ORKAAN VAN VERNIELZUCHT EN HAAT RAASDE 400 JAAR GELEDEN DOOR SPAANSE NEDERLANDEN Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant en IJmuider Courant IN PROTESTANTSE kringen leefden en leven andere gevoelens. Natuurlijk keuren de aanhangers van de „nieuwe leer" het geweld van de Beeldenstorm af, maar te gelijk pogen zij het te verklaren, daarbij de spontaniteit waarmee werd opgetreden, in het licht stel lend. Een prediker die in een hage- preek sprak over de plicht der Overheid om op voorbeeld van de Bijbelse koningen de afgodenbeel den uit de gewijde gebouwen te was voor hen niet de man die aanspoorde en opwekte tot het begaan van bruut geweld, maar de dienaar Gods die in edele en gerechtvaardige toorn over de „paapse afgoderij" opriep tot ver dediging van het enige en ware geloof. En wat moest er gebeuren als de overheid in dezen haar plicht verzaakte? De schrijvers van deze zijde vestigen er de aandacht op dat geen kerkschatten zijn geroofd en dat slechts in uitzonderingsge vallen geestelijken zijn gemoles teerd. Er is dus sprake, menen zij, van een plotselinge uitbarsting van volkswoede tegen een Kerk, die de reformatie op zo wrede wijze ver volgde. Dr. P. H. Schroder De Beeldenstorm te Antwerpen, naar een ets van Jan Luyken. EEN BESCHOUWING OVER DE BEELDENSTORM, „een quaadt dat" naar het woord van Hooft „in den soomer van 1566 schielijk, als een blixem, quam en voortvloogh", heeft alleen zin als zij uitgaat van twee feiten die van grote invloed zijn geweest op allen die over de gebeurtenissen hebben geschreven. Daar is in de eerste plaats de gekrenktheid der katholieken van toen en later, niet eens zozeer over de verwoesting en vernieling van onvervangbare kerkschatten als wel over de belediging die datgene werd aangedaan wat hun heilig was en is. Dat heiligenbeelden werden kapotgeslagen, schilderijen vernield en misge waden verscheurd, is voor hen minder erg dan dat het lichaam van Christus, in de hostie, werd vertrapt en het bloed van de Heiland in de gedaante van de miswijn werd vergoten en onder hoongelach gedronken. De katholieken konden en kunnen zich nauwelijks voorstellen dat derge lijke wandaden spontaan zouden zijn begaan. In hun geschriften herinne ren zij aan preken van Calvinistische predikanten, waarin onomwonden werd aangespoord tot dergelijke acties. Zij wijzen op het samengaan van revoluties en beeldenstormen in andere landen en tfjden en menen dat het „Calvinistisch beginsel" de propagandist is geweest van wat zij noe men: de gruwel der verwoesting. - ij handhaven. De plakkaten, de strafbe- verwijderen^desnoods met geweld, ^ling-en tegen de ketters, wéren dit- gevaardigd door zijn vader Karei V. Daartegen waren toen geen bezwaren gerezen. Het is heel goed te begrijpen Naweeën van de beeldenstorm tot op de huidige dag voelbaar WAT HET GEHEEL nog gecompli ceerder maakt, is dat zowel de katho lieken als de protestanten in ons land in die jaren de geloofsvervolgingen verafschuwden. Daar waren zij Neder landers voor. De inquisitie was van Spaanse oorsprong en reeds daarom overal gehaat. En het stootte de ka tholieken evenzeer tegen de borst als de protestanten dat mannen en vrou wen om den gelove werden verbrand of levend begraven. Niet veronachtzaamd mag tenslotte de economische factor worden. In de tweede helft van de zestiende eeuw vinden maatschappelijke verschui vingen plaats waardoor aan velen de oude en vertrouwde zekerheden des levens werden ontnomen. In Vlaande ren ziet men een ontvolking van het platteland, een trek naar de steden, waar de eerste grote textielbedrijven worden gevestigd. De lonen waren laag, de woningen slecht, de graan prijzen hoog, de arbeidstijden lang. Aan de arbeiders in de steden nu werd een nieuwe leer verkondigd, een leer waarin voor uiterlijke pracht en praal geen plaats was, een leer voor de ver drukten en hongerenden, een leer van eenvoud. Een leer tenslotte die niet de goede werken, maar de genade Gods voor de zondige mens vooropstelde. En zo streek de volkswoede als een stormwind over het land; zo brak de kortstondige maar hevige en in hoge mate besmettelijke epidemie uit. Toen die was uitgewoed keken beide zijden verbijsterd naar de resultaten: honder den kerkgebouwen vernield of bescha digd binnen een tijdsverloop van lutte le weken. Zo is dus de Beeldenstorm, het zi] voorbereid of spontaan, niet zo maar uit de lucht komen vallen. Hij is het gevolg van omstandigheden, maar ook van menselijke tekortkomingen. Het is de moeite waard na te gaan welke dat in hoofdzaak zijn geweest. TOEN PHILIPS II in 1559 de Ne derlanden verliet, droeg hij de land voogdes, zijn halfzuster Margaretha van Parma, op de „plakkaten" te dat Philips, toen hem weinige jaren la ter allerlei berichten bereikten over toenemend verzet tegen die plakkaten, zich verwonderd heeft afgevraagd wat men nu toch eigenlijk in die Neder landen wilde. Kon van hem, de koning, in redelijkheid verwacht worden dat hij wettelijke voorschriften nog geen tien jaar geleden uitgevaardigd en zon der protest aanvaard, nu plotseling zou intrekken? En dat waar het bepalingen betrof tegen een zo groot kwaad als de vervloekte ketterij? Kon iemand aannemen dat 's Konings inzichten zich zo radicaal hadden gewijzigd? Wie zou menen dat Zijne Katholieke Majesteit zou wijken voor waarschu wingen, voor dreigementen, voor ver zet of revolutie, vergat welke belangen hiër op het spel stonden, besefte niet dat de strijd veel minder het aardse lot zijner onderdanen betrof dan hun eeuwig heil. En Nederland was ten slotte maar een klein deeltje van. het wereldrijk waarover Philips vast ge loofde door God te zijn gesteld. De Nederlandse belangen waren onderge schikt aan de algemene. En het alge mene belang eiste zonder enige twijfel de handhaving van het „ware geloof". Wat het Nederlandse volk in al zijn geledingen een gruwel toescheen, was in zijn ogen de heilige plicht der Over heid. DIE REDENERING is sluitend. Zij verwaarloosde evenwel één omstandig heid: Zij hield geen rekening met de tijd. In de jaren na zijn vertrek had den de nieuwe denkbeelden in de Nederlanden wortel geschoten en zich wijd en*&jd Verbreid. Hét ging niet' meer om het berechten en ter dood brengen van enkele geestdrijvers, maar om het uitroeien van dorpen en steden, om het medogenloos ver moorden van duizenden ingezetenen. Daartegenover moet erkend worden dat Philips van zijn standpunt bezien gelijk had, toen hij in 1565 aan de Landvoogdes schreef: „het niet raad zaam te achten de straf te verminde ren omdat de misdaad algemeen werd" en dus weigerde de plakkaten te ver zachten. Van meer zin voor realiteit getuigt de uitspraak van Willem van Oranje op Oudejaarsdag 1564 in de Raad van State: „De Koning dwaalt als hij meent dat Nederland, te mid den van landen waar godsdienstvrij- hed bestaat, voortdurend de bloedige plakkaten verdragen kan, evenals el ders zal men ook hier oogluikend, veel moeten toelaten. Ik kan niet goedkeu ren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hun de vrijheid van geloof en gods dienst ontnemen." ZO STONDEN de standpunten tegen over elkaar. Het zwerk begon snel te be trekken. In de verte rommelde het reeds. Weldra zouden de eerste blik semflits en de eerste donderslag het land en heel de westelijke wereld doen opschrikken. De hervorming in de Nederlanden was van onderop begonnen. Hand werkslieden, arbeidersvrouwen, arme monniken, zij waren de eersten ge weest die het nieuwe geloof omhelsd hadden. Onder hen vindt men ook de eerste martelaren. Fruin verhaalt in zijn „Voorspel" dat te Antwerpen, waar een wederdoper naar de straf plaats werd gebracht, een wevers knecht op hem toetrad, hem omhelsde en zei: „Broeder, strijd vromelijk tot de dood toe". Die woorden deden hem als ketter kennen, hij werd gegrepen en een week later zelf verbrand. Zul ke voorbeelden van zelfopoffering en geloofsvertrouwen misten natuurlijk hun uitwerking niet. De beweging greep snel om zich heen en zelfs de Landvoogdes Margaretha van Parma, hoe trouw katholiek ook, zag in, dat de zaken op de spits gedreven werden. Toen de edelen in april 1566 hun „Smeekschrift" aanboden, zegde zij toe, een gezant naar Philips te zullen zenden en in afwachting van 's Ko nings antwoord een „moderatie" te zullen invoeren. Voor de grote massa van het volk betekende dit dat inquisitie en plakka ten waren afgeschaft en dat ieder vrij was het evangelie te prediken zoals hij het verstond. Wat niet meer dan een Romantische negentiende-eeuwse voorstelling van de beeldenstorm. Nog een stukje gooi- en smijtwerk van een negentiende-eeuwse kun stenaar, eveneens een voorbeeld van artistieke geschiedvervalsing. gerucht was, werd als een vaststaand feit aanvaard; de Calvinistische bal lingen en vluchtelingen keerden terug; weldra werden bijeenkomsten georga niseerd die door de tegenstanders als „haagpreken", dat wil zeggen: onwet tige preken werden gescholden, maar die weldra als „hagepreken", preken in het open veld, beroemd werden. Dik wijls was het een eenvoudig man zon der opleiding die sprak zoals de geest hem ingaf. De menigte die hem om ringde zong psalmen, maar men droeg daarbij een wapen in de vuist. Werden aanvankelijk de godsdienstoefeningen bij nacht of avond belegd, weldra wer den ze overdag gehouden, in Vlaande ren eerst, in het noorden later. In juli vond daar de eerste prediking plaats en wel in Overveen, waar een af vallige monnik van bijzondere welspre kendheid optrad. Bijna nergens was de regering in staat deze bijeenkom sten te beletten. Overal organiseer den zich protestantse gemeenten met een consistorie aan het hoofd. In Ant werpen vergaderde reeds permanent een Synode. De Landvoogdes was ra deloos. Het plakkaat van 3 juli 1566 waarin predikanten voor het openlijk preken met de doodstraf werden be dreigd, was olie op het vuur. De Cal vinisten scholden de katholieke geeste lijken voor Baaipriesters, de hostie voor „Jan de Witte". Op voorbeeld van de bijbelse koningen moest, meenden zij, de overheid de hele „Santekraam" opruimen. Maar als de Overheid in gebreke blijft en haar plicht verzuimt, moet men dan toelaten dat Gods hei ligheid dagelijks wordt gelasterd en geschonden? En waarom beschikken die afgodendienaars over kerken en kapellen en moeten zij die de ware leer brengen, op het open veld het evangelie verkondigen? Was het niet Gods wil die Godshuizen, thans mis bruikt voor de „paapse afgoderij", te bezetten en te zuiveren? UIT DEZE MENTALITEIT is de Beeldenstorm ontstaan. Maar zij is ook het gevolg van de kortzichtigheid der Regering en van Margaretha's aar zelende houding. Toen de stadsregering van Antwerpen, die uit katholieken bestond en bevreesd was voor een calvinistische revolutie, de landvoog des verzocht de Prins van Oranje naar de stad te zenden, willigde zij dit ver zoek pas na weken in. Op 13 juli hield hij een vorstelijke intocht en de rust keerde weer. Maar reeds een maand later moest hij alweer op hoog bevel de stad verlaten ofschoon hij met klem op het dreigende gevaar wees. Margaretha zeide hem nodig te hebben in een vergadering van de Raad van State en ontbood hem onmiddellijk naar Brussel. Op diezelfde dag 18 augustus, onmiddellijk na zijn vertrek, begonnen de samenscholingen die op 19 en 20 augustus tot de Beeldenstorm in Ant werpen leidden. BERKELBACH van der Sprenkel heeft de Beeldenstorm kernachtig om schreven in de woorden,,Vernietiging van weelde als wraak, vernietiging van „afgoderij" als oordeel Gods, ver overing van kerkgebouwen voor de nieuwe leer, vernielzucht ten slotte, massapsychose van een losgebroken menigte." De autoriteiten stonden machteloos; de regering beschikte over veel te wei nig troepen én wist niet waar ze deze moest inzetten. En de grote massa van het volk, deels vervuld van afkeer je gens de regering, deels vol afschuw de baldadigheid gadeslaande, zag be sluiteloos toe en wist niet welke par tij te kiezen. De eigenlijke beelden stormers waren weinigen in getal; in sommige steden wist men het kwaad te keren door de poorten te sluiten; in enkele gevallen slaagden resoluut op tredende mannen van gezag erin, be paalde kerkgebouwen te redden. Maar elders vielen zij ten prooi aan de ra zende menigt. „Straatschenders, bede laars, rabauden en vagebunden" noemt een tijdgenoot de stormers, maar wij weten dat er zich onder hen ook geze ten, zelfs aanzienlijke burgers bevon den. Wij weten ook dat in sommige kerken de orgels werden gespaard: die konden dienst doen wanneer het gebouw voor protestantse godsdienst oefeningen werd gebruikt. Daar was de Beeldenstorm dus niet zinloos, maar gericht op een doel. TERUGKEREND tot de schuld vraag kan men zeggen dat zij tot wie zich de beschuldiging richtten, zich konden vrijpleiten door te beto gen dat zij het waren die uiteindelijk de meeste schade leden, niet in stof felijk opzicht, maar in politieke zin. Tussen katholieken en protestanten, vroeger eensgezind in hun afkeer van de inquisitie, deed de Beelden storm een breuk ontstaan die eeu wen lang twee volksdelen geschei den zou houden. Onderhandelingen met de Landvoogdes, met de Raad van State waren onmogelijk geworden. Margaretha zeide dat zelfs als de ko ning in zijn landen twee godsdiensten zou toelaten, zij zich liever in stuk ken zou laten scheuren dan daartoe mede te werken. En Philips II had zijn antwoord ditmaal spoedig ge reed. Het luidde in één woord: ALVA.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 13