorlopige verdieping van het Noordzeekanaal is inmiddels tot stand gekomen. De daarop aansluitende ver breding van dit kanaal en de vervanging van de Hembrug door een spoorwegtun nel zullen naar het zich laat aanzien in 1973 hun beslag kunnen krijgen, aldus de nota. Ook de verbetering van het Amster dam-Rijnkanaal zal dan goeddeels zijn voltooid. Het ontwerp van de havenmond in IJmuiden is er op gebaseerd om schepen met een diepgang van 42 a 43 voet (dertien meter) te kunnen binnenlaten. Deze categorie schepen betreft olietan kers, bulkcarriers en ertsschepen met een laadvermogen van 70 a 80.000 dw. Behal ve voor wat betreft de olietankers zal het IJmondhavengebied hiermee toegankelijk worden voor de grootste schepen die he den ten dage ter wereld bestaan. Mocht in de toekomst blijken dat ook de afmetingen van deze schepen -nog verder zouden toenemen dan bestaat met redelijke middelen wellicht nog een moge lijkheid om schepen met een diepgang van 46 voet (veertien meter) te kunnen toelaten. Verder zal men, gelet op de natuurlij ke omstandigheden vóór de kust en aan de haventoegang uit veiligheidsoverwe gingen te stellen nautische eisen, niet kunnen gaan. Men zou dan moeten over gaan tot de uitvoering van een project van geheel andere, grotere orde dan de huidige, toch reeds zeer kostbare verbe- tering van de havenmond te IJmuiden. Vandaar dat voor het transport van ru we olie naar Amsterdam, voorzover dit met extreem grote tankers plaats zal vinden, een oplossing werd gekozen, waar bij de olie in Europoort zal worden ge lost en via een pijpleiding naar het IJmond havengebied zal worden getrans porteerd. m v i ,:U«' Globaal overzicht van het bruto zeehavenareaal per 1960 van de voornaamste havengebieden in Nederland, alsmede van de daarop aansluitende ontwikkelings- moglijkheden in de nabije toekomst (le fase) en in een verder verwijderde toe- komst (2e fase). Bruto oppervlakten in ha. Klassificatie Havengebied Zeehaven Ontwikkelings haventoegang areaal mogelijkheden in tonnen dw. ultimo 1960 le fase 2e fase 150.000 Rijnmondhavengebied 4.150 6.850 p.m. 75.000 IJ mondhavengebied 2.150 3.000 1.600 50.000 Terneuzenkanaalzone Zeeuw-Vlaanderen 220 1.650 1.200 50.000 Vlissingen 145 590 2.280 20.000 Dordrecht 125 160 70 10.000 Delfzijl 80 550 1.250 3.000 Bergen op Zoom 45 180 800 2.000 Harlingen p.m. 100 p.m. 15.000 50.000 Reimerswaalplan 5.000 40.000 Eemshavenplan 2.000 5.000 Balgzandplan p.m. Totale bruto oppervlakte 14.200 (afgerond) 6.900 13.100 De regering zegt dat een zekere afrem ming van de ontwikkeling al geschiedt omdat de havens ten aanzien van de in dustrievestiging in bepaalde mate selec tief te werk gaan. De ontwikkeling verder afremmen door voor bepaalde catego rieën bedrijven een soort vestigingsver bod in te voeren komt de regering echter ongewenst voor en bovendien praktisch moeilijk te verwezenlijken. „Afgezien daarvan zou het afremmen van de ontwikkeling in Rotterdam en Am sterdam op zichzelf gezien een maatre gel zijn met een sterk negatieve terug slag, die niet zou nalaten zijn terugslag te geven op de nationaal-economische ont wikkeling in haar geheel", aldus de nota. De regering geeft een overzicht van haar plannen om voor de zeehavenin dustrieën elders in den lande aantrekkelij ke vestigingsmogelijkheden te scheppen, welke met die van de beide grote haven- agglomeraties kunnen wedijveren. Dit zal tot gevolg hebben dat bepaalde bedrij ven. die niet bij uitstek op vestiging in het Rijnmond- of IJmondhavengebied zijn aangewezen, eerder hun keuze op een van de andere Nederlandse havens zullen laten vallen. Hiermee wordt een tweeledig belang ge diend: meer ruimte (c.q. een langere uit loopperiode) in Rijn- en IJmond en regio nale ontwikkeling van minder dichtbe volkte, veelal wat eenzijdig op landbouw ingestelde gebieden buiten de reeds zo sterk bezette Randstad Holland. Voor deze ontwikkeling is tijd nodig. Daarom wordt zij thans reeds met kracht ter hand genomen, aldus de regering. De verbetering en uitbreiding van onder meer de havens van Vlissingen (Zuid Overzicht van bestaande en mo gelijk te ontwikkelen zeehavenge bieden in Nederland. Sloe), Terneuzen en Delfzijl zijn hier voor beelden van, aldus de nota. Wanneer ook deze havens zich krachtig zullen hebben ontwikkeld, valt te denken aan de aan leg van zeehavengebieden in het Ooster- scheldebekken (Reimerswaalplan) en na bij de Eems (Eemshavenplan). „De economische ontwikkeling op het gebied der zeehavens is alleen dan mo gelijk", zegt de regering, „wanneer de verantwoordelijkheid voor de eigenlijke havenexploitatie zoveel mogelijk bij de direct belanghebbende publiekrechtelijke lichamen ligt, omdat hierdoor een slag vaardig en dynamisch beleid bevorderd zal worden." In bepaalde gevallen heeft de regering er zelfs naar gestreefd de exploitatie van oorspronkelijk bij het Rijk in beheer zijnde havens over te dragen aan spe ciaal daartoe in het leven geroepen licha men, havenschappen. In de nota zegt de regering zjch niet te ontveinzen dat deze autonomie zou kunnen leiden tot overinvestering en con currentiestrijd met ongewenst karakter. Samenwerking tussen de verschillende havens teneinde dit te voorkomen juicht zij ten zeerste toe. Omdat ook de rijks overheid een geregeld contact met de ha venbeheerder op prijs stelt, zullen de mo gelijkheden om te komen tot de oprich ting van een orgaan dat de regering in zake haar zeehavenbeleid kan adviseren en dat het onderlinge contact tussen de havenbeheerders kan bevorderen, nader onder het oog worden gezien, zegt de nota. Aan de nota zijn van tal van cijfers te ontlenen, die een goede indruk geven van het belang van de zeehavens voor Nederland. Zo wordt erop gewezen, dat, gemeten in tonnen, via de Nederlandse zeehavens in 1964 twee derde van de to tale invoer ih Nederland en ongeveer een derde van de totale uitvoer plaatsvond. De havens leveren ook een welkome bij drage aan vreemde valuta. Over de aan- en afvoer via Nederland se zeehavens wordt in miljoenen tonnen het volgende overzicht gegeven: Jaar Goederenbeweging Totaal Aanvoer Afvoer 1938 52,7 33,1 19,6 1950 38,9 23,9 15,0 1957 93,6 71,9 21,7 1960 105,6 80,8 24,8 1964 141,8 113,6 28,2 De stijging ten opzichte van 1938 is 170 percent. De aanvoer is voornamelijk de oorzaak van deze toeneming. Deze is in 1964 ruim 240 percent hoger dan in 1938. De afvoer steeg slechts met 44 percent. Voornamelijk de wijzigingen in het pa troon van de energiesector hebben geleid tot de zo belangrijke toeneming van de overslag in de zeehavens van 49.7 miljoen ton in 1938 tot 131.5 miljoen ton in 1964. De stijging werd voor zeventig percent bepaald door minerale olie. De overslag van kolen echter daalde van 12.3 miljoen tot 8.5 miljoen. De aanvoer van ertsen steeg van 13.3 via 13.8 in 1957 tot 22.4 miljoen ton in 1964. In 1964 was er voor het eerst een afvoer van 0.5 miljoen ton. In de nota wordt er op gewezen dat er naast de ruimtelijke ontwikkeling zich ook in de scheepvaart zelf ontwikkelingen voordoen, waarvan de betekenis voor de havens niet mag worden onderschat. „Een probleem van eerste orde vormt in dit verband de snel toenemende grootte en diepgang der moderne zeeschepen, in het bijzonder van tanker". Daarnaast vinden op het gebied van het overzeese vervoer ontwikkelingen plaati op het gebied van ladingbehandeling, zo als het vervoer van goederen in contai ners, het gebruik van zogenoemde „Roll- on-roll off-schepen", het gebruik van kernvoortstuwing enzovoorts, waarmee men bij het inrichten van havens reke ning zal moeten houden. In de nota wordt opgemerkt dat de op timale afmetingen van zeer grote tanker# en bulkcarriers sterk afhankelijk zijn van onder meer de aard, de omvang en de opzet van het bedrijf. .Hoewel derhalve geen algemeen gelden de maatstaven gegeven kunnen worden laat het zich toch wel aanzien dat het optimale laadvermogen voor het vervoer van droog massagoed per bulkcarrier als gevolg van de naar verhouding duurde re walinstallaties niet onbelangrijk gerin ger zal zijn dan dat voor het vervoer van ruwe olie per tanker. Zo werd bijvoorbeeld voor het ertsver- voer naar de Hoogovens onlangs berekend dat naar schatting twintig percent van de aanvoer zal plaatsvinden met schepen kleiner dan veertigduizend ton dw, veer tig percent in schepen van veertigduizend tot zestigduizend ton en veertig percent in schepen groter dan zestigduizend ton met een maximum in de orde van 85.000 ton dw. Voor het vervoer van ruwe olie daarentegen zijn, zoals reeds werd ver meld, inmiddels tankers met een laadver mogen van 165.000 ton dw en meer in aanbouw of bestelling".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 17