„PRAAG" TWIJFELT NIET AAN BESTAANSRECHT
Tweemaal mgr. Bekkers
Protest tegen „Dood van God"
Maar taak is veel breder geworden
14
ZATERDAG 12 NOVEMBER 196 6
Erbij
Verzoening
Revolutie-theologie
- h*i
Kees Maas
Priester met
zeven kinderen
Ds. Van den Hooff
met emeritaat
Teleurstelling
MsummM
Deens orgel voor
Oude Tonge
Jeugduitwisseling
Kleine kerk'
verdwijnt
i 1
„Als er vandaag geen Praagse christelijke vredes
conferentie bestond zouden we haar moeten uit
vinden". Dat heeft dr. Paul Ooestreicher, predikant in
de Church of England, verklaard op de vergadering
van de Nederlandse afdeling van deze vredesconferen
tie. Sinds de Wereldraad van Kerken zich meer met
vraagstukken van politiek bezighoudt en vooral sinds
de conferentie over Kerk en Samenleving is de vraag
naar het bestaansrecht van de Praagse conferentie
nogal eens gesteld. Daardoor is deze beweging nu van
twee kanten in discussie. Van de ene kant zijn er de
genen, die van het begin af fel hebben geopponeerd
tegen deze groep, waarin vertegenwoordigers van Oost
en West samen rondom de tafel gingen zitten, maar nu
zijn er ook die vinden dat de conferentie haar tijd heeft
gehad. De leden van de Nederlandse afdeling twijfelen
in elk geval niet. Op de vergadering in Utrecht waren
ze in groten getale opgekomen, en zij bleken er rots
vast van overtuigd te zijn, dat hun werk bij kan dragen
tot het slaan van een brug tussen tweeërlei opvatting.
Paul Oestreicher uit Londen legde
er overigens sterk de nadruk op dat
men de taak van „Praag" momenteel
veel breder zal moeten zien. Hij wees
er op dat de Praagse vredesconferen
tie is gesticht aan net einde van de Sta
linistische tijd. De beweging kreeg haar
hoofdkwartier in Praag, maar een groot
aandeel in het werk werd geleverd
door de Russisch orthodoxe kerk. Men
streefde er naar de diepe kloof te
overbruggen, geen erg hoopvolle taak,
die veel geloof vereiste.
„De wereld verkeerde in die tijd
vaak aan de rand van een wereldoor
log" zei dr. Oestreicher, „waarbij het
Duitse probleem wel in het middel
punt stond. Nadat de impuls vanuit
het oosten was gekomen, werd daarna
het aandeel van Duitsland, zowel ne
gatief als positief, heel duidelijk. Ach
teraf was er meer reden tot hoop dan
we toen vermoedden. We staan nu
niet meer aan die rand, waar de chris
ten de laatste schreeuw moet geven."
Dr. Oestreicher beklemtoonde, dat
het aandeel van „Praag" in de ont
wikkeling relatief gering is geweest.
„Maar toch, hoe men de vredesconfe
rentie ook van eenzijdigheid kan be
tichten, we wisten „we moeten hier
zijn." We hebben pogingen tot ver
zoening gedaan. Ik weet wel dat het
soms lijkt of de christenen onderling
vaak meer in conflict lijken dan de
wereld die ze verzoenen willen. Dat
komt juist doordat ze elkaar zo na
staan. Maar we waren aan elkaar ver
bonden, er waren steeds weer conflic
ten, die we met elkaar hebben gedra
gen."
Dr. Oestreicher wees er in zijn be-
De „theologie der revolutie", die
ook in ons land ter sprake gebracht is
na de Geneefse conferentie over Kerk
en Samenleving, is scherp veroordeeld
door de vroegere evangelische bis
schop Dr. O. Dibelius van Berlijn-
Brandenburg. Een revolutie kan niet
gerechtvaardigd worden door een be
roep op het wezen van de kerk, aldus
Dr. Dibelius, want de christelijke mo
raal is niet revolutionair, maar eerder
een goddelijke oproep tot een nieuwe
levenswijze. Deze moraal moet het op
nemen tegen de bekrompen christelij
ke denkwijzen, maar kan niet revo
lutionair genoemd worden.
„God beware ons voor een theologie
der revolutie zoals die gesuggereerd
werd in Genève!", aldus de oud-bis
schop. „Het geestelijk bezit van de
kerk is in deze eeuw al zover afge
broken, dat deze definitieve bevesti
ging eigenlijk niet eens meer nodig
was."
De oprichting van de Wereldraad
van Kerken had niet de doelstelling
de Johanneïsche theologie, die de we
reld stelde onder een goddelijk oor
deel, te verruilen voor een „theologie
der revolutie". Integendeel, de Wereld
raad moet blijven streven naar een
verantwoorde maatschappij, ook al
was dat begrip eveneens een uitdruk
king, die „aan de wereld ontleend
was". Toch kan deze taak veel meer
verstaan worden als de voornaamste
opdracht van de christelijke kerken,
aldus de vroegere bisschop van Ber
lijn.
toog op dat Praag in het gesprek tus
sen kerken uit oost en west baanbre
kend is geweest. De orthodoxe kerken
uit het oosten zijn het oecumenisch
gesprek daar actief begonnen, nu wer
ken ze bijna overal mee in de oecu
menische beweging.
Het gaat echter niet alleen om het
met elkaar spreken alleen, zei dr.
Oestreicher, die van het begin af in
de vredesconferentie actief is geweest.
„Feitelijk staan we hier voor een
situatie, waarin de misdaad van de
westelijke wereld in Azië lijkt op die
van Hitler in Europa. Wat is ons in
Europa een Aziatisch leven waard?"
zo vroeg Paul Oestreicher zich
af. „Die vraag moet de vredes
conferentie zich scherp stellen en dat
niet op propagandistische wijze. Het
mag er niet om gaan te bewijzen dat
het oosten gelijk heeft en dat het
westen bankroet is. De zaak is veel
gecompliceerder, en eigenlijk ook een
voudiger, want het gaat hier om de
zuivere menselijkheid."
Omdat Praag vaak met teveel pro-
pagandatonen heeft gesproken, zal het
r'
„Veel belangrijker, is nu dat de le
den met elkaar actief voor de wereld
zijn, dat zij ten dienste van hun me
demensen worstelen om de problemen
voor de vrede. Als we het de politici
overlaten vrede te scheppen zal dit
onmogelijk blijken. Het zal het bank
roet van het evangelie zijn. We heb
ben tot taak in deze wereld de vrede
te verkondigen."
Dr. Oestreicher zei dat Praag de eni
ge grote christelijke beweging op in
ternationale basis is, die zich ernstig
aan de zaak van de vrede heeft ge
wijd. De westelijke kerken zijn van
het begin af sceptisch geweest. „Is het
mogelijk met kerken uit oostelijke lan
den zo te spreken, dat beide partijen
de waarheid willen zeggen?" werd er
gesteld. Maar volgens dr. Oestreicher
hebben degenen, die zich deze vraag
in ernst hebben gesteld, juist de con
sequentie getrokken dit persoonlijk
na te gaan. Zij trokken naar Praag
en ondekten dat er een echt zij het
beperkt begrip mogelijk was.
Aartspriester Sokolovski
en Paul Oestreicher
in gesprek
nu des te moeilijker voor de christe
lijke vredesconferentie zijn het juiste
woord te vinden, zonder dat men zegt
„Die tonen kennen we, het is propa
ganda."
Dit wordt een zaak van geestelijke
worstelen met de problemen," zo zei
dr. Oestreicher, die vertelde onlangs
in Sofia een conferentie over deze pro
blemen te hebben meegemaakt, waar
vooral Amerikaanse christenen een
grote bijdrage hadden geleverd.
„Deze mensen hebben het in hun
eigen vaderland moeilijk" zei hij,
„hun situatie lijkt op die van de chris
tenen in Duitsland onder Hitier. Hun
houding wordt onpatriottisch genoemd.
Ze hebben in Sofia deemoedig gezegd:
we kunnen slechts met u samen gaan
zitten om te praten. We willen geen
propaganda voeren, we kennen onze
misdaden, maar we hebben u nodig."
Dr. Oestreicher zei, dat er in Sofia
een theologische verklaring over de
revolutie is opgesteld, hetgeen nog in
geen enkele oecumenische kring is ge
beurd. Opmerkelijk noemde hij de ac
tiviteit van de jeugdcommissie, die
in Sofia heel andere tonen liet horen
dan de ouderen. Als centraal probleem
noemde de jeugd China. „Als we niet
ernstig trachten het volk van China
te begrijpen, heeft niets meer zin"
werd door de jeugd gezegd, een ver
klaring, die de ouderen aan het den
ken heeft gezet.
Dr. Oestreicher besloot zijn toespraak
met er op te wijzen dat de tegenstel
ling arm-rijk de vredesconferentie ook
voor een enorme taak stelt. „We zul
len een programma moeten maken.
Wat kunnen wij doen om de mensen
ook economisch te helpen? We moeten
de mensen niet alleen brood maar
ook stenen geven, bouwstenen voor
het opbouwen van een betere toe
komst, want we zijn medeverantwoor
delijk voor ieder kind dat sterft."
De aanwezigen hebben niet alleen in
Utrecht over de toespraak van dr.
Oestreicher nagesproken. De discussies
zullen voortgaan, want het aantal le
den van de Praagse vredesconferentie
mag niet zo groot zijn, de stem van
Praag is toch invloedrijk.
Nederlanders, onder wie onder meer
prof. De Graaf en prof. Rasker heb
ben een belangrijke theologische in
breng geleverd in deze door prof.
Hromadka geleide beweging. Daarop
wees ook aartspriester Sokolovski van
de Russisch-orthodoxe kerk, die zijn
kerk bij de vredesconferentie vertegen
woordigt. Deze Rus heeft in Nederland
verschillende lezingen gehouden en
onder meer in Hyde Park in Drieber
gen voor tal van theologen het woord
gevoerd. Steeds duidelijker wordt het
toenemende contact tussen de kerken
van oost en west, waaraan „Praag"
veel heeft bijgedragen. In 1968 wordt
in de Tsjechoslowaakse hoofdstad weer
een grote conferentie gehouden, maar
tot dan staat het werk allerminst stil.
In alle landen zijn groepen, die zich
actief met het werk bezighouden, dat
door dr. Oestreicher werd geschetst:
het samen worstelen om de problemen
van de vrede.
Dit is de 38-jarige Harold Bronk
uit Philadelphia (U.S.A.), een vroe
gere Anglicaanse voorganger. Hij is
nu, hoewel hij getrouwd is en zeven
kinderen heeft, als priester in de
rooms-katholieke kerk aangenomen.
Wegens het bereiken van de 65-jari-
ge leeftijd is aan ds. P. G. van den
Hooff te Hilversum met ingang van
13 november eervol emeritaat ver
leend. In het kerkelijk leven in ons
land heeft ds. Van den Hooff een voor
aanstaande plaats ingenomen.
Na beëindiging van zijn theologische
studie aan de Vrije Universiteit en in
Utrecht werd hij in 1932 predikant bij
de gereformeerde kerk in hersteld ver
band te Zaandam, vervolgens in 1936
in Middelburg en in 1940 in Hilver
sum. Bij de hereniging van de gere
formeerde kerken in hersteld verband
met de Nederlands Hervormde Kerk
werd ds. Van den Hooff hervormd pre
dikant en in het bijzonder belast met
de geestelijke verzorging van het dia-
konessenhuis in Hilversum.
In 1947 deed ds. Van den Hooff zijn
intrede in de hervormde synode, waar
van hij eerst assessor en vervolgens
praeses werd. In verschillende syno
dale commissies werkt hij mee, onder
andere als voorzitter van de commis
sie voor het dienstboek, lid van de
raad voor de verbreiding van het evan
gelie, van die voor de eredienst, van
het curatorium van „Kerk en We
reld" en van het bestuur van „De
Horst".
Wijlen bisschop Bekkers blijft de
gemoederen bezighouden. Twee nieu
we boeken zijn aan hem gewijd, het
één een verzameling toespraken en
beschouwingen, het andere een levens
beschrijving door een man, die daar
toe alleszins competent mag worden
geacht: pater N. van Hees.
In het eerste boek vindt men veel
meer dan alleen een uitbreiding vdn
een aantal toespraken, dat al door
Michel van der Plas was verzameld.
Men treft er ook tal van bijdragen
in aan van gezaghebbende geestelijken
en leken, die mgr. Bekkers van dicht
bij hebben meegemaakt en zijn bete
kenis belichten. Zo vindt men een in
drukwekkend in memoriam van ds
N. K. van den Akker, die veel met
mgr Bekkers heeft samengewerkt in
Den Bosch, en doorwochte bijdragen
van mgr. Schillebeecx, prof. W. K.
Grossouw en vicaris L. Rooyackers
(„Mgr Bekkers was de bisschop van
de dialoog").
De opvolger van mgr Bekkers, mgr
J. Bluyssen, ontbreekt niet en belang
rijk is ook de bijdrage van dr Corn.
Verhoeven, die onder meer stelt „De
kerk heeft een gezicht verloren toen
zij op het punt stond er één te krij
gen".
De indruk, die mgr Bekkers heeft
gemaakt op televisiemakers en televi
siecritici, vindt men in de bijdragen
van Richard Schoonhoven (Brandpunt)
en F. Sierksma.
Huub Oosterhuis geeft een beeld in
dichtvorm. Zo zag hij mgr Bekkers
vlak voor het einde:
Een tekening uit de Volkskrant,
Een teleurstelling werd Praag voor
diegenen, die ideologisch geheel op het
oosten waren ingesteld. Met toenemen
de teleurstelling moesten zij ervaren,
dat het geluid van Praag steeds min
der „praags" werd. Praag werd een
open gesprekscentrum waar oprecht
met de waarheid werd geworsteld.
„Natuurlijk", zei dr. Oestreicher,
„er is nog sprake van eenzijdigheid.
Maar men moet niet vergeten dat el
ke christelijke verklaring een sociolo
gische achtergrond heeft. Dat geldt
niet alleen voor Praag. Staan de wes
terse groeperingen even critisch tegen
over Genève?"
Praag is een relatief kleine beweging,
betoogde de Britse spreker, maar er
brandt daar een klein vuur in de har
ten van mensen. Niet beter dan in het
westen, maar ook niet slechter. „Men
moet alleen niet denken dat het ko
pen van een spoorkaartje naar Praag
of Warschau momenteel nog voldoende
is om bruggen te slaan. Vroeger was
dat een baanbrekende daad, maar nu
is het al vanzelfsprekend dat er ge
praat wordt met mensen uit de ooste
lijke landen. Die opgave is vervuld.
Nu moeten we verder.
Europa is een gesloten groep, die
relatief rijk is, juist zoals de Ver
enigde Staten. We zullen elkaar moeten
vinden, niet om het gesprek alleen,
maar om de wereld te dienen. Doen
wij dat niet dan hebben we óf niets
meer te zeggen in de nieuwe wereld,
óf we zijn verantwoordelijk voor haar
ondergang."
De spreker noemde Vietnam als voor
beeld van de specifieke opgaven, waar
over Praag, meer politiek georiënteerd
dan Genève, is geplaatst.
In het weekblad van de Nederlandse
Protestanten Bond komt J. H. Han-
neman op tegen de gedachte van de
dood van God. „De dood van God"
behoort voor mij tot de meest ver
vloekte termen, die ik ken, zegt hij.
„Wanneer ge iemand van harte lief-
hebt en ge oneindig veel aan zo ie
mand te danken hebt, kunt ge alleen
maar ontzet zijn over de luide ver
kondigde mening van deze en gene,
dat die mens dood is! Ge weet immers
heel goed, ja met een zekerheid die
onaantastbaar is, dat hij leeft! Maar
ge weet ook, dat het bitter weinig zin
heeft met de ontkenners te debatteren:
het wordt immers een ja tegen een
neen. Luide werd en wordt echter ook
in onze kring van vrijzinnige protestan
ten deze kreet aangeheven. De VPRO
heeft zelfs een Teach-in georganiseerd
met het motto: God na de dood van
God. In vrijwel elk nummer van onze
weekbladen wordt wel weer even aan
de dood van God herinnerd, in menige
preek komt de dood van God aan de
orde!"
„Nogmaals", zegt de schrijver,
„voor mij is deze term een vervloekte.
Wanneer bedoeld wordt, dat ons Gods-
In Oude Tonge, een der zwaarst ge
troffen plaatsen tijdens de watersnood
ramp in 1953, heeft de hervormde ge
meente een Deens orgel in gebruik ge
nomen, dat door de hulp van het Na
tionaal Rampenfonds kon worden ge
bouwd. Het is het laatste buitenlandse
kerkorgel dat door tussenkomst van
het Nationaal Rampenfonds aan een
kerk in het voormalige rampgebied
wordt geschonken.
Vijf hervormde gemeenten, namelijk
Brouwershaven, Dreischor, Hellevoet-
sluis, Numansdorp en Vlissingen krij
gen elk nog een orgel van Nederland
se orgelbouwers. Het Nationaal Ram
penfonds heeft daar financieel al aan
bijgedragen door aan elk van deze vijf
hervormde kerkvoogdijen een bedrag
over te maken. Hiermee zijn de be
moeiingen van het Nationaal Rampen
fonds met de bouw van nieuwe orgels
in hervormde kerken in het voormali
ge rampgebied afgesloten.
beeld in de loop der laatste decennia
een zekere wijziging heeft ondergaan
en dat het oude anthropomorfe, beter
gezegd mensvormige Godsbeeld voor
ons sinds Auschwitz heeft afgedaan,
dan zal ieder mens en zeker ieder
vrijzinnig mens het hiermee eens zijn.
Ongetwijfeld is door het vatbare leed,
dat daar is geleden en het uitblijven
van Gods ingrijpen langs bovennatuur
lijke weg voorgoed een einde gekomen
aan menig kinderlijk-naïef Godsver
trouwen. Dat: „Hij kan en wil en zal
in nood, zelfs bij het naad'ren van de
dood, volkomen uitkomst geven"
dat mogen wij en willen wij niet meer
zo lezen als we naïevelijk vroeger wel
meenden te mogen doen. Geen wonde
ren doorbreken het door de omstandig
heden en de medemensen ons opge
legde lot.
Maar lasterlijk en onjuist is het
domme roepen: „ziet ge, God is dood!
God komt immers niet tussenbeide!
God laat zijn geliefden rustig marte
len, levend verbranden, vergassen!"
Wie Ignaz Maybaums boek: The Face
of God after Auschwitz heeft gelezen,
weet, dat de talloze slachtoffers hun
geloof in Israels God juist als hun eni
ge toeverlaat meedroegen de dood te
gemoet en noch in het werk van Abel
Herzberg, noch in Anne Franks dag
boek wordt het geloof aan God opge
zegd. God was en is bij de zijnen in
de vurige oven (Dan. 3) Hij is de le
vende, tegenover wie wij mensen veel
eer de doden zijn, wij die niet zien en
niet horen willen en Zijn heilige Naam
jarenlang vergeten.
Daarom is de term: „God is dood"
voor mij een Godslastering. Want zo
klinkt de term immers, alsof ook de
ze wonderbare Aanwezigheid Gods in
de nood en de vreugden der mensen
nu ook maar zou moeten worden ont
kend. Het lijkt, alsof we ons alleen
maar hebben ingebeeld, dat God een
Vaste Burg en Toevlucht is en het
louter dwaasheid heten moet, wanneer
wij zouden trachten Hem lief te heb
ben met geheel ons hart.
Men bedoelt dat mogelijk niet, maar
men roept deze suggestie op en dat is
voor velen heel erg Niet ieder van
ons is theologisch zo geschoold, dat
men deze of andere- woorden lezende
bedenkt: er staat niet wat er staat.
Als men ongeschoold en argeloos de
term: „God is dood" leest, dan is men
daarover in eerste instantie diep ge
schokt. Hoe kan iemand zo iets schrij
ven? Wanneer men dan leest hoeveel
geleerde mannen en vrouwen deze
zaak heel rustig overnemen en er een
uitvoerige Teach-in van maken, dan
vraagt men zich toch wel af: ben ik
dan zo fout, ik, die zomaar naïevelijk
tot mijn God bid en Hem dank en lief
heb?
Zij, die naar onze radio luisteren
zullen door dergelijke vraagstellingen
niet tot geloof in God komen, onze
lezers zullen alleen maar verward
worden door die terminologie en daar
om: wat ik u bidden mag: gebruikt ze
niet, deze vervloekte termen. Ge doet
ons onze God verliezen".
International Christian Youth Ex
change (I.C.Y.E.) stelt middelbare scho
lieren in staat een jaar in het bui
tenland te verblijven.
Het is de bedoeling dat scholieren van
16-18 jaar in de Verenigde Staten of
een ander land in Europa of elders)
in een gezin verblijven, de middelbare
school bezoeken en het plaatselijk ker
kelijke leven meemaken.
Daarnaast komen buitenlandse scho
lieren van gelijke leeftijd uit onder
meer Amerika en Indonesië naar Ne
derland, om op soortgelijke wijze een
jaar hier door te brengen.
De Commissie voor Internationale
Jeugduitwisseling van de Oecumenisch
Jeugdraad, welke in ons land I.C.Y.E.
vertegenwoordigt, deelt mede dat scho
lieren welke geïnteresseerd zijn in uit
zending èn gezinnen die een buitenland
se scholier willen ontvangen, zich kun
nen wenden tot het adres: Maliebaan
88, Utrecht. Tel: 030-13492.
De uit 1598 daterende „Kleine Kerk"
te Maassluis zal worden gesloopt. Het
kerkje leunt al sinds 1598 tegen de
Maassluisse dijk, in het hart van
Maassluis. De bouw van het kerkje
werd indertijd bekostigd uit de heffing
van invoerrechten op bier. De laatste
jaren werden er geen kerkdiensten
meer gehouden en gebruikte de Maas
sluisse drumband het gebouwtje alleen
voor oefenruimte. De sloop zal onge
veer drie maanden duren. De bestem
ming van de hierdoor vrijgekomen
ruimte is nog nie: bekend. Van ge
meentezijde zal hiervoor een plan wor
den opgesteld.
„Onherkenbaar veranderd
een wit linnen mutsje van verband
over zijn kaalgeschoren
kop getrokken
als een zotskap
mond opzij gezakt.
of hij nog luisterde en woorden zocht
voor alles buiten
wreven zijn lippen over elkaar
en maakten geluiden.
Maar zijn slotregels lijken ons mindei
geslaagd:
„Liever een dode dan een lege dof
een naam als een gezwel in
ons geheugen
beter één bisschopsvogel in de grond
dan tien levende met lamme
vleugels"
In dit boek treft men ook de teksi
aan van het beroemde interview me'
Mies Bouwman in „Mies en scène"
En het besluit met een overzicht van
de uitvaart.
Een rijk boek vol documentatie vooi
degenen, die niet genoeg over de overle
den bisschop kunnen lezen. Het boel
van Van Hees vormt daarbij een be
langrijke aanvulling. Boeiend is me1
name de beschrijving van Bekkers
jeugdjaren. Duidelijk wordt dat mgi
Bekkers zich aanvankelijk in niets on
derscheidde van zijn collega's pries-
V
terstudenten. Een grote rol blijkt d«
deken van Erp te hebben gespeeld
Deze leerde zijn jongens de geloofsleer
in versvorm:
„De communie en de mis
't heiligste dat er is
omdat er Christus is.
Bid om vergiffenis.
Die niet bidt
is 'ne hit".
Behalve de tekst geven ook talrijke
foto's een beeld van de loopbaan van
mgr. Bekkers. We zien hem op een
schimmel, aan de wandel met prinses
Irene en bij een bezoek aan mevrouw
Zeldenrust-Nordanus van de NVSH.
Een krantenknipsel uit 1942 maakt
duidelijk dat rector Bekkers (met zwar
te baard) toen moest worden bediend
na een ernstig autoongeluk.
Een pittig fragment is dat over het
concilie. Nog nagrinnikend vertelt Van
Hees over de „Bossche stukken", die
mgr. Bekkers in nauwe samenwerking
met mgr. Schillebeecx op het concilie
„losliet", waardoor de Romeinse teks
ten van tafel werden geveegd en de
dialoog op gang kwam. Een dialoog
waaraan mgr. Bekkers verder niet zo
heel veel deel heeft gehad door zijn ge
brekkige talenkennis.
Dat pater Van Hees ook uitvoerig
ingaat op de kwestie van „De Nieuwe
Linie" met zijn drie priester-redacteu
ren, die in moeilijkheden kwamen, is
vanzelfsprekend.
Wie beide boeken leest, krijgt een
voortreffelijk beeld van een belangrij
ke episode uit het rooms-katholieke
leven in Nederland. Ongetwijfeld zul
len ook vele niet-katholieken van de
inhoud kennis willen nemen. Want de
grote betekenis van mgr. Bekkers was
juist, dat hij over de grenzen heen
wist te reiken.
K.M.
1) Bisschop Bekkers. Negen jaar met
Gods volk onderweg (Ambo Boeken).
2) Bisschop Bekkers. Vriend van ons allen,
door N van Hees (H. J. W. Becht, Am
sterdam).