Proef met spreeuwen
m
Stip op de kaart
Halve wereld rond
Nachtelijke uittocht
Ringonderzoek
W. E. Oranje
Kraanvogels boven de Peel op
hun vaste trekroute van Scandi
navië naar Centraal-Afrika.
Trekroute der ooievaars. Die uit Noord-Nederland vliegen via Turkije,
de Zuidnederlandse over Gibraltar.
DE OOIEVAARS zijn hun
tocht naar de overwinteringsge-
bieden al heel vroeg begonnen: in
augustus zijn ze al uit Nederland
vertrokken. Er zijn twee trekrou-
tes. De ooievaars die hun nesten
bouwen beneden de grote rivieren
kiezen hun weg naar Afrika over
Gibraltar en de Sahara. De Noord
nederlandse ooievaars - en die zijn
in de meerderheid- slaan een
zuidoostelijke richting in en trek
ken via de Balkan naar Istanboel.
Daar verlaten ze Europa door de
Bosporus over te steken. Met rus
tige vleugelslag zoeken ze hun weg
over Turkije. Moskeeën en mina
retten glijden onder hen weg,
kleine dorpen met stoeiende,
donkerogige kinderen en water-
dragende vrouwen verdwijnen een
voor een uit het gezicht.
Startklaar voor een oefenvlucht.
De voltallige ooievaarsfamilie is
nu vertrokken naar haar winter
kwartier aan de Witte Nijl.
ONBEANTWOORD is intussen nog
steeds de vraag, wat de vogels in de
nazomer en de herfst het broedgebied
doet verlaten. Het is niet de dalende
temperatuur zonder meer, want een
paar koude zomerdagen brengen de
herfsttrek niet eerder op gang. Ook
acuut voedselgebrek is niet de oorzaak.
Lang vóór het eten schaars wordt, zijn
de vogels al verdwenen.
Pas wanneer de vogels maar
vraagt u niet hoe! innerlijk gedis
poneerd zijn voor het trekken, gaan ze
reageren op uitwendige factoren zoals
het korten van de dagen, het killer
worden van de omgeving en het min
deren van de voedselvoorraad.
Hoe ze de weg weten te vinden naar
het overwinteringsgebied is nog steeds
een raadsel. Want het is natuurlijk
geen oplossing om dat merkwaardige
navigatievermogen met het woord
„trekinstinct" af te doen!
Sommige jonge vogels „leren" de
trekroute wellicht van de volwassen
soortgenoten. Zo maken jonge kraanvo
gels hun eerste tocht naar de oevers
van de Witte Nijl steeds onder de hoe
de van hun ouders. Maar jonge koe
koeken schijnen tijdens de herfsttrek
noch hun ouders, noch hun pleegouders
te missen. Op eigen gelegenheid vlie
gen ze naar het overwinteringsgebied
in Afrika. De drang om in het najaar
een bepaalde trekrichting te volgen is
hen ingeschapen.
DAT ER EEN vernuftig navigatiesy
steem in die vogelkopjes huist, bewij
zen oriëntatieproven met spreeuwen.
Bij een van deze proeven werden in
de herfst een aantal door Nederland
trekkende spreeuwen gevangen en ge
ringd, snel naar Zwitserland getrans
porteerd en daar losgelaten (jong en
oud gescheiden!). Uit terugmeldingen
is nu gebleken, dat de oudere spreeu
wen toch het „gewone" reisdoel (Zuid-
Engeland) wisten te bereiken. De jon
ge vogels echter hielden de zuidweste
lijke richting aan die ze ook boven
Nederland hadden gevolgd, en kwa
men in Zuid-Frankrijk en in Spanje
terecht. Conclusie: jonge spreeuwen
zonder reiservaring bezitten wél de
drang om in een bepaalde richting te
vliegen, maar oriënteren kunnen ze
zich nog niet dat komt blijkbaar la
ter pas! Deze proef is in andere lan
den ook gedaan, met een soortgelijke
uitkomst.
Het lijkt erop, dat veel trekvogels
zich op de zon oriënteren. Proeven
wijzen althans in die richting. De nach
telijke trekkers oriënteren zich mis
schien op de sterren. Proeven met vo
gels, uitgevoerd onder een kunstmati
ge sterrenhemel in het Zeiss-plane-
tarium), ondersteunen die theorie.
VOOR ORNITHOLOGEN valt er op
het gebied van de vogeltrek nog heel
wat te onderzoeken, dat is wel duide
lijk. Maar ook zonder veel van vogels
af te weten, kunnen we in het najaar
genieten van de rijkdom aan vogelle
ven in ons land.
De herfsttrek komt juist in deze we
ken tot een spectaculair hoogtepunt.
Want als het weer een beetje mee
werkt en de wind uit het zuidwesten
waait, vliegen ze soms bij honderden
en duizenden over de eerste duinenrij
naar het zuiden: spreeuwen en vinken,
roeken en goudhaantjes.
Aanvliegend over heel de breedte
van ons land krijgen ze als echte land
vogels plotseling de schrik te pakken
voor het onverwacht opdoemende on
afzienbare wateroppervak van de
Noordzee, en die schrik bezorgt ons
een imposant schouwspel. En bloc ver
anderen de vogels hun oorspronkelijke
zuidwest-trekinrichting en gaan de
kustlijn volgen. Op weg naar het zui
den groei die vogelstroom steeds
meer aan. Pas bij het Nauw van Ca
lais zullen de vogels die hun overwin
teringsgebied in Engeland hebben de
oversteek wagen.
Hoevéél vogels er te zien zijn op
zo'n morgen van „gestuwde" trek?
Dat valt niet te voorspellen. U zoudt
ze zelf eens moeten zien, die groepjes
dansende vinken, die troepen nietige
goudhaantjes en die wolken spreeuwen
boven de duinen!
Maar ook ver van de kust is de trek
soms goed merkbaar. Begin oktober
is er zelfs een dag geweest van zeld
zaam intensieve vinkentrek. In grot»
zwermen trokken de vinken uit Scan
dinavië en Duitsland over Nederland.
Niet van zes uur 's morgens tot een
uur of tien, zoals meestal het geval
is (ook vinken moeten eten!), maar de
hele dag door. Waarnemers van het
Vogeltrekstation die deze massale trek
aan de Elbemond hadden waargeno
men, hoorden bij hun thuiskomst dat
ze niets nieuws vertelden: ook boven
Arnhem waren de vinken bij duizenden
gesignaleerd!
Drieteenstrandlopers winter-
gasten uit de poolstreken zijn
van augustus tot april aan het
Noordzeestrand te vinden.
Bij het vogeltrekstation, in ons land
gevestigd te Arnhem, worden de gege
vens over de betreffende vogels en het
ringnummer zorgvuldig aangetekend.
En dan is het wachten op de terugmel
dingen. Dat zijn er verhoudingsgewijs
vrij weinig. Slechts 3 percent van het
totale aantal ringen wordt naar Am-
hem opgestuurd. De rest verdwijnt
spoorloos.
ZO'N ENKELE teruggestuurde vo-
gelring verschaft op zichzelf nog maar
weinig informatie. Elke terugmelding
betekent een stipje op een kaart: zo-
en-zover is die-en-die vogel gekomen
Maar komen er meer gegevens binnen,
dan beginnen trekroute en versprei
dingsgebied van zo'n vogel zich steeds
duidelijker af te tekenen.
Wordt een hier geringde vogel reeds
enkele dagen later vanuit het buiten
land teruggemeld, dan kan men daar
uit iets concluderen over de treksnel-
heid. Een klein pimpelmeesje bij voor
beeld haalde de 270 km. in drie dagen.
De vondst van een gele kwikstaart
wees op een daggemiddelde van 100
km. Een pijlstaart een ranke, snel
le eendesoort met pijlvormige staartve
ren werd zes dagen na het ringen
2000 km. verder teruggevonden.
Een enkele keer kan uit ringvondsten
worden afgeleid, hoe oud de vogels
kunnen worden. Sterke vogels zoals
meeuwen halen soms de 30 jaar. Een
kievit is dikwijls ouder dan de jon
gens die zijn eieren rapen. Maar voor
zangvogels is 4 a 5 jaar al een hele
leeftijd. Hun leven wordt voortdurend
bedreigd en vooral de trektijd is een
gevaarlijke tijd. In Zuid-Europa wordt
er veel jacht op hen gemaakt en ook
storm en slecht weer eisen steeds
weer tal van slachtoffers. Tegen de
broedtijd zijn de gelederen dan ook be
langrijk gedund. Toch mogen we aan
nemen dat juist dank zij de trek zo
veel vogels de winter goed doorkomen.
DE PRESTATIES van vogels als
lange-afstandsvliegers grenzen soms
aan het ongelofelijke. De tapuit uit
Alaska vliegt heel Azië over op weg
naar zijn overwinteringsgebied in Cen
traal-Afrika. Noordse sterns ze broe
den vooral in Noord-Europa, maar ook
op ons eiland Schouwen! overwinte
ren bij voorkeur in de zuidelijke pool-
zeeën. De Noordse sterns die in Ca
nada thuishoren steken in de herfst
Voortvliegend in een rechte lijn teke
nen de ooievaars zich kort daarop af
tegen de Israëlische hemel. Eén dag la
ter strijken de slanke, roodgesnavelde
vogels soms al neer aan de oevers
van de Nijl, om trots voortstappend in
het slik voedsel te zoeken.
Na een verblijf van een of meer da
gen in de Nijldelta gaan de ooievaars
op een vroege morgen weer op de wie
ken. Stroomopwaarts volgen ze de
traagvloeiende rivier diep beneden hen
tot ze eindelijk neerstrijken in het wa
terrijke gebied waar de Nijl zijn oor
sprong heeft. Daar ontmoeten ze de
ooievaars die het Atlasgebergte heb
ben getrotseerd. Sommige vogels vlie
gen dan nóg verder. Voor hen is Natal
in Zuid-Afrika een geliefd overwinte
ringsgebied.
WANNEER ER ooievaars of bij
voorbeeld ganzen overvliegen, valt dat
meteen op. Het zijn grote vogels, ze
vliegen vaak in een karakteristiek pa
troon enze vliegen overdag. De
herfsttrek van zangvogels valt veel
moeilijker waar te nemen, want die ge
beurt hoofdzakelijk 's nachts. Vrijwel
onopgemerkt verdwijnen ze uit de Ne
derlandse bossen en tuinen, op weg
naar Zuid-Europa
Niet alle zangvogels vinden Zuid
Europa ver genoeg. Sommige soorten
trekken net als de ooievaars door
naar het zuidelijk halfrond. Zelfs een
heleboel kleintjes-onder-de-zangvogels
weten van geen ophouden. De tjiftjaf
bij voorbeeld, een vogeltje van nog
geen 10 gram, kent de oerwouden van
Afrika even goed als het kleine Neder
landse park waar hij vroeg in het
voorjaar zijn nestje bouwt.
IN 1899 kwam een Deense leraar,
Mortensen, op de gedachte om gevan
gen vogels te merken met een alumi
nium pootring, voorzien van een num
mer en een adres.
Nog steeds is het „ringen" de eni
ge bruikbare methode om iets te we
ten te komen over broedgebied, trek-
routes en overwinteringsgebied van de
vogels. Nederlandse ringers houden
ieder jaar zo'n 100.000 keer een klein,
trillend vogellijfje in hun behoedzame
handen. Dikwijls zijn het nestvogels,
die worden geringd kort voor het uit
vliegen.
doodgemoedereerd de Atlantische Oce
aan over, volgen dan de Europese en
Afrikaanse kustlijn en trekken naar de
Zuidelijke IJszee, om daar een tweede
poolzomer mee te maken. Dat wil zeg
gen dat die sierlijke kleine meeuw
elk jaar een wereldreis maakt van
40.000 kmhelemaal op eigen
kracht!
Verrassend en boeiend zó mogen
we de vogeltrek wel noemen. Even
boeiend als het observeren van de tal
loze wintergasten onder de vogels.
Want doortrekkers en gevederde win
tergasten geven Nederland een aan
zien waar heel Europa ons om be
nijdt. Dr. Jac. P. Thijsse heeft het
eens raak getypeerd:
„In het najaar is Nederland één
grote vogeltuin!"
Vogeltrek in de V.S. In grote troepen strijken de wilde eenden neer in hun winterverblijf in Californië,