Imitatie-vulkaan voor nieuwste „007"-film kostte f 3.5 miljoen MOEDWILLIG of MISGREEP? Dubieuze roman van Ward Ruyslinck James Bonds duurste speelgoed: Litteraire Kanttekeningen 16 ZATERDAG 26 NOVEMBER 1966 Erbij «lilsüé 1 v IS WARD RUYSLINCK met zijn jongste verhaal van de „Golden Ophelia", dat dezer dagen als Marnixpocket (Uitgeverij Manteau, Brussel/Den Haag) verscheen, welbewust een nieuwe ontwikkelingsfase van zijn schrijverschap binnengegaan? Die vraag dringt zich ietwat pijnlijk op bij een vergelijking van dit nieuwe prozawerk met zijn voorafgaande boeken. De persoon lijke inzet is onveranderd gebleven: de zevenendertig- jarige Vlaamse auteur is en blijft (gelukkig) de ge- engageerde prozaïst die niet over rozegeur en mane schijn wil schrijven in een wereld waarin de dodelijke mechanisatie de menselijkheid heeft afgekoeld tot het nulpunt van onverschilligheid en van wat er verder alzo gaande is om te bevestigen dat als het er op aan komt de mens als voorheen den mens een wolf is. Even als in „De ontaarde slapers", „Wierook en tranen", „De stille zomer", „Het dal van Hinnom" en „De paarde- vleeseters", tornt hij in „Golden Ophelia" op tegen het veelkoppige „menselijk tekort". Maar hij heeft en vandaar dat ik van een pijnlijke vraag spreek óf een compositieprocédé toegepast dat met een naïef-lijkend, maar schrijnend-werkend raffinement goed en kwaad tegen elkaar uitspeelt, óf zich op het effect ervan ver keken en het niet verder gebracht dan een sprong in een tragi-komedie, die bedenkelijk dicht aan het melo dramatische grenst. C. J. E. Dinaux NM>^X - X-S". •-> \XV>X«^X"-xyx>\'.V.V.V Ken Adams, de man die ook het fantastische decor van Fort Knox voor de James-Bondfilm „Goldfinger" ontwierp, by de maquette van het meest opzienbaren de werkstuk dat hq ooit afleverde. (Van onze correspondent) LONDEN. „Het is het meest fantastische, meest spectaculaire, meest ingenieuze maar daarnaast ook duurste speelgoed, dat James Bond ooit ter beschikking is gesteld". De man, die dat op rustige wqze vaststelt in een gigantisch decor, het inwendige van een Japanse vulkaan, dat sedert mei in de Pinewood-filmstudio's nabij Londen is opgetrokken, maakt de indruk van een bescheiden, geïnteresseerde bezoeker te zijn. Een laco nieke Londenaar, die een dagje is komen kijken en daartoe zqn schoenen behoedzaam tussen de kabels, zetstukken, linnen sterrenstoeltjes en andere film- requisieten plaatst. Drie grote mannen achter de nieuwe James-Bondfilm „You only live twice": Ken Adams (links), producer Harry Saltzman (midden) en regis seur Lewis Gilbert (rechts). V y. i& Het decor als ontwerp in de werkkamer van de ontwerper Ken Adams. WANNEER zich in de altijd weer chaotisch lijkende drukdoenerij op de filmset echter een ogenblik voordoet, dat ergens in de hoogte een camera man het sein geeft, dat er wat hem betreft wel weer eens een paar meter celluloid belicht kunnen worden, is hij opeens de spil van het gebeuren: Le wis Gilbert, de man die met dit dure speelgoed mag spelen, die van de pro ducenten, Harry Saltzman en Albert R. „Cubby" Broccoli, als regisseur de verantwoordelijkheid voor hun vijfde James-Bondfilmavontuur heeft gekre gen. Dat betekent dat de laconieke Gilbert, die de megafoon om de im mense ruimte op de set te beschreeu wen slechts met tegenzin ter hand schijnt te nemen, in deze dagen zijn potlooddunne sigaartjes loopt te roken in een decor dat net zoveel heeft ge kost als de hele film „Dr. No", waar mee het gouden 007-avontuur van Saltz man en Broccoli enkele jaren geleden begon: drieëneenhalf miljoen gulden. „Het is natuurlijk enorm, met zo'n decor aan de gang te mogen", zegt hij nog eens, terwijl het dak van de in de kraterruimte gebouwde raketbasis automatisch openschuift en de enige tijd geleden binnengevlogen helikopter zijn wentelwiek weer in beweging brengt om op het sein „action" weer uit de „krater" te vliegen- Peinzend kijkt Lewis Gilbert even een met in felkleurige overalls gestoken Japan ners bemand monorailkarretje na. ,;Eigenlijk staat daar dan ook de ster van de film" wijst hij, gebarend naar een zwartharige man, ontwerper Ken Adams, die de activiteit rondom met argusogen gadeslaat: wiens fan tasie hier tot leven komt, want hij is ruim 45 jaar geleden in Berlijn gebo ren, sedert 1934 in Engeland en in de oorlog de enige Duitser in de Royal Air Force. Nu al sedert jaren zijn als afgestudeerd architect opgedane ken nis in dienst stellend van de film en na een groot aantal opmerkelijke pres taties als art director in films als „Captain Hornblower", „Around the world in 80 days" en „Dr. Strangelove" de laatste tijd ontwerper van de steeds fantastischer wordende decors voor de Bondfilms. Het geheim van de man, die het de cor van Fort Knox ontwierp voor „Goldfinger", die de spectaculaire set-up bedacht voor James Bonds avon turen in „Thunderball" en die nu het grootste en meest complexe filminte rieur heeft ontworpen, dat ooit in Europa is gebouwd, is in een paar woorden onthuld: „Het is allemaal fan tasie, maar ik ga er altijd van uit dat het mogelijk zou moeten zijn. Zo ook in deze Japanse krater: het zou moge lijk zijn dat een dergelijke raketbasis in de krater van een echte vulkaan werd gebouwd". OP DIE VULKAAN richt James Bond in deze nieuwe Ian Fleming ver filming „You only live twice" zijn niet geringe activiteit. Want daarin hebben de internationale boeven van Spectre, de misdadigersorganisatie, die hij al enkele malen te glad is afgeweest en dat ongetwijfeld weer zal zijn een lanceerinrichting voor raketten geïnstalleerd, waarmee zij ernstige verwikkelingen tussen Oost en West op het oog hebben. Als de Amerikanen weer een ruimteschip hebben gelan ceerd zal dat vanuit de geheimzinni ge krater in Japan worden onder schept en worden vernietigd met een raket die Russische kentekens draagt. Als de Russen er nietsvermoedend weer een omhoog hebben gestuurd zal de „Stars and stripes" op het Spectre- moordwapen geschilderd staan. U voelt wel, dat is teveel voor 007. Een James Bond, die weer door Sean Connery zal worden gespeeld, maar die toch wat anders zal zijn dan wij hem uit zijn vorige films kennen. „Ik wil hem wat menselijker, wat minder keihard maken", zegt Lewis Gilbert, (wiens volgende film de verfilming van „Oliver" zal zijn) „hem een beet je meer humor meegeven". DAT IS DAN groot nieuws over de ster van een filmserie die in de laatste jaren een van de meest succesvolle van de hele wereld is gebleken. Een hoedanigheid, die Connery in „You on ly live twice" overigens zal moeten delen met een decor dat met zijn 42 meter hoogte ver uitsteekt boven de omringende studiogebouwen in Pine- wood, waarin meer stalen buizen zijn verwerkt dan nodig waren om het Hil ton hotel in Londen te bouwen, waar- In de Londense Pinewood- studio's is het grootste decor ge bouwd dat ooit in een Britse stu dio werd vervaardigd. Er werd een Japanse vulkaan nagebootst met zo'n grote ruimte erin dat een helikopter er met gemak in en uit kan vliegen. Dat gebeurt dan ook echt in de nieuwe James-Bondfilm: „You only live twice". VOORTREFFELIJK geschreven fragmenten typische genretafereel tjes zijn er in „Golden Ophelia" genoeg. Aan grimmige uitvallen tegen de menselijke staat die wij voeren ontbreekt het evenmin. Maar deze ge- engageerde critiek, die de mensenmaat schappij in staat van beschuldiging stelt, heeft een humoristisch-ironisch, een satirisch-karikaturaal accent ge kregen (met bijgeluiden van het bijna theatrale), dat in vroeger werk niet of althans niet zo scherp toegespitst voor kwam. Humor is allicht een vorm van agressie, van ontlading door middel van de lach. Denk aan de onsterfe lijke Schweik van Jaroslav Hasek, de brave soldaat van de eerste wereld oorlog, die door zijn quasi-onnozele argeloosheid de doortrapte „kadaver- discipline" van het militaire apparaat (mechanisatie in optima forma!) in de luren legt; denk aan Charley Chaplin. Beiden zijn „underdogs", verschoppe lingen, „verliezers" zou Anna Blaman zeggen, als dupe van hun afzijdigheid van het bedrijf van het kwade. Men lacht om hun fratsen, hun grimassen, hun domme goede trouw, maar wie góéd lacht weet waaróm hij lacht: het is een tragi-komedie die zich afspeelt. Zo iets moet dunkt me, Ruyslinck voor ogen gestaan hebben bij de creatie van zijn Stefan Pielek, de hoofdfiguur uit „Golden Ophelia". Daar staat hij, op de eerste bladzijde al, in een ietwat Kafka-achtige situatie voor de politie commissaris om verhoord te worden vanwege een poging tot zelfmoord waarvoor hij bij de bevoegde instantie geen officiële toestemming op het daar voor bestemde formulier heeft aange vraagd. Dat kan, dat móét met het oog op recidive alsnog geschieden, en het gebeurt ook (burlesk tafereel tje)) door invulling en ondertekening van een „model AZ 31", waarna Ste fan Pielek zich als een dode met ver lof kan beschouwen zolang de goed keuring niet is afgekomen. Als tijdens deze inleidende scène, waarin we met de genaturaliseerde Pool Stefan Pielek, bloemist van be roep, negenentwintig jaar oud, onge huwd, „getrouwd met zijn bloemen", levensmoe, lijdzaam, buitengesloten, kennismaken, doen zich in de humor verschillende graden van het komische voor op een niveau alleen de Rus sen (Tsjechov in zijn jeugdverhalen) vertelden zo dat het beste doet ver wachten van de ontwikkeling van het thema. Dat Ruyslinck gebruik zal maken van het „effect" der tegenstellingen, dat hij goed en kwaad, het argeloze en het perfide, het goedwillende en het boosaardige, tegen elkaar zal gaan uit spelen, staat dan al wel vast. De vraag is hóé, en dat hoe is voor mij toch nog, ondanks alle schrijfvaardig heid en scherp-getekende, raak-type- rende tafereeltjes, een dubieuze zaak. Want hoe is Ruyslinck te werk ge gaan? Hij heeft ik wil aannemen opzettelijk alle nuanceringen wegge laten, alle overgangen tussen het goe de en het kwade uitgevlakt en alleen de absolute tegenstellingen als zwart tegen wit laten staan en zo sterk aan gedikt, dat zowel het een als het ander, de oprechte rechtschapenheid en de gewiekste verdorvenheid, uitmonden in het absurde. Stefan wordt absurd in zijn ontgoochelde geluksdroom, die niettemin droom, verlangen, vluchtha- ven blijft (de wereld van zijn bloe men); zijn belagers worden absurd door de volstrektheid van hun door de maatschappij en de moraal gesanctio neerde laaghartigheid. Was een toespitsing van deze absur diteit Ruyslincks bedoeling, wilde hij zo iets als een supersatire schrijven, een farce met een bittere nasmaak, een tragi-komedie waarin het tragische overtroefd wordt door het bespottelij ke, het komische getemperd en ten dele teniet wordt gedaan door het me lodramatische? We kennen nu eenmaal Laurence Sterne's meesterlijke „Tris tam Shandy", die het ons moeilijk maakt om in dit door hem onnavolg baar bespeelde genre géén vergelijkin gen te maken. RUYSLINCK laat zijn Stefan Pielek tijdens de dagen van zijn doodsverlof in een snelle opeenvolging van tafere len een aantal ervaringen „opdoen", die in hun zwart-wittegenstelling de in druk maken van een opgelegd pandoer- spel, tot op het koddige af. In alle si tuaties wordt hij als geboren banneling van het goede in de wereld van het kwade geconfronteerd met het bedrog, de leugenachtigheid, de hebzucht, de domme maar sluwe geldmacht, de zelf zucht, de paringsdrift, de onverschil ligheid, de zelfverheffing, en steeds is hij de verdachte, de verradene, de dupe, de edelhartige domoor, zó goed en zó argeloos dat nauwelijks aange nomen kan worden dat Ruyslinck hem niet geïroniseerd zou hebben (als iro nie van de ironie, en dus als bittere ernst) tot een representant van het on- aan behalve 700 ton bouwstaal, meer dan 200 ton pleisterwerk is besteed en dat overdekt is met zoveel canvas, dat er vierduizend tenten van gemaakt hadden kunnen worden. lltlHIilütlillSlliüMIliiliEUiiilUtlltiSSHillillUBIIUIHHtllHlIIIHillliillHIHI mogelijk-goede. Bijna ben ik geneigd aan te nemen, dat Ruyslinck zichzelf heeft geïroniseerd en daarmee zijn boek. Dat zou de gunstigste interpreta tie zijn die ik aan Ophelia zou kunnen geven, maar is het de juiste? Steekt er niet te veel goodwill in? Ik twijfel. Terug naar Stefan. Ik kan niet al zijn belevenissen hier samenvatten die hij in enkele dagen tijds als evenzo veel bijdragen tot zijn levensontgoo cheling van Ruyslinck te incasseren krijgt. Maar hier zijn dan enkele van zijn triest-zielige avonturen. Een klant voor wie hij vanwege een beroep op de christelijke naastenliefde te mid dernacht zijn bloemenwinkel opent geeft hij zijn mooiste rozen cadeau en terwijl hij ze inpakt ziet de bezoe ker kans er nog wat bloemen bij te stelen. Als Stefan op een zonnige zon dagmiddag als verloren mens door het park wandelt knielt hij bij een bloemenperk neer, strekt hij zich uit om de aarde te ruiken en een ogen blik gelukkig te zijn met de geur van de bloemen. Een passerend paartje wil hem bestelen, spelende kinderen willen hem in de vijver gooien, want hij ligt daar voor dood; en als hij verder wandelt wordt hij door de va der van die lieve kindertjes bijna als louche loerder op jongens afgeran seld. In een vervallen kerk, die voor afbraak bestemd is, betrapt hij per ongeluk in de vermolmde biechtstoel een vrijend paartje en wordt hij voor „voyeur" gehouden. En zo gaat het voort: een aaneenschakeling van ko- misch-wrange tafereeltjes, haast onge loofwaardig in hun opzettelijkheid, een parodie van de werkelijkheid mis schien. DAN ALS CLIMAX de idylle van een etmaal, de ontmoeting mét en liefde vóór en van de hem onbekende Emmy, die hij is gaan bezoeken om haar de dood te berichten van haar grootmoeder, die hij door een dolle mensenmenigte („wielrennersfans" en toestromende feestlustigen) heeft zien doodtrappen. Eén etmaal is Emmy het toonbeeld van lieftalligheid en on schuld, is ze de schoonste der bloemen, de „Golden Ophelia", edel als de theeroos die zij, bloemenlief- hebster, gekweekt heeft. De volgende dag bedriegt ze Stefan met een Pool se legatieraad, die „behulpzaam" is geweest bij de administratief onmoge lijke annulering van de officiële toe stemming tot zelfmoord. Enfin, als Stefan (door omkoping) door de poli tiecommissaris is ontslagen van de zelfmoordplicht is Ophelia verwelkt uit de handen van de diplomaat gekomen. Wat wil men dan nog? Wat wil IK dan nog? Aannemen dat de opzettelijke opzet van Ruyslincks „Golden Ophelia" in een volgend boek geen aanleiding geeft tot de vraag: wat is dit, moedwil of misgreep?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1966 | | pagina 16