SPIEGEL
Gegeven: een spook
Te bewijzen: een tragiek
Een der 100.000
Nederlandse
dragers van de
Davidsster die
niet terugkwamen
uit de nazi
holen des doods
INDIEN IK VERBEET. D.V
zaa irc ti
Litteraire
Kanttekeningen
HISTORIAEL
16
IN MEMORIAM DE KENNEMER MUSICUS
ZATERDAG 12 NOVEMBER 1966
Erbij
„INDIEN IK U VERGEET" is de titel van een orkestparti
tuur die reeds maanden voor mij op mijn schrijftafel ligt, wach
tend om haar met het nodige commentaar aan de lezers van
Haarlems Dagblad en IJmuider Courant kenbaar te maken.
Het is een compositie van Philip S. Vlessing, gedateerd augus
tus 1936 te IJmuiden. Een tweede exemplaar in netschrift, ver
gezeld van een incompleet stel orkestpartijen, ligt ernaast, nu
onder de titel „Tsion Tamate, meditatie voor groot orkest, ge-
inspireerd naar aanleiding van Psalm 137". Blijkbaar is deze
kopie in het eerste oorlogsjaar ontstaan en, wat de afzonderlijke
partijen betreft, niet volledig klaargekomen.
Jos de Klerk
C. J. E. Dinaux
DE JONGSTE ROMAN
VAN SIMON VESTDIJK
AL ZOU NIEMAND van me kunnen verlangen dat
ik in een kroniek over Simon Vestdijks jongste roman
„Het spook en de schaduw", die zojuist bij Uitgeverij
Nijgh Van Ditmar verscheen, voor de zoveelste keer
de uitzonderlijke kwaliteiten van zijn schrijverschap
en compositorische vingervlugheid omschrijf, helemaal
er aan ontkomen kan ik toch niet. Telkens opnieuw
voel ik me verrast, zo niet begoocheld, misschien ook
wel overdonderd, door het technisch raffinement waar
mee Vestdijk met het gegeven van zijn keuze om
springt, al weet ik heel goed dat er veel „cache-cache"
van de goochelaar, veel trucwerk dus aan te pas komt.
Maar goed: je moet het maar kunnen! En bovendien:
het is, afgezien van het vertelde verhaal, een hoogst
intrigerende bezigheid zich rekenschap te geven van
de talloze kunstgrepen, de kneepjes en knipoogjes naar
de lezer achter de rug van de romanfiguren om, de
dubbelzinnige toespelingen, de plagerig-opzettelijke
misleidinkjes die een ander dan het verwachte verloop
bij wijze van verrassingselement beogen, de gewiekste
regie van de afgaande en opkomende figuren, de ver
stopte aanduidingen, de vermomde boosaardigheidjes,
de binnenpretjes, de taalgrapjes, het spel van verzwij
gen en meedelen, de haast onopvallende introductie
van een schijnbaar bijkomstig detail dat later van be
slissende betekenis zal blijken te zijn.
PHILIP S. VLESSING
i
uI T
DE DATA februari en maart '42 op
twee andere netschriften, „Palestijnse
Dansen" en „Suite voor Strijkkwar
tet", alles op dezelfde wijze en papier
soort herschreven, tonen aan dat de
componist, kort na de Duitse inval, als
Davidsterdrager in het openbaar tot
werkeloosheid gedoemd, nu als ge
dwongen „vrijetijdsbesteding" dit ko-
piewerk ter hand nam. Het eerstge
noemde werk, toepasselijk op het on
heil dat hem boven het hoofd hing,
moet dan het laatst aan de beurt ge
komen zijn en op tragische manier af
gebroken.
DE MUZIKANTENNAAM Vlessing
hoort thuis in IJmuiden, waar Philip
in 1905 geboren werd als zoon van de
muziekdirecteur, pedagoog en compo
nist Sam Vlessing. Maar Philip woon
de al acht jaar in Haarlem, toen hij
en zijn vrouw bij de jodenrazzia in
1942 door de Hitler-beulen overvallen
werden en op transport gesteld naar
de „nazi-holen des doods" waaruit ze
niet zouden terugkeren. Zowel voor de
slachtoffers als voor de vrienden, die
zich beraadden over afwending van
het lot dat de Vlessings bedreigde,
was de overval een verrassing.
ALS IEDERE jood in die dagen
leed Philip uiteraard onder de druk
van spanning en onzekerheid, maar
zijn rustige introverte natuur hield
hem in evenwicht. Ik kan niet zeggen
dat ik één klacht, laat staan één alarm
kreet van hem vernam, hoewel ik hem
in die hachelijke periode vaak sprak
en ook met hem musiceerde. Ik had
hem een wekelijkse lespraktijk als cel
loleraar aan de hand gedaan in het
jezuïetencollege op Leeuwenhorst bij
Noordwijkerhout, waar ik fluitles gaf
en we dus samen per bus of trein
iedere donderdag naartoe reisden. Tot
de fatale dag dat Philip niet opdaagde
en het bericht zich verspreidde: de
Vlessings zijn opgepikt. Zijn cello, zijn
piano, zijn muziek bleef achter. Enke
le van zijn composities hebben de aan
slag overleefd; drie ervan liggen daar
nu voor mij op mijn schrijftafel en
het is niet zonder ontroering dat ik bo
ven de grootste dezer partituren in
Philips handschrift de hebreeuwse ti
tel zie
en daarnaast de tekst lees, waarop
deze „Meditatie voor groot orkest"
geïnspireerd werd:
«rföilMjJ TSajl'. ufju!
KWw'TÜiftr 711.4 iwi an£L on U'
VtstMTt WK ruHwRMMd, «Jowl ik (j itflSdTï
aaiéiUy zjMjj^fc zïoIuuit! «j* WomU
tot MSN 0046 W4Vt «VÏ3tO«1« V»n .yd «OtKStPt,
«KOttPl 1* U iM-tücOiKrcc.DOüOt* ïioH4,W«uioesTt
Wil itftRT Ut(iO(Jo4t, 2j«KTt ,T*tU_€I<0£,
ïoo ooit y\yit tRmUn v>W tu-tllfec
IUrIimk» =9 Wif IwMnmyd zitl zj u totTmmo
jaoyyKT uit itfiToos.iMMiBurc iwjfvlituji4.
MVii K.6CL yeRMoijne.YÉRïfeiiowoil'fbfïKi
2üo iK mui filer VtlbltL on UJ hrkoo
re aewtiiw-
Tsion, mijn reine! Tsion, mijn Liefste.'
Vervoeg ontroert zich mijn ziel om U!
Vergete mijn rechterhand,
indien ik U vergete.
Vóór boven mij de groeve zich sluit.
Tot mijn dood kleve mijn tong
aan mijn gehemelte.
Indien ik U niet gedenke,
Dochter Zions, verwoeste!
Mijn hart verdroge van ziekte,
van ellende,
Zo ooit mijn tranen om uw lot
zouden verdrogen.
Vernietigd zij mijn lichaam;
mijn ziel zij U tot smaad.
Zo wijkt uit mijn oog de aanblik
van Uw vernietiging.
Mijn keel vermolme,
verteerd door worm,
Zo ik mijn stem niet verheffe
om Uw armoe te bewenen.
DAT ZIJN dan de verzen 5 en 6 van
de Psalm der Babylonische balling
schap, waarin wij lezen: „Wij hebben
onze harpen aan de wilgen gehangen.
Want onze schakers durfden ons nog
liederen te vragen en onze beulen vro
lijke wijsjes. Ach, hoe zouden wij
Jehova's liederen zingen op vreemde
bodem".
PHILIP VLESSING heeft met tallo
zen het moderne Babyion leren ken
nen. En als de nazi-beulen hem om
liederen van zijn stam zouden hebben
gevraagd, kon hij verwijzen naar het
muziekhandschrift dat in Haarlem
achtergebleven was en verklaren, dat
hij daarna de harp aan de wilgen ge
hangen had. Maar het was de beulen
niet te doen om liederen, maar om
slaven die ze opzettelijk de dood injoe
gen. Wij weten dat Philip in de mij
nen gezwoegd heeft en dat hij noch
zijn vrouw de ballingschap overleefd
hebben. Omgekomen? vergast? vernie
tigd uit sadistische moordlust? Om het
even; zij deelden het lot van ruim
honderdduizend joodse landgenoten en
van miljoenen anderen. Voor verwan
ten en vrienden blijft alleen de herin
nering aan een begaafd musicus en
rustig integer mens. Verder bleef iets
bewaard van zijn geestelijke arbeid,
waarvan ik hier nu een drietal staal
tjes voor mij heb liggen.
DEZE COMPOSITIES mogen dan,
zoveel jaren na hun ontstaan voor ve
len geen moderne sensatie meer ver
wekken. Er is echter een element in
aanwezig dat weerhoudt ze achteloos
terzij te leggen. Over het al of niet be
langrijke van dit element zou de jood
se gemeenschap in Nederland (en ook
elders in de wereld) zich dienen te be
raden. Voor haar toch hebben werken
als de orchestrale meditatie over „In
dien ik U vergete" en de suite „Pa
lestijnse Dansen" een specifieke bete
kenis en een sfeer die anderen wel
licht ontgaan. Doch hiermee is niet
EEN VERSCHRIKKELIJK lange
zin was dat, maar nog niet lang ge
noeg. Er is immers zo veel meer in
de schrijftechniek van Vestdijk, deze
meesterlijke „compositeur", dat met
al het bovengenoemde samen elk ro
manthema, ook het simpelste en onbe-
nulligste, kan ontwikkelen en opvoeren
tot een verbluffend gecomponeerde ro
man: onder andere de overgangen van
humor (afwisselend vermakelijk en do
delijk) naar het ironische en satiri
sche, gefraseerd soms tot het onver
dacht of navrant komische, de door
werking van schalks met de linker
hand ingevoegde motiefjes, waarop
thematisch kan worden doorgebor
duurd terwijl de verteller zich als het
ware op de verdere ontwikkeling van
het hoofdmotief, het sleutelthema be
zint (soms tot ongeduld of misschien
wel een zekere geprikkeldheid van de
lezer, die de „beschrijvende" passages
voor afleidende omwegen houdt),
voorts
Maar zo is het meer dan genoeg om
de vraag te stellen: wie is het, die dat
allemaal vertelt, tientallen romans
lang? Is het het mirakel van Doorn?
Laten we het op „de geest der vertel
ling" houden, waarop Thomas Mann
zich in „Der Erwahlte" beriep om
„overal te gelijk te kunnen zijn", in
alle gestalten, in alle tijden, in alle
menselijke situaties, zonder zelf in het
geding te komen. Vestdijk-zelf, schrij
ver van de uiterste distantie, houdt
zich in het verst gelegen domein van
de scepsis, van het mogelijk-onmoge-
lijke en onmogelijk-mogelijke, schuil,
vanwaar hij het menselijke bedrijf uit
gezegd dat die anderen oor noch oog
zouden hebben voor de technische kwa
liteiten, die, vooral op het gebied der
orchestratie, vakmanschap en erva
ring verraden. Dit laatste geldt inzon
derheid de meditatie op de Babyloni
sche psalm, waarvan de exotische
tint haar effect niet zal missen. Het is
duidelijk dat de componist geobsedeerd
werd door een gedachte, die hij als
grondthema in het rijke spectrum van
het grote klankapparaat alzijdig heeft
willen belichten.
HETZELFDE GELDT voor de quasi
improvisatorische episodes, die tege
lijk met het hoofdthema tot ontwikke
ling komen, doch niet nalaten door hun
oosterse losheid van metrum op het
geheel het stempel van een vrije fan
tasie te drukken. Bewust heeft hij zich
gedistantieerd van het geijkte westerse
idioom, harmonisch en contrapuntisch.
Wat op dit punt bij anderen normaal
aanvaardbaar zou zijn, lijkt hier te ge
tuigen van opzettelijkheid terwille van
het nagestreefde afstand-nemen. Met
dat al bouwt hij een klankbeeld op
waarin liefde en hartstocht zich pri
mair in timbres kristalliseren. De
meer argeloze Vijf Palestijnse Dansen
verschillende „gezichtshoeken" kan
bespieden om zijn fantasmagorische
en zeer plooibare verbeelding aan het
werk te zetten.
EEN „INVAL", geïnspireerd op een
waarneming, is genoeg om ingewikkel
de en geperfectioneerde romanappa
raat in hem in beweging te brengen.
Honderdduizenden jongemannen, die
doodgewaand waren, zijn na jaren te
ruggekeerd uit de oorlog en uit de ge
vangenkampen. Niet allen manifes
teerden zich tijdens hun vermeende
dood als spook en als een enkeling
zich daartoe mocht verstouten was er,
buiten de wetenschappelijke parapsy
chologen en praktiserende spiritisten,
weinig voor nodig om zo'n verschijning
ijlings naar het (pathologische?) rijk
van de hallucinaties te verwijzen.
Vestdijk laat zich zo'n spook niet ont
glippen: daar steekt een roman in.
Laat Peter Höllriegl zich nu maar ge
rust uit het hiernamaals als spookver
schijning kenbaar maken in zijn ouder
lijk huis: een hotelletje in een Tirools
bergdorp, dat ingesloten ligt tussen de
ketens van een toch al wat spookach
tig of voor spookachtig te houden kalk-
gebergte. Dat is voorlopig stof genoeg
om een sfeer van geheimzinnigheid op
te roepen, waarin de weduwe Höllriegl
moeten het vooral van de orchestratie
hebben, wat mutatis mutandis
tevens geldt voor de Suite voor Strijk
kwartet, die zich opmerkelijk voor
het genre overigens ook niet onder
scheidt door polyfoon vlechtwerk, al
heeft de componist bij de opzet van
het werk blijkbaar het Kwartet van
Ravel in het hoofd gehad.
STELLIG heeft Philip Vlessing zijn
kijk op het instrumentale ensemble
uit de praktijk verworven. Als voor
treffelijk cellist leerling van Loe-
vensohn te Amsterdam en daarna van
Godenne aan het Kon. Vlaams Conser
vatorium te Antwerpen, waar hij in
'23 eindexamen deed maakte hij
zijn stage als prakticus in het orkest
van de Kon. Vlaamse Opera; en toen
hij later naar Nederland was weerge
keerd vond hij geregeld emplooi bij
Italiaanse operaformaties. Dat was
voor hem geen einddoel maar een
leerschool. Naderhand was hij er niet
meer voor te vinden, maar zocht veel
eer bevrediging in het musiceren in
kamerensembles. Een leerschool in de
praktijk van de blazersmuziek had
Philip van jongsof doorlopen, want
zijn vader, die gespecialiseerd was in
het dirigeren van harmonie- en fanfa
rekorpsen (onder meer „Concordia" te
IJmuiden), stuwde hem al vroegtij
dig in die richting door hem als plaats
vervanger uit te zenden, wat mede de
praktijk van het muzikant zijn aan de
basis omvatte. Wat er dan ook toe ge
leid heeft dat hij later menig werk
voor het genre geschreven hééft, waar
onder een „Suite" die in 1930 werd
bekroond.
HET FEIT dat Philip te Antwerpen
studeerde en er enige jaren werkte,
(een listig-kordate tante), haar doch
ter Antonia, de inwonende alcoholische
zwager Jenewein, kunnen worden in
gekapseld met een tweetal tegen wil
en dank belangstellende buitenlandse
toeristen, te weten de Rijnlandse pro
fessor in de geologie Genzmer en de
Nederlandse half-iurist en „levensdi
lettant" Holk.
Voorlopig op de achtergrond het
klooster Maria Erlrast, de bergen, de
bossen, de sneeuw, de nevels, de on
herbergzaamheid. Op de voorgrond be
halve genoemde personages twee Brit
se meisjes (hotelgasten in de „Ger-
hartshof" van Frau Höllriegl), wat
malle gevallen, waarvan de spiristisch
gezinde lerares Mary Lewis straks
haar rol kan en zal krijgen. En dan
achterdehand „het spook": wie? De
dode Peter Höllriegl, voor wie op het
„heldenkerkhof" van het dorpje Welfs
een kruis staat opgericht, een kruis
met pseudo-as in „fiolen van violet
glas" omdat er bij ontstentenis van be-
gravenen toch iets spectaculairs moet
zijn voor de toeristen?
STOF GENOEG, zei ik, voor de in
troductie, de verberging van het hoofd
motief, de gecamoufleerde voortekenen
van een naderend onheil, de toe
spelingen op meer dan een banale
spookgeschiedenis. Men schuift bij de
haard, men luistert gespannen, Vest
dijk is een aartsverteller, die zijn toe
hoorders tot hun genoegen bij de neus
neemt, op dwaalsporen brengt in het
decorlandschap van zijn verbeelding
valkuiltjes graaft. Hij maakt lustige
trillertjes met de rechterhand, woelt
houdt verband met zijn stamboom in
vrouwelijke lijn. Zijn grootvader, dus
de vader van Sam Vlessing, die op
Texel een gezien handelaar in wol
was, huwde een Antwerpse pianiste.
Zo deed de muziek haar intrede in de
Texelse familie. Sam was amper acht
jaar toen zijn moeder overleed. Hij
werd toen door een tante meegenomen
naar Antwerpen en is er tot zijn twin
tigste gebleven. Hij volgde het Con
servatorium (toen nog „Muziekschool")
en was betrokken bij het Vlaamse to
neel- en operabedrijf. Sam kwam dus
als jong musicus in Nederland terug en
vestigde zich later te IJmuiden, waar
hij een particuliere muziekschool
stichtte en ook anderszins op muziek
gebied een rol speelde. Uit het voor
gaande resulteert dan dat Sam, wiens
Antwerpse jeugd- en studiejaren dank
baar nawerkten, zijn zoon Philip ook
naar de Scheldestad dirigeerde om er
zijn studies te voltooien. Algemene mu
zikale vorming verwierf hij daar van
bekende figuren als Mortelmans, De
Vocht en Alpaerts.
NA ZIJN TERUGKEER heeft Philip
enige tijd in Den Haag gewoond en er
nog enige compositielessen van dr.
Joh. Wagenaar genoten. Hij was ook
van plan zijn licht te gaan opsteken
bij Pijper, maar door remmende om
standigheden is daar niets van geko
men. Vader Sam overleed in '34 en
op Philip ruste nu de taak de familia
le muziekschool te IJmuiden te leiden.
Hij was intussen gehuwd en vestigde
zich te Haarlem. Daar vinden wij hem
vóór de oorlog bedrijvig als cellist in
het „Haarlems Trio" dat geregeld con
certeerde en vaak voor de radio op
trad; verder dirigeerde hij verschillen
de muziekkorpsen. Dit zelfstandig be-
met de linker in duistere akkoorden
en bereidt zodoende haast ongemerkt
en inmiddels zijn strikken uitzet en
voor op het hoofdmotief.
Daar is dan ineens het spook in le
vende lijve: Peter Höllriegl, na vijf
jaar we schrijven 1950 terugge
komen uit Russische krijgsgevangen
schap. Wie is die Peter? Frau Höll-
riegls zoon? Een gematerialiseerde
spookverschijning? Een ander? De
schaduw van zichzelf? Hij zwijgt al
les is dus mogelijk, want de spook
verschijning laat zich niet in de luren
leggen.Nu kan ik niet gaan samen
vatten (vat er voor schrikwekkends in
en om de zwijgende Peter gaat gebeu
ren; het leesplezier, dat deze variatie
op het thema spook en oorlogsreve-
nant mij verschafte zou ik voor de
Vestdijklezers ermee bederven. Als ik
verraad dat de spookverschijning de
zelfde vooruitgeschoven onderlip ver
toont als de arme Peter en in het wa
zige een militaire pet laat vermoeden,
zeg ik eigenlijk al te veel.
Men begrijpt wel dat Peter „iets
heeft", dat er iets „met hem is". Dat
„iets" wordt door Vestdijk in allerhan
de toonaarden omspeeld, omcirkeld,
rakelings benaderd. Aanwijzingen ge
noeg, achteraf bekeken. Zij zijn als
in ouderwetse zoekplaatjes verstopt in
beschrijvingen van het landschap, in
kwasi-achteloze gebaren, in een ge-
sprekspassage, een gesprekspauze, een
lichamelijke eigenaardigheid (het
scheef gehouden hoofd van Peter). Ze
treden wat meer uit de schimmige
spokerigheid te voorschijn tijdens een
nachtelijke spiritistische séance, tij
dens een uitstapje naar de naastbijge-
legen stad en worden bijna tastbaar
in het bordeel „Weisses Lamm", van
waar een demonische draad wordt ge
sponnen naar de weer optredende Ver
schijning en het klooster Maria Erl
rast, waar broeder Jakobus zich ont
fermd heeft over de al of niet zenuwzie
ke Peter, die wel eens zijn eigen me
dium zou kunnen zijn. Dwarsverbindin
gen, geheime schakels van het ene ta-
freel naar het andere te over.
EN WIJ, lezers, over de kunstig op
gevulde leegten van enkele passages
meegesleurd door ingenieuze improvi
saties waarbij we om de haard wat
kunnen gaan verzitten, laten ons be
spelen door de tovermeester, waarbij
we hem op de vingers kijken om de
vliegensvlugge „cache-cSche" te ach
terhalen een wedloop tussen vertel-
staan was hem liever dan een functie
te bekleden in een orkest- Ik meen te
weten, dat Philip te zeer op zijn vrij
heid gesteld was, ten einde zich naar
eigen geaardheid te kunnen uitleven.
DIT IS HET dan wat ik over dit
vermoorde kunstenaarsleven te zeg
gen heb, naar aanleiding van de drie
partituren mij toevertrouwd door de
pianiste Netty Vlessing, de zuster van
Philip, die aan de helse greep der
nazibeulen ontkomen is. Over het toe
komstig lot van deze geestelijke nala
tenschap durf ik niets te voorspellen;
haar bestaan publiek kenbaar te ma
ken voel ik echter als een vrienden
plicht. Leidt dit er toe dat er
belangstelling voor ontstaat en een uit
voering mogelijk wordt gemaakt, bij
voorbeeld als een in memoriam de com
ponist en de tallozen die zijn tragisch
lot deelden, dan zou ik dit zeer gepast
vinden. In ieder geval kunnen nu ve
len te weten komen, dat Philip Vles
sing als het ware psalmzingend de dood
is ingegaan.
UVWUVWWVWWMAAAAMWWVMMWWWWWWWUVWWUWWWiAA
Het tweede nummer van het nieuwe
maandblad voor geschiedenis en arche
ologie „Spiegel Historiael" (uitgave
Van Dishoeck, Van Holkema en Waren-
dorf) bevat een tiental bijdragen,
waaronder een „In memoriam professor
dr. C. D. J. Brandt", een bespreking
van de Russische tentoonstelling in het
Haagse Gemeentemuseum, die al meer
dan vijftigduizend bezoekers heeft ge
had, de rubriek „Weerspiegelingen"
met bijdragen van lezers, waarin pro
fessor dr. ir. R. J. Forbes, secretaris
van de Hollandse Maatschappij van
Wetenschappen, een interessante aan
vulling geeft op het artikel „De onder
gang van de wijnteelt in de Nederlan
den" uit het eerste nummer. Verder
treft men de volgende grote artikelen
aan: De veepest, in Nederland in de
achttiende eeuw, Maximiliaan II Ema
nuel van Beieren, Historische aspecten
van de Arthurlegende, Voeding en
dieet in het Ancien Régime. De ge
vangene van de Mont-Saint-Michel,
De slag bij Jutland en Het bedrijf van
schoolmeester in de eerste helft van
de negentiende eeuw. In een van de
volgende nummers kan men een arti
kel tegemoetzien over „Het goud van
Serooskerke" van dr. H. E. van Gelder,
directeur van Het Koninklijk Penning
kabinet, dat nu 150 jaar bestaat, „De
slag van Hastings", „De Duitse ge
schiedwetenschap in de ban van het
verleden", „De hongersnood van 1740",
„Het Gruuthuuse handschrift" en „Hoe
functioneerde een dorp in de achttien
de eeuw". Alle bijdragen zijn uitste
kend geïllustreerd en voorzien van een
uitgebreide litteratuurlijst.
WVVWVWVWWWVWWVVWWWWVWWVVWWVVVI
Ier en toehoorder met de nodige ge
spannen blikken, ongelovige blikken,
pinkelende blikken, elkaar voetstootjes
gevend van „nou komt het" bij een
onverwachte wending, en dan weer ge
boeid ons overgevend aan de ban van
al dit spookachtige. Als dit zijn hoog
tepunt bereikt in het klooster Maria
Erlrast en het pandemonium vrij spel
krijgt een ware holderdebolder van
vele spoken zijn we, ondanks alle
dwarsverbindingen (die met broeder Ja
kobus' beschermelinge Anni Tollinger
incluis) nog steeds in het onzekere,
maar dat het met Peter niet goed
kan aflopen is buiten kijf. Nu, hij
stort zich tijdens een bergtocht in een
afgrond of hij laat zich gewillig val
len.
Het slotpaneel van dit drieluik ont
hult de achtergrond van Peters onher
stelbare trauma, de achterzijde dus van
zijn scheefgehouden hoofd. Gegeven
was het spook, te bewijzen was de tra
giek. Nu die is er wel! Die is er hon-
derdduizendvoudig Geweten, schuld,
médeschuld, oorlog en wat des oor-
logs is werkt daar niet scheutig mee.
Maar vóélen we nu ook die tragiek, of
wordt ze overspeeld door Vestdijks fa
belachtige techniek? Ik ben er niet he
lemaal zeker van dat het niet meer om
het spel dan om de knikkers ging. Dat
spel is trouwens meesterlijk genoeg.
Ik was ditmaal wat geheimzinnig.
Dat kon niet anders. Vestdijk moet
zélf uit zijn school klappen.