SPIEGEL Gegeven: een spook Te bewijzen: een tragiek Een der 100.000 Nederlandse dragers van de Davidsster die niet terugkwamen uit de nazi holen des doods INDIEN IK VERBEET. D.V zaa irc ti Litteraire Kanttekeningen HISTORIAEL 16 IN MEMORIAM DE KENNEMER MUSICUS ZATERDAG 12 NOVEMBER 1966 Erbij „INDIEN IK U VERGEET" is de titel van een orkestparti tuur die reeds maanden voor mij op mijn schrijftafel ligt, wach tend om haar met het nodige commentaar aan de lezers van Haarlems Dagblad en IJmuider Courant kenbaar te maken. Het is een compositie van Philip S. Vlessing, gedateerd augus tus 1936 te IJmuiden. Een tweede exemplaar in netschrift, ver gezeld van een incompleet stel orkestpartijen, ligt ernaast, nu onder de titel „Tsion Tamate, meditatie voor groot orkest, ge- inspireerd naar aanleiding van Psalm 137". Blijkbaar is deze kopie in het eerste oorlogsjaar ontstaan en, wat de afzonderlijke partijen betreft, niet volledig klaargekomen. Jos de Klerk C. J. E. Dinaux DE JONGSTE ROMAN VAN SIMON VESTDIJK AL ZOU NIEMAND van me kunnen verlangen dat ik in een kroniek over Simon Vestdijks jongste roman „Het spook en de schaduw", die zojuist bij Uitgeverij Nijgh Van Ditmar verscheen, voor de zoveelste keer de uitzonderlijke kwaliteiten van zijn schrijverschap en compositorische vingervlugheid omschrijf, helemaal er aan ontkomen kan ik toch niet. Telkens opnieuw voel ik me verrast, zo niet begoocheld, misschien ook wel overdonderd, door het technisch raffinement waar mee Vestdijk met het gegeven van zijn keuze om springt, al weet ik heel goed dat er veel „cache-cache" van de goochelaar, veel trucwerk dus aan te pas komt. Maar goed: je moet het maar kunnen! En bovendien: het is, afgezien van het vertelde verhaal, een hoogst intrigerende bezigheid zich rekenschap te geven van de talloze kunstgrepen, de kneepjes en knipoogjes naar de lezer achter de rug van de romanfiguren om, de dubbelzinnige toespelingen, de plagerig-opzettelijke misleidinkjes die een ander dan het verwachte verloop bij wijze van verrassingselement beogen, de gewiekste regie van de afgaande en opkomende figuren, de ver stopte aanduidingen, de vermomde boosaardigheidjes, de binnenpretjes, de taalgrapjes, het spel van verzwij gen en meedelen, de haast onopvallende introductie van een schijnbaar bijkomstig detail dat later van be slissende betekenis zal blijken te zijn. PHILIP S. VLESSING i uI T DE DATA februari en maart '42 op twee andere netschriften, „Palestijnse Dansen" en „Suite voor Strijkkwar tet", alles op dezelfde wijze en papier soort herschreven, tonen aan dat de componist, kort na de Duitse inval, als Davidsterdrager in het openbaar tot werkeloosheid gedoemd, nu als ge dwongen „vrijetijdsbesteding" dit ko- piewerk ter hand nam. Het eerstge noemde werk, toepasselijk op het on heil dat hem boven het hoofd hing, moet dan het laatst aan de beurt ge komen zijn en op tragische manier af gebroken. DE MUZIKANTENNAAM Vlessing hoort thuis in IJmuiden, waar Philip in 1905 geboren werd als zoon van de muziekdirecteur, pedagoog en compo nist Sam Vlessing. Maar Philip woon de al acht jaar in Haarlem, toen hij en zijn vrouw bij de jodenrazzia in 1942 door de Hitler-beulen overvallen werden en op transport gesteld naar de „nazi-holen des doods" waaruit ze niet zouden terugkeren. Zowel voor de slachtoffers als voor de vrienden, die zich beraadden over afwending van het lot dat de Vlessings bedreigde, was de overval een verrassing. ALS IEDERE jood in die dagen leed Philip uiteraard onder de druk van spanning en onzekerheid, maar zijn rustige introverte natuur hield hem in evenwicht. Ik kan niet zeggen dat ik één klacht, laat staan één alarm kreet van hem vernam, hoewel ik hem in die hachelijke periode vaak sprak en ook met hem musiceerde. Ik had hem een wekelijkse lespraktijk als cel loleraar aan de hand gedaan in het jezuïetencollege op Leeuwenhorst bij Noordwijkerhout, waar ik fluitles gaf en we dus samen per bus of trein iedere donderdag naartoe reisden. Tot de fatale dag dat Philip niet opdaagde en het bericht zich verspreidde: de Vlessings zijn opgepikt. Zijn cello, zijn piano, zijn muziek bleef achter. Enke le van zijn composities hebben de aan slag overleefd; drie ervan liggen daar nu voor mij op mijn schrijftafel en het is niet zonder ontroering dat ik bo ven de grootste dezer partituren in Philips handschrift de hebreeuwse ti tel zie en daarnaast de tekst lees, waarop deze „Meditatie voor groot orkest" geïnspireerd werd: «rföilMjJ TSajl'. ufju! KWw'TÜiftr 711.4 iwi an£L on U' VtstMTt WK ruHwRMMd, «Jowl ik (j itflSdTï aaiéiUy zjMjj^fc zïoIuuit! «j* WomU tot MSN 0046 W4Vt «VÏ3tO«1« V»n .yd «OtKStPt, «KOttPl 1* U iM-tücOiKrcc.DOüOt* ïioH4,W«uioesTt Wil itftRT Ut(iO(Jo4t, 2j«KTt ,T*tU_€I<0£, ïoo ooit y\yit tRmUn v>W tu-tllfec IUrIimk» =9 Wif IwMnmyd zitl zj u totTmmo jaoyyKT uit itfiToos.iMMiBurc iwjfvlituji4. MVii K.6CL yeRMoijne.YÉRïfeiiowoil'fbfïKi 2üo iK mui filer VtlbltL on UJ hrkoo re aewtiiw- Tsion, mijn reine! Tsion, mijn Liefste.' Vervoeg ontroert zich mijn ziel om U! Vergete mijn rechterhand, indien ik U vergete. Vóór boven mij de groeve zich sluit. Tot mijn dood kleve mijn tong aan mijn gehemelte. Indien ik U niet gedenke, Dochter Zions, verwoeste! Mijn hart verdroge van ziekte, van ellende, Zo ooit mijn tranen om uw lot zouden verdrogen. Vernietigd zij mijn lichaam; mijn ziel zij U tot smaad. Zo wijkt uit mijn oog de aanblik van Uw vernietiging. Mijn keel vermolme, verteerd door worm, Zo ik mijn stem niet verheffe om Uw armoe te bewenen. DAT ZIJN dan de verzen 5 en 6 van de Psalm der Babylonische balling schap, waarin wij lezen: „Wij hebben onze harpen aan de wilgen gehangen. Want onze schakers durfden ons nog liederen te vragen en onze beulen vro lijke wijsjes. Ach, hoe zouden wij Jehova's liederen zingen op vreemde bodem". PHILIP VLESSING heeft met tallo zen het moderne Babyion leren ken nen. En als de nazi-beulen hem om liederen van zijn stam zouden hebben gevraagd, kon hij verwijzen naar het muziekhandschrift dat in Haarlem achtergebleven was en verklaren, dat hij daarna de harp aan de wilgen ge hangen had. Maar het was de beulen niet te doen om liederen, maar om slaven die ze opzettelijk de dood injoe gen. Wij weten dat Philip in de mij nen gezwoegd heeft en dat hij noch zijn vrouw de ballingschap overleefd hebben. Omgekomen? vergast? vernie tigd uit sadistische moordlust? Om het even; zij deelden het lot van ruim honderdduizend joodse landgenoten en van miljoenen anderen. Voor verwan ten en vrienden blijft alleen de herin nering aan een begaafd musicus en rustig integer mens. Verder bleef iets bewaard van zijn geestelijke arbeid, waarvan ik hier nu een drietal staal tjes voor mij heb liggen. DEZE COMPOSITIES mogen dan, zoveel jaren na hun ontstaan voor ve len geen moderne sensatie meer ver wekken. Er is echter een element in aanwezig dat weerhoudt ze achteloos terzij te leggen. Over het al of niet be langrijke van dit element zou de jood se gemeenschap in Nederland (en ook elders in de wereld) zich dienen te be raden. Voor haar toch hebben werken als de orchestrale meditatie over „In dien ik U vergete" en de suite „Pa lestijnse Dansen" een specifieke bete kenis en een sfeer die anderen wel licht ontgaan. Doch hiermee is niet EEN VERSCHRIKKELIJK lange zin was dat, maar nog niet lang ge noeg. Er is immers zo veel meer in de schrijftechniek van Vestdijk, deze meesterlijke „compositeur", dat met al het bovengenoemde samen elk ro manthema, ook het simpelste en onbe- nulligste, kan ontwikkelen en opvoeren tot een verbluffend gecomponeerde ro man: onder andere de overgangen van humor (afwisselend vermakelijk en do delijk) naar het ironische en satiri sche, gefraseerd soms tot het onver dacht of navrant komische, de door werking van schalks met de linker hand ingevoegde motiefjes, waarop thematisch kan worden doorgebor duurd terwijl de verteller zich als het ware op de verdere ontwikkeling van het hoofdmotief, het sleutelthema be zint (soms tot ongeduld of misschien wel een zekere geprikkeldheid van de lezer, die de „beschrijvende" passages voor afleidende omwegen houdt), voorts Maar zo is het meer dan genoeg om de vraag te stellen: wie is het, die dat allemaal vertelt, tientallen romans lang? Is het het mirakel van Doorn? Laten we het op „de geest der vertel ling" houden, waarop Thomas Mann zich in „Der Erwahlte" beriep om „overal te gelijk te kunnen zijn", in alle gestalten, in alle tijden, in alle menselijke situaties, zonder zelf in het geding te komen. Vestdijk-zelf, schrij ver van de uiterste distantie, houdt zich in het verst gelegen domein van de scepsis, van het mogelijk-onmoge- lijke en onmogelijk-mogelijke, schuil, vanwaar hij het menselijke bedrijf uit gezegd dat die anderen oor noch oog zouden hebben voor de technische kwa liteiten, die, vooral op het gebied der orchestratie, vakmanschap en erva ring verraden. Dit laatste geldt inzon derheid de meditatie op de Babyloni sche psalm, waarvan de exotische tint haar effect niet zal missen. Het is duidelijk dat de componist geobsedeerd werd door een gedachte, die hij als grondthema in het rijke spectrum van het grote klankapparaat alzijdig heeft willen belichten. HETZELFDE GELDT voor de quasi improvisatorische episodes, die tege lijk met het hoofdthema tot ontwikke ling komen, doch niet nalaten door hun oosterse losheid van metrum op het geheel het stempel van een vrije fan tasie te drukken. Bewust heeft hij zich gedistantieerd van het geijkte westerse idioom, harmonisch en contrapuntisch. Wat op dit punt bij anderen normaal aanvaardbaar zou zijn, lijkt hier te ge tuigen van opzettelijkheid terwille van het nagestreefde afstand-nemen. Met dat al bouwt hij een klankbeeld op waarin liefde en hartstocht zich pri mair in timbres kristalliseren. De meer argeloze Vijf Palestijnse Dansen verschillende „gezichtshoeken" kan bespieden om zijn fantasmagorische en zeer plooibare verbeelding aan het werk te zetten. EEN „INVAL", geïnspireerd op een waarneming, is genoeg om ingewikkel de en geperfectioneerde romanappa raat in hem in beweging te brengen. Honderdduizenden jongemannen, die doodgewaand waren, zijn na jaren te ruggekeerd uit de oorlog en uit de ge vangenkampen. Niet allen manifes teerden zich tijdens hun vermeende dood als spook en als een enkeling zich daartoe mocht verstouten was er, buiten de wetenschappelijke parapsy chologen en praktiserende spiritisten, weinig voor nodig om zo'n verschijning ijlings naar het (pathologische?) rijk van de hallucinaties te verwijzen. Vestdijk laat zich zo'n spook niet ont glippen: daar steekt een roman in. Laat Peter Höllriegl zich nu maar ge rust uit het hiernamaals als spookver schijning kenbaar maken in zijn ouder lijk huis: een hotelletje in een Tirools bergdorp, dat ingesloten ligt tussen de ketens van een toch al wat spookach tig of voor spookachtig te houden kalk- gebergte. Dat is voorlopig stof genoeg om een sfeer van geheimzinnigheid op te roepen, waarin de weduwe Höllriegl moeten het vooral van de orchestratie hebben, wat mutatis mutandis tevens geldt voor de Suite voor Strijk kwartet, die zich opmerkelijk voor het genre overigens ook niet onder scheidt door polyfoon vlechtwerk, al heeft de componist bij de opzet van het werk blijkbaar het Kwartet van Ravel in het hoofd gehad. STELLIG heeft Philip Vlessing zijn kijk op het instrumentale ensemble uit de praktijk verworven. Als voor treffelijk cellist leerling van Loe- vensohn te Amsterdam en daarna van Godenne aan het Kon. Vlaams Conser vatorium te Antwerpen, waar hij in '23 eindexamen deed maakte hij zijn stage als prakticus in het orkest van de Kon. Vlaamse Opera; en toen hij later naar Nederland was weerge keerd vond hij geregeld emplooi bij Italiaanse operaformaties. Dat was voor hem geen einddoel maar een leerschool. Naderhand was hij er niet meer voor te vinden, maar zocht veel eer bevrediging in het musiceren in kamerensembles. Een leerschool in de praktijk van de blazersmuziek had Philip van jongsof doorlopen, want zijn vader, die gespecialiseerd was in het dirigeren van harmonie- en fanfa rekorpsen (onder meer „Concordia" te IJmuiden), stuwde hem al vroegtij dig in die richting door hem als plaats vervanger uit te zenden, wat mede de praktijk van het muzikant zijn aan de basis omvatte. Wat er dan ook toe ge leid heeft dat hij later menig werk voor het genre geschreven hééft, waar onder een „Suite" die in 1930 werd bekroond. HET FEIT dat Philip te Antwerpen studeerde en er enige jaren werkte, (een listig-kordate tante), haar doch ter Antonia, de inwonende alcoholische zwager Jenewein, kunnen worden in gekapseld met een tweetal tegen wil en dank belangstellende buitenlandse toeristen, te weten de Rijnlandse pro fessor in de geologie Genzmer en de Nederlandse half-iurist en „levensdi lettant" Holk. Voorlopig op de achtergrond het klooster Maria Erlrast, de bergen, de bossen, de sneeuw, de nevels, de on herbergzaamheid. Op de voorgrond be halve genoemde personages twee Brit se meisjes (hotelgasten in de „Ger- hartshof" van Frau Höllriegl), wat malle gevallen, waarvan de spiristisch gezinde lerares Mary Lewis straks haar rol kan en zal krijgen. En dan achterdehand „het spook": wie? De dode Peter Höllriegl, voor wie op het „heldenkerkhof" van het dorpje Welfs een kruis staat opgericht, een kruis met pseudo-as in „fiolen van violet glas" omdat er bij ontstentenis van be- gravenen toch iets spectaculairs moet zijn voor de toeristen? STOF GENOEG, zei ik, voor de in troductie, de verberging van het hoofd motief, de gecamoufleerde voortekenen van een naderend onheil, de toe spelingen op meer dan een banale spookgeschiedenis. Men schuift bij de haard, men luistert gespannen, Vest dijk is een aartsverteller, die zijn toe hoorders tot hun genoegen bij de neus neemt, op dwaalsporen brengt in het decorlandschap van zijn verbeelding valkuiltjes graaft. Hij maakt lustige trillertjes met de rechterhand, woelt houdt verband met zijn stamboom in vrouwelijke lijn. Zijn grootvader, dus de vader van Sam Vlessing, die op Texel een gezien handelaar in wol was, huwde een Antwerpse pianiste. Zo deed de muziek haar intrede in de Texelse familie. Sam was amper acht jaar toen zijn moeder overleed. Hij werd toen door een tante meegenomen naar Antwerpen en is er tot zijn twin tigste gebleven. Hij volgde het Con servatorium (toen nog „Muziekschool") en was betrokken bij het Vlaamse to neel- en operabedrijf. Sam kwam dus als jong musicus in Nederland terug en vestigde zich later te IJmuiden, waar hij een particuliere muziekschool stichtte en ook anderszins op muziek gebied een rol speelde. Uit het voor gaande resulteert dan dat Sam, wiens Antwerpse jeugd- en studiejaren dank baar nawerkten, zijn zoon Philip ook naar de Scheldestad dirigeerde om er zijn studies te voltooien. Algemene mu zikale vorming verwierf hij daar van bekende figuren als Mortelmans, De Vocht en Alpaerts. NA ZIJN TERUGKEER heeft Philip enige tijd in Den Haag gewoond en er nog enige compositielessen van dr. Joh. Wagenaar genoten. Hij was ook van plan zijn licht te gaan opsteken bij Pijper, maar door remmende om standigheden is daar niets van geko men. Vader Sam overleed in '34 en op Philip ruste nu de taak de familia le muziekschool te IJmuiden te leiden. Hij was intussen gehuwd en vestigde zich te Haarlem. Daar vinden wij hem vóór de oorlog bedrijvig als cellist in het „Haarlems Trio" dat geregeld con certeerde en vaak voor de radio op trad; verder dirigeerde hij verschillen de muziekkorpsen. Dit zelfstandig be- met de linker in duistere akkoorden en bereidt zodoende haast ongemerkt en inmiddels zijn strikken uitzet en voor op het hoofdmotief. Daar is dan ineens het spook in le vende lijve: Peter Höllriegl, na vijf jaar we schrijven 1950 terugge komen uit Russische krijgsgevangen schap. Wie is die Peter? Frau Höll- riegls zoon? Een gematerialiseerde spookverschijning? Een ander? De schaduw van zichzelf? Hij zwijgt al les is dus mogelijk, want de spook verschijning laat zich niet in de luren leggen.Nu kan ik niet gaan samen vatten (vat er voor schrikwekkends in en om de zwijgende Peter gaat gebeu ren; het leesplezier, dat deze variatie op het thema spook en oorlogsreve- nant mij verschafte zou ik voor de Vestdijklezers ermee bederven. Als ik verraad dat de spookverschijning de zelfde vooruitgeschoven onderlip ver toont als de arme Peter en in het wa zige een militaire pet laat vermoeden, zeg ik eigenlijk al te veel. Men begrijpt wel dat Peter „iets heeft", dat er iets „met hem is". Dat „iets" wordt door Vestdijk in allerhan de toonaarden omspeeld, omcirkeld, rakelings benaderd. Aanwijzingen ge noeg, achteraf bekeken. Zij zijn als in ouderwetse zoekplaatjes verstopt in beschrijvingen van het landschap, in kwasi-achteloze gebaren, in een ge- sprekspassage, een gesprekspauze, een lichamelijke eigenaardigheid (het scheef gehouden hoofd van Peter). Ze treden wat meer uit de schimmige spokerigheid te voorschijn tijdens een nachtelijke spiritistische séance, tij dens een uitstapje naar de naastbijge- legen stad en worden bijna tastbaar in het bordeel „Weisses Lamm", van waar een demonische draad wordt ge sponnen naar de weer optredende Ver schijning en het klooster Maria Erl rast, waar broeder Jakobus zich ont fermd heeft over de al of niet zenuwzie ke Peter, die wel eens zijn eigen me dium zou kunnen zijn. Dwarsverbindin gen, geheime schakels van het ene ta- freel naar het andere te over. EN WIJ, lezers, over de kunstig op gevulde leegten van enkele passages meegesleurd door ingenieuze improvi saties waarbij we om de haard wat kunnen gaan verzitten, laten ons be spelen door de tovermeester, waarbij we hem op de vingers kijken om de vliegensvlugge „cache-cSche" te ach terhalen een wedloop tussen vertel- staan was hem liever dan een functie te bekleden in een orkest- Ik meen te weten, dat Philip te zeer op zijn vrij heid gesteld was, ten einde zich naar eigen geaardheid te kunnen uitleven. DIT IS HET dan wat ik over dit vermoorde kunstenaarsleven te zeg gen heb, naar aanleiding van de drie partituren mij toevertrouwd door de pianiste Netty Vlessing, de zuster van Philip, die aan de helse greep der nazibeulen ontkomen is. Over het toe komstig lot van deze geestelijke nala tenschap durf ik niets te voorspellen; haar bestaan publiek kenbaar te ma ken voel ik echter als een vrienden plicht. Leidt dit er toe dat er belangstelling voor ontstaat en een uit voering mogelijk wordt gemaakt, bij voorbeeld als een in memoriam de com ponist en de tallozen die zijn tragisch lot deelden, dan zou ik dit zeer gepast vinden. In ieder geval kunnen nu ve len te weten komen, dat Philip Vles sing als het ware psalmzingend de dood is ingegaan. UVWUVWWVWWMAAAAMWWVMMWWWWWWWUVWWUWWWiAA Het tweede nummer van het nieuwe maandblad voor geschiedenis en arche ologie „Spiegel Historiael" (uitgave Van Dishoeck, Van Holkema en Waren- dorf) bevat een tiental bijdragen, waaronder een „In memoriam professor dr. C. D. J. Brandt", een bespreking van de Russische tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum, die al meer dan vijftigduizend bezoekers heeft ge had, de rubriek „Weerspiegelingen" met bijdragen van lezers, waarin pro fessor dr. ir. R. J. Forbes, secretaris van de Hollandse Maatschappij van Wetenschappen, een interessante aan vulling geeft op het artikel „De onder gang van de wijnteelt in de Nederlan den" uit het eerste nummer. Verder treft men de volgende grote artikelen aan: De veepest, in Nederland in de achttiende eeuw, Maximiliaan II Ema nuel van Beieren, Historische aspecten van de Arthurlegende, Voeding en dieet in het Ancien Régime. De ge vangene van de Mont-Saint-Michel, De slag bij Jutland en Het bedrijf van schoolmeester in de eerste helft van de negentiende eeuw. In een van de volgende nummers kan men een arti kel tegemoetzien over „Het goud van Serooskerke" van dr. H. E. van Gelder, directeur van Het Koninklijk Penning kabinet, dat nu 150 jaar bestaat, „De slag van Hastings", „De Duitse ge schiedwetenschap in de ban van het verleden", „De hongersnood van 1740", „Het Gruuthuuse handschrift" en „Hoe functioneerde een dorp in de achttien de eeuw". Alle bijdragen zijn uitste kend geïllustreerd en voorzien van een uitgebreide litteratuurlijst. WVVWVWVWWWVWWVVWWWWVWWVVWWVVVI Ier en toehoorder met de nodige ge spannen blikken, ongelovige blikken, pinkelende blikken, elkaar voetstootjes gevend van „nou komt het" bij een onverwachte wending, en dan weer ge boeid ons overgevend aan de ban van al dit spookachtige. Als dit zijn hoog tepunt bereikt in het klooster Maria Erlrast en het pandemonium vrij spel krijgt een ware holderdebolder van vele spoken zijn we, ondanks alle dwarsverbindingen (die met broeder Ja kobus' beschermelinge Anni Tollinger incluis) nog steeds in het onzekere, maar dat het met Peter niet goed kan aflopen is buiten kijf. Nu, hij stort zich tijdens een bergtocht in een afgrond of hij laat zich gewillig val len. Het slotpaneel van dit drieluik ont hult de achtergrond van Peters onher stelbare trauma, de achterzijde dus van zijn scheefgehouden hoofd. Gegeven was het spook, te bewijzen was de tra giek. Nu die is er wel! Die is er hon- derdduizendvoudig Geweten, schuld, médeschuld, oorlog en wat des oor- logs is werkt daar niet scheutig mee. Maar vóélen we nu ook die tragiek, of wordt ze overspeeld door Vestdijks fa belachtige techniek? Ik ben er niet he lemaal zeker van dat het niet meer om het spel dan om de knikkers ging. Dat spel is trouwens meesterlijk genoeg. Ik was ditmaal wat geheimzinnig. Dat kon niet anders. Vestdijk moet zélf uit zijn school klappen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 16