3?^ Weerzien met Algerije mm. 6 WOENSDAG 4 JANUARI 1967 mmm ONDER HET ZAND en de stenen van de grootste woes tijn ter wereld moet een schatkist liggen die menig land'het tot nu toe doodarme Algerije kan benijden. Wie olie en gas bezit kan tenslotte de toekomst rustig onder het oog zien, mits ja, mits er niet elders al te veel olie en gas gevonden wordt. Reeds lang ge leden hadden de Fransen bij Ed- jelé, aan de Lybische grens, en ten westen van Tunesië, bij Hassi Mes- saoed, olie gevonden; wel niet veel maar toch in ieder geval hoop gevend. De laatste jaren is daar verandering in gekomen. Niet al leen olie, maar ook gas blijkt in duizelingwekkende hoeveelheden aanwezig te zijn, genoeg om het hele land economisch tot bloei te brengen. ;ypi' ::t:e Bob Tadema Sporry Rond de oasestad El Oued (links boven) liggen de „tui nen" in zestig meter diepe kuilen door de steeds zakken de ondergrondse waterspiegel. In de kuil zijn de putten 15 meter diep. Stervende oase. Nog houden de dadelpalmen stand tegen het zich ophopende zand, maar lang zullen zij de strijd niet meer volhouden (rechts boven). Auke Tadema schetste dit tweemans-woestijnorkestje en hun jeugdige toehoorders (midden). iMHfrnftn De beide voorgaande arti kelen werden geplaatst 19 november en 10 december van het vorig jaar. HONGERENDE WOESTIJN VOORAL de voorraden gas lijken voor Algerije heel belangrijk te zijn. Het zou kunnen voorzien in een zeer grote behoefte: energie ter vervanging van de veel te dure elektriciteit, die de ontwikkeling van het land blijft tegen houden. Het gas kan de petrochemie op gang helpen. Met het gas kan men de ontbrekende cokes vervangen voor de ijzermijnen van Colomb-Béchar en Tindoef. Het zuiveren van het erts kan daar nog altyd niet ter plaatse gebeu ren, omdat kolen en cokes ontbreken, en de aanvoer daarvan is zo duur dat de exploitatie van die rijke mijnen on uitvoerbaar blijft. Wil men de ge droomde staalindustrie aan de kust tot een realiteit maken dan zal de ijzer winning met minstens 100 percent om hoog moeten gaan. Waar echter meer landen in Afrika over ijzererts beschik ken, zoals Mauretariië en Liberia (die bovendien zeer gunstig liggen voor de export), daar is de ontwikkeling van de Algerijnse ijzermijnen een hachelijke affaire. Algerije slijt nu zijn ijzer aan landen als Bulgarije tegen afbraakprij- zen, waar niemand beter van wordt behalve de Bulgaren. Zou nu het gas naar de mijnen gebracht worden wat zeer wel mogelijk is dan kan men het aantal arbeiders, nu ongeveer 3500 aanzienlijk uitbreiden. Helaas moet men rekening houden met de slechte verhouding met de volgens de kranten teerbeminde „Islamitische broederlan den", waar men in werkelijkheid tel kens mee overhoop ligt. DE OLIE in Algerije heeft ook on aangename kanten. De ergste hiervan is het vervoer naar de kust. Tussen Sahara en kust ligt namelijk het At lasgebergte, een geduchte sta-in-de weg. Men bezit nu echter twee zeer kostbare pijpleidingen. De eerste gaat via Tunesië naar de havenstad La Skira. De tweede ligt op eigen terrein en voert naar de havenstad Bougie. In Algiers bevindt zich een raffinaderij, waar de ruwe olie verwerkt wordt. Tevens worden hier de gasmassa's van Hassi M'rel een andere vindplaats gezuiverd en bewerkt. IN DE PIJPLEIDING naar La Skira schuilt een bron van ellende, want nu heeft men in Tunesië ook olie ge vonden en de regering blijkt boze plannen te hebben met de door Algerije betaalde pijpleiding. Dat ervoeren we in een gesprek met een hooggeplaatst Tunesisch ambtenaar. De pijpleiding van La Skira, zo verzekerde hij ons, komt Tunesië wel van pas, want indien „het kraantje aan de grens" wordt dichtgedraaid, dan kan er door die lei ding voortaan alleen nog maar Tune sische olie naar La Skira vloeien. Het werd als grapje verteld, maar men kan er van verzekerd zijn dat de Tune- siërs eventueel niet voor een naasting van andermans pijpleiding zullen te rugdeinzen. OOK IN LYBIë zouden onvoorstel baar rijke bronnen van gas en olie zijn aangeboord; naar beweerd wordt van nog hoogwaardiger kwaliteit dan die van Koeweit en Saoedi-Arabië en dat wil wat zeggen!' Hoe reageert de rest enorme winsten gaat de neuzen der Saharabewoners voorbij. IN DE OASEN is zoals altijd armoe troef. Het is zelfs nog erger dan vroe ger. Men kan de Fransen van alles in de schoenen schuiven, maar hun be leid in de Sahara was zo slecht nog niet. Er was medische hulp, er waren scholen, er kwam geld om te helpen. Nu is er van dat alles niets meer. Wat er allemaal ontbreekt op het gebied van landbouwhulp, medische zorg en onderwijs is om moedeloos van te wor den. De 10.5 miljoen inwoners van Al gerije beschikken over nog geen 1500 artsen, dat is 1 op 7000 inwoners. In de verzout en in het eens rijke Touggourt ontbreekt het kapitaal, nodig om de riskante dadelindustrie in leven te houden. ER ZIJ VAAK de meest fantastische plannen gemaakt om de Sahara te doen „bloeien", xoals men dat noemt. De droeve waarheid is dat dit onmoge lijk blijkt. Dit dode gebied is onvoor stelbaar onvruchtbaar met uitzonde ring van enige kleine gebieden. Geen water en geen kunstmest zullen van de beruchte Grand Erg, een zandgebied met een doorsnede van 700 km; of een Hamada. een steenwoestijn als het be ruchte Plateau Tademaïet; of een soort V een oase doen: pepertjes en kool, uien en prei, tomaten en kalebassen. Daar bij kwam tarwe en gierst. Houdt men het irrigatiesysteem perfect in orde dan kunnen onder de dadelpalmen, die als schaduwbomen fungeren, zeer rede lijke moestuinen worden aangelegd. Ook met fruit is heel wat te bereiken. Druiven, granaatappels en citrusvruch ten kunnen er gedijen. DE DOOR de paters gebouwde land bouwscholen zijn verdeeld in drie ty pes: één voor kinderen, één voor vol wassenen en één voor nomaden die IN HET ZUIDEN van Algerjje, ertoe behorend maar er in wezen geen deel van uitmakend, ligt dat on metelijke gebied dat men populair pleegt aan te dui den als „die grote bak vol zand". Eens heeft men er in politieke kringen hard om gelachen dat Frankrijk met die zandbak kwam te zitten en er miljarden franks en een onvoorstel bare massa arbeid aan spendeerde. Die tyd is ech ter lang voorbij. van de oliewereld hierop? Hoe denken Arabië, Rusland Iran, Midden-Ameri- ka hierover? wat gaat men doen met dergelijke hoeveelheden? Blijven het voorlopig reserves? wordt het niet hoog tijd dat de Noordafrikaanse staten zich nu eindelijk eens aaneensluiten en het met elkaar eens worden over hun gedragslijn, in plaats van elkan der te hooi en te gras in de wielen te rijden? 0 0 WIE WORDEN er nu eigenlijk beter van gas en olie? Hebben de bewoners van de Sahara, die altijd honger en ellende als hun gezellen telden, er ook profijt van? En hoe ver gaat dat pro fijt? Helaas, ziet het er voor de oasebe woners voorlopig nog somber uit. Zelfs op de plaatsen waar olie gewonnen wordt heerst alleen welstand en hoe! bij hen die regelrecht bij de winning betrokKen zijn. Het boorper- soneel dus. Zij doen specialistenwerk en genieten dus van hoog tot laag enorme inkomens. Men kan alles laten komen en men doet het dan ook. Het kan zo gek nog niet wezen of de vlieg tuigen voeren het aan. Men kan im mers die krankzinnige prijzen betalen. In de oase is natuurlijk niets van die artikelen te vinden en men impor teert ze dan ook regelrecht van de kust naar het kamp. Die hele handel met Sahara leven ongeveer 600.000 mensen en die hebben praktisch helemaal geen artsen. Het aantal medische studen ten 500 in getal is ook al niet geschikt om hier voorlopig verbetering in te brengen. ER HEERST HONGER in de Sahara, op grote schaal zelfs. Op zijn best is de samenleving in een oase een uiterst labiel geval. Eén slechte oogst, een sprinkhanenplaag, een korte periode slecht weer, dat alles neemt meteen de vorm van een hongersnood aan. De on dergrondse waterhuishouding is zo cri- tisch, dat de geringste verandering fa tale gevolgen kan hebben. Meer water in de ene oase betekent minder wa ter en dus de ondergang voor de andere. De grote oase Touggourt is daar een schoolvoorbeeld van. Vóór de revolutie had Touggourt een schit terende dadelstand. Om die uit te brei den tot anderhalf miljoen palmen ont trok men extra water aan de woestijn door het slaan van artesische putten met een reusachtige capaciteit, want het waterbekken onder de grond is hier zeer groot. Maar.om Touggourt heen stierf de ene kleine oase na de an dere door watergebrek en nu zit men met de brokken. De bloei van Toug gourt is voorbij: de oasen rondom blij ven dood, door niemand deze nieuw leven kan inblazen. De grond is totaal maanlandschap als de zand- en steen vlakte Tanezrouft (800 km. breed) ooit een bloeiend land kunnen maken. In de meest letterlijke betekenis van het woord is de Sahara hier dood, óp, ver sleten tot in het merg. Alleen daar waar onderaardse weterbekkens al lemaal precies bekend of onderaard se rivieren lopen zoals bij de Saoera, daar kan men door putten aan te leg gen de aarde enigzins bewoonbaar ma ken. WAT de oasen vooral ontberen is onderwijs. Alle scholen schijnen in een desolate toestand te verkeren, maar het meeste nodig zijn goede landbouwscholen. Zij die dit aangepakt hebben zijn de witte paters in de oase Laghouat, die vóór de revolutie een van de beste was met een fraaie dadel stand en een behoorlijke handel. De witte paters hebben er een soort land- bouwgemeenschap gesticht. Men is be gonnen de grond terdege te bewerken en een uitgebreid irrigatiesysteem aan te leggen. Daarna werden er bomen ge plant, vierhonderd stuks bomen die het kunnen uithouden in de woestijn: eucalyptussen, tamarines (géén tama rindes zoals vaan foutief wordt gezegd, want dat is een tropenboom die veel regen vraagt) sycomoren en dergelijke. Ook werden er proeftuinen aangelegd want er zijn groenten genoeg die het in het zwervende leven willen ruilen yoor een gevestigd bestaan in de oase waar ze overigens niet al te welkom zijn. De rivaliteit tussen nomaden en oasebewoners is altijd heel groot ge weest en er is heel wat diplomatie voor nodig om ze in vrede naast elkaar te doen leven. De laatste school heeft nu twintig nomaden afgeleverd, die een nieuw bestaan gaan opbouwen. Daar naast heeft men 170 gezinnen kunnen installeren, die te gronde dreigden te gaan door de burgeroorlog, het zeer slechte klimaat van de afgelopen jaren en de daaruit volgende misoogsten. TENSLOTTE is er nog een onmis bare dienst die men nieuw leven in wil blazen:de bestrijding der sprinkhanen die de laatste tien jaren weer heer en meester van de Sahara zijn gewor den. Na het verbreken van de be- strijdingsketen, die van Tunesië via Algerije naar Marokko liep en die al leen door de nauwste samenwerking en de grootste toewijding effect sorteren kon, nam de sprinkhanenellende hand over hand toe. Streek een wolk van die knagers neer op de tuintjes van een oase dan was de honger meteen een afschuwelijke realiteit, zelfs al kon men het leven een tijdje rekken op ge roosterde en tot een soort riekende pasta gewreven sprinkhanen. Gelukkig hebben Franse geleerden de bestrijdingsketen weer hersteld. Met intensieve hulp van de bevolking iz men erin geslaagd de dreigende zwarte sprinkhanenwolken uit het zuiden na jaren opnieuw het hoofd te bieden. HET IS te hopen dat de bevolking van de Sahara, waar het gemiddelde jaarinkomen van 120 gulden per gezin tot de laagsten ter wereld hoort, in de toekomst zal kunnen delen in de olie- en gaswelvaart. Hoe groot de armoede is blijkt duidelijk uit het steeds verminderende aantal lucht lijnen. Vroeger kon men vrijwel iedere oase minstens eens in de week per vliegtuig bereiken. Nu zijn het er nog maar een handjevol en dan natuurlijk alleen de oasen, die belangrijk zijn voor de olie. De schone droom, het vliegveld Maison Blanche van Algiers te maken tot een knooppunt van in ternationale lijnen door Afrika, iz nooit bewaarheid. Wat heeft men in Algiers te zoeken? Voorlopig nog niets dat men in Tunis niet eerder vinden zal. AL MET AL ziet het er in Algerije weinig rooskleurig uit. Van het eens redelijk welvarende land is weinig over. Er heerst een regelrechte dicta tuur die van geen compromis met an dersdenkenden weten wil. Er gaapt een brede kloof tussen middenstand en arbeiders. Buitenlands kapitaal blijft weg uit angst voor naasting van de industrieën. Het land is onbetaal baar voor toeristen, tenzij men met sociaal groepstoerisme zou beginnen, wat weer een zeer grote investering in hotels en vervoermiddelen zou eisen. En wie moet dat betalen? Ondanks het feit dat Boumédienne een integer man is, zij het met beperkte inzichten op politiek en economisch terrein en met een groot gebrek aan psychologisch inzicht, heeft hij het vertrouwen van zijn volk nog niet ge wonnen en regeert hij dankzij zijn hem zeer toegedane legers, wat altijd een gevaarlijke basis is. Boumédienne doet meer dan lonken naar de communisti sche landen. Hij beschouwt Algerije als een communistisch land, al noemt hij het dan socialistisch. Een militaire dic tatuur lijkt tenslotte weinig geschikt om een tot op de grond afgebroken land weer tot de welstand te brengen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 6